u
Vage, nietszeggende zinspreuken met een interessante achtergrond
E
HET CONCLAAF
Kardinalen en Condavisien
1
1]
Beroepskeuzewerk
Bedrij f s geneeskundige
diensten
Technische achterstand
Na de dood van de Paus
ZATERDAG 18 OKTOBER 1958
Algemeenheden
Een fictie
Vraagtekens
Plichten
Dienaren
Te goed gelovig
Hi e[
ONZE CONCLUSIE is
dat de zgn. „profetie van de
Malachias" op externe en gJ,
terne gronden een onecht^
waardeloos document is-
mogen besluiten met de r,
den van Ludwig von PaSwe
dat de Katholieke Kerk
verzonnen Paus-profetieën
nodig heeft, maar dat ^aa5hrjS'
doende is de belofte van ^'"Lo
tus: de poorten der hel verge-
jen niets tegen Zijn Kerk,
bouwd als deze is op de
Petrus (Geschichte dei P^P
Bd. X, 529-530).
De vertegenwoordigers van de katholieke be
roepskeuze-bureaus hebben deze week de noodklok
geluid. En niet ten onrechte. Want het wordt hoog
tijd, dat aan het gesol met de subsidiekwestie inzaae
de particuliere beroepskeuze-bureaus eens een einde
komt. Zeven jaar geleden heeft de Tweede Kamer
een motie-De Kort aangenomen, waarin de rege
ring werd uitgenodigd de particuliere bureaus voor
beroeps- en studiekeuze, die voldoen aan te stellen
normen van deugdelijkheid, op gelijkwaardige wijze
te financieren als de rijksbureaus.
De situatie op het gebied van de beroepskeuze
voorlichting was toen zo, dat het naar levens
beschouwing gedifferentieerde particuliere initiatief
dat sinds tientallen jaren de behartiging van dit
maatschappelijke belang spontaan op zich geno
men had, weggeconcurreerd dreigde te worden door
het Rijksarbeidsbureau, dat in de bezettingstijd aan
zijn gewestelijke bureaus een afdeling beroeps
keuzevoorlichting verbonden had. Na de oorlog
heeft het door socialistische ministers beheerde de
partement van Sociale Zaken deze bezettingsmaat
regel gecontinueerd. Het sindsdien gevoerde beleid
was erop gericht het van rijkswege betaalde be
roepskeuzewerk van het R.A.B. zo snel mogelijk
tot ontwikkeling te brengen ten koste van de op
eigen krachten aangewezen particuliere bureaus.
Het particuliere beroepskeuzewerk heeft niet deze
zeer ongelijke concurrentiestrijd natuurlijk geen
genoegen genomen. En in de motie-De Kort is de
regering duidelijk te verstaan gegeven, dat ook de
volksvertegenwoordiging op dit punt een koers
wijziging in het regeringsbeleid wenst, waardoor
het werk van de particuliere bureaus op gelijkwaar
dige wijze wordt gefinancierd als de rijksbureaus.
Om haar standpunt definitief te kunnen bepalen
heeft de regering toen een staatscommissie inge
steld, die de regering van advies had te dienen
omtrent de organisatie der beroepskeuzevoorlich
ting benevens de regeling der subsidiëring van de
particuliere bureaus. Pas in juli 1957 is deze com
missie met een rapport voor de dag gekomen, waar
in vreemd genoeg met geen enkel woord over de
financieringskwestie werd gesproken. Hierna heelt
minister Suurhoff toegezegd, dat een betere subsi
diëring der particuliere bureaus in 1959 in ieder
geval in orde zou komen. Maar in de Memorie van
Toelichting op zijn begroting voor 1959 zwijgt de
minister in alle talen over het particuliere beroeps
keuzewerk. De heer Joh. Zwanikken heeft als
woordvoerder der Kath. Centrale voor Beroeps
keuze-voorlichting, deze houding van de minister
terecht gehekeld als „een onbeleefd stilzwijgen".
Wij nemen aan, dat van K.V.P.-zijde bij de be
grotingsbehandeling over deze zaak nog een hartig
woordje met de minister zal worden gesproken. Er
zijn met deze aangelegenheid principiële belangen
gemoeid, die niet langer veronachtzaamd mogen
worden. Het particuliere beroepskeuzewerk heeft
nu lang genoeg geduld betracht. De minister dient
eindelijk eens een duidelijk standpunt te bepalen
in deze al te lang slepend gehouden zaak.
