EN DE
êlMh
te
leder mens behoeft
een zekere mate
van welstand
S. J.B
rüggeman
Een
merkwaardig
geschiedenis
opgetekend
door
bohus»
SINTERKLAAS
„Vooooooingde".
Deze onbestemde kreet werd geuit door een,
door een loket gedeeltelijk verborgen, ambtenaar,
die zojuist een klant had afgewerkt, en nu een
baar stapeltjes formulieren verleggend op de vol
gende wachtte. Want, dat bedoelde hij met die
kreet te zeggen, doch jarenlange trouwe en hard
nekkige dienst in dienst van de Dienst van de
Volkshuisvesting der gemeente Rotterdam hadden
nier en daar de articulatie wat verwrongen. Niet
dat dit in dit geval veel verschil maakte, want de
•heeste klanten van deze ambtenaren waren onder
te brengen onder de categorie vaste klanten en
deswege in de loop der vele jaren even vertrouwd
Beraakt met deze kreet als de ambtenaar hoogst-
dezelve. Doch nu scheen ergens iets te haperen.
De volgende, die door deze kreet was aangemaand
voor het loket te verschijnen en de ambtenaar
deelgenoot te maken van zijn zorgen omtrent huis
vesting, verscheen niet.
De ambtenaar, ietwat ontstemd over deze trage
Bang van zaken in de kostbare tijd van de over
heid, stak zijn ambtenaarlijk hoofd door het loket
Voorwaarts en brulde nu met stemverheffing
Vooooooingde".
Een oude grijsgebaarde heer, die op de punt
Van het bezoekersbankje schijnbaar slapend doch
feitelijk diep mediterend over Thomas van Aqui-
ho's stelling, dat ieder mens een zekere mate van
Welstand behoeft, wil hij in staat zijn Gode wat
God en de keizer wat de keizer toekomt te geven,
Schrok op deze tweede kreet, waarvan hij intuïtief
Vermoedde dat het op hem sloeg, op, en vroeg be
deesd en met zachte stem: „U zei?"
„Ik zei de volgende", aldus de ambtenaar, het
hoofd weer terugtrekkende, „en dat bent u". ,,0,
dank u", mompelde de oude heer en schuifelde
langzaam naar het loket toe.- Zijn gang was als
Van iemand, die gewend is te steunen op een. wan
delstok of iets van dien aard, maar zijn ietwat ge-
hogen houding had toch iets klerikaal indrukwek
kends.
De waardigheid was om zo te zeggen van zijn
Eezicht en houding af te lezen, en ongewild werd
de ambtenaar daardoor geïmponeerd, want zijn
kortstondige ergernis verdween als sneeuw voor
een elektrisch straalkacheltje of als de inhoud van
een groot glas koel bier door de mond van een af
gesloofde aan het maximale eind van zijn krach
ten zijnde journalist. Bedaard nu weer vroeg hij,
toen hij het baardige gezicht van de oude heer in
het vierkant van zijn loket tegenover zich zag:
..Waarmee kan ik u helpen, meneer?"
„Ik had voor tijdelijk enige huisvesting willen
hebben", antwoordde zijn nieuwe klant. „Dan bent
U op het juiste adres, meneer", repliceerde de
Ambtenaar ad rem, „u bent hier voor de eerste
•haal?juist dat wordt dan formulier A 1. U-.v
haam?"
„Nicolaas", was het antwoord en de ambtenaar
hkte aan zijn inktpotlood en schreef.
„Getrouwd?, getrouwd geweest of tenminste vijf
laar een als echtelijk aan te merken leven geleid
hebbend?" vroeg de ambtenaar.
„Neen", was het zachte antwoord.
„U bent dus vrijgezel", concludeerde de amble-
haar met verrassende scherpte. De grijsaard, die
iaren lang in zijn jeugd de theorie der filosofie had
bestudeerd en voorts vele tientallen jaren gedron
ken had uit de beker der levensfilosofie, gaf hier
van blijk door niet te antwoorden.
