EN DE êlMh te leder mens behoeft een zekere mate van welstand S. J.B rüggeman Een merkwaardig geschiedenis opgetekend door bohus» SINTERKLAAS „Vooooooingde". Deze onbestemde kreet werd geuit door een, door een loket gedeeltelijk verborgen, ambtenaar, die zojuist een klant had afgewerkt, en nu een baar stapeltjes formulieren verleggend op de vol gende wachtte. Want, dat bedoelde hij met die kreet te zeggen, doch jarenlange trouwe en hard nekkige dienst in dienst van de Dienst van de Volkshuisvesting der gemeente Rotterdam hadden nier en daar de articulatie wat verwrongen. Niet dat dit in dit geval veel verschil maakte, want de •heeste klanten van deze ambtenaren waren onder te brengen onder de categorie vaste klanten en deswege in de loop der vele jaren even vertrouwd Beraakt met deze kreet als de ambtenaar hoogst- dezelve. Doch nu scheen ergens iets te haperen. De volgende, die door deze kreet was aangemaand voor het loket te verschijnen en de ambtenaar deelgenoot te maken van zijn zorgen omtrent huis vesting, verscheen niet. De ambtenaar, ietwat ontstemd over deze trage Bang van zaken in de kostbare tijd van de over heid, stak zijn ambtenaarlijk hoofd door het loket Voorwaarts en brulde nu met stemverheffing Vooooooingde". Een oude grijsgebaarde heer, die op de punt Van het bezoekersbankje schijnbaar slapend doch feitelijk diep mediterend over Thomas van Aqui- ho's stelling, dat ieder mens een zekere mate van Welstand behoeft, wil hij in staat zijn Gode wat God en de keizer wat de keizer toekomt te geven, Schrok op deze tweede kreet, waarvan hij intuïtief Vermoedde dat het op hem sloeg, op, en vroeg be deesd en met zachte stem: „U zei?" „Ik zei de volgende", aldus de ambtenaar, het hoofd weer terugtrekkende, „en dat bent u". ,,0, dank u", mompelde de oude heer en schuifelde langzaam naar het loket toe.- Zijn gang was als Van iemand, die gewend is te steunen op een. wan delstok of iets van dien aard, maar zijn ietwat ge- hogen houding had toch iets klerikaal indrukwek kends. De waardigheid was om zo te zeggen van zijn Eezicht en houding af te lezen, en ongewild werd de ambtenaar daardoor geïmponeerd, want zijn kortstondige ergernis verdween als sneeuw voor een elektrisch straalkacheltje of als de inhoud van een groot glas koel bier door de mond van een af gesloofde aan het maximale eind van zijn krach ten zijnde journalist. Bedaard nu weer vroeg hij, toen hij het baardige gezicht van de oude heer in het vierkant van zijn loket tegenover zich zag: ..Waarmee kan ik u helpen, meneer?" „Ik had voor tijdelijk enige huisvesting willen hebben", antwoordde zijn nieuwe klant. „Dan bent U op het juiste adres, meneer", repliceerde de Ambtenaar ad rem, „u bent hier voor de eerste •haal?juist dat wordt dan formulier A 1. U-.v haam?" „Nicolaas", was het antwoord en de ambtenaar hkte aan zijn inktpotlood en schreef. „Getrouwd?, getrouwd geweest of tenminste vijf laar een als echtelijk aan te merken leven geleid hebbend?" vroeg de ambtenaar. „Neen", was het zachte antwoord. „U bent dus vrijgezel", concludeerde de amble- haar met verrassende scherpte. De grijsaard, die iaren lang in zijn jeugd de theorie der filosofie had bestudeerd en voorts vele tientallen jaren gedron ken had uit de beker der levensfilosofie, gaf hier van blijk door niet te antwoorden. „Juist", zei de ambtenaar en schreef. „Wat is uw inkomen?" „Nihil", klonk bedeesd het antwoord. „Tien mille?" vroeg de ambtenaar verbaasd. „Neen, nihil, niets", verduidelijkte de grijsaard. „Hèh", klonk het. „Ook geen A.O.W., ondersteu- hing van sociale zaken, diaconie, armbestuur, Le ger des Heils of anderszins". „Neen", antwoordde de grijsaard. „O", zei de ambtenaar en zette bedachtzaam ;n het betreffende vakje een streep, terwijl hij het hoofd schudde, gedachtig aan de stelling van Tho- Jhas van Aquino want in zijn vrije