Winkeliers in het kielzog
van de klanten
S
Parlevinkend
op de
rivieren
Drink het matig
maar regelmatig
V
«5
5'
s
Rotterdam en Noord-Brabant
Brabantse verlangens
Cistercienser monnik kent qlleen
het geheim van deze wijn
Simpele appeltjes
V"1
ZATERDAG 11 OKTOBER 1958
5"
?ei
U.
H
S
zonden
t'
IrfriilrildBten
Brabant, gelegen in de palen van de Euro-Delta,
zal in zijn ontwikkeling niet moeten worden be
schouwd als een concurrent, maar als een onder
deel van een groot geheel, waarin de belangen
van Zeeland, Rotterdam en Antwerpen parallel
lopen. Dit verklaarde prof. dr. J. E. de Quay,
commissaris van de koningin in de provincie
Noord-Brabant tijdens de Brabants-Limburgse Ha
vendag, welke deze week te Rotterdam is ge
houden.
Deze havendag is een gebeurtenis geweest, die
ons ten zeerste heeft verheugd.
In de afgelopen jaren is er tussen het westen,
i.h.b. Rotterdam en het zuiden, i.h.b. Noord-Bra
bant een zekere verwijdering gegroeid, die uit het
oogpunt van het landsbelang zeer te betreuren
viel In Brabantse kringen leefde de niet geheel
ongemotiveerde vrees, dat West-Brabant perma
nent tot een arbeidsreservoir van de Randstad
Holland zou worden gedegradeerd met alle be
denkelijke gevolgen van dien. Deze vrees werd
door bepaade Rotterdamse uitlatingen wél in de
hand gewerkt. Weinig geruststellend b.v. was het
standpunt dat de burgemeester van Rotterdam
vorig jaar in een causerie ten aanzien van het
vraagstuk „Het Westen en overig Nederland" for
muleerde. Hij keerde zich daarin resoluut tegen
iedere financiële steun aan eventuele industrie
vestiging buiten het westen, omdat dit z.i. tot een
grete mate van rechtsongelijkheid zou leiden. Kunst
matig ingrijpen achtte hij in dezen verwerpelijk.
De Brabantse vrees werd verder enorm aange
wakkerd door de geruchtmakende rede, welke de
directeur van de Rijksdienst voor het Nationale
Plan mr. J. Vink vorig jaar in een docr het Eco
nomisch Technologisch Instituut te Tilburg geor
ganiseerde vergadering aan de verhouding „Het
westen en Noord-Brabant" wijdde.
Tegenover de juist geschetste ontwikkeling be
tekent de Brabants-Limburgse Havendag een ge
lukkig tegenwicht. De voorzitter van de Rotter
damse Kamer van Koophandel, mr. K. P. van
der Mandele heeft in antwoord op de rede van
prof. De Quay de Brabantse gasten de verzeke
ring gegeven, dat Rotterdam niet conservatief zal
zijn. maar royaal zal denken en altijd het lands
belang voor ogen zal houden. En de burgemees
ter van Rotterdam, mr. Van Walsum heeft 's avonds
in een sprankelende tafelrede tijdens een diner
ten stadhuize eveneens een hoopgevend geluid
doen horen. Er ontwikkelt zich een situatie, zo
verklaarde hij, waarin Rotterdam zich met over
tuiging en met klem achter de wensen van de
zuidelijke provincies kan stellen. De burgemeester
zag evenals prof. De Quay een zekere parallelliteit
tussen de belangen van Rotterdam en die van
Brabant, zodat Rotterdam de Brabantse verlan
gens in verschillende opzichten kan ondersteunen.
Van Brabantse zijde is de laatste jaren her
haaldelijk betoogd, dat West-Brabant met Zee
land, eveneens tot het westen des lands behoort.