„Juist", zei de ambtenaar en schreef.
„Wat is uw inkomen?"
„Nihil", klonk bedeesd het antwoord.
„Tien mille?" vroeg de ambtenaar verbaasd.
„Neen, nihil, niets", verduidelijkte de grijsaard.
„Hèh", klonk het. „Ook geen A.O.W., ondersteu-
hing van sociale zaken, diaconie, armbestuur, Le
ger des Heils of anderszins".
„Neen", antwoordde de grijsaard.
„O", zei de ambtenaar en zette bedachtzaam ;n
het betreffende vakje een streep, terwijl hij het
hoofd schudde, gedachtig aan de stelling van Tho-
Jhas van Aquino want in zijn vrije tijd liefheb-
berde hij in thomistische en andere wijsbegeerte
WONINGNOOD
eigen dierbare Loch Ness was gezet, al dan niet
lrjet behulp van de deurwaarder en-of de sterke
arm van Hermandad.
„U mememmeent het?" stamelde bij.
„Jawel", antwoordde de grijsaard, „natuurlijk
meen ik het, anders zou ik niet hier gekomen zijn
en erom gevraagd hebben".
De ambtenaar kreeg langzaam zijn zelfbewust
zijn terug. Dit vond hij té gek. Geen mens in de
stad, die vrijgezel was en in feite in een bejaarden
tehuis thuishoorde, kon een woning en zeker geen
paleis toegewezen krijgen, waar dan nog bij
kwam, dat deze uitzonderlijke figuur, volgens
eigen zeggen althans, geen inkoméh had, niet. ge
trouwd was, er dus legaal geen gezin op nahield.
Hoe durfde hij. Dit was de waanzin ten top. Had
de man nog een inkomen gehad van minimaal
zevenduizend gulden per jaar, had hij zijn eisen
wat gematigd, dan zou er misschien, wellicht er
gens een modus te vinden geweest kunnen zijn
voor een vrijstaand huisje in Pendrecht of Zuid-
wijk, of een Lijnbaanflat waar toch geen mens in
wilde vanwege dc hoge huren. Maar dit!!!
De ambtenaar vermande zich.
„Zowaar als ik Jansen heet, meneer", zei hij
ferm. „Dit gaat niet. Dit is te gek, u bent absoluut
gespeend van ieder sociaal gevoel. Hebt u nooit
die mooie zinsnede gehoord van leven en laten
leven, meneer? U wilt alleen maar leven en het
laten leven van anderen is er niet bij. Thomas van
Aquino en ik ben het met hem eens zegt dat
ieder een zekere mate van welstand behoeft ,wil
hij Gode wat God en de keizer wat de keizer loe-
.nfekomt, geven, en daar hoort ook redelijke huisves-
f-ting bij, naar mijn bescheiden mening, al zeg ik
het zelf. Maar dit is ongehoord, meneer, onge
hoord. Ik ben ambtenaar en ik moet mijn plicht
doen, welnu ik zal mijn plicht doen. Ik zal uw aan
vraag accepteren, meer kan ik niet, meer mag ik
niet in dit geval. U kunt gaan meneer en komt u
over een jaar of vijfentwintig maar eens terug.
Dan zijn we wel aan de paleizen toe".
Bedroefd wendde de grijsaard zich af. Er was
geen dankbaarheid meer in deze wereld. Zei die
ambtenaar tegen hem, die toch altijd was afge
schilderd als de kindervriend, dat hij geen sociaal
gevoel had. Had hij daarom nu al die lange jaren
sneeuw, vorst, storm en griezelig hoge puntdaken
getrotseerd. Juist nu hij blij was weer in Rotter
dam te zijn, waar ze zo goed waren veel meer
platte daken aan te wenden, zodat hij en zijn
schimmel met hun stramme benen het een beetle
gemakkelijker hadden. Natuurlijk was het wel
hoog, maar er waren behoorlijke brandtrappen en
van hoogtevrees had hij, noch schimmeltje zelfs in
de Pyreneeën last gehad. En nu werd hij zo onheus
bejegend. Hij zou geen sociaal gevoel hebben. Die
jeugd van tegenwoordig toch. Hij wilde ieder mens
in zijn waarde laten en niets zeggen van ambte
naren. Het zijn bovenste beste mensen, die hun
plicht doen. Hij wilde ook niet beledigend zijn maar
ergens toch vond hij die Jansen, die vroeger altijd
zo'n aardig jochie was geweest, dat zo leuk Sinter
klaas kapoentje zingen kon kortweg een naarling.