De K.V.P.-woordvoerder mr. De Vreeze heeft deze
week in de Tweede Kamer krachtig stelling geno
men tegen het verplichtstellen van bedrijfsgenees
kundige diensten. Naar onze mening terecht. Reeds
vroeger hebben wij tegen deze verplichtstelling
ernstige bezwaren geopperd. Wij betreuren liet
zeer, dat staatssecretaris Van Rhijn voor deze be
zwaren, die ook in het betoog van de K.V.P.-woord
voerder naar voren traden, niet voldoende oog heeft
en derhalve afwijzend staat tegen de motie van mr.
De Vreeze, waarin de regering wordt uitgenodigd
een nieuwe wettelijke regeling te ontwerpen op
vrijwilligheid en met inschakeling van de betrok
ken maatschappelijke krachten.
Wij kunnen niet inzien, waarom zonder verplicht-
stelling geen bevredigende vooruitgang op dit ge
bied kan worden bereikt, zoals de staatssecretaris
betoogde. Het is weer het oude liedje. De P. v. d.
A. wil de vooruitgang zoveel mogelijk van bovenaf
forceren, terwijl de K.V.P. krachtens het beginsel
der subsidiartiiteit ertoe geneigd is de vooruitgang
zoveel mogelijk van onderaf te doen groeien, waar
bij de overheid ongetwijfeld een belangrijke stimu
lerende taak heeft. De ervaring leert, dat de wer
kelijke vooruitgang met de methode van de K.V.P.
meer gediend is dan met de methode, waaraan de
P. v. d. A. nog altijd de voorkeur geeft.
Wij hopen, dat ook de andere niet-socialistische
fracties in de Kamer de door de K.V.P. voorgestane
methode zullen verkiezen boven die van de P. v. d.
A. en de K.V.P.-motie volgende weck derhalve zul
len ondersteunen.
Pierre Gregoire, Luxemburgs parlementslid, heeft
deze week als rapporteur van de culturele commis
sie van de Raadgevende Assemblee van de Raad
van Europa opnieuw de aandacht gevestigd op
het verontrustende gebrek aan technici in
Amerika en Europa, een en ander in ver
gelijking met de toestand in de Sovjet-Unie. Hij
verklaarde, dat de Sovjet-Unie thans over meer dan
700.000 ingenieurs beschikt, terwijl de V.S. er slechts
500.000 bezitten. De toeneming per jaar bedraagt in
de Sovjet-Unie 70.000 en in de Verenigde Staten
22-000, terwijl het aantal studenten in de technische
wetenschappen in de beide landen resp. 320 en 156
per miljoen inwoners bedraagt.
Men kan gevoeglijk zeggen, dat de enorme technische
vooruitgang van de Sovjet-Unie in de laatste jaren
voor een groot gedeelte te danken is aan de zeer
grote invloed, die de staat (lees= partij) in dat land
op het particuliere leven uitoefent. Dit heeft tot
gevolg, dat de staat (lees: partij) in veel grotere
mate de training van technisch personeel, vereist
voor de vooruitgang van de Sovjet-staat, en dus
voor de groei van het prestige der Sovjets in het
buitenland, in de hand heeft.
Met het aanwijzen der oorzaken geraakt men ech
ter nog niet aan een oplossing. Men komt daarmee
in dit geval slechts tot de overtuiging, dat een tota
litaire staat gemakkelijker tot f^ote krachtsinspan
ningen in staat is dan een democratische. Want
wanneer men de middelen beziet, waarmee dit doel
wordt bereikt, dan is het tevens duidelijk, dat deze
(opoffering van de persoonlijke vrijheid der bur
gers) nooit door een democratische staat in het ge
weer kunnen worden gebracht, zonder dat een der
gelijke staat haar eigen essentie verloochent. In deze
bestaat er voor het democratische Westen geen
keuze.
Er moeten dus andere wegen worden gevonden en
wel op zeer korte termijn. Want het Westen heeft,
om een ander lid van de culturele commissie, de
Oostenrijker Karl Lugmayer, te citeren, reeds een
achterstand van twee jaar op wetenschappelijk ge
bied bij de Sovjets, een achterstand, die volgens de
Duitse afgevaardigde, mevrouw Louise Rehling, „op
de schoolbanken van de technische onderwijsin
stellingen zal worden uitgevochten."