tijd liefheb- berde hij in thomistische en andere wijsbegeerte WONINGNOOD eigen dierbare Loch Ness was gezet, al dan niet lrjet behulp van de deurwaarder en-of de sterke arm van Hermandad. „U mememmeent het?" stamelde bij. „Jawel", antwoordde de grijsaard, „natuurlijk meen ik het, anders zou ik niet hier gekomen zijn en erom gevraagd hebben". De ambtenaar kreeg langzaam zijn zelfbewust zijn terug. Dit vond hij té gek. Geen mens in de stad, die vrijgezel was en in feite in een bejaarden tehuis thuishoorde, kon een woning en zeker geen paleis toegewezen krijgen, waar dan nog bij kwam, dat deze uitzonderlijke figuur, volgens eigen zeggen althans, geen inkoméh had, niet. ge trouwd was, er dus legaal geen gezin op nahield. Hoe durfde hij. Dit was de waanzin ten top. Had de man nog een inkomen gehad van minimaal zevenduizend gulden per jaar, had hij zijn eisen wat gematigd, dan zou er misschien, wellicht er gens een modus te vinden geweest kunnen zijn voor een vrijstaand huisje in Pendrecht of Zuid- wijk, of een Lijnbaanflat waar toch geen mens in wilde vanwege dc hoge huren. Maar dit!!! De ambtenaar vermande zich. „Zowaar als ik Jansen heet, meneer", zei hij ferm. „Dit gaat niet. Dit is te gek, u bent absoluut gespeend van ieder sociaal gevoel. Hebt u nooit die mooie zinsnede gehoord van leven en laten leven, meneer? U wilt alleen maar leven en het laten leven van anderen is er niet bij. Thomas van Aquino en ik ben het met hem eens zegt dat ieder een zekere mate van welstand behoeft ,wil hij Gode wat God en de keizer wat de keizer loe- .nfekomt, geven, en daar hoort ook redelijke huisves- f-ting bij, naar mijn bescheiden mening, al zeg ik het zelf. Maar dit is ongehoord, meneer, onge hoord. Ik ben ambtenaar en ik moet mijn plicht doen, welnu ik zal mijn plicht doen. Ik zal uw aan vraag accepteren, meer kan ik niet, meer mag ik niet in dit geval. U kunt gaan meneer en komt u over een jaar of vijfentwintig maar eens terug. Dan zijn we wel aan de paleizen toe". Bedroefd wendde de grijsaard zich af. Er was geen dankbaarheid meer in deze wereld. Zei die ambtenaar tegen hem, die toch altijd was afge schilderd als de kindervriend, dat hij geen sociaal gevoel had. Had hij daarom nu al die lange jaren sneeuw, vorst, storm en griezelig hoge puntdaken getrotseerd. Juist nu hij blij was weer in Rotter dam te zijn, waar ze zo goed waren veel meer platte daken aan te wenden, zodat hij en zijn schimmel met hun stramme benen het een beetle gemakkelijker hadden. Natuurlijk was het wel hoog, maar er waren behoorlijke brandtrappen en van hoogtevrees had hij, noch schimmeltje zelfs in de Pyreneeën last gehad. En nu werd hij zo onheus bejegend. Hij zou geen sociaal gevoel hebben. Die jeugd van tegenwoordig toch. Hij wilde ieder mens in zijn waarde laten en niets zeggen van ambte naren. Het zijn bovenste beste mensen, die hun plicht doen. Hij wilde ook niet beledigend zijn maar ergens toch vond hij die Jansen, die vroeger altijd zo'n aardig jochie was geweest, dat zo leuk Sinter klaas kapoentje zingen kon kortweg een naarling. Een ambtenaarling. Foei, foei. Op het Slaak slaakte de grijsaard een diepe zucht. Wat nu. Daar helpt geen Thomas van Aqui no aan en voorlopig niets en niemand. De gemeen- dat ieder mens een zekere mate van welstand oehoeft wil hij Gode wat God en de Keizer wat Keizer toekomt, geven cn plots drong het met 'uivoorstelbare scherpte tot hem door, dat de voor kem staande grijsaard er gezond uitzag en goed '•1 de kleren ging. Maar tenslotte, zo dacht hij, Sing het hem niet aan wie die oude op de been kield. Hij was ambtenaar in gemeentedienst en zo- [ang de gemeente hem en hij de gemeente op de keen hield, zou het waarachtig wel gaan, wat hem betrof dan. Hij ging over tot het volgende hoofd ruk. „Wat voor woonruimte had u gehad willen heb ben?" vroeg hij en ging