u Vage, nietszeggende zinspreuken met een interessante achtergrond E HET CONCLAAF Kardinalen en Condavisien 1 1] Beroepskeuzewerk Bedrij f s geneeskundige diensten Technische achterstand Na de dood van de Paus ZATERDAG 18 OKTOBER 1958 Algemeenheden Een fictie Vraagtekens Plichten Dienaren Te goed gelovig Hi e[ ONZE CONCLUSIE is dat de zgn. „profetie van de Malachias" op externe en gJ, terne gronden een onecht^ waardeloos document is- mogen besluiten met de r, den van Ludwig von PaSwe dat de Katholieke Kerk verzonnen Paus-profetieën nodig heeft, maar dat ^aa5hrjS' doende is de belofte van ^'"Lo tus: de poorten der hel verge- jen niets tegen Zijn Kerk, bouwd als deze is op de Petrus (Geschichte dei P^P Bd. X, 529-530). De vertegenwoordigers van de katholieke be roepskeuze-bureaus hebben deze week de noodklok geluid. En niet ten onrechte. Want het wordt hoog tijd, dat aan het gesol met de subsidiekwestie inzaae de particuliere beroepskeuze-bureaus eens een einde komt. Zeven jaar geleden heeft de Tweede Kamer een motie-De Kort aangenomen, waarin de rege ring werd uitgenodigd de particuliere bureaus voor beroeps- en studiekeuze, die voldoen aan te stellen normen van deugdelijkheid, op gelijkwaardige wijze te financieren als de rijksbureaus. De situatie op het gebied van de beroepskeuze voorlichting was toen zo, dat het naar levens beschouwing gedifferentieerde particuliere initiatief dat sinds tientallen jaren de behartiging van dit maatschappelijke belang spontaan op zich geno men had, weggeconcurreerd dreigde te worden door het Rijksarbeidsbureau, dat in de bezettingstijd aan zijn gewestelijke bureaus een afdeling beroeps keuzevoorlichting verbonden had. Na de oorlog heeft het door socialistische ministers beheerde de partement van Sociale Zaken deze bezettingsmaat regel gecontinueerd. Het sindsdien gevoerde beleid was erop gericht het van rijkswege betaalde be roepskeuzewerk van het R.A.B. zo snel mogelijk tot ontwikkeling te brengen ten koste van de op eigen krachten aangewezen particuliere bureaus. Het particuliere beroepskeuzewerk heeft niet deze zeer ongelijke concurrentiestrijd natuurlijk geen genoegen genomen. En in de motie-De Kort is de regering duidelijk te verstaan gegeven, dat ook de volksvertegenwoordiging op dit punt een koers wijziging in het regeringsbeleid wenst, waardoor het werk van de particuliere bureaus op gelijkwaar dige wijze wordt gefinancierd als de rijksbureaus. Om haar standpunt definitief te kunnen bepalen heeft de regering toen een staatscommissie inge steld, die de regering van advies had te dienen omtrent de organisatie der beroepskeuzevoorlich ting benevens de regeling der subsidiëring van de particuliere bureaus. Pas in juli 1957 is deze com missie met een rapport voor de dag gekomen, waar in vreemd genoeg met geen enkel woord over de financieringskwestie werd gesproken. Hierna heelt minister Suurhoff toegezegd, dat een betere subsi diëring der particuliere bureaus in 1959 in ieder geval in orde zou komen. Maar in de Memorie van Toelichting op zijn begroting voor 1959 zwijgt de minister in alle talen over het particuliere beroeps keuzewerk. De heer Joh. Zwanikken heeft als woordvoerder der Kath. Centrale voor Beroeps keuze-voorlichting, deze houding van de minister terecht gehekeld als „een onbeleefd stilzwijgen". Wij nemen aan, dat van K.V.P.-zijde bij de be grotingsbehandeling over deze zaak nog een hartig woordje met de minister zal worden gesproken. Er zijn met deze aangelegenheid principiële belangen gemoeid, die niet langer veronachtzaamd mogen worden. Het particuliere beroepskeuzewerk heeft nu lang genoeg geduld betracht. De minister dient eindelijk eens een duidelijk standpunt te bepalen in deze al te lang slepend gehouden zaak. De K.V.P.