Het zijn alleen nog onderontwikkelde delen van
wat men „het westen" is gaan noemen. De thans
nog gebruikelijke begrenzing van het westen is
in het huidige ontwikkelingsstadium niet langer
meer te handhaven. De economische ontwikkeling
dwingt tot een veel ruimer begrip van het tot
dusverre te veel tot de bestaande administratieve
grenzen beperkte westen. Op de vorig jaar ge
houden landdag van de Academisch Gevormde
Economen te Enschede, welke gewijd was aan de
economische problematiek van de ruimtelijke or
dening in Nederland, werd dan ook reeds gewag
gemaakt van een „nieuw westen" op het gebied
van de industriële ontwikkeling. Gelukkig krijgt
men hiervoor ook in het „oude" westen meer en
meer oog. De Brabants-Limburgse Havendag te
Rotterdam was een nieuwe, verheugende uiting
van dit groeiende begrip.
In het belang van een gezonde ontwikkeling van
het (oude) westen zal de industriële expansie
van de Randstad Holland in de toekomst meer
en meer in zuidelijke richting gestuwd dienen te
worden. Wij denken hierbij met name aan een
expansie, welke zich uitstrekt over Dordrecht en
de oeverstroken van de Merwede tot binnen het
gebied van West-Brabant. Verder landinwaarts
valt te denken aan een expansie van Utrecht uit
in de richting 's-Hertogenbosch of via Vianen-
Gorinchem, eveneens tot binnen de provincie
Noord-Brabant.
Een dergelijke ontwikkeling zou In belangrijke
mate bij kunnen dragen tot een oplossing van de
problemen van de huidige Randstad Holland. Zij
zou een harmonische verbinding tot stand brengen
tussen de industriegebieden van de Randstad en
die van het zuiden. Een voortzetting van de in
dustriële bedrijvigheid van de Randstad in West-
Brabant zou bovendien aan de industriële ontwik
keling in Midden- en Oost-Brabant nieuwe impul
sen geven.
Als deze evolutie zich doorzet, zal Noord-Brabant
in staat zijn zijn eigen bevolkingsgroei in de ko
mende decennia zelf op te vangen, hetgeen uit
sociaal oogpunt van groot belang moet worden ge
acht. Anderzijds is deze ontwikkeling ook voor
Rotterdam niet onaantrekkelijk. Rotterdam zou
hierdoor immers ook geografisch het middelpunt
worden van de economische bedrijvigheid in het
(in zuidelijke richting verruimde) westen.
Prof. De Quay heeft Rotterdam op de Brabants-
Limburgse Havendag gevraagd een beleid te voe
ren, dat gericht is op afstoting van zijn aanvul
lende industrieën in de richting van de noord
westhoek van Brabant, waar voor de industrie
unieke mogelijkheden liggen. De voorzitter van de
katholieke vereniging van Werkgevers in de Me
taalindustrie, drs. P. Asselbergs is onlangs bjj
de viering van het achtste lustrum dezer vereni
ging nog verder gegaan in zijn verlangens. De
heer Asselbergs, die zelf afkomstig is uit Bergen
op Zoom, hield bij deze gelegenheid o.a. een vurig
pleidooi ter verbetering van het industriële klimaat
in de zuidelijke provincies. Met afstoting van eni
ge aanvullende industrieën in zuidelijke richting
was hjj niet tevreden, daar dit z.i. niet voldoende
is om de industriële ontwikkeling in West-Brabant
en Zeeland op gang te brengen. Hij brak daarom
een lans voor het vestigen van een aantal basis
industrieën in het zuid-westen. Met name dacht
de heer Asselbergs hierbij aan het tweede hoog-
ovenbedrijf, over de vestiging waarvan nog steeds
geen beslissing is genomen.
Het spreekt vanzelf, dat wanneer in het zuid
westelijke deel van ons land enige basis-indus
trieën zouden worden gevestigd, dit een uiterma
te gunstig effect zou hebben op het groeien van
een industrieel klimaat aldaar. Zij zouden vanzelf
allerlei nieuwe industriële bedrijvigheid in de hand
werken en de uitbreiding van reeds bestaande
bedrijven ten zeerste bevorderen. De Scheldemond
zou, zoals de heer Asselbergs terecht opmerkte,
een gunstige vestigingsplaats zijn voor oprichting
van basisindustrieën. Het is zeer de vraag, of
Rotterdam achter deze vérstrekkende ver
langens zal kunnen gaan staan. Toch lijkt ons
het pleidooi van de heer Asselbergs uit het oog
punt van het landsbelang, dat Rotterdam naar de
verzekering van mr. Van der Mandele steeds voor
ogen houdt, het overwegen waard.
do elk jaar moreel en' materieel
verwaarloosde kinderen voor zes
weken in het voorjaar en in de
zomer naar de Abdij laten komen.