In Amerika wordt aan deze situatie eindelijk aan
dacht besteed. In Europa moet het probleem even
eens met veel meer kracht worden aangepakt.
De veelbesproken Paus-profetie van Malachias
OP HET EINDE van de 16e eeuw, om precies te zijn, in
1595, gaf de uit West-Vlaanderen afkomstige Benedictijn
Arnold Wion in Venetië zijn werk „Lignum Vitae" (Boom
des Levens) in het licht, waarin voor het eerst in druk en
openbaarheid verscheen de zgn. „Profetie van Malachias'
een lijst van honderd en elf korte zinspreuken, die een ka
rakteristiek bevatten van Pausen, te beginnen met Coeles-
tinus II (1143—1144), welke Profetie werd toegeschreven
aan de Heilige Malachias, Aartsbisschop van Armagh in
Ierland (t 1148)- En daarmee had deze Benedictijn in alle
onschuld aan de op nieuwtjes en sensatie beluste goege
meente een onechte en waardeloze „Profetie" in handen
gegeven, die alle verdere eeuwen door, ondanks bestrijding
van de echtheid van de kant der wetenschap, bij velen toch
een niet verantwoorde en niet te verantwoorden waarde
ring behield en misschien nog heeft behouden. En zoals
ieder Conclaaf aan deze „profetie" een opleving van be
roemdheid heeft gegeven, wordt ook nu, na het afsterven
van de zo beminde en vereerde Paus Pius XII, bij velen
weer de herinnering levendig aan deze „profetie" en is in
brede kringen bekend, dat Pius' opvolger in deze „profetie"
gekenmerkt staat als de „Pastor et Nauta", de Herder en
Zeevaarder of Stuurman. Het is dan ook niet overbodig
nogmaals de waardeloosheid van deze „profetie" aan te
tonen.
ZIJ BESTAAT UIT min of
meer mysterieuze zinspreuken, al
le heel kort, die de persoon of het
pontificaat van de Pausen tot het
einde der wereld willen karakteri
seren. Het begint met Paus Coeles-
tinus II, die van 1143 tot 1144 de
pauselijke troon bezette, dus ten
tijde van de H. Malachias van Ar
magh. Welnu, tot en met Paus Six-
tus V, gestorven in 1590 (vijf jaar
dus vóór de publikatie door Arnold
Wion), komt alles mooi uit en zijn
de karakteristieken concreter, zin-
BEGINNEN WE met de eerstge
noemde persoon, Dom Arnold Wi
on. Deze nam het Benedictijner
habijt aan in de St.-Pietersabdij te
Oudenburg bij Brugge. Hij heeft
zich zeer verdienstelijk gemaakt
op historisch gebied, door ver
schillende werken te schrijven,
meest over de geschiedenis van zijn
Orde. Toen de monniken van de
St.-Pietersabdij in 1578 in hun
kloosterlijke rust gestoord werden
en door de Geuzen verjaagd, terwijl
hun abdij aan verwoesting ten
prooi viel, begaf Dom Arnold zich
naar Italië, waar hij opgenomen
werd in de abdij van Mantua.
Het voornaamste werk van Ar
nold Wion is het reeds genoemde
„Lignum Vitae", samengesteld tot
glorie van zijn Orde, daar het een
bio-bibliografische beschrij ving
geeft van illustere personen onder
de Benedictijnen. Het werk werd
gedrukt en uitgegeven te Venetië
in het jaar 1595. Tot de onderdelen
van dit werk behoort een beschrij
ving van- de Benedictijnse bis
schoppen, gerangschikt naar de al
fabetische volgorde van hun zetels.
Welnu bij het woord D u n e n -
sis (episcopus), de bisschop
van Down, maakt Arnold Wion
melding van de bovenvermelde H.
Malachias, van wiens literaire ac
tiviteit Arnold, zoals hij schrijft,
alleen weet, dat Malachias enige
werkjes heeft geschreven; geen
enkel van deze werkjes echter heeft
Arnold kunnen ontdekken, „tenzij
een zekere profetie betrekking heb
bend op Pausen; aangezien deze
profetie kort is en nog niet in druk
verschenen en velen er prijs op
stellen haar te kennen," voegt Ar
nold de profetie toe aan de biogra
fische notitie omtrent Malachias.