-woordvoerder mr. De Vreeze heeft deze week in de Tweede Kamer krachtig stelling geno men tegen het verplichtstellen van bedrijfsgenees kundige diensten. Naar onze mening terecht. Reeds vroeger hebben wij tegen deze verplichtstelling ernstige bezwaren geopperd. Wij betreuren liet zeer, dat staatssecretaris Van Rhijn voor deze be zwaren, die ook in het betoog van de K.V.P.-woord voerder naar voren traden, niet voldoende oog heeft en derhalve afwijzend staat tegen de motie van mr. De Vreeze, waarin de regering wordt uitgenodigd een nieuwe wettelijke regeling te ontwerpen op vrijwilligheid en met inschakeling van de betrok ken maatschappelijke krachten. Wij kunnen niet inzien, waarom zonder verplicht- stelling geen bevredigende vooruitgang op dit ge bied kan worden bereikt, zoals de staatssecretaris betoogde. Het is weer het oude liedje. De P. v. d. A. wil de vooruitgang zoveel mogelijk van bovenaf forceren, terwijl de K.V.P. krachtens het beginsel der subsidiartiiteit ertoe geneigd is de vooruitgang zoveel mogelijk van onderaf te doen groeien, waar bij de overheid ongetwijfeld een belangrijke stimu lerende taak heeft. De ervaring leert, dat de wer kelijke vooruitgang met de methode van de K.V.P. meer gediend is dan met de methode, waaraan de P. v. d. A. nog altijd de voorkeur geeft. Wij hopen, dat ook de andere niet-socialistische fracties in de Kamer de door de K.V.P. voorgestane methode zullen verkiezen boven die van de P. v. d. A. en de K.V.P.-motie volgende weck derhalve zul len ondersteunen. Pierre Gregoire, Luxemburgs parlementslid, heeft deze week als rapporteur van de culturele commis sie van de Raadgevende Assemblee van de Raad van Europa opnieuw de aandacht gevestigd op het verontrustende gebrek aan technici in Amerika en Europa, een en ander in ver gelijking met de toestand in de Sovjet-Unie. Hij verklaarde, dat de Sovjet-Unie thans over meer dan 700.000 ingenieurs beschikt, terwijl de V.S. er slechts 500.000 bezitten. De toeneming per jaar bedraagt in de Sovjet-Unie 70.000 en in de Verenigde Staten 22-000, terwijl het aantal studenten in de technische wetenschappen in de beide landen resp. 320 en 156 per miljoen inwoners bedraagt. Men kan gevoeglijk zeggen, dat de enorme technische vooruitgang van de Sovjet-Unie in de laatste jaren voor een groot gedeelte te danken is aan de zeer grote invloed, die de staat (lees= partij) in dat land op het particuliere leven uitoefent. Dit heeft tot gevolg, dat de staat (lees: partij) in veel grotere mate de training van technisch personeel, vereist voor de vooruitgang van de Sovjet-staat, en dus voor de groei van het prestige der Sovjets in het buitenland, in de hand heeft. Met het aanwijzen der oorzaken geraakt men ech ter nog niet aan een oplossing. Men komt daarmee in dit geval slechts tot de overtuiging, dat een tota litaire staat gemakkelijker tot f^ote krachtsinspan ningen in staat is dan een democratische. Want wanneer men de middelen beziet, waarmee dit doel wordt bereikt, dan is het tevens duidelijk, dat deze (opoffering van de persoonlijke vrijheid der bur gers) nooit door een democratische staat in het ge weer kunnen worden gebracht, zonder dat een der gelijke staat haar eigen essentie verloochent. In deze bestaat er voor het democratische Westen geen keuze. Er moeten dus andere wegen worden gevonden en wel op zeer korte termijn. Want het