Een ambtenaarling. Foei, foei.
Op het Slaak slaakte de grijsaard een diepe
zucht. Wat nu. Daar helpt geen Thomas van Aqui
no aan en voorlopig niets en niemand. De gemeen-
dat ieder mens een zekere mate van welstand
oehoeft wil hij Gode wat God en de Keizer wat
Keizer toekomt, geven cn plots drong het met
'uivoorstelbare scherpte tot hem door, dat de voor
kem staande grijsaard er gezond uitzag en goed
'•1 de kleren ging. Maar tenslotte, zo dacht hij,
Sing het hem niet aan wie die oude op de been
kield. Hij was ambtenaar in gemeentedienst en zo-
[ang de gemeente hem en hij de gemeente op de
keen hield, zou het waarachtig wel gaan, wat hem
betrof dan. Hij ging over tot het volgende hoofd
ruk.
„Wat voor woonruimte had u gehad willen heb
ben?" vroeg hij en ging meteen, door, „ik kan u
(|p de wachtlijst voor een of ander bejaardentehuis,
^en gemeentewege zetten, ik kan u de benodigde
Napieren geven, opdat gê een plaats zoudt kunnen
Verwerven in een rusthuis voor ouden van dagen
{•itgaande van een stichting op levensbeschouwe
lijke grondslag. Want ziet u, als vrijgezel kunt u
kooit een eigen woning krijgen, althans volgens de
'kans geldende voorschriften".
„Ik wou", antwoordde de grijsaard, terwijl een
*'jn glimlachje zijn mondhoeken plooide, „voor
?rie maanden de beschikking krijgen over een pa-
®is met veertien, minimaal tien kamers benevens
f-rn grote zaal, terwijl de faciliteiten wat keuken
'■n opslagruimte betreft van optimaal gehalte die
ken te zijn".
Kletterend viel des ambtenaars inktpotlood
°Ver de vloer. Het zweet stond plotseling in fijne
Pareltjes op zijn voorhoofd en bovenlip. Zijn ont
vetting was niet te beschrijven. Hij keek alsof hij
kiet alleen zijn laatste oortje, maar zelfs zijn laat
je kleine teen versnoept had; hij keek of hij niet
Alleen water, maar de gehele Atlantische oceaan
?kfi branden, of om het juister uit te drukken hij
het gevoel, alsof voor zijn loket, het monster
}'an Loch Ness verschijnen zou, om woonruimte
,k casu om een ander Loch vragend, omdat hij
de hoofdbewonei' van het Loch Ness uit zijn
i "w
te kon hij wel afschrijven, dan kwam hij toch weer
bij Jansen terecht. Daar had hij niets aan. Hoe,
waar en wanneer kon hij ergens zijn intrek nemen?
Het schip op de rede laten liggen? Dan werd het
waarschijnlijk versleten voor een schip dat was op
gelegd en bonjourden ze hem of naar de Waalha
ven of naar een afgelegen poel, waar al dat Libe
riaanse oudroest werd opgetast. Of zouden ze hem
beschouwen als een woonboot? Dat zou kunnen,
maar hij had er niets aan, want hij wist het al, ei
waren geen ligplaatsen meer en dan bonjourden
ze hem naar Den Briel of NieuwCrsluis en dat lag
veel te ver uit de route om het zo maar eens te
zeggen. En als hij rustig brutaalweg midden in de
Nieuwe Maas voor anker zou gaan, blokkeerde hij
het gehele scheepvaartverkeer en dat streed met
zijn sociaal gevoel, ook al had die ambtenaarling
Jansen gezegd, dat hij geen sociaal gevoel had.