Allereerst heerst daar een gezel
ligheid, een huiselijkheid, die de
kinderen goed doet. Zij houden
daar hun vakantie volgens een
soort verkennerij systeem met
groepen die de broederlijkheid,
orde, schoonheid en tucht in ere
houden. Elke dag is er een ander
hoofd van zo'n groepje. De
moreel verwaarloosde kinderen,
meestal van welgestelde ouders
zitten in dezelfde patrouilles als
de materieel verwaarloosde kinde
ren. De vorming van de karakters
krijgt hierdoor een belangrijke
voedingsbodem.
Daarnaast hoopt men met het
Bernardientje gevluchte Hongaren
aan een huis te helpen, dat geheel
is ingericht op een doorgang naar
een nieuwe maatschappij. Via de
vluchtelingenorganisaties en Cari
tas Catholica komen de tientallen
naar de stilte van de St.-Ber-
naerdtsabdij.
En ze vinden er het geluk te
rug. Het sociale inzicht van de
Abdij is uitstekend gebleken. De
voortreffelijke „Bernardine" is
hierbij het aangename middel om
tot een betere wereld te komen.
Mede daardoor smaakt deze wijn
naar de hemel.
De schippersvrouw
kijkt toe terwijl haar
man koop-t wat hij no
dig heeft. Ook zij zal
haar keus doen want
het huishouden draait
door.
kf
h;
H
he
Vj
21
«5
61
>>t
21
V<
„Bernardine" verovert
de
wereld
De wijn staat in dui0
zenden flessen gereed
om naar een van de
zes landen, waarmee
de Abdij een contract
Van onze speciale verslaggever)
In de St.-Bernardusabdij te Bornem bij Antwerpen smaakt de
wijn naar de hemel. Naar de hemel, maar ook een beetje naar dc
aarde. Want met de nu reeds bekende „Bernardinc"-wijn, welke in
deze eeuwenoude abdij in het vlakke gebied van de Schelde sedert
enkele jaren met kennis van zaken wordt vervaardigd, zal geld
bijeen worden gebracht, bestemd voor de hulpverlening aan ver
waarloosde jeugd uit verschillende Europese landen. Een smaakvol
initiatief, dat in de handen van de monniken veilig is. Hier doel
echter het spreekwoord geen opgeld, dat zegt: wie appelen vaart,
die appelen eet, in dit geval drinkt. De „B'ernardine"-wijn wordt
gemaakt van appelen. Wij kunnen ons echter wel voorstellen dat de
paters en broeders van het convent af en toe onder het' keurend
oog van Vader Abt een slokje nemen van deze werkelijk verrukke
lijke drank. Hij smaakt immers naar de hemel.
De geraspte appe
len komen onder
een pers. Er gaal
zo goed als geen sap
verloren. In wit
habijt pater Guido.
ketels kan worden overgebracht.
Per uur geven ongeveer 2000 ki
lo's vruchten een kleine 1000 liter
sap. Vier jaar geleden kwam men
voor eigen gebruik tot 400 liter
appelwijn per jaar; nu is er een
produktie van 283.000 liter per
seizoenjaar. En als alles goed gaat,
zo vertelde pater Guido ons met
verholen trots, dan zal- deze oogst
voor het eerst voldoende wijn ge
ven om ondanks de investeringen
een behoorlijke winst te boeken.
In de gistingskelders staan de
bolbuikige ketels schoudertje aan
schoudertje. Voor de „onstuimige"
gisting heeft het sap een veertien
dagen nodig, dan volgt de „rusti
ge" gisting van 6 a 8 weken en
tenslotte komt de wijn tot zijn vol
heid binnen het half jaar. Maar
hoe deze volheid eraan wordt ge
bracht? Vraagt het pater Guido.
Hij zal u beslist om de tuin leiden.
Voor kenners is het misschien aar
dig om te vertellen dat er beslist
niet wordt gemengd en dat er ook
geen zwavel wordt gebruikt. Wan
neer de wijn in de fles gaat, wordt
ze niet onmiddellijk verzonden
naar een van de zes landen waar
de Abdij van Bornem afzetgebied
heeft gevonden. Hij krijgt nog ge
legenheid „zich te trekken (lees:
verbeteren) op de flessen".