Westen heeft, om een ander lid van de culturele commissie, de Oostenrijker Karl Lugmayer, te citeren, reeds een achterstand van twee jaar op wetenschappelijk ge bied bij de Sovjets, een achterstand, die volgens de Duitse afgevaardigde, mevrouw Louise Rehling, „op de schoolbanken van de technische onderwijsin stellingen zal worden uitgevochten." In Amerika wordt aan deze situatie eindelijk aan dacht besteed. In Europa moet het probleem even eens met veel meer kracht worden aangepakt. De veelbesproken Paus-profetie van Malachias OP HET EINDE van de 16e eeuw, om precies te zijn, in 1595, gaf de uit West-Vlaanderen afkomstige Benedictijn Arnold Wion in Venetië zijn werk „Lignum Vitae" (Boom des Levens) in het licht, waarin voor het eerst in druk en openbaarheid verscheen de zgn. „Profetie van Malachias' een lijst van honderd en elf korte zinspreuken, die een ka rakteristiek bevatten van Pausen, te beginnen met Coeles- tinus II (1143—1144), welke Profetie werd toegeschreven aan de Heilige Malachias, Aartsbisschop van Armagh in Ierland (t 1148)- En daarmee had deze Benedictijn in alle onschuld aan de op nieuwtjes en sensatie beluste goege meente een onechte en waardeloze „Profetie" in handen gegeven, die alle verdere eeuwen door, ondanks bestrijding van de echtheid van de kant der wetenschap, bij velen toch een niet verantwoorde en niet te verantwoorden waarde ring behield en misschien nog heeft behouden. En zoals ieder Conclaaf aan deze „profetie" een opleving van be roemdheid heeft gegeven, wordt ook nu, na het afsterven van de zo beminde en vereerde Paus Pius XII, bij velen weer de herinnering levendig aan deze „profetie" en is in brede kringen bekend, dat Pius' opvolger in deze „profetie" gekenmerkt staat als de „Pastor et Nauta", de Herder en Zeevaarder of Stuurman. Het is dan ook niet overbodig nogmaals de waardeloosheid van deze „profetie" aan te tonen. ZIJ BESTAAT UIT min of meer mysterieuze zinspreuken, al le heel kort, die de persoon of het pontificaat van de Pausen tot het einde der wereld willen karakteri seren. Het begint met Paus Coeles- tinus II, die van 1143 tot 1144 de pauselijke troon bezette, dus ten tijde van de H. Malachias van Ar magh. Welnu, tot en met Paus Six- tus V, gestorven in 1590 (vijf jaar dus vóór de publikatie door Arnold Wion), komt alles mooi uit en zijn de karakteristieken concreter, zin- BEGINNEN WE met de eerstge noemde persoon, Dom Arnold Wi on. Deze nam het Benedictijner habijt aan in de St.-Pietersabdij te Oudenburg bij Brugge. Hij heeft zich zeer verdienstelijk gemaakt op historisch gebied, door ver schillende werken te schrijven, meest over de geschiedenis van zijn Orde. Toen de monniken van de St.-Pietersabdij in 1578 in hun kloosterlijke rust gestoord werden en door de Geuzen verjaagd, terwijl hun abdij aan verwoesting ten prooi viel, begaf Dom Arnold zich naar Italië, waar hij opgenomen werd in de abdij van Mantua. Het voornaamste werk van Ar nold Wion is het reeds genoemde „Lignum Vitae", samengesteld tot glorie van zijn Orde, daar het een bio-bibliografische beschrij ving geeft van illustere personen onder de Benedictijnen. Het werk werd gedrukt en uitgegeven te Venetië in het jaar 1595. Tot de onderdelen van dit werk behoort een beschrij ving van- de Benedictijnse bis schoppen, gerangschikt naar de al fabetische volgorde van hun zetels. Welnu bij het woord D u n e n - sis (episcopus), de bisschop van Down, maakt Arnold Wion melding van de bovenvermelde H. Malachias, van wiens literaire ac tiviteit Arnold, zoals hij schrijft, alleen weet, dat