Het was toch jammer van die Jansen, dat hij zo
diep gezonken was, hij kon vroeger zo mooi Sinter
klaas kapoentje zingen. Weer slaakte de grijsaard
een diepe zucht.
Het was een moeilijk geval. En er moest op kor
te termijn een oplossing komen anders liep het
hele produktieschema mis en dat betekende dan
gebrek aan pepernoten, borstplaat, chocola en
speculaas. En dat streed ook met zijn sociaal ge
voel. Kinderen gaan nog altijd voor ouderen, voor
al, wanneer die zo ondankbaar en onbegrijpend
bleken te zijn.
De grijsaard rechtte de schouders en gmg zijns
weegs.
Ambtenaar Jansen had na zijn tirade tegen die
merkwaardige grijsaard eens diep gezucht, achter
zijn oor gekrabd, het zweet van zijn beparekl voor
hoofd gedept, nog eens diep gezucht, zijn pijp ge
stopt. bij het aansteken daarvan zijn vingers ge
brand, een kernachtig woord gezegd en nu blies
hij een doffe rookwolk uit, voelde dat hij te diep
geïnhaleerd had en de hik zou krijgen, schudde
het hoofd en riep luid: „Vooooooingde".
Schijnbaar gedachteloos liep de grijsaard langs
Rotterdams wegen, schijnbaar gedachteloos stap
te hij op trams en reed een eind mee, stapte
schijnbaar gedachteloos weer uit, keek zo nu en
clan eens verschillende hoge gebouwen aan, welke
eventueel voor zijn bedoelingen geschikt zouden
kunnen zijn, maar dan zag hij, dat ze in gebruik
waren en liep hoofdschuddend weer verder. Hij
liep de kantoren van maWitrs binnen, doch ook
zij konden hem niet helpen. Voor de tijd van en
kele maanden hadden zij niets. Zij wensten te ver
huren, natuurlijk, maar dan op lange termijn en
wat men dan kreeg was slechts ruimte. Ruimte
genoeg natuurlijk, maar zelf moest men aan het
inrichten gaan. In sommige gebouwen, waarvan
de inwendige ruimte per vierkante meter werd
verhuurd trof men als sanitair slechts een gat aan.
Muren en deur en alle verdere voorzieningen voor
dit in het leven der mensen een bijzonder belang
rijke rol spelende vertrek, moesten de huurders
zelf maar aanbrengen.
De grijsaard liep trappen, wrong zijn oude lede
maten, die het overigens nog best deden in nauwe
liftbakjes. Hij steeg en daalde, zoals het zeewater
in eb én vloed. Alleen had op hem de maan slechts
zoveel invloed, dat hij dan steeds bovendaks ver
bleef want het voorbereidende, onderzoekende
werk diende voort te gaan. De tijd neep en neep
steeds meer. Zijn mobiele bakkerijen, chocolate
rieën en suikerwerkerijen dienden ten spoedigste
-te worden ondergebracht.