Wie was Malachias?
DAARVOOR MOETEN wij een vijfhon
derd jaren verder terugpaan in de ge-
schiedenis In 1094 werd Malachias wiens
familienaam O'Morgair was, geboren te
Armagh in het noord-oosten van Ierland.
In 1119 priester gewijd, werd hij reeds in
1122 gekozen tot abt van het beroemde
klooster van Bangor, eveneens in Noord-
Ierland. Een jaar later werd hij Bisschop
van Conner het noordelijkste bisdom van
Ierland en in 1129 volgde zijn benoeming
op de aartsbisschoppelijke Zetel van zijn
geboortestad Armagh waarvan hu eerst;
tengevolge van troebelen in 1132 bezit
kon nemen. In Armagh herstelde hu de
tucht en voerde hij de Romeinse Litur-
gie in Nadat hij hier orde oP zaken had
gesteld, deed hij in 1138 afstand van zijn
zetel, splitste het bisdom Connor in dat
van Down en Connor, en stelde zich te
vreden met Down om een meer terugge
trokken en ingetogen leven te kunnen
leiden. Een jaar later ondernam hij zyn
eerste Rome-reis, op welke tocht, hu in
Frankrijk de H. Bernardus van Clair-
vaux bezocht. Te Rome verkreeg hij van
Paus Innocentius II het pallium voor de
aartsbisschoppelijke zetel van Armagh.
Op zijn terugweg bezocht hij nogmaals
de H Bernardus in Clairva-ux en nam
vandaar vijf monniken mee, die in Ier
land de grote abdij van Mellifont sticht
ten. Op zijn tweede Rome-reis in 1148
kwam hij niet verder dan Clairvaux, waar
hij ziek werd en op de 2e november
stierf in de armen van de H. Bernardus^
Malachias werd heilig verklaard in 1199
door Paus Clemens III en aangezien zijn
sterfdag op Allerzielen viel, werd de
feestdag vastgesteld oP 3 november, Ma
lachias' levensgeschiedenis, waarvan hier
slechts de grote lijnen zijn weergegeven,
is ons bekend, doordat zijn Heilige vriend
Bernardus van Clairvaux ons dit uitvoe
rig heeft beschreven in zijn „Leven van
de H. Malachias". Wat levensfeiten be
treft mag dit .Leven" dus wel gelden als
een bron uit de eerste en van een be
trouwbare hand.
OFSCHOON NU WION de Paus
profetie toeschrijft aan deze Mala
chias uit de 12e eeuw, heeft deze
H. Malachias niets met de profe
tie te maken en is deze bewering
van Wion eenvoudig een fictie, al
moeten we er onmiddellijk aan toe
voegen: geen fictie van Wion. Een
fictie. Het feit toch, dat St.-Bernar-
dus van deze profetie geen enkele
melding maakt in zijn „Leven van
de H. Malachias", hetgeen hij toch
zeker zou gedaan hebben, als hij
wist van een bestaan van een 7.0
belangrijk document als een Paus
profetie van de hand van zijn
vriend Malachias, pleit al heel
sterk tegen het auteurschap van de
bisschop van Armagh. Dit klemt
des te meer, omdat Malachias be
kend stond en door Bernardus be
schreven wordt als een „profeet",
o.a. betreffende Ierlands toekomsti
ge geschiedenis. De Paus-profetie
zou in dit verband zeker niet door
Bernardus onvermeld 7.ijn gebleven.
Bovendien zwijgen alle en zovele
geleerde auteurs, die over Pausen
geschreven hebben, gedurende al de
daaropvolgende 450 jaren. Er heerst
dus een volkomen stilzwijgen over
deze Paus-profetie tot aan de pu
blikatie in 1595 door Wion.
Pleit de externe kritiek dus tegen
het auteurschap van de H. Mala
chias, er is nog een ander, sterk
argument tegen de echtheid van
deze profetie. Een argument ge
put uit een kritisch beschouwen
van de inhoud van de profetie.