Malachias enige werkjes heeft geschreven; geen enkel van deze werkjes echter heeft Arnold kunnen ontdekken, „tenzij een zekere profetie betrekking heb bend op Pausen; aangezien deze profetie kort is en nog niet in druk verschenen en velen er prijs op stellen haar te kennen," voegt Ar nold de profetie toe aan de biogra fische notitie omtrent Malachias. Wie was Malachias? DAARVOOR MOETEN wij een vijfhon derd jaren verder terugpaan in de ge- schiedenis In 1094 werd Malachias wiens familienaam O'Morgair was, geboren te Armagh in het noord-oosten van Ierland. In 1119 priester gewijd, werd hij reeds in 1122 gekozen tot abt van het beroemde klooster van Bangor, eveneens in Noord- Ierland. Een jaar later werd hij Bisschop van Conner het noordelijkste bisdom van Ierland en in 1129 volgde zijn benoeming op de aartsbisschoppelijke Zetel van zijn geboortestad Armagh waarvan hu eerst; tengevolge van troebelen in 1132 bezit kon nemen. In Armagh herstelde hu de tucht en voerde hij de Romeinse Litur- gie in Nadat hij hier orde oP zaken had gesteld, deed hij in 1138 afstand van zijn zetel, splitste het bisdom Connor in dat van Down en Connor, en stelde zich te vreden met Down om een meer terugge trokken en ingetogen leven te kunnen leiden. Een jaar later ondernam hij zyn eerste Rome-reis, op welke tocht, hu in Frankrijk de H. Bernardus van Clair- vaux bezocht. Te Rome verkreeg hij van Paus Innocentius II het pallium voor de aartsbisschoppelijke zetel van Armagh. Op zijn terugweg bezocht hij nogmaals de H Bernardus in Clairva-ux en nam vandaar vijf monniken mee, die in Ier land de grote abdij van Mellifont sticht ten. Op zijn tweede Rome-reis in 1148 kwam hij niet verder dan Clairvaux, waar hij ziek werd en op de 2e november stierf in de armen van de H. Bernardus^ Malachias werd heilig verklaard in 1199 door Paus Clemens III en aangezien zijn sterfdag op Allerzielen viel, werd de feestdag vastgesteld oP 3 november, Ma lachias' levensgeschiedenis, waarvan hier slechts de grote lijnen zijn weergegeven, is ons bekend, doordat zijn Heilige vriend Bernardus van Clairvaux ons dit uitvoe rig heeft beschreven in zijn „Leven van de H. Malachias". Wat levensfeiten be treft mag dit .Leven" dus wel gelden als een bron uit de eerste en van een be trouwbare hand. OFSCHOON NU WION de Paus profetie toeschrijft aan deze Mala chias uit de 12e eeuw, heeft deze H. Malachias niets met de profe tie te maken en is deze bewering van Wion eenvoudig een fictie, al moeten we er onmiddellijk aan toe voegen: geen fictie van Wion. Een fictie. Het feit toch, dat St.-Bernar- dus van deze profetie geen enkele melding maakt in zijn „Leven van de H. Malachias", hetgeen hij toch zeker zou gedaan hebben, als hij wist van een bestaan van een 7.0 belangrijk document als een Paus profetie van de hand van zijn vriend Malachias, pleit al heel sterk tegen het auteurschap van de bisschop van Armagh. Dit klemt des te meer, omdat Malachias be kend stond en door Bernardus be schreven wordt als een „profeet", o.a. betreffende Ierlands toekomsti ge geschiedenis. De Paus-profetie zou in dit verband zeker niet door Bernardus onvermeld 7.ijn gebleven. Bovendien zwijgen alle en zovele geleerde auteurs, die over Pausen geschreven hebben, gedurende al de daaropvolgende 450 jaren. Er heerst dus een volkomen stilzwijgen over deze Paus-profetie tot aan de pu blikatie in 1595 door Wion. Pleit de externe kritiek dus tegen het auteurschap van de H. Mala chias, er is nog een ander, sterk argument tegen de echtheid van deze profetie. Een argument ge put uit een kritisch