De spreuk: Ora et Labora is niet
een holle frase in Bornem. De so
ciale taak die de Cistercienser in
alle tijden heeft gehad komt wel
zeer duidelijk uit in de abdij vati
St.-Bernardus. Niet voor niets
staat in het wapenschild van deze
vesting: „Omtrent den hover ghe-
neer ick my", hetgeen in ons Ne
derlands wil zeggen: „Aan de
oever voed ik mij". Was hun so
ciale taak vroeger de inpoldering,
de bedijking, de steenbakkerijen
(papensteen), nu hebben zij in het
moderne getij de bakens verzet.
De wijn van pater Stephanus
bracht uitkomst. Doordat nu dui
zenden mensen in West-Europa
deze „Bernardine" matig maar re
gelmatig drinken, kan pater Gui-
T-pylJ ZOUDEN deze appelwijn,
Vy die plotseling een ware
triomftocht is begonnen
door West-Europa, niet durven
vergelijken met de zeer fijne
Franse likeur Benedictine, aan
vankelijk bereid door de Benedic
tijnen, of met de al even beroem
de Chartreuse, ook een likeur, on
der leiding van Kartuizer broeders
voor de handel bereid naar een
fel begeerd recept. De Cister den
ser monniken van Bornem zijn
zich daarvan volledig bewust. Ze
weten ook dat hun wijn op niet
zo'n roemrijk verleden kan bogen
als de Benedictine of de Char
treuse. Maar ze zijn ervan over
tuigd dat hun „Bernardine" een
grote toekomst tegemoet gaat, zo
die toekomst nu reeds niet is be
gonnen. Want wie kan uit simpele
appeltjes een dergelijk zoetge
vooisde en gouden drank bereiden
in tamelijk korte tijd? Een wijn
tje dat niet wrang smaakt als de
dorstverslaande cider, dat ook niet
stroperig zoet is als de beruchte
kruidenierswijn, maar een drank,
die parelend helder is, met een
zuivere schijn erin en een smaak,
die noch droog noch zoetig te noe
men is, maar rijp, vol leven en
met een heldere nasmaak. In de
kaste van de appelwijn het beste
dat wij tot nu toe hebben geproefd.
Het recept kunnen wij de boom
gaardhouders niet geven, want dat
weet niemand, behalve één man.
En hij zwijgt in alle talen, of
schoon er grote wijnfirma's zijn
geweest, die er al een miljoen voor
hebben geboden.
Geheimen
Zijn kloosternaam is Guido, zijn
wereldrijke naam Burgers en hij
werd 35 jaar geleden in Franeker
geboren. Het recept voor de appel
wijn, dat hij alleen weet, zelfs
vader Abt weet er het fijnste niet
van, ligt veilig in de ouderwet
se brandkast van het klooster ver
zegeld. Na zijn dood zal er weer
een monnik worden aangewezen
en die zal het kostelijke werk van
pater Guido voortzetten.
Er zitten nog meer geheimzinni
ge kanten aan deze kwestie,
's Avonds laat of soms 's nachts
verdwijnt pater Guido naar de gis
tingskelders van zijn kloosterlijke
wijnopslagplaats. De deur gaat
achter hem op slot. Dan begint een
extra nachtelijke taak voor deze
monnik- econoom- wijnbereider-
jeugdleider .Want al deze functies
rusten op de smalle schouders van
deze Cistercienser. Niemand weet
wat er in die kelders gebeurt,
maar het heeft alles te maken met
de appelwijn en alles met het zorg
vuldig opgeborgen recept.
Jaren geleden kwam pater Gui
do als magister van gevluchte
Hongaarse Cisterciensers in con
tact met een zekere pater Stepha
nus, een ordegenoot van hem uit
de Abdij van Zirc in Hongarije.
