van de In Alblasserdam neemt reus Contm- Meereboer elke hindernis I Vrijheid der kinderen Gods krijgt gestalte CONCENTRATIE ROND HET H. OFFER naar persoonlijke beleving in gemeenschap Nabloeiers Reformatie Sk Karakteristiek besef Van meelzolder naar waardig Godshuis Grote verdraag zaamheid Verkeersregeling voor de aandacht Andere typen Voortreffelijke pl annen Geen dwangpijl KERSTINLAGE 24 DECEMBER 1958 PAGINA 2 Vrolijke noot WÊÊtBSSKÊSSBSÊÊÊÊÈ ONLANGS in Wenen gaf een barok-gekoepelde kerk ons een sensatie, die wij al min of meer vergeten waren. Als uit een onbewuste herinnering werden plotseling de echo en nagalm gegrepen, die opgeroepen waren door 't vallen van een kerkboek juist onder de koepel. En wij doorleefden plotsejing weer het zaterdagse biechtuur, zoals wij dat uit onze jeugd kennen. Een eenzaam schemerhoekje in de don kere leegte van een hoog gotisch kerkgebouw. Verloren onder een plukje licht zagen wij nog juist de penitentie bidders in het halfduister en om hen heen was de zwart heid van het niets. Maar zo gauw er iets viel of een voet stap klonk op het blauw-grijze arduin, gaf de architectuur zichzelf in een galmend antwoord bloot: hielden alle ge- welfjes hoog boven ons een parade voor het gehoor. En in dergelijke stille halfuurtjes bij het prevelen vanuit de biechtstoel, heeft het omklappen van een bankje, het val len van een tas ons geleerd, dat architectuur niet enkel met het oog maar evenzeer auditief te ervaren valt. CHRISTUS' jongste gewaad wachten dat aan deze bescheiden doosvorm zijn richting ontleent, dus of op de lengte of op de breedte is afgestemd. Maar niets is minder waar dan dat: de architectuur brengt geen dictaat, maa' slechts ruimte waarbinnen het liturgisch gebeuren zich kan ontplooien. De gerichtheid van het „meu bilair" is diagonaal; het altaar bevindt zich in een hoek en daaromheen concentreert zich de groepe ring der gelovigen. Is het te verbazen, dat bij deze ontwikkeling al gepraat wórdt over het afschaffen van de vulling van het kerkgebouw met kniel- en zitbanken. Ui terste soberheid bij de kerkbouw is geboden en slechts weinigen, zoals zwakken en ouden van da gen, hebben banken nodig. De overige mondige gelovigen zouden kunnen staan en zelf „standpunt tegenover het Heilige kunnen kiezen. Zij zouden daarbij waarschijnlijk iets meer dienen dan de economie van de kerkbouw, die bij ruimte-rovende banken niet bijzonder gediend is. Want zij zouden de persoonlijke beleving-in-gemeenschap, waarom wij zozeer vragen, gestalte geven binen de keik- v. R. Op deze pagina vindt u een tweetal foto's van de maquette van de kerk van O. L. Vrouw van Fatima te Alblasserdam, die een schoolvoorbeeld van een bescheiden maar welverzorgd gods huis zou kunnen worden. Onderaan de pagina drukken wij de plattegrond af, die een duidelijke verklaring vormt van de compacte vorm, zoals de maquette die te zien geeft. De aandachtige lezer zal opmerken dat het buis des Heren hier bij zonder nuttig is ingedeeld en toch de nodige waar digheid vertoont. In de rechterbovenhoek van de kerkplattegrond is het priesterkoor ontworpen met aansluitend de ruimte voor het zangkoor. De ge lovigen groeperen zich min of meer om deze hoek in banken, die een diagonaal middenpad door de rechthoekige kerk vrijlaten. Een operste concentra tie dus van de Mis-vierende gemeenschap rond het H. Offer. Het daglicht komt voornamelijk binnen door coulisse-achtig opgestelde hoge vensters in de zijwanden, die links en beneden op de plattegrond als gekartelde lijnen zijn aangegeven. De kerk krijgt 534 zitplaatsen welk aantal later tot 674 valt uit te breiden door een lage uitbreiding rechts van de ingangspartij, die links aan de be- nedenzijde van de plattegrond is getekend. Op het priesterkoor komt aan de oostzijde een groot raam van vloer tot plafond, zeer decoratief samengesteld uit beton-elementen met een vulling van glas-in-lood. Het interesante ontwerp is van architect J. A. Lelieveldt te Rotterdam. Hieronder nog even een verklaring van de cijfers voorkomend op de plattegrond: 1. Ingang. 