BONDIG commentaar Zuid-Nederland is gereed voor Prins Willy I vaan Groet MestreecH« I 3 grr 'i J^- Prinsen staan klaar om het bewind over te nemen Beter lustig Carnaval es e gans jaor sjagrijn! Markies van Zeutholt tot Sokkerpaek Na 13 zege(n)rijke jaren doet Prins NiIles troonafst0' Ai A? ken"" dat*üeX Ai ,ld V;,/ Super rij bewijs Goed nieuws voor de missie Gemengd zwemmen Prins Joop I is rustig en secuur ZATERDAG 15 FEBRUARI 1953 (Van onze speciale correspondent) BERGEN OP ZOOM (Krabbengat), „Het convenieert mij thans niet. Ik ben aan het dicteren. Maar, komt u naar Hotel De Draak te Bergen op Zoom, dan zal ik u ontvangen." Dat zei ons (telefonisch) mr. Becht, directeur van de N.V. Vrumona te Bunnik. Dit naar aanleiding van onze vraag „Blijft u inderdaad geen Prins Carnaval?" „Neen, ik ga naar de maan. vingen we nog op. Eenmaal in De Draak werd met het zakelijke noch met het carnavaleske de „draak" gesto ken. Hier, temidden van le vensgrote carnavalsdraken te- gén de wanden, troffen we in de persoon van diezelfde se rieuze mr. Becht, Nillis I. Prins der Zotheid bij de gratie van de Krabben en Krabbekes enz. enz., onder het motto; „Agge mar leut et!". delf sf.f z0V#tfi hi tetf./A Me' A Een jaar geleden ongeveer hebben wij eens in een artikel betoogd, dat het in strijd zou zijn met de Grondwet, eisen van bekwaamheid te stellen voor het geven van auto-, motor-, en scooterles- sen. Dit op grond van art. 208 van de Grondwet, dat onder lid 2 zegt: „Het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezicht der overheid en bo vendien, voor zover het vormend zowel lager als middelbaar onderwijs betreft, behoudens het on derzoek naar de bekwaamheid en de zedelijkheid van de onderwijzer, een en ander bij de wet te regelen". Onze beschouwing was een reactie op de uit slag van een proefproces te Gouda, waarbij de Goudse kantonrechter in verband met een ge meenteverordening de vraag kreeg voorgelegd of het geven van rijlessen zou zijn te binden aan overheidsregelingen, c.q. wetten, die dus niet in strijd zouden zijn met art. 208 van de Grondwet. Het Goudse vonnis was bevestigend. Deze zaak is inmiddels tot in hoogste instanties uitgevochten. Eerst is nog het advies gevraagd van enkele hoogleraren in het Staatsrecht en ten slotte is de Hoge Raad tot de beslissing gekomen, dat art. 208, lid 2 van de Grondwet de vrijheid van onderwijs waarborgt en ook van toepassing is op het geven van rijlessen. Het vonnis van de kantonrechter te Gouda werd dus vernietigd en de Goudse verordening voorzover deze het rij schoolwezen regelde niet van kracht verklaard. Thans echter schijnt men ten departemente doen de om, met behulp van een wijziging in het We- genverkeer Reglement, alsnog „eisen van be kwaamheid", welke de grondwet verbiedt, binnen te smokkelen. Voor degene onder wiens toezicht een ander een motorrijtuig bestuurt", wil men een bewijs van «bijzondere rijvaardigheid verplicht stellen. Hierdoor worden in feite alleen de rijles gevers getroffen. Het argument daartoe is, dat de veiligheid van het verkeer zulks zou eisen. Nu is dit laatste, naar het ons voorkomt, een vrij loze bewering. Wij hebben de stellige indruk, dat van de talrijke in deze kolommen vermelde verkeersongelukken, er vrijwel nooit een door een lesauto veroorzaakt is. Daarmee komt het veilig heidsargument al direct te vervallen. Iets anders zou het zijn, indien men met het oog op de verkeersveiligheid in het algemeen alle rijexamens verzwaarde. Nu eist men echter van één bepaalde