Hij dacht erover in vol ornaat nog eens naar
Jansen te stappen. Het zou hem zeker imponeren
maar in een tijd van woningnood en ruimtelijke
ordening mocht men eigenlijk geen misbruik ma
ken van zijn positie. Dat er zovelen waren, die het
•VMv/-
'vM
.en nu moet je eens horen, wat hij zegt, als hij merkt, dat het
marsepein is
wel deden, mocht hem er niet toe verleiden. Maar
toch moest hij nog eens de hulp inroepen van de
overheid. Misschien wilde zij hem toch wel hel
pen, als hij het over een andere boeg gooide en zich
aandiende als iemand, die naar bedrijfsruimte
zocht, zij het dan tijdelijk. Wellicht, dat er dan nog
een kans zou zijn. Zo niet dan moest men het maar
zonder hem stellen dit jaar, hoezeer het ook streed
met zijn sociaal gevoel en hoeveel pijn het hem
deed, een traditie van eeuwen af te breken. Maar
tegen woningnood en ruimtelijke ordening was niet
op te roeien. Hij was geen deskundige op woning-
gebied. Hij was evenmin planoloog. De logos had
hij wel bestudeerd, maar dan een ander soort en
zeker geen planologie. Hij was een mens, die bleef
bij zijn stiel, bij zijn eigen leest. Kwam men bij
hem aan met problemen op filosofisch of theolo
gisch gebied, welnu dan waren het er maar wei
nig, die het hem verbeteren konden. En tenslotte
was dat vak niet zo erg moeilijk. Als je uitging van
de juiste premisse en wat nuchter doorredeneerde
kwam je er altijd wel uit. Het was alleen jammer
vond hij, dat bij zovelen de scherpte van geest en
de subtiele nuchterheid van interpretatie der fei
ten zo ten achter gebleven was. In de jaren, dat hij
zijn wetenschappelijke triomfen vierde, was dat
anders. Toen redeneerde men scherp, als een twee
snijdend zwaard, zei men toen. Als men tegen
woordig over scherpte sprak dan bedoelde men
het scherp van de snede eens moordtuigs, of de
scherpte van peper, sambal oelek, mosterd of wod
ka, dingen waar hij niet van hield. Wat hem betrof
moest ieder mens het maar zoeken in de peper
den ze en ze hadden wel wat aan te bieden. Niet
veel maar misschien was het wel goed. Had me
neer ooit gehoord van de Oude Bijenkorf? Dat had
meneer. Welnu de benedenverdieping stond leeg,
toevallig, dat die behangers er net weer uit wa
ren en daar aan vast zat de voormalige lunchroom,
dus kan meneer zoveel fijn bakwerk maken als hij
wilde. De grijsaard knikte. Het is voor tijdelijk zei
hij. Drie maanden slechts. Dat was voor de heren
geen bezwaar. De huurprijs is achtduizend per
jaar en als meneer ietwat pienter was kon hij zo
uitrekenen hoeveel het hem per kwartaal kostte.
Meneer kon dat maar vond de prijs nogal aan de
stevige kant. Bedankte en ging heen.
De moeilijkheid was dat hij niet over het beno
digde bedrag beschikte. Daar was natuurlijk wel
een mogelijkheid. Een goede bedelpreek in een
rijke kerk en je was binnen zogezeid. Maar die
pastoors van rijke kerken waren niet dik gezaaid,
konden zelf ook wel wat gebruiken en bovendien
zat zijn collega van deze stad in de kerken- en se-
minariezorgen, dus toestemming zou hij wel niet
krijgen. De grijsaard kon zijn collega ook geen on
gelijk geven. In vroeger jaren had hij zelf met die
moeilijkheden te kampen gehad en wist dus pre-
cies wat het zeggen wilde. En was die kerken- en
seminariebouw ook geen kwestie van plano en an
dere logen? Zijn ruimtelijk probleem was nu dus
teruggebracht tot een zuiver financiële aangelegen
heid.
De grijsaard moest even rustig over deze ont
wikkeling mediteren. Hij trad een koffiehuis bin
nen en bestelde een kleintje verkeerd met dubbele
suiker, want hij was op gastronomisch gebied
koek, chocola, marsepein en ander zoetigs. Hoe
scherp hij op filosofisch en theologisch gebied ook
was, gastronomisch was hij een echte zoetekauw.
Plotseling realiseerde hij zich, dat hij met dit ge
mijmer weinig opschoot, met zijn planologische
problemen, of duidelijker gezegd, zijn ruimte-orde
lijke kwestie. Zo kon je het wel stellen dacht hij.
Het ging om ruimte, er moest geordend worden
en het was een kwestie.