Sixtus V Felice Peretti uit
Grottamare), paus van 1585
tot 1590
spelend nl. op de geboorteplaats
(we zullen er aan het einde van dit
artikel een aardig voorbeeld van
zien), vaderland, famiilienaam,
wapen, karakter, Kardinalaat of
lotgevallen van de desbetreffende
persoon. Daarna echter worden de
zinspreuken vaag. Dit is hierdoor
te verklaren, dat de zinspreuken
tot 1590 zgn. profetieën na datum
zijn en vanaf 1590 niet, m.a.w. dat
het document eerst in 1590 is ge
maakt en dus duidelijk kon zijn
over de voorgaande Pausen, maar
zich tevreden moest stellen mot
vage of algemene, nietszeggende
aangiften na 1590, omdat van „ech
te" profetie geen sprake is. Bij het
doorwerken van de lijst van hon
derd en elf nummers geeft deze
lijst dus de indruk, dat een auteur
uit het einde van de 16e eeuw, die
goed op de hoogte was van de
Pausen-geschiedenis, ijverig ge
zocht heeft om van de persoon
van iedere Paus tot 1590 een min
of meer duidelijke en sprekende
zinspreuk of karakteristiek te ge
ven, hetgeen hem niet gelukt is van
de latere Pausen. Wat toch moet
b.v. de zinspreuk „Undosus vir", de
rijk aan golven of onstuimige
man, voor Leo XI betekenen, die
in 1605, dus amper 10 jaar na de
publikatie van de zgn. „profetie",
slechts 15 dagen regeerde? Voor de
17e en 18e eeuw moet men meest
al zijn toevlucht nemen tot won
deren van interpretatie om de zin
spreuken op de desbetreffende per
sonen te kunnen toepassen en dan
nog hebben ze geen betrekking op
de persoon van de Pausen, zo
als dit het geval is met de zin
spreuken van vóór 1590, maar druk
ken ze door middel van een sub
tiele interpretatie soms een k a-
rakteristiek van het pon
tificaat uit. En als we de laat
ste, ons meer bekende Pausen ne
men, dan zien we vage uitdrukkin
gen, die eigenlijk op iedere Paus
kunnen slaan. Zou men voor Paus
Leo XIII met zijn „Lumen in coelo"
(licht aan de hemel) nog een uit
zondering kunnen maken, omdat
diens familiewapen een „ster aan
de hemel" droeg, toch moet men
b.v. met name van Paus Pius XII
evengoed zeggen dat Hij een „Licht
aan de hemel" was, getuige zijn
encyclieken en talrijke officiële
toespraken, waarin hij zich als een
licht getoond heeft in de leer .even
als Paus Leo XIII en Paus Pius XI.
Een „Ignis Ardens" (Laaiend vuur)
was de H. Pius X inderdaad, maar
dit geldt evenzovele voorgangers
als opvolgers van hem. Hetzelfde
kan men zeggen van „Pastor An-
gelicus" (Engelachtige Herder), de
zinspreuk van Paus Pius XII: Pius
X b.v. was dit evenzeer.
DE OPVOLGER van Paus Pius
XII heeft volgens de lyst de zin
spreuk „Pastor et Nauta", Herder
(alweer een Herder) en Zeevaarder
of Stuurman. Deze zinspreuk is al
heel weinig zeggend of we kunnen
ook zeggen van „alles zeggend'.
Immers, is iedere Paus niet dé Her
der van alle gelovigen, alsmede de
Stuurman, die het Schip der Kerk
of het Scheepje van Petrus (iedere
Paus draagt dan ook de Vissersring)
moet sturen door velerlei moeilijk
heden en tegenkanting? Mét de
Pastor et Nauta meegerekend vol
gen in de lijst nog vijf zinspreuken
waarvan die na Pastor et Nauta en
de vijfde even „algemeen' ge
noemd kan worden als deze: nl.
„Flos florum (Bloem der bloemen)
en het enigszins vreemde „Gloria
olivac" (Roem van de olijf). Daar
tussen staan er twee, die ons naai
de astrale ruimten voeren, nl. „De
Medietate lunae" (Over de helft
of het midden van de maan) en
,.I)e labore solis" (Over de arbeid
nood vermoeiens van de
zon). Zou de maker van de lijst dit
verzonnen hebben, omdat volgens
hem deze pontificaten dicht hij het
einde der wereld zouden liggen, van
welk einde Christus gezegd heeft:
„Maar in die dagen zal de zon ver
duisterd worden en de maan geen
licht meer geven; de sterren zullen
van de hemel vallen en de krach
ten der hemelen zullen geschokt
worden." (Mc. 13, 24-25)?