beschouwen van de inhoud van de profetie. Sixtus V Felice Peretti uit Grottamare), paus van 1585 tot 1590 spelend nl. op de geboorteplaats (we zullen er aan het einde van dit artikel een aardig voorbeeld van zien), vaderland, famiilienaam, wapen, karakter, Kardinalaat of lotgevallen van de desbetreffende persoon. Daarna echter worden de zinspreuken vaag. Dit is hierdoor te verklaren, dat de zinspreuken tot 1590 zgn. profetieën na datum zijn en vanaf 1590 niet, m.a.w. dat het document eerst in 1590 is ge maakt en dus duidelijk kon zijn over de voorgaande Pausen, maar zich tevreden moest stellen mot vage of algemene, nietszeggende aangiften na 1590, omdat van „ech te" profetie geen sprake is. Bij het doorwerken van de lijst van hon derd en elf nummers geeft deze lijst dus de indruk, dat een auteur uit het einde van de 16e eeuw, die goed op de hoogte was van de Pausen-geschiedenis, ijverig ge zocht heeft om van de persoon van iedere Paus tot 1590 een min of meer duidelijke en sprekende zinspreuk of karakteristiek te ge ven, hetgeen hem niet gelukt is van de latere Pausen. Wat toch moet b.v. de zinspreuk „Undosus vir", de rijk aan golven of onstuimige man, voor Leo XI betekenen, die in 1605, dus amper 10 jaar na de publikatie van de zgn. „profetie", slechts 15 dagen regeerde? Voor de 17e en 18e eeuw moet men meest al zijn toevlucht nemen tot won deren van interpretatie om de zin spreuken op de desbetreffende per sonen te kunnen toepassen en dan nog hebben ze geen betrekking op de persoon van de Pausen, zo als dit het geval is met de zin spreuken van vóór 1590, maar druk ken ze door middel van een sub tiele interpretatie soms een k a- rakteristiek van het pon tificaat uit. En als we de laat ste, ons meer bekende Pausen ne men, dan zien we vage uitdrukkin gen, die eigenlijk op iedere Paus kunnen slaan. Zou men voor Paus Leo XIII met zijn „Lumen in coelo" (licht aan de hemel) nog een uit zondering kunnen maken, omdat diens familiewapen een „ster aan de hemel" droeg, toch moet men b.v. met name van Paus Pius XII evengoed zeggen dat Hij een „Licht aan de hemel" was, getuige zijn encyclieken en talrijke officiële toespraken, waarin hij zich als een licht getoond heeft in de leer .even als Paus Leo XIII en Paus Pius XI. Een „Ignis Ardens" (Laaiend vuur) was de H. Pius X inderdaad, maar dit geldt evenzovele voorgangers als opvolgers van hem. Hetzelfde kan men zeggen van „Pastor An- gelicus" (Engelachtige Herder), de zinspreuk van Paus Pius XII: Pius X b.v. was dit evenzeer. DE OPVOLGER van Paus Pius XII heeft volgens de lyst de zin spreuk „Pastor et Nauta", Herder (alweer een Herder) en Zeevaarder of Stuurman. Deze zinspreuk is al heel weinig zeggend of we kunnen ook zeggen van „alles zeggend'. Immers, is iedere Paus niet dé Her der van alle gelovigen, alsmede de Stuurman, die het Schip der Kerk of het Scheepje van Petrus (iedere Paus draagt dan ook de Vissersring) moet sturen door velerlei moeilijk heden en tegenkanting? Mét de Pastor et Nauta meegerekend vol gen in de lijst nog vijf zinspreuken waarvan die na Pastor et Nauta en de vijfde even „algemeen' ge noemd kan worden als deze: nl. „Flos florum (Bloem der bloemen) en het enigszins vreemde „Gloria olivac" (Roem van de olijf). Daar tussen staan er twee, die ons naai de astrale ruimten voeren, nl. „De Medietate lunae" (Over de helft of het midden van de maan) en ,.I)e labore solis" (Over de arbeid nood vermoeiens van de zon). Zou de maker van de lijst dit verzonnen hebben, omdat volgens hem deze pontificaten dicht hij het einde der wereld zouden