meteen, door, „ik kan u (|p de wachtlijst voor een of ander bejaardentehuis, ^en gemeentewege zetten, ik kan u de benodigde Napieren geven, opdat gê een plaats zoudt kunnen Verwerven in een rusthuis voor ouden van dagen {•itgaande van een stichting op levensbeschouwe lijke grondslag. Want ziet u, als vrijgezel kunt u kooit een eigen woning krijgen, althans volgens de 'kans geldende voorschriften". „Ik wou", antwoordde de grijsaard, terwijl een *'jn glimlachje zijn mondhoeken plooide, „voor ?rie maanden de beschikking krijgen over een pa- ®is met veertien, minimaal tien kamers benevens f-rn grote zaal, terwijl de faciliteiten wat keuken '■n opslagruimte betreft van optimaal gehalte die ken te zijn". Kletterend viel des ambtenaars inktpotlood °Ver de vloer. Het zweet stond plotseling in fijne Pareltjes op zijn voorhoofd en bovenlip. Zijn ont vetting was niet te beschrijven. Hij keek alsof hij kiet alleen zijn laatste oortje, maar zelfs zijn laat je kleine teen versnoept had; hij keek of hij niet Alleen water, maar de gehele Atlantische oceaan ?kfi branden, of om het juister uit te drukken hij het gevoel, alsof voor zijn loket, het monster }'an Loch Ness verschijnen zou, om woonruimte ,k casu om een ander Loch vragend, omdat hij de hoofdbewonei' van het Loch Ness uit zijn i "w te kon hij wel afschrijven, dan kwam hij toch weer bij Jansen terecht. Daar had hij niets aan. Hoe, waar en wanneer kon hij ergens zijn intrek nemen? Het schip op de rede laten liggen? Dan werd het waarschijnlijk versleten voor een schip dat was op gelegd en bonjourden ze hem of naar de Waalha ven of naar een afgelegen poel, waar al dat Libe riaanse oudroest werd opgetast. Of zouden ze hem beschouwen als een woonboot? Dat zou kunnen, maar hij had er niets aan, want hij wist het al, ei waren geen ligplaatsen meer en dan bonjourden ze hem naar Den Briel of NieuwCrsluis en dat lag veel te ver uit de route om het zo maar eens te zeggen. En als hij rustig brutaalweg midden in de Nieuwe Maas voor anker zou gaan, blokkeerde hij het gehele scheepvaartverkeer en dat streed met zijn sociaal gevoel, ook al had die ambtenaarling Jansen gezegd, dat hij geen sociaal gevoel had. Het was toch jammer van die Jansen, dat hij zo diep gezonken was, hij kon vroeger zo mooi Sinter klaas kapoentje zingen. Weer slaakte de grijsaard een diepe zucht. Het was een moeilijk geval. En er moest op kor te termijn een oplossing komen anders liep het hele produktieschema mis en dat betekende dan gebrek aan pepernoten, borstplaat, chocola en speculaas. En dat streed ook met zijn sociaal ge voel. Kinderen gaan nog altijd voor ouderen, voor al, wanneer die zo ondankbaar en onbegrijpend bleken te zijn. De grijsaard rechtte de schouders en gmg zijns weegs. Ambtenaar Jansen had na zijn tirade tegen die merkwaardige grijsaard eens diep gezucht, achter zijn oor gekrabd, het zweet van zijn beparekl voor hoofd gedept, nog eens diep gezucht, zijn pijp ge stopt. bij het aansteken daarvan zijn vingers ge brand, een kernachtig woord gezegd en nu blies hij een doffe rookwolk uit, voelde dat hij te diep geïnhaleerd had en de hik zou krijgen, schudde het hoofd en riep luid: „Vooooooingde". Schijnbaar gedachteloos liep de grijsaard langs Rotterdams wegen, schijnbaar gedachteloos stap te hij op trams en reed een eind mee, stapte schijnbaar gedachteloos weer uit, keek zo nu en clan eens verschillende hoge gebouwen aan, welke eventueel voor zijn bedoelingen geschikt zouden kunnen zijn, maar dan zag hij, dat ze in gebruik waren en liep hoofdschuddend weer verder. Hij liep de kantoren van maWitrs binnen, doch ook zij konden hem niet helpen. Voor de tijd van en kele maanden hadden zij niets. Zij wensten te ver huren, natuurlijk, maar dan op lange termijn en wat men dan kreeg was slechts ruimte. Ruimte genoeg natuurlijk, maar zelf moest men aan het inrichten