2. Devotiekapel. 3. Kerkruimte met 534 zitplaatsen. 4. Priesterkoor. 5. Zangersruimte. 6. Doopkapel. 7. Sacristie. 8. Kleedruimte voor de misdienaars. 9. Biechtstoelen. 10. Pastorie. Maar geleidelijk zijn we eraan ge wend geraakt andere typen van kerk gebouwen te ontmoeten. Het is alsof de bewuste terugblik op honderd jaar van onze katholieke emancipatie ons besef van groeiende mondigheid heeft versterkt en daarmee de kerkvorm, zoals die hier en daar is gerealiseerd en in meer nog niet uitgevoerde plan nen is vastgelegd, ten sterkste heeft beïnvloed. Zeker, er zijn andere fac toren op technisch, maatschappelijk, zielzorglij k, architectonisch en voor al financieel terrein, die hand in hand met dit verschijnsel gaan om de kerk bouw naar de verschijningsvormen te voeren, die nu worden gecreëerd. Daar is allereerst de zielzorglijke en liturgische drang naar een duide lijker gemeenschapsviering van het H. Misoffer, naar een voelbaarder eenheid der gemeenschap, dwars over de overigens niet te miskennen scheidslijnen heen. Voorts is er de versobering, die allerlei op zichzelf fraaie complicaties als zuilengaande rijen en sterker plastische vormge ving als niét passend binnen het bud get van de overbelaste kerkenbouw- programma's afwijst. Techniek, al gemene architectuurontwikkeling en nieuwe maatschappelijke denkbeelden zijn eveneens van grote invloed op onze hedendaagse kerkvorm. Gelijk heidsbesef en voortschrijdende demo cratisering vinden bijna wonderlijk antwoord op hun verlangens in de techniek, die het mogelijk maakt gro te ruimten zonder bemiddelende steun punten te overkappen. Maar een duidelijke karakteristiek van de Nederlandse kerkprovincie en daarmee ook van de nieuwere kerk- ontwerpen, is toch wel dat versterkte mondigheidsbesef, dat gepaard aan ALBLASSERDAM, december 1958. TUSSEN KINDERDIJK EN PAPENDRECHT aan de rivier De Noord ligt Alblasserdam. Een van structuur en aanzien nog zeer landelijke gemeente, waar in de laatste tien jaren echter grote fabrieken en werven gedeeltelijk bezit van hebben genomen en waarheen stromen werknemers uit alle windstreken tot stilstand zijn gekomen. Alblasserdam telt nu 13000 inwoners en de fabrieken en werven hebben er een bedrijvigheid gebracht, die langzaam maar zeker het karakter van deze poldergemeente verandert. IN DE CORNELIS SMIT STRAAT, nummer 76, gewoon in het rijtje arbeiderswoningen, hangt al enige jaren een wit bord naast de bel, waarop staat: C. Meereboer, pastoor. De zeereer- waarde heer vult met zijn forse gestalte bijna geheel de deurope ning, wanneer hij ons opendoet en met een hartelijk en spontaan gebaar nodigt hij ons in zijn een voudige huiskamer, de enige die hij tot zijn beschikking heeft. Bui ten striemt de regen de straat; er ligt een boerderij tegenover zijn „pastorie", waar de mesthoop dampt en wilde eenden zich sna terend met elkaar vermaken. Alblasserdam heeft een pastoor en wat voor eentje! Een boom van een kerel, met een kwajon gensachtig gezicht, dat door weer en wind is gegroefd, een man uit het waterland, die met veel gevoel voor humor zijn schapen bij elkaar tracht te houden. Hij kent onder zijn parochianen „goe de, betere en beste katholieken" en de graadmeter die hij bij deze bijvoeglijke naamwoorden aan legt houdt geheel en al verband dergebracht in een neutraal schoolgebouw. Het stenen kerkje werd al in 1950 (Kerstmis) ge opend; de kleuterschool in 1953 en spoedig hoopt men te beginnen met de definitieve uitwerking van de plannen voor een eigen school. De kerk is echter te klein. Op zondag heeft pastoor Meereboer vierhonderd gelovigen bijeen: de hulpkerk van Papendrecht bedient zondags nog eens tweehonderd mensen. Maar alles bij elkaar heeft hij („goede, betere en bes- Ho '/nrcr x/nnr 19.00 kathol