liggen, van welk einde Christus gezegd heeft: „Maar in die dagen zal de zon ver duisterd worden en de maan geen licht meer geven; de sterren zullen van de hemel vallen en de krach ten der hemelen zullen geschokt worden." (Mc. 13, 24-25)? NA DE LAATSTE ZINSPREUK, die nl. van „Gloria olivae". volgt bi.i Arnold Wion in de Paus-profetie: „Tijdens de laatste vervolging van de Heilige Roomse Kerk zal de Roniein Petrus zetelen, die zijn kudde zal weiden temidden van menigvuldige kwellingen; als deze ten einde zullen zijn, zal de stad op de zeven heuvelen verwoest liggen en de ontzag wekkende Rechter zal zijn volk oorde len" Rome dus verwoest en het einde van de wereld met de Oordeelsdag. Stelt men een pontificaat gemiddeld op 16 jaren cdit is het gemiddelde van de laatste vijf pausen; over de gehele reeks pausen ge nomen is het gemiddelde nog geen 8 jaren) dan zouden we nu ongeveer 6 x 16 jaren of de laatste eeuw ingaan. Tenzij er tussen de vijfde. Gloria olivae, en de laatste Petrus II een reeks Pausen komt die door de maker van het document niet zijn vermeld. Gelukkig behoeven we ons te dien einde niet ongerust te maken be treffende een catastrofale tijd die ons naaste nageslacht zal moeten ondervin den. want de profetie is behalve op ex terne gronden ook langs de weg van de ZOALS IEDEREEN ongetwijfeld weet, komt het recht om de Paus van Rome te kiezen, uitsluitend en alleen toe aan de Kardinalen van de H. Kerk. En wel: „met uitsluiting van de tussenkomst, direct of indirect van iedere willekeurige andere kerkelijke waardig heidsbekleder of wereldlijke macht, ongeacht^ van welke aard, graad of rang deze ook moge zijn Daarbij bepaalde de Constitutie van Paus Pius XII, dat de Paus-keuze niet slechts een recht is van de Kardinalen, maar hun dure plicht. Daarom kan geen enkele Kardinaal, om welke reden dan ook, van de actieve en passieve Paus-keuze worden uitgesloten. En voor alle duidelijkheid zij er hier nog op gewezen, dat de volheid van de Kardinaalswaardigheid (en van de rechten en plichten ervan) aan diegene toekomt, wiens naam tijdens een Consistorie is gepubliceerd door de Paus. Dat volstaat en de Constitutie voegt hier nog aan toe: „óók indien hem de Kardinaalshoed nog niet mocht zijn opgelegd en hem de mond nog niet is gesloten of, indien gesloten, nog met ge opend". Paus Urbanus VU (Giambattista Castagna uil Rome) stierf in 1590 na een pontificaat van slechts twaalf dagen. (Er zijn op dit ogenblik twee Kardinalen voor wie dit geldt, nl. Stepinac en Wyszynski, die beiden „verhinderd" waren om het grote Consistorie van januari 1953 bij te wonen. Maar zij zijn wettig „ge creëerd en gepubliceerd' en dus ten vólle Kardinaal van de H. Kerk. Van de andere kant is het duidelijk, dat iemand, die op wettige wijze als Kardinaal is afgezet (dit betekent dus* door de Paus persoonlijk), en die genen, die met toestemming van de Paus afstand hebben gedaan van hun Kardinaals waardigheid, natuurlijk niet aan het Conclaaf kunnen eri mogen deelnemen, omdat zij geen Kardinaal meer zijn. Hoe zwaar de verplichting geldt van de Kardinalen om aan het Conclaaf deel te ne men blijkt uit verscheidene artikelen van de Apostolische Constitutie. Een Kardinaal, die zou weigeren in Conclaaf te gaan, of die het Conclaaf zonder duidelijk gebleken li chamelijke ongesteldheid, (die na een onder ede afgelegde doktersverklaring door de meerderheid van het H. Col lege moet worden erkend), zou verlaten mag niét worden toegelaten of in het Conclaaf terugkeren. De anderen moe ten dan gewoon doorgaan mot de verkiezing. Bovendien