De grijsaard stapte plotseling resoluut naar een
particulier informatiebureau om, zoals hij dat in
vele gesprekken met ruimteversierders en ruimte
ordenaars geleerd had, zijn licht op te steken. Hij
trad binnen, vroeg de directie te spreken en infor
meerde, want daar was het een informatiebureau
voor, hoe hij zo snel mogelijk aan bedrijfsruimte,
zo mogelijk, bereids geordende bedrijfsruimte ko
men kon. De directeur-informateur verwees hem
naar Rentegevende Eigendommen. Het zou dan
wel door de gemeenteraad moeten, maar die keur
de toch alles achteraf wel goed en als je dan maar
goodwill kocht, kreeg je direct een voorlopig huur
contract. Er werd dan soms wel wat gekrakeeld,
maar je zat vast, zei de directeur-informateur en
tegen die tijd dat de raad tegen wilde gaan stem
men, was je wel weer verdwenen naar een andere
ruimte en kon het spelletje van voor af aan begin
nen. En als meneer toch maar tijdelijk bleef en
dat tijdelijk zich slechts over een paar maanden
uitstrekte, dan was meneer al weer weg, voordat
het voorstel in de gemeenteraad was. Of meneer
maar zo goed wilde zijn vier tientjes honorarium
neer t,e tellen, benevens een tientje voor gemaakte
onkosten en administratieve beslommeringen, dan
kon meneer wel weer gaan.
Blij, dat het hier zo vlot ging, betaalde de grijs
aard. Je kon toch wel zien dacht hij, dat er niets
gaat boven particulier initiatief. Men moest alles
maar aan gezond denkende mensen overlaten dan
kwamen we er altijd vlug uit. Dat van die gemeen
teraad begreep hij wel niet helemaal, maar de in
formateur had gezegd, dat het vlot zou gaan, dus
was het wel in orde.
De grijsaard liep verheugd naar de dichtstbijzijn
de tramhalte en liet zich rijden naar het opgege
ven adres.
Hij stapte binnen, werd hoffelijk ontvangen,
maakte zijn wensen bekend: hij wilde bedrijfs
ruimte hebben, zo zei hij, met goede opslagfacili
teiten en eventuele mogelijkheden voor het zoge
naamde fijnere bakwerk. De heren begrijpen me
wel, besloot hij en knikte hen vriendelijk toe. De
heren begrepen hem bovenmate goed, verklaar-
een zoetekauw en begon in zijn gedachten de wer
ken van Thomas van Aquino na te slaan of die
eminente doctor angelicus ook iets over financi
ële problemen en derzelfder oplossing geschre
ven had. Het duurde lang voor hij tot een con
clusie kwam. Verheugd herinnerde hij zich dat
Thomas geschreven had, dat ieder mens een ze
kere mate van welstand bezitten moet, wil hij Go
de wat God en de keizer wat de keizer toekomt
kunnen geven. Doch even hierop doordenkend be
dacht hij dat Thomas bijzonder gelijk had, het pro
bleem werkelijk scherp stelde, maar waar haalde
je een-twee-drie die welstand vandaan?
Als hij de keizer, in dit geval dus de plaatse
lijke overheid, zou geven wat die overheid voor
de ruimte toekwam, en dat moest hij wel want
dit was indirect het middel om een Gode welgeval
lig werk te doen, dan moest hij welstand hebben,
en wel in zekere mate, want die welstand moest
op dit ogenblik tweeduizend gulden groot zijn. Tot
zover klopte alles. Er was in zijn rëdenering geen
sofisme te ontdekken, geen klein kronkeltje
zelfs.
Hij was tevreden, nu verder door redeneren. Hij
ging verzitten en bestelde nog een kopje van het-
zefde brouwsel. Plotseling viel zijn oog op het
woord Pool. Hij kende de Noordpool en de Zuid
pool. Hij had er tenminste over gelezen, maar dit
scheen wat anders te zijn.