gaan. In sommige gebouwen, waarvan de inwendige ruimte per vierkante meter werd verhuurd trof men als sanitair slechts een gat aan. Muren en deur en alle verdere voorzieningen voor dit in het leven der mensen een bijzonder belang rijke rol spelende vertrek, moesten de huurders zelf maar aanbrengen. De grijsaard liep trappen, wrong zijn oude lede maten, die het overigens nog best deden in nauwe liftbakjes. Hij steeg en daalde, zoals het zeewater in eb én vloed. Alleen had op hem de maan slechts zoveel invloed, dat hij dan steeds bovendaks ver bleef want het voorbereidende, onderzoekende werk diende voort te gaan. De tijd neep en neep steeds meer. Zijn mobiele bakkerijen, chocolate rieën en suikerwerkerijen dienden ten spoedigste -te worden ondergebracht. Hij dacht erover in vol ornaat nog eens naar Jansen te stappen. Het zou hem zeker imponeren maar in een tijd van woningnood en ruimtelijke ordening mocht men eigenlijk geen misbruik ma ken van zijn positie. Dat er zovelen waren, die het •VMv/- 'vM .en nu moet je eens horen, wat hij zegt, als hij merkt, dat het marsepein is wel deden, mocht hem er niet toe verleiden. Maar toch moest hij nog eens de hulp inroepen van de overheid. Misschien wilde zij hem toch wel hel pen, als hij het over een andere boeg gooide en zich aandiende als iemand, die naar bedrijfsruimte zocht, zij het dan tijdelijk. Wellicht, dat er dan nog een kans zou zijn. Zo niet dan moest men het maar zonder hem stellen dit jaar, hoezeer het ook streed met zijn sociaal gevoel en hoeveel pijn het hem deed, een traditie van eeuwen af te breken. Maar tegen woningnood en ruimtelijke ordening was niet op te roeien. Hij was geen deskundige op woning- gebied. Hij was evenmin planoloog. De logos had hij wel bestudeerd, maar dan een ander soort en zeker geen planologie. Hij was een mens, die bleef bij zijn stiel, bij zijn eigen leest. Kwam men bij hem aan met problemen op filosofisch of theolo gisch gebied, welnu dan waren het er maar wei nig, die het hem verbeteren konden. En tenslotte was dat vak niet zo erg moeilijk. Als je uitging van de juiste premisse en wat nuchter doorredeneerde kwam je er altijd wel uit. Het was alleen jammer vond hij, dat bij zovelen de scherpte van geest en de subtiele nuchterheid van interpretatie der fei ten zo ten achter gebleven was. In de jaren, dat hij zijn wetenschappelijke triomfen vierde, was dat anders. Toen redeneerde men scherp, als een twee snijdend zwaard, zei men toen. Als men tegen woordig over scherpte sprak dan bedoelde men het scherp van de snede eens moordtuigs, of de scherpte van peper, sambal oelek, mosterd of wod ka, dingen waar hij niet van hield. Wat hem betrof moest ieder mens het maar zoeken in de peper den ze en ze hadden wel wat aan te bieden. Niet veel maar misschien was het wel goed. Had me neer ooit gehoord van de Oude Bijenkorf? Dat had meneer. Welnu de benedenverdieping stond leeg, toevallig, dat die behangers er net weer uit wa ren en daar aan vast zat de voormalige lunchroom, dus kan meneer zoveel fijn bakwerk maken als hij wilde. De grijsaard knikte. Het is voor tijdelijk zei hij. Drie maanden slechts. Dat was voor de heren geen bezwaar. De huurprijs is achtduizend per jaar en als meneer ietwat pienter was kon hij zo uitrekenen hoeveel het hem per kwartaal kostte. Meneer kon dat maar vond de prijs nogal aan de stevige kant. Bedankte en ging heen. De moeilijkheid was dat hij niet over het beno digde bedrag beschikte. Daar was natuurlijk wel een mogelijkheid. Een goede bedelpreek in een rijke kerk en je was binnen zogezeid. Maar die pastoors van rijke kerken waren niet dik gezaaid, konden zelf ook wel wat gebruiken en bovendien zat zijn collega van deze stad in de kerken- en se- minariezorgen, dus toestemming zou hij wel niet krijgen. De grijsaard kon zijn collega ook geen on gelijk geven. In