be loopt zulk 'n Kardinaal de ex communicatie „latae senten- tiae". En dit geldt zelfs voor een Kardinaal, die te laat op de plaats komt, die voor de verkiezing in gereedheid is ge bracht; als hij niet verschijnt „zodra de bel voor de derde maal is geluid" beloopt hij de zelfde excommunicatie DAAR HET vanzelf spreekt, dat de Kardinalen onmogelijk zonder de nodige verzorging kunnen blijven gedurende het Conclaaf, is het aan ieder van hen toegestaan om gebruik te maken van de diensten van maximaal twee dienaren. Dit mogen twee geestelijken of twee leken ofwel één geestelij ke en een leek zijn Indien een Kardinaal slechts één dienaar meebrengt, dan most dit een leek zijn. Aan zieke hoogbe jaarde of invalide Kardinalen kan nog een derde dienaar worden toegestaan door het H. College. Deze dienaren, die dus in het gevolg van een Kardinaal in het Conclaaf worden ingeslo ten, (doch natuurlijk onder geen voorwaarde aan de ver kiezingen mogen deelnemen!), worden de „conclavisten" genoemd. Voor hen gelden tal van strenge voorschriften. Zo mogen zij geen prelaat zijn; geen bloedverwant in de eer ste of tweede graad van „hun" Kardinaal; zij mogen tijdens het Conclaaf onder geen voor waarde een andere dan hun eigen Kardinaal dienen en, in dien deze lid van een religieu ze Orde of Congregatie is, dan mogen zijn conclavisten niét tot diezelfde Orde behoren. In dien zij tijdens het Conclaaf ernstig ziek mochten worden, (hetgeen eveneens door een be ëdigde artsenverklaring en door de daartoe aangewezen Kardinaal moet worden vast gesteld), dan moeten zij het Conclaaf veriaten, doch mogen daar onder geen voorwaarde meer in terugkeren. Indien het nodig mocht zijn, mag dan een nieuwe conclavist (met zorg uitgezocht en na wettige goed keuring van het H Colleg?) worden toegelaten; deze per soonswisseling dient tegelij kertijd te geschieden. Dus op het moment waarop de zieke Een interieur van het conclaaf: De grote vergaderzaal, waar de kardinalen langs de kant zitten, terivijl hert college, dat toezicht, houdt op de stemming aan de tafels in het midden zit. Op de achtergrond een altaar. De andere foto laat een een voudige slaapkamer in het conclaaf zien. Uier overnachten en bidden de kardinalen tijdens de besprekingen, die soms dagen duren. het Conclaaf verlaat, betreedt de ander het. Indien een Kardinaal mocht komen te overlijden tijdens het Conclaaf, dan moeten zijn conclavisten onmiddellijk het Conclaaf verlaten. Onder geen beding mogen zij in dienst worden genomen door een an dere Kardinaal. VOOR DE REST ga.au na tuurlijk nog anderen in Con claaf. En wel de secretaris van het H. College, de „Sacrista" van het Apostolisch Paleis, die vergezeld wordt door een of meer geestelijke assistenten, (al naar het oordeel van het H. College) terwijl ook de Prefect van de Pauselijke Ce remoniën in Conclaaf bin nengaat, waarbij hij vergezeld mag worden van ten hoogste zes ceremoniemeesters (cere- moniarii). Tenslotte moeten dan nog aanwezig zijn: een religieus om biecht te horen, twee art sen, een chirurg, een apothe ker met een of twee assisten ten en eventueel nog andere personen, die nuttig of nodig kunnen zijn, maar die zoivel in aantal als in noodzaak zo veel mogelijk moeten worden beperkt. Óver deze laatsten beslist de Kardinalen-Com missie, die speciaal belast is met het organiseren van het Conclaaf. TSiccolo Sfondrato uit Cremona bezette als Gregorius XIV ge durende tien maanden de Stoel van Petrus. Hij stierf in 1591. Hij werd opgevolgd door Inno- cervtius IX die reeds na tuee maanden overleed. interne kritiek onecht en waardeloos ge- bleken. En hier mogen we ook in her innering brengen dat andere woord van Christus over het einde van de wereld: Maar van die dagen en dat uur weet niemand iets af, zelfs de engelen in de hemel niet- doch de Vader alleen (Matth. 