categori een soort superbewijs op grond van argumenten, die niet ter zake die nen. Dat is op zichzelf al een discriminerende wijze van wetgeven, waarvan wij ons nauwelijks kunnen voorstellen dat zij de instemming van de huidige minister van Verkeer en Waterstaat zou verwerven. Waar deze procedure in feite een uif- holling van de grondwettelijke voorschriften be tekent, is zij uiteraard onverteerbaar. Natuurlijk zijn wij niet blind voor de wantoe standen, welke door de vrijheid van rijles-geven kunnen ontstaan en hier en daar ook feitelijk be staan. Maar het lijkt ons toch altijd beter ter sa nering van de rijschool-wereld naar andere mid delen dan het krachteloos maken van de Grond wet om te zien. De sanering moet komen van de bona-fide Rijscholen zelf, die in hun organisatie de kracht moeten zoeken om beunhazerij van hun erf te weren en die het publiek er met een goede campagne op moeten wijzen, dat het door gebruik te maken van rijscholen, die zich zelf aan verant woorde normen gebonden hebben, het meest ge baat is. „Karosi" en „Missapos" gaan nauw samenwer ken. Dat is goed nieuws voor de missie-actie in Nederland. Het is een logische stap in de ontwik keling naar een grotere concentratie van de mis siehulp. „Karosi" en „Missapos" waren zelf reeds uitingen van het verlangen naar een bredere aan pak en naar een minder door particularistische factoren bepaalde visie. Voor dit samengaan heb ben wij in dit blad kort na de oprichting van „Missapos" gepleit en dit resultaat verheugt ons dan ook zeer. Op een terrein, waar zowel geves tigde (en rechtmatige) belangen een rol spelen, houdt de organisatorische ontwikkeling lang niet altijd rekening met wat zich op een gegeven ogen blik als het meest wenselijke opdringt. Hier is dat echter wél gebeurd. Het door beide organisaties gezamenlijk uitge geven communiqué maakt een onderscheid in specifiek werkterrein. „Missapos", een orgaan van de verenigde orden en congregaties, heeft op de eerste plaats de zorg voor haar eigen mensen: de opleiding, de uitzending en de verdere verzorging van de missionarissen. Daarnaast komt voor haar de zeer zware zorg voor wat „de rechtstreekse missionering" genoemd wordt, m.a.w. de hulp aan de rechtstreekse zielzorgarbeid in de inheemse kerken. Het „Karosi" van zijn kant rekent het tot zijn taak in de steeds groeiende behoefte van apostolisch-ingestelde leken-deskundigen te voor zien en werkzaam te zijn op het terrein der z.g. „technical assistance". Het is duidelijk, dat op dit ogenblik deze taak verdeling in de praktijk nog niet altijd even ge makkelijk te verwezenlijken is. Het aantal leken, dat ten dienste van de bisschoppen der inheemse kerken werkzaam is, is nog veel te gering. In tal van missiegebieden moet veel van wat eigenlijk het werk van leken is nog verricht worden door missionarissen, religieuzen en inheemse clerus. Het behoeft geen betoog, dat de missieprocuren de verantwoordelijkheid voor deze activiteiten niet van vandaag op morgen van zich af kunnen stoten. Maar de in het communiqué gemaakte on derscheiding geeft een duidelijke lijn voor de toe komst, zodat een harmonische werkverdeling ge waarborgd lijkt. Het communiqué geeft bovendien blijk niet bij dit akkoord te willen blijven staan. Men streeft naar „een verdere coördinatie" van alle organen der missie-actie. Daar is, naar onze overtuiging, inderdaad alle reden toe. Zowel de steeds groter en gecompliceerder wordende eisen van het mo derne missie-apostolaat, als de omstandigheid