Van deze monnik vernam hij hoe
de Hongaren hun appelwijn in het
klooster voor eigen gebruik be
reidden. Het kan soms wonderlijk
gaan. Een Fries, woonachtig in een
Belgisch klooster komt in Rome
in contact met een Hongaarse
monnik en hoort van hem hoe de
ze wijn gemaakt zou kunnen wor
den. Hij gaat aan het werk en de
geldelijke opbrengst is voor de
verwaarloosde jeugd, voorname
lijk uit Duitsland. Het is een
merkwaardige ketting, zeker door
de Voorzienigheid schakel voor
schakel geklonken. Op de uit de
15e eeuw daterende abdij te Bor
nem maken nu paters en broeders
van de Cistercienserorde sinds ja
ren een mousserende appelwijn. In
het hoogseizoen, (sept., okt. en
nov.) komen daar de appelen met
karrevrachten naar toe. Goed en
rijp fruit is het, dat eerst wordt
geraspt daarna uitgeperst zo
dat het bruine zo snel mo
gelijk in een van de vele gistings-
Ol
N;
ka
d<
gr
vc
6)
h
üj
iti
l
*6i
ke;
é9
be
a
6o
hu;
*0,
da;
w
>6
6oi
2aa
s'e]
la
■;d
ia
bai
'S
!>et
>ti
*6
Ag
»D
69,
s9o
6»,
h1*
hf.
ï^k.EES, heb je nog zware shag b(j je?"
Een metaalachtige stem galmde over het water. De stem behoorde toe
aan de kapitein van een sterke sleepboot, die op volle kracht de rivier
op voer. Ergens tussen dc wir-war van schepen klonk als antwoord een
bei. Even iater schoot een vletjc de sleepboot achterna. Nog enkele mi
nuten later kon de kapitein van de sleepboot z(jn pakje „zware" in ont
vangst nemen.
Het was nog vroeg in de ochtend. Op de wal waren dc meeste winkels
gesloten, maar op de rivier werden al zaken gedaan door de tientallen
varende winkeliers. Er was nóg een verschil met de vaste wal: op de
rivier moeten de winkeliers hun klanten opzoeken. Zij varen als het ware
in het kielzog van de huisvrouwen.
Weinig concurrentie
Varende markt
hen parlevinker is ook schipper, met alle werk vandien
zich hebben. Dan is er een soort
olieman, die petroleum, benzine,
teer, touwwerk, verf en gereed
schappen verkoopt.
Een lange vlet draagt de naam
„Textielhandel". Als de vlet bij
een boot aanlegt, wordt een lad
dertje uitgezet. Een schippers
vrouw stapt over en op haar ge
mak winkelt zij midden op de ri
vier even plezierig als haar zuster
op de vaste wal. Zelfs is er een
schoenmaker, die tevens schoenen
verkoopt. De schoenen, die gere
pareerd moeten worden, neemt hij
mee. Wanneer de schipper bij zijn
volgende reis weer in de buurt
komt, krijgt hij ze keurig hersteld
terug.
Bewonderenswaardig is de ma
nier, waarop de winkeliers met
hun bootjes omspringen. Met een
nooit missend gebaar weten zij de
tros steeds weer in een keer vast
te maken, nadat hun bootje met
een prachtige zwaai langszij is ge
komen. Losmaken, de motor aan
slaan en het roer bedienen, lijken
bij hen slechts één handeling..
ook hard werken, dag in dag
ongeacht de weersgesteldheid-
rivierhandelaars blijven ^0'
net zo lang tot llsgang dat
gelijk maakt en zelfs dan
zü hun vletjes slechts node s
c»'
Het is ook een vak, dat va,rLi(te
der op zoon overgaat.
parlevinkers of fouragehai'd^it
ren weten nog te vertellen t
de tijd. waarin hun bedrijf
een roeiboot werd uitgeoefend-
lieten zich dan de rivier oPs'eLf"
van de ene boot naar de
varend. Tegen de middag k^a j,et
z(j weer terug. Soms gebeurd®
echter ook wel, dat zij geen ef
konden krijgen en dan moes
geroeid worden, uren lang- .y
wijl het water over het bootje SP
te.