NA DE LAATSTE ZINSPREUK, die nl.
van „Gloria olivae". volgt bi.i Arnold
Wion in de Paus-profetie: „Tijdens de
laatste vervolging van de Heilige Roomse
Kerk zal de Roniein Petrus zetelen, die
zijn kudde zal weiden temidden van
menigvuldige kwellingen; als deze ten
einde zullen zijn, zal de stad op de zeven
heuvelen verwoest liggen en de ontzag
wekkende Rechter zal zijn volk oorde
len" Rome dus verwoest en het einde van
de wereld met de Oordeelsdag. Stelt men
een pontificaat gemiddeld op 16 jaren
cdit is het gemiddelde van de laatste vijf
pausen; over de gehele reeks pausen ge
nomen is het gemiddelde nog geen 8
jaren) dan zouden we nu ongeveer 6 x 16
jaren of de laatste eeuw ingaan. Tenzij
er tussen de vijfde. Gloria olivae, en de
laatste Petrus II een reeks Pausen komt
die door de maker van het document niet
zijn vermeld. Gelukkig behoeven we ons
te dien einde niet ongerust te maken be
treffende een catastrofale tijd die ons
naaste nageslacht zal moeten ondervin
den. want de profetie is behalve op ex
terne gronden ook langs de weg van de
ZOALS IEDEREEN ongetwijfeld weet, komt het
recht om de Paus van Rome te kiezen, uitsluitend en
alleen toe aan de Kardinalen van de H. Kerk. En wel:
„met uitsluiting van de tussenkomst, direct of indirect
van iedere willekeurige andere kerkelijke waardig
heidsbekleder of wereldlijke macht, ongeacht^ van
welke aard, graad of rang deze ook moge zijn
Daarbij bepaalde de Constitutie van Paus Pius XII,
dat de Paus-keuze niet slechts een recht is van de
Kardinalen, maar hun dure plicht. Daarom kan geen
enkele Kardinaal, om welke reden dan ook, van de
actieve en passieve Paus-keuze worden uitgesloten.
En voor alle duidelijkheid zij er hier nog op gewezen,
dat de volheid van de Kardinaalswaardigheid (en van
de rechten en plichten ervan) aan diegene toekomt,
wiens naam tijdens een Consistorie is gepubliceerd
door de Paus. Dat volstaat en de Constitutie voegt
hier nog aan toe: „óók indien hem de Kardinaalshoed
nog niet mocht zijn opgelegd en hem de mond nog
niet is gesloten of, indien gesloten, nog met ge
opend".
Paus Urbanus VU (Giambattista
Castagna uil Rome) stierf in
1590 na een pontificaat van
slechts twaalf dagen.
(Er zijn op dit ogenblik twee
Kardinalen voor wie dit geldt,
nl. Stepinac en Wyszynski, die
beiden „verhinderd" waren
om het grote Consistorie van
januari 1953 bij te wonen.
Maar zij zijn wettig „ge
creëerd en gepubliceerd' en
dus ten vólle Kardinaal van
de H. Kerk.
Van de andere kant is het
duidelijk, dat iemand, die op
wettige wijze als Kardinaal is
afgezet (dit betekent dus* door
de Paus persoonlijk), en die
genen, die met toestemming
van de Paus afstand hebben
gedaan van hun Kardinaals
waardigheid, natuurlijk niet
aan het Conclaaf kunnen eri
mogen deelnemen, omdat zij
geen Kardinaal meer zijn.