dat er toch al zo'n zwaar beroep wordt gedaan op de offerzin der Nederlandse katholieken dringen in de richting van nog nauwere samenwerking. Het is dan ook te hopen, dat de getoonde bereidheid tot verdere coördinatie weerklank vindt. Een gezamenlijk optreden van „Karosi" en „Mis sapos" betekent ongetwijfeld nu reeds een aan zienlijke verruiming van de mogelijkheden om de geweldige problematiek, waarmee de Wereldkerk worstelt in Nederland beter bewust te maken en om de planning en uitvoering van de hulpactivi- tciten aan te passen aan de nood, waarvoor de encycliek „Fidei Donum" om aandacht smeekt. Voor een dergelijke grootse zaak loopi katholiek Nederland nog altijd warm. Dat is uit de eerste reacties-- op het „Vriendenkring"-initiatief van liet „Karosi" weer eens te meer gebleken. Het gaat er om dit élan te verdiepen en constructief op te vangen. Daarmee is men thans op de goede weg. Wie zijn het toch, die hoog verheven mannen, die drie da gen lang zullen regeren over de grote en kleine rijkjes vol dwaze mensen. Wij hebben en kelen van hen opgezocht en geïnterviewd, dat was deze week nog mogelijk. Tijdens hun ambtsperiode immers, zijn zij voor lieden met serieuze bedoelingen praktisch niet meer te benaderen. Gelukkig lukte het ons nog net. Het re sultaat vindt u op deze pagina. DOLL ZUID-NEDERLAND, februari 1958 (Van onze verslaggever) TIENTALLEN PRINSEN staan in het zuiden van ons land klaar om dadelijk als het startschot voor het Carnavalsfeest heeft geklonken, de heerschappij over te nemen. Maandenlang hebben de voorbereidingen geduurd: in kleine cstamineetjes werd onder druk gekout gestemd en gekozen, er werden dis cussies gevoerd over optochten en ontvangsten, er werden zelfs discussies gevoerd over de vraag, of het nog wel nut heeft Carnaval te vieren, maar het is tenslotte allemaal tot ieders tevredenheid geregeld. Daarom, wie de stilte zoekt, moet de eerste dagen maar niet naar het zuiden komen. In de ateliers is druk gewerkt aan de vaak enorme Carnavalspoppcn, die straks in de optochten zullen worden meegedragen. Kilometers draad, pakken kippengaas, honderden kilo's karton, och, we zullen u niet met cijfers vermoeien. Maar weet, dat alleen al in Maastricht vijfenzeventig mannen wekenlang in de weer zijn geweest om de komende optocht toch vooral niet alledaags te doen lijken. En thans is men er dan gereed voor de grote slag. De café-houders hebben de pluche-stoelen maar op de zolder gezet en hun zaaltjes gevuld met eenvoudig houten meubilair. De zakenlui hebben voor de eerste dagen maar geen afspraken gemaakt. Op zolderkamertjes zijn in het diep ste geheim de meest merkwaardige kostuums ontworpen, de huis vrouwen hebben zich er al op voorbereid, dat er in de komende dagen wellicht niet op tijd zal worden gegeten. Zo zijn er, diep in het zuiden van ons land, gezinnen, waarin men de maaltijden maar definitief van het programma heeft geschrapt. Op de kachel prijken twee pannen, één gevuld met erwtensoep, één gevuld met koffie. Wie hongerig is, neemt de ene pan, wie dorstig (of katterig) is, de andere. Hebben we de tekenen aan de wand goed begrepen, dan zal ook dit jaar weer uitbundig Carnaval worden gevierd. Overal zijn de feesten gedegen voorbereid. De tientallen garcn-en-band-winkeltjes. die in deze dagen plotseling officieel „masker-dealer" zijn geworden, heb ben goede zaken gedaan en tijdens de talloze vóór-carnavals heeft men voldoende gelegenheid gehad te repeteren. In de schuren en garages staan de optochten