De grijsaard zocht-een ander uitgangspunt voor
zijn redenering. Het particulier initiatief had hem
getroffen. Zou er in dit opzicht iets met particu
lier initiatief te bereiken zijn? Neen, hij redeneer
de verkeerd; wat was particulier initiatief? Hij
kon het enigszins afleiden uit zijn kennis van la-
tijn, de taal der vaderen.
Het zou wel een ietwat afgeleide betekenis heb
ben, maar zoveel begreep hij wel, dat het van de
persoon, de particuliere persoon, zoals hij zelf,
want een ambt bekleedde hij niet meer hij was
rustend emeritus, titulair of buiten dienst zoals men
dat wel eens placht te noemen en dus was hij par
ticulier dat het van die particuliere persoon uit
moest gaan. Vreemd dacht hij, letterlijk ver
taald betekent het bijzonder. Glimlachend bedacht
hij, dat zijn vader vroeger nooit tot zijn moeder
gezegd had, zoals het geval was bij een ander be
roemd figuur „Het is een bijzonder kind, Griet,
en dat is ie". Neen, maar goed, hij was een par
ticulier persoon, een bijzonder wezen om zo te
zeggen nu dan klopte dat ook wel, want hij
was heilig En als zodanig moest hij initiatief
betonen. Goed. Maar waarom begon hij dan niet
meteen met het oplossen van dat poolraadsel? De
waarheid ligt altijd dichtbij en de meest geniale
zaken zijn de eenvoudigste dingen ter wereld. Hij
dacht weer aan zijn grote vriend Colombus en dat
fameuze ei van hem. En hij moest steeds weer
lachen in zichzelf, wanneer hij het tafereel in
herinnering bracht van die deftige lieden, zittend
aan een tafel, hoogst verbaasd starend naar een
plasje eierstruif.
De grijsaard wenkte bedachtzaam de waard.
„Vriend", sprak hij, „wat zijn dat voor polen?"
wijzend op het aanplakbiljet.
„Maar meneer", zei deze, zijn handen aan zijn
smoezelig voorschoot afvegend, „weet u dat dan
niet?"
„Doe me een genoegen, vriend, en expliceer"
hernam de grijsaard.
„Zeggu vroeg de waard, die niet erg ter tale
scheen, verbaasd.
„Vertel me eens", verduidelijkte de grijsaard,
„waf dat allemaal inhoudt. Ik doe aan particulier
initiatief, begrijp je".
De waard begreep er niets van, maar in ieder
geval kon hij vertellen wat die voetbalpool bete
kende. Die oude heer was een klant en die moet
je in ere houden. Misschien was die oude een
beetje uit de tijd en zo. Dus begon de waard aan
een verwarde uiteenzetting, waar de grijsaard
niets van begreep, maar een kreet bleef bij hem
hangen en dat was, dat er geld mee te verdie
nen viel.
En tenslotte hing alles af van het feit, zo snel
mogelijk de financiële problemen op te lossen. De
grijsaard gokte bij het invullen der kolommen. Hij
was wel heilig, maar niet onfeilbaar, zoals de
Paus van Rome en hij had het gevoel, dat diens
onfeilbaarheid zich niet tot voetbalpools zou uit
strekken. Een van diens voorgangers had eens een
reusachtige flater geslagen met een Gallilei, toen
hij beweerde dat de zon om de aarde draaide en
niet andersom, ofwel misschien wel andersom,
dat wist hij ook niet meer, maar het was nogal
rumoerig'geweest in die tijd en bovendien al zo
lang geleden.
Onnodig te zeggen dat de grijsaard de pool won,
onnodig te zeggen dat alles prima in orde kwam
in die Oude Bijenkorf, alleen moeten we erbij ver
melden, dat Sinterklaas bijzonder ontroerd was
toen hij de spruiten van een zekere Jansen, amb
tenaar in dienst van de Dienst van Volkshuisves
ting, Sinterklaas Kapoentje hoorde zingen.