Hoe zwaar de verplichting
geldt van de Kardinalen om
aan het Conclaaf deel te ne
men blijkt uit verscheidene
artikelen van de Apostolische
Constitutie. Een Kardinaal,
die zou weigeren in Conclaaf
te gaan, of die het Conclaaf
zonder duidelijk gebleken li
chamelijke ongesteldheid, (die
na een onder ede afgelegde
doktersverklaring door de
meerderheid van het H. Col
lege moet worden erkend), zou
verlaten mag niét worden
toegelaten of in het Conclaaf
terugkeren. De anderen moe
ten dan gewoon doorgaan mot
de verkiezing. Bovendien be
loopt zulk 'n Kardinaal de ex
communicatie „latae senten-
tiae". En dit geldt zelfs voor
een Kardinaal, die te laat op
de plaats komt, die voor de
verkiezing in gereedheid is ge
bracht; als hij niet verschijnt
„zodra de bel voor de derde
maal is geluid" beloopt hij de
zelfde excommunicatie
DAAR HET vanzelf spreekt,
dat de Kardinalen onmogelijk
zonder de nodige verzorging
kunnen blijven gedurende het
Conclaaf, is het aan ieder van
hen toegestaan om gebruik te
maken van de diensten van
maximaal twee dienaren. Dit
mogen twee geestelijken of
twee leken ofwel één geestelij
ke en een leek zijn Indien een
Kardinaal slechts één dienaar
meebrengt, dan most dit een
leek zijn. Aan zieke hoogbe
jaarde of invalide Kardinalen
kan nog een derde dienaar
worden toegestaan door het
H. College.
Deze dienaren, die dus in het
gevolg van een Kardinaal in
het Conclaaf worden ingeslo
ten, (doch natuurlijk onder
geen voorwaarde aan de ver
kiezingen mogen deelnemen!),
worden de „conclavisten"
genoemd. Voor hen gelden tal
van strenge voorschriften. Zo
mogen zij geen prelaat zijn;
geen bloedverwant in de eer
ste of tweede graad van „hun"
Kardinaal; zij mogen tijdens
het Conclaaf onder geen voor
waarde een andere dan hun
eigen Kardinaal dienen en, in
dien deze lid van een religieu
ze Orde of Congregatie is, dan
mogen zijn conclavisten niét
tot diezelfde Orde behoren. In
dien zij tijdens het Conclaaf
ernstig ziek mochten worden,
(hetgeen eveneens door een be
ëdigde artsenverklaring en
door de daartoe aangewezen
Kardinaal moet worden vast
gesteld), dan moeten zij het
Conclaaf veriaten, doch mogen
daar onder geen voorwaarde
meer in terugkeren. Indien het
nodig mocht zijn, mag dan een
nieuwe conclavist (met zorg
uitgezocht en na wettige goed
keuring van het H Colleg?)
worden toegelaten; deze per
soonswisseling dient tegelij
kertijd te geschieden. Dus op
het moment waarop de zieke
Een interieur van het conclaaf: De grote vergaderzaal, waar
de kardinalen langs de kant zitten, terivijl hert college, dat
toezicht, houdt op de stemming aan de tafels in het midden zit.
Op de achtergrond een altaar. De andere foto laat een een
voudige slaapkamer in het conclaaf zien. Uier overnachten en
bidden de kardinalen tijdens de besprekingen, die soms
dagen duren.
het Conclaaf verlaat, betreedt
de ander het.
Indien een Kardinaal mocht
komen te overlijden tijdens
het Conclaaf, dan moeten zijn
conclavisten onmiddellijk het
Conclaaf verlaten. Onder geen
beding mogen zij in dienst
worden genomen door een an
dere Kardinaal.
VOOR DE REST ga.au na
tuurlijk nog anderen in Con
claaf. En wel de secretaris van
het H. College, de „Sacrista"
van het Apostolisch Paleis, die
vergezeld wordt door een of
meer geestelijke assistenten,
(al naar het oordeel van het
H. College) terwijl ook de
Prefect van de Pauselijke Ce
remoniën in Conclaaf bin
nengaat, waarbij hij vergezeld
mag worden van ten hoogste
zes ceremoniemeesters (cere-
moniarii).
Tenslotte moeten dan nog
aanwezig zijn: een religieus
om biecht te horen, twee art
sen, een chirurg, een apothe
ker met een of twee assisten
ten en eventueel nog andere
personen, die nuttig of nodig
kunnen zijn, maar die zoivel
in aantal als in noodzaak zo
veel mogelijk moeten worden
beperkt. Óver deze laatsten
beslist de Kardinalen-Com
missie, die speciaal belast is
met het organiseren van het
Conclaaf.
TSiccolo Sfondrato uit Cremona
bezette als Gregorius XIV ge
durende tien maanden de Stoel
van Petrus. Hij stierf in 1591.