gereed. De prinsen borstelen voor het laatst hun gala-pakken af. De zuiderlingen zijn de afgelopen dagen vroeg naar bed gegaan. De bonte storm is in aantocht. Zondagmorgen om elf minuten over elf wordt het startschot gegeven; dan heffen de prinsen hun narren scepter en gaan de problemen voor drie dagen de doofpot in. ZIJNE HOOGLUSTIGHEID Prins Willy I Spaarbandicus Zegelarius is in deze dagen moeilijk te genaken. We kregen donderdag avond elf minuten voor een babbeltje. De prins was juist teruggekeerd van de spaarbank waar hij het dagelijkse brood verdient en had een klein halfuurtje voor zijn dagelijkse metamor fose: wit vest, rokkostuum, narrenmuts, scepter en decoraties aantrekken. Daarna wachtten hem de schoolkinderen van de Kruisherengang, de bejaarden van Calvarieberg, de pupillen van pater Castorius in de Stokstraat en de perso neelsleden van Vroom en Dreesmann. Het liet zich aanzien, dat de vorstelijke sponde wel een stuk van de nacht onbeslapen zou blijven. Het liet zich trouwens ook aanzien, dat de prinses en de vorstelijke zonen Stefanus, Laetus en Jeroen hun echtgenoot en vader voorlopig niet of slaperig zullen zien. De zonen vinden dat overigens helemaal zo erg niet Zij zijn op de bewaarschool plotseling in het bezit gekomen van een ongelofelijk prestige.... Maar goed, ter zake. Hoe staat Prins Willy ten opzichte van het leven? Zaterdagmiddag om 6 uur zal hij dat aan den volke vertellen, wan neer hij in de majestueuze hal van het stadhuis zijn troonrede uitspreekt. Natuurlijk wilde hij daar donderdag nog niets van verklappen. Maar een goed verstaander heeft slechts een half woord nodig. En op gevaar af de vrije toegang tot de Carnavalstempel te verliezen, willen we ons wel wagen aan enkele speculaties. Naar verluidt zal de prins enkele nijpende problemen van de stad Maastricht aan een nader onderzoek onderwerpen. De burgerlijke overheid der stad heeft een jaar geleden een proef genomen met het toelaten van gemengd zwemmen in de gemeentelijke baden. Kortelings werd medegedeeld, dat de proef geslaagd was. Hoera! Maar welk een ar gumentatie gaven B. en W. daarbij? De zwem- recettes waren bijna verdubbeld. Hetgeen Prins Willy de opmerking ontlokte, 'dat Maastricht beslist op de goede weg is, wanneer principiële problemen van morele aard kunnen worden opgelost op financiële wijze. Vervolgens zal de troonrede (vermoedelijk) ook nader ingaan op de voorgenomen demping van het kanaal Maastricht-Luik, geheten „de knaar". Men moet namelijk goed weten, dat deze demping een ernstige belasting zal betekenen van het gemeentelijk reinigingsbedrijf. De „knaar" is een zeer gemakkelijke en grote „drekbak", waar de bewoners van vele straten hun voordeel mee doen. Vooral wanneer om vangrijke stukken huisraad overbodig zijn ge worden, als daar zijn matrassen, kachels en leunstoelen. De traditionele schouwburg-paragraaf zal in de troonrede ontbreken, wellicht omdat daar al zóveel over gezegd is, dat een nieuw wijs woord toch niet zou baten Het spreekt vanzelf, dat de rede zal uitmonden in een brede oproep om mee te doen aan de „Vastelaovend". Wat dat nou precies is, dat weet Prins Willy ook niet. „Carnaval, dat zit ergens binnen in je" zegt hij „en dat moet je maar laten gebeuren, zoals het gebeurt. Er zijn mensen die menen over Carnaval boeken te kunnen schrijven. Dat is onzin. Het is iets heerlijks,, een soort extase, een bevrijding, een patent geneesmiddel van een heel jaar sjagrijn." We vragen hem nog even, of zijns inziens ook Hollanders