vroeger jaren had hij zelf met die moeilijkheden te kampen gehad en wist dus pre- cies wat het zeggen wilde. En was die kerken- en seminariebouw ook geen kwestie van plano en an dere logen? Zijn ruimtelijk probleem was nu dus teruggebracht tot een zuiver financiële aangelegen heid. De grijsaard moest even rustig over deze ont wikkeling mediteren. Hij trad een koffiehuis bin nen en bestelde een kleintje verkeerd met dubbele suiker, want hij was op gastronomisch gebied koek, chocola, marsepein en ander zoetigs. Hoe scherp hij op filosofisch en theologisch gebied ook was, gastronomisch was hij een echte zoetekauw. Plotseling realiseerde hij zich, dat hij met dit ge mijmer weinig opschoot, met zijn planologische problemen, of duidelijker gezegd, zijn ruimte-orde lijke kwestie. Zo kon je het wel stellen dacht hij. Het ging om ruimte, er moest geordend worden en het was een kwestie. De grijsaard stapte plotseling resoluut naar een particulier informatiebureau om, zoals hij dat in vele gesprekken met ruimteversierders en ruimte ordenaars geleerd had, zijn licht op te steken. Hij trad binnen, vroeg de directie te spreken en infor meerde, want daar was het een informatiebureau voor, hoe hij zo snel mogelijk aan bedrijfsruimte, zo mogelijk, bereids geordende bedrijfsruimte ko men kon. De directeur-informateur verwees hem naar Rentegevende Eigendommen. Het zou dan wel door de gemeenteraad moeten, maar die keur de toch alles achteraf wel goed en als je dan maar goodwill kocht, kreeg je direct een voorlopig huur contract. Er werd dan soms wel wat gekrakeeld, maar je zat vast, zei de directeur-informateur en tegen die tijd dat de raad tegen wilde gaan stem men, was je wel weer verdwenen naar een andere ruimte en kon het spelletje van voor af aan begin nen. En als meneer toch maar tijdelijk bleef en dat tijdelijk zich slechts over een paar maanden uitstrekte, dan was meneer al weer weg, voordat het voorstel in de gemeenteraad was. Of meneer maar zo goed wilde zijn vier tientjes honorarium neer t,e tellen, benevens een tientje voor gemaakte onkosten en administratieve beslommeringen, dan kon meneer wel weer gaan. Blij, dat het hier zo vlot ging, betaalde de grijs aard. Je kon toch wel zien dacht hij, dat er niets gaat boven particulier initiatief. Men moest alles maar aan gezond denkende mensen overlaten dan kwamen we er altijd vlug uit. Dat van die gemeen teraad begreep hij wel niet helemaal, maar de in formateur had gezegd, dat het vlot zou gaan, dus was het wel in orde. De grijsaard liep verheugd naar de dichtstbijzijn de tramhalte en liet zich rijden naar het opgege ven adres. Hij stapte binnen, werd hoffelijk ontvangen, maakte zijn wensen bekend: hij wilde bedrijfs ruimte hebben, zo zei hij, met goede opslagfacili teiten en eventuele mogelijkheden voor het zoge naamde fijnere bakwerk. De heren begrijpen me wel, besloot hij en knikte hen vriendelijk toe. De heren begrepen hem bovenmate goed, verklaar- een zoetekauw en begon in zijn gedachten de wer ken van Thomas van Aquino na te slaan of die eminente doctor angelicus ook iets over financi ële problemen en derzelfder oplossing geschre ven had. Het duurde lang voor hij tot een con clusie kwam. Verheugd herinnerde hij zich dat Thomas geschreven had, dat ieder mens een ze kere mate van welstand bezitten moet, wil hij Go de wat God en de keizer wat de keizer toekomt kunnen geven. Doch even hierop doordenkend be dacht hij dat Thomas bijzonder gelijk had, het pro bleem werkelijk scherp stelde, maar waar haalde je een-twee-drie die welstand vandaan? Als hij de keizer, in dit geval dus de plaatse lijke overheid, zou geven wat die overheid voor de ruimte toekwam, en dat moest hij wel want dit was indirect het middel om een Gode welgeval lig werk te doen, dan moest hij welstand hebben, en wel in zekere mate, want die welstand