Hij werd opgevolgd door Inno-
cervtius IX die reeds na tuee
maanden overleed.
interne kritiek onecht en waardeloos ge-
bleken. En hier mogen we ook in her
innering brengen dat andere woord van
Christus over het einde van de wereld:
Maar van die dagen en dat uur weet
niemand iets af, zelfs de engelen in de
hemel niet- doch de Vader alleen
(Matth. 24, 36)
De hypothese dus, dat dit vreemde do-
cument pas gemaakt is in de laatste jaren
van de I6e eeuw, verklaart wel het besie
de eigenaardigheden, die ons zowel ae
externe als de interne kritiek van het
document verschaffen. Het document ver
dient eigenlijk: niét, dat er in de loop de
eeuwen zoveel jnkt en papier aan beste
zijn noch dat er enige serieuze aandacm
aan gewijd wordt. Hier moet dan ook e
mea culpa van mijn kant uitgespro
worden. Ik zal dit nog tot een „m»
culpa" maken door ook nog de rnogeD.1
auteur van deze „profetie aan te gev
Het is, zoals reeds te kennen L
gegeven, niet waarschijnlijk, R
Arnold Wion de vervaardiger is
van dit document, van deze zoge
naamde „profetie". Men heeft geen
enkel recht om de blaam op dez-
integere persoon te werpen. Hl)
er eenvoudig onschuldig ingelopen-
De enige fout van hem is gewees.,
dat hij in dit opzicht te goedgelo
vig is geweest en zich niet voldoen
de gewapend heeft tegen een falsa
ris, die hem het document in han
den heeft gespeeld. Wie is dez
falsaris dan wel?
Na de dood van Sixtus V in 1590
werd Giambattista Castagna tot
Paus gekozen, die de naam aa
nam van Urbanus VII. Hl stierf
echter reeds 12 dagen na rijn ver
kiezing op 27 september 15Ö0 Voor
de tweede maal in hetzelfde J
werd cr een Conclaaf gehoudem
dat ditmaal twee maanden duur
cn waarin op 5 december Nicol
Sfondrato gekozen werd, Paus Gr -
gorius XIV. Gedurende dit lang
Conclaaf, waren er verschillend
kandidaturen opgedokenO.a. hen
ben de partijgangers van Kardinaa
Simoncelli van Orvieto getracn
hun Kardinaal op de pauselijke
tel te krijgen. Om nu stemming
maken ten gunste van zijn kandi
datuur hebben waarschijnlijk d
partijgangers of één van hen de
„profetie" vervaardigd, waa .0,
men moet bedenken, dat deze „P1
fetie" dan niet als enige en alleen
staande Paus-profetie in omlooi
was. Die waarschijnlijkheid beru
hierop: Aan degene toch, die a
Paus uit dit Conclaaf te voorschU
moest treden, komt in deze lij5*1 ,5
zinspreuk toe: De antiquitate ur?
(Uit de oudheid van de stad, of h
ver: uit de oude, antieke stad). v
nu past volkomen op hun Kardin®
Simoncelli, geboortig van Orvie1
hetgeen in het Latijn Orvietum
Urbevetum of, U r b s V e t u s,
oude, antieke stad heet.
Men heeft dus de Kardlna^
willen beïnvloeden met een „pr°l
tie", waarin Simoncelli ais de
gewezen persoon voorkwam.
ces heeft deze manoeuvre niet "jy
geleverd, want niet Simoncefl|,
maar Sfondrato werd gekozen, ,y
wiens naam of geboorteplaats
laan of welke plaats van belang f
diens leven de zinspreuk absolu
niet toepasselijk is.
et
En daarmee heeft deze lijst
de eerste toekomstige Paus de b
te zich reeds vergaloppeerd. n j
zien we dan tevens een voorbe
van een zinspreuk die betrekk
heeft op de geboorteplaats, z°Lj
er verscheidene Pausen vóór J
voorkwamen; om zijn zinspreuk f
antiquitate urbis dus effectie
te doen zijn heeft de vervaard1^,,
de geboorteplaats-zinspreuk tot y
meermallen gevolgd procédé
Pausen van voor 1590 gemaakt
toeleg mislukte echter. Op
wijze kunnen we het ontstaan .g,
deze „profetie" nauwkeurig o^O
ren: nl. tussen 27 september g(j
(de dood van Paus Urbanus VIU g,
5 december 1590 (de dag van
gorius' keuze); vijf jaren dus J
de publikatie door Arnold
Prof. dr. MONALD GOEMANS 0