carnaval kunnen vieren. Op die vraag moet hij wel bevestigend antwoorden, want met zijn Maastrichtse stamboom is het niet helemaal koek en ei. „Mijn Pa was(na pijn lijke aarzeling) een Hagenaar, maar ik ben in Limburg geboren! Ik draag wel nog een heel Hollandse naam. Aswoensdag heet ik weer Willy Kaasenbrood. Ja, geschreven met een K. Kaasenbrood, precies zoals je 't eet." illl^ „Agge mar leut et STEDJE VAN PLEZEER fe bruari Incognito in een witte jas en verdekt opgesteld tussen rolletjes behangselpapier, stapels zoethout en pijpdrop ontving ons Prins Joop I, Markies van Zeut holt tot Sokkerpaek, Baron Kwas toe Kwaskes, Groëtmeister op 't Plemeurmets en de Straffen Boe- lie enzovoorts, enzovoorts, aan de vooravond van zijn welvoorberei- de greep naar de macht, welke de Venlose Hoonderstal drie dagen onder een matig rechts bewind zal brengen. Leeftijd: 25, vrij gezel, burgerlijke staat: rechts half van VHC. Róókt niet, vloekt niet (behalve in tijd van flood) en drinkt niet (tenzij hij door dorst geteisterd wordt hetgeen nogal eens voorkomt). Op onze vraag, of Z.K.H. een blanco strafregis ter heeft en zo ja, waarom, wenst hij het antwoord schuldig te blij ven, aangezien hij bereid is, „id- derein in ós riëk te zulle opnee- me, dae van de Prins Carnaval gen kwaod wet". En de op niets gegronde bewering, dat bepaalde gebeurtenissen op Cape Carna val iets met hem zouden hebben uit te staan, wijst hij verontwaar digd van de hand, gezien het hier slechts een verwilderde tak van de familie betreft. Uit doorgaans troebele bron kan men horen verluiden, dat de rëchtshalfplaats van de Venloze Hockeyclub een broedplaats van prinselijke dynastieën dreigt te worden. Op deze plaats heeft Prins Joop de vroegere Prins Jack I opgevolgd en naar insiders beweren is zijn stijl er rustig en secuur, dit geheel in tegenstelling tot zijn prinselijk optreden, dat van een zwierige wildheid ge tuigd. Een en ander heeft men nog pas kunnen zien, toen de Groëtmeister op de Straffen Boe- lie zondag tussen twee Venlose carnavalsbals door samen met de zijnen het vijandelijke MOP met 20 op zijn nummer zette De Bazuin houde ons ten goe de, maar in de drie dagen, dat Joop I van plan is, een leven als een prins te gaan leiden, zal in het Venlose rijk van Jocussen en Jocussinnen geen blad zo stukge lezen worden als de „Traöt", staatskrant van het Jocusriëk, waarin Prins Joop I geeft „te ver- staon en neet te begriëpe": 1) dat hij zondagmiddag om 12 uur op het bordes van het stadhuis zal ver schijnen om zich te laten bekijken en bekletsen, waarna hij zal rond trekken om receptie te houden in het Concertgebouw; 2) dat maan dagmiddag een optocht van 34 nummers dóór de stad zal trekken waarvan volgens een van de vele eerbiedwaardige tradities, waar aan Limburg naar men zegt zo verknocht is, no. I zal bestaan uit het Begin en no. 34 uit het Einde; 3) en dat tenslotte dinsdag al wat boer en boerin is, verzameld zal worden voor de boerebroelof. Want om half vier dinsdagmiddag hopen „Nel van Baer van de Bóks en Sjraar de Maerel van Ria" op het stadhuis „in den önech" te worden verbonden. „Gaer bloome leever wors". Deze combinatie mag eenvoudig lijken, ze is het niet. Nu hij zich, sinds ruim een jaafl, metterwoon in Zeist (Bilthoven) heeft geves tigd, nu blijkt bet niet doenlijk meer om zich (tijdig) voldoende in te leven in het Bergse carnaval dat hem, nu reeds dertien jaar ach tereen, ais Prins Carnaval geheel opeiste. Als zodanig wil Nillis ook alles geven, aan