moest op dit ogenblik tweeduizend gulden groot zijn. Tot zover klopte alles. Er was in zijn rëdenering geen sofisme te ontdekken, geen klein kronkeltje zelfs. Hij was tevreden, nu verder door redeneren. Hij ging verzitten en bestelde nog een kopje van het- zefde brouwsel. Plotseling viel zijn oog op het woord Pool. Hij kende de Noordpool en de Zuid pool. Hij had er tenminste over gelezen, maar dit scheen wat anders te zijn. De grijsaard zocht-een ander uitgangspunt voor zijn redenering. Het particulier initiatief had hem getroffen. Zou er in dit opzicht iets met particu lier initiatief te bereiken zijn? Neen, hij redeneer de verkeerd; wat was particulier initiatief? Hij kon het enigszins afleiden uit zijn kennis van la- tijn, de taal der vaderen. Het zou wel een ietwat afgeleide betekenis heb ben, maar zoveel begreep hij wel, dat het van de persoon, de particuliere persoon, zoals hij zelf, want een ambt bekleedde hij niet meer hij was rustend emeritus, titulair of buiten dienst zoals men dat wel eens placht te noemen en dus was hij par ticulier dat het van die particuliere persoon uit moest gaan. Vreemd dacht hij, letterlijk ver taald betekent het bijzonder. Glimlachend bedacht hij, dat zijn vader vroeger nooit tot zijn moeder gezegd had, zoals het geval was bij een ander be roemd figuur „Het is een bijzonder kind, Griet, en dat is ie". Neen, maar goed, hij was een par ticulier persoon, een bijzonder wezen om zo te zeggen nu dan klopte dat ook wel, want hij was heilig En als zodanig moest hij initiatief betonen. Goed. Maar waarom begon hij dan niet meteen met het oplossen van dat poolraadsel? De waarheid ligt altijd dichtbij en de meest geniale zaken zijn de eenvoudigste dingen ter wereld. Hij dacht weer aan zijn grote vriend Colombus en dat fameuze ei van hem. En hij moest steeds weer lachen in zichzelf, wanneer hij het tafereel in herinnering bracht van die deftige lieden, zittend aan een tafel, hoogst verbaasd starend naar een plasje eierstruif. De grijsaard wenkte bedachtzaam de waard. „Vriend", sprak hij, „wat zijn dat voor polen?" wijzend op het aanplakbiljet. „Maar meneer", zei deze, zijn handen aan zijn smoezelig voorschoot afvegend, „weet u dat dan niet?" „Doe me een genoegen, vriend, en expliceer" hernam de grijsaard. „Zeggu vroeg de waard, die niet erg ter tale scheen, verbaasd. „Vertel me eens", verduidelijkte de grijsaard, „waf dat allemaal inhoudt. Ik doe aan particulier initiatief, begrijp je". De waard begreep er niets van, maar in ieder geval kon hij vertellen wat die voetbalpool bete kende. Die oude heer was een klant en die moet je in ere houden. Misschien was die oude een beetje uit de tijd en zo. Dus begon de waard aan een verwarde uiteenzetting, waar de grijsaard niets van begreep, maar een kreet bleef bij hem hangen en dat was, dat er geld mee te verdie nen viel. En tenslotte hing alles af van het feit, zo snel mogelijk de financiële problemen op te lossen. De grijsaard gokte bij het invullen der kolommen. Hij was wel heilig, maar niet onfeilbaar, zoals de Paus van Rome en hij had het gevoel, dat diens onfeilbaarheid zich niet tot voetbalpools zou uit strekken. Een van diens voorgangers had eens een reusachtige flater geslagen met een Gallilei, toen hij beweerde dat de zon om de aarde draaide en niet andersom, ofwel misschien wel andersom, dat wist hij ook niet meer, maar het was nogal rumoerig'geweest in die tijd en bovendien al zo lang geleden. Onnodig te zeggen dat de grijsaard de pool won, onnodig te zeggen dat alles prima in orde kwam in die Oude Bijenkorf, alleen moeten we erbij ver melden, dat Sinterklaas bijzonder ontroerd was toen hij de spruiten van een zekere Jansen, amb tenaar in dienst van de Dienst van Volkshuisves ting, Sinterklaas Kapoentje hoorde zingen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1958 | | pagina 15