Nu varen zij in vletjes toef
ke motoren. Sommige kruid® -j-
hebben zelfs een ijskast aan n
Nu hebben zij veertien dag®1!
jaar vakantie en er zijn 2®' „eó
fourageharuï "laren, die dr
van een drijvend warenhuis
Twee soorten
Er zijn eigenlijk twee soorten
varende winkeliers. De parlevin
kers en de fouragehandelaren. De
eersten hebben geen vaste klan
ten. Zij varen op goed geluk over
de rivier en luiden met een bel
om de aandacht van de schippers
en hun vrouwen te trekken. Als
iemand iets nodig heeft, wordt hij
aangeroepen. De fouragehandelaar
daarentegen heeft alleen maar
vaste klanten. Hij leurt dus niet
met zijn waren, maar pikt uit de
stroom van schepen slechts die
klanten, die hem reeds kennen.
Vroeger was het allemaal an
ders. Toen bestonden er alleen
maar parlevinkers. Langzamer
hand is dat veranderd, zodat een
meer economisch verantwoorde
opzet van het winkelbedrijf op de
rivier ontstond. De fouragehande
laar weet nu tenminste ongeveer
welke omzet hij per week kan ma
ken, omdat hij wel zo om en na
bij kan bepalen welke schepen dat
gedeelte van de rivier, dat hij be
strijkt, op een bepaalde dag zullen
passeren.
Vroeg in de ochtend tuffen de
vletjes van de parlevinkers al de
rivier op. Eerst gaat de tocht
veelal naar IJsselmonde, waar de
varende winkeliers elkaar in een
café ontmoeten en ervaringen uit
wisselen. Concurrentie bestaat er
bijna niet. Indien iemand een
klant van een ander heeft gezien,
zal hij zijn collega waarschuwen.
„Wij hebben elkaar allemaal no
dig", zeggen zij, „en er is genoeg
werk op de rivier".
In IJsselmonde ook worden de
scheepvaartkantoren opgebeld om
le horen welke schepen kunnen
worden verwacht. En dan begint
de drukte. Bij het haventje staan
de bakker en de groenteboer al te
wachten om de fouragehandela
ren te bevoorraden. Snel wordt al
les ingeladen en dan schieten de
bootjes de rivier op, waar de
stroom schepen al in beweging is
gekomen.
Eerst moeten de klanten worden
geholpen, die met behulp van een
sleepboot de rivier op gaan. Het
is dan hard aanpakken geblazen,
want de klanten wachten niet en
iedereen wil bediend worden.
Wanneer de meeste schepen 1'P
weg zijn naar boven, neemt d®
drukte wat af. Nu worden de kla°^
ten opgevangen, die de rivier k°'
men afvaren. De meeste sch'P'
pers geven alleen een bestell'0®
op. Later, wanneer zij in de ha'
ven liggen, komt de fouragehaf1'
delaar wel langszij en levert de
bestelling af. Typisch is, dat
schippersvrouwen de dingen. d'e
zij dagelijks nodig hebben, zelde°
aan de vaste wal kopen. Zelfs waI?'
neer het schip een week lang
de haven ligt, betrekt zij toch 8;'
les van haar vaste leverancier. d-®
haar altijd weer komt opzoek®0'
Hoewel de bedrijfsonkosten
de varende winkelier hoger lig£e
dan voor zijn collega op de vaf'e
wal, zijn de prijzen toch geltm
Daar staat dan echter weer teg®°'
over, dat zijn klanten over het a*
gemeen veel meer tegelijk bij
inkopen dan een huisvrouw op
wal dat zou doen.
Niet iedereen mag het bedïj^
van parlevinker of fouragehand4^
laar uitoefenen. Daar is een ve'
gunning voor nodig van de r'v;ejt
politie, die streng toezicht hou°
op de naleving van de voorschip
ten. Ook de douane houdt een
kend oogje in het zeil.
HET IS een vak met veel r°
mantiek cn met een «r
mate van vrijheid. Het
Rust in IJsselmonde. De vletjes van de varende winkelier liggen te
wachten, terwijl in een café ervaringen worden uitgewisseld.
Dan blijkt pas goed, welk een
omvang de handel op de rivier
heeft aangenomen. De schippers
vrouwen en de schippers ook
uiteraard kunnen op deze va
rende markt alles kopen wat zij
nodig hebben. In de eerste plaats
zijn er natuurlijk de kruideniers,
die ook brood, melk, tier.,
bier en al dergelijke art: ken bij