iedereen, van hoog tot laag, van jong tot oud en aan de gezonden evengoed 'als aan de zieken of gebrekkigen. Dit alles nu laat een directeur schap aan een nieuw gevormde N.V. nu eenmaal niet toe. Tenzij er de, zo hoog nodige, vakantie aan wordt opgeofferd. En, daarvoor houdt deze Prins der Krabben nu weer net precies te veel van zijn gezin, vrouw en drie kinderen. Niemand van Grootste Boer (Jos de Graauw) tot Ordebewaarder Steketee (A. Verhoeven) beiden „Carnavalbonzen" van het zuiver ste water, noch de „proclamator publicist protocollist", Cor Meer- bach zal dat Zijne Koninklijke Hoogheid die Leut heet, euvel dui den. Force majeur, zonder meer? Zeker! Is uw vrouw een Bergse? Nee ze is.een Groningse, Grietje Tuinema, maar zij heeft zich zelfs verbluffend aangepast, nee, nee, daar niet van, maar mijn verant woording in zaken is te groot. Eigenlijk zou ik al vanaf het „Neu- zenbal" hier in Bergen op Zoom moeten zijn om me geheel aan te passen, om me intensief in te le ven, en heus, dat kan niet meer. Het „Loos gerucht" van de stich ting vastenavond ten spijt (die op de Eifde van de Elfde het „ge rucht" van de troonsafstand nog tegensprak) gaat Prins Nillis I heen. GOED, maar ook voor goed! Tientallen smeekbrieven ont ving mr. Becht dezer dagen van de Bergen op Zoomse jeugd. Alles in eigen ongekunstelde stijl, maar één smeekbede en één klaagzang. Zo van „En agge dan toch naar de maan gaat, pak dan de bus, dan valde nie van de raket af" Waaruit de zorg blijkt. En: „Ga liever op olifanten jacht in Afrika", wat dan weer een (goede) raad is Intussen spaart elk kind ELF cent.om een afscheidscadeau aan te bieden Men zal zich bij het eenmaal genomen besluit neer moeten leg gen evenals de Prins zelf die van zijn carnavalesk hart geen moord kuil hoeft te maken, maar het Prins-zijn dan toch maar met een bezwaard hart aan de kapstok hangt. Nillis zal met gemengde gevoelens lest best uit 't slik gekropen komen tussen de Krab ben aan de Zeekant Samen met stadsarchivaris, Cor- ncel Slootmans, richtte mr. Becht na de bevrijding de stichting vas tenavond op. Dat was in '46. Een jaar later al deeldefl -nS N Cy ren in de gunst van ftj genoemd naar z n v ,<J't C«L< nelis. Voorheen v® A 1' neelvereniging val, maar mr. BeL1 namelijk allen la'cll:n ftf" c'V'1' die 11 «ae, „/i., levensvreugde, jiec,cbe^ 'A/' van plezier aan de p,," Ao valesk „Krabben,- Avj tj steeds oplaait wam1 -jt. - j. nidnnkii IrOtTlt» t\R' tl dag naderbij je komt- zijn, is echter in oP geen reden om met z;tte' in een hoek te gaal Nill-is slaagde z0,.\e^de[/ zijn laten delen in c de van het moment jaar achtereen sp°n y werd als prins. Een zege(n)rijke ,s j? verlies cn winst, z ook in het zakenlev 111 net iaiv**- Yi (A$ hij óók bundelde jp door de handel gin" f:, Bruisend en fris, csl y, -ij3> d' merken ook van succes. ,-tate Nu Nillis, qualnf^ „r goed heengaat, hoe deze meester m bij het rechte eind j^U uin t»e „honoris causa" in zag en overwon Een materiële t noemde hij die van e\e hof, nu weer teru* ■ggfl aan de gemeente- N$cv deriaag die van h® „nb0 in datzelfde Markje if. t „Ik ben zo ternó pj 1 -i v, iDO-W rent naar buiten ^en> p* dringend moet sVre rinkelt de telef0011, het kantoor e 'n ,1)°' Intussen komt but9e A0.,/. h Peters, binnen voo' lijk vis a vis- ,Of .öt spreking. Topsecte nC nessmancn voor de Leut vol e (P j op dinsdag, wannC<( Mo" tocht trekt.,— 0 scheid voor goed 1 GOED afscheid. „Agge mar leut c

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1958 | | pagina 8