24, 36) De hypothese dus, dat dit vreemde do- cument pas gemaakt is in de laatste jaren van de I6e eeuw, verklaart wel het besie de eigenaardigheden, die ons zowel ae externe als de interne kritiek van het document verschaffen. Het document ver dient eigenlijk: niét, dat er in de loop de eeuwen zoveel jnkt en papier aan beste zijn noch dat er enige serieuze aandacm aan gewijd wordt. Hier moet dan ook e mea culpa van mijn kant uitgespro worden. Ik zal dit nog tot een „m» culpa" maken door ook nog de rnogeD.1 auteur van deze „profetie aan te gev Het is, zoals reeds te kennen L gegeven, niet waarschijnlijk, R Arnold Wion de vervaardiger is van dit document, van deze zoge naamde „profetie". Men heeft geen enkel recht om de blaam op dez- integere persoon te werpen. Hl) er eenvoudig onschuldig ingelopen- De enige fout van hem is gewees., dat hij in dit opzicht te goedgelo vig is geweest en zich niet voldoen de gewapend heeft tegen een falsa ris, die hem het document in han den heeft gespeeld. Wie is dez falsaris dan wel? Na de dood van Sixtus V in 1590 werd Giambattista Castagna tot Paus gekozen, die de naam aa nam van Urbanus VII. Hl stierf echter reeds 12 dagen na rijn ver kiezing op 27 september 15Ö0 Voor de tweede maal in hetzelfde J werd cr een Conclaaf gehoudem dat ditmaal twee maanden duur cn waarin op 5 december Nicol Sfondrato gekozen werd, Paus Gr - gorius XIV. Gedurende dit lang Conclaaf, waren er verschillend kandidaturen opgedokenO.a. hen ben de partijgangers van Kardinaa Simoncelli van Orvieto getracn hun Kardinaal op de pauselijke tel te krijgen. Om nu stemming maken ten gunste van zijn kandi datuur hebben waarschijnlijk d partijgangers of één van hen de „profetie" vervaardigd, waa .0, men moet bedenken, dat deze „P1 fetie" dan niet als enige en alleen staande Paus-profetie in omlooi was. Die waarschijnlijkheid beru hierop: Aan degene toch, die a Paus uit dit Conclaaf te voorschU moest treden, komt in deze lij5*1 ,5 zinspreuk toe: De antiquitate ur? (Uit de oudheid van de stad, of h ver: uit de oude, antieke stad). v nu past volkomen op hun Kardin® Simoncelli, geboortig van Orvie1 hetgeen in het Latijn Orvietum Urbevetum of, U r b s V e t u s, oude, antieke stad heet. Men heeft dus de Kardlna^ willen beïnvloeden met een „pr°l tie", waarin Simoncelli ais de gewezen persoon voorkwam. ces heeft deze manoeuvre niet "jy geleverd, want niet Simoncefl|, maar Sfondrato werd gekozen, ,y wiens naam of geboorteplaats laan of welke plaats van belang f diens leven de zinspreuk absolu niet toepasselijk is. et En daarmee heeft deze lijst de eerste toekomstige Paus de b te zich reeds vergaloppeerd. n j zien we dan tevens een voorbe van een zinspreuk die betrekk heeft op de geboorteplaats, z°Lj er verscheidene Pausen vóór J voorkwamen; om zijn zinspreuk f antiquitate urbis dus effectie te doen zijn heeft de vervaard1^,, de geboorteplaats-zinspreuk tot y meermallen gevolgd procédé Pausen van voor 1590 gemaakt toeleg mislukte echter. Op wijze kunnen we het ontstaan .g, deze „profetie" nauwkeurig o^O ren: nl. tussen 27 september g(j (de dood van Paus Urbanus VIU g, 5 december 1590 (de dag van gorius' keuze); vijf jaren dus J de publikatie door Arnold Prof. dr. MONALD GOEMANS 0

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1958 | | pagina 8