if*Won. „Ik wil dit noodkerkje verkopen voor een betere, echte kerk." met zijn milde humor en zijn gro te verdraagzaamheid. Pastoor Meereboer is een speel se verpersoonlijking van de con tra-reformatie in het meest re formatorische land, de Alblasser- waard. De geschiedenis van zijn zielzorgelijke ondernemingen, van uit Dordrecht n.b., is niet ge speend van avonturen, al moet men dit niet al te zwaar nemen, omdat ook de komische momen ten niet ontbraken. Zo vertelt hij glunderend van die eerste Nacht mis in 1945. Hij had zijn schapen om zich heen verzameld op een benauwde meelzolder van een „neutrale" bakkerij, ergens in het dorp. Zij waren gekomen uit alle poldergemeenten van de wijde om trek. Het was als in de tijd van de schuilkerk. De meelzolder was echter zó nauw, dat er van nor maal biechthoren geen sprake kon zijn. Daarom had men een oude grammofoon weten te versieren, die telkens wanneer er zich een biechteling vóór de H. Mis meld de, schetterend het biechtgeheim zeker stelde. Tijdens die dienst viel er nog meer voor. Zo kook te tijdens het meest gewijde mo ment de melk op de oude pot kachel over en moesten de dap pere, maar wat verkleumde nacht- misgangers met minder warme koffie naar hun verre woonsteden terugkeren. Dit alles gebeurde nog in de tijd dat pastoor Meereboer als kapelaan van de Bonifatius- parochie in Dordrecht dit missie gebied bediende. Maar nu is hij eigen baas, met een aardige bakstenen ftoodkerk- je achter zijn burgermanshuisje, toegewijd aan O.L. Vrouw van Fa tima. met een houten kleuter school en 7 klassen r.-k. onder wijs (co-educatie), nog zolang on- De helft daarvan is dus praktise rend; de andere helft is de zor- genrimpel, welke elke zielzorger in Christus' Kerk in de loop van zijn roeping oploopt. Menselijke kansen IN ALBLASSERDAM, met zijn niet minder dan 10 verschillende kerkgemeenschappen en sekten, is het gelaat van de Kerk niet ge makkelijk herkenbaar voor hen die zijn opgesloten in het enge, het benauwde, het overgeërfde angstcomplex voor alles wat „rooms" wordt genoemd. In Al blasserdam is het gelaat van Christus' Kerk echter niet meer bedekt, zoals dat vroeger weleer het geval is geweest, toen blinde reactie en godvrezende bekrom penheid de verdraagzaamheid ondraaglijk maakten en de „ver liezende" partij in het geheim op meelzolders bijeenkwam om de geheimen van het geloof te vieren Pastoor Meereboer heeft het moeilijker dan menig ander bouwpastoor, die in een geheel nieuwe wijk de kans krijgt geheel opnieuw te beginnen en een nieuw uiterlijk te geven aan zijn gemeen te. Er is hier weliswaar een evo lutie naar beter begrip voor el kaar, naar vriendschap zelfs, maar als het gaat om de stand punten der overtuiging is elk ge sprek haast onmogelijk. Alléén bij de werknemers, die uit alle delen van Nederland naar Alblas serdam zijn gekomen en die in de pastoor een herinnering aan hun oude omgeving zien ook niet-ka- tholieke arbeiders komen graag naar de kleine pastorie) kan het begin voor een hechtere parochie gemeenschap worden gelegd. Vaak hebben deze migranten heimwee en zijn zij door hun nieuwe werk, nieuwe buurt en nieuwe mensen onzeker. Dit is dan de menselijke kans voor de zielzorger in contact met hen te komen. Vaak zijn de persoonlijke spanningen, die mees tal optreden na de vestiging in een nieuwe buurt, de aanloopjes tot waardevolle winsten en hech te trouw. DE KINDEREN van de open bare en de christelijke scholen schreeuwen tijdens het speelkwar- tiertje de pastoor goedendag, als hij voorbijkomt op zijn fiets. Hij is de vrolijke noot geworden in een plaats' waar eigenlijk veel te weinig gelachen wordt. De zeer- eerwaarde heer Meereboer lacht voor tien. En daar is alle reden voor, want het gaat, ondanks ver schrikkelijk veel moeilijkheden, toch goed met Christus' Kerk in Alblasserdam. Daar krijgt de her der zo maar ineens een mooi lap je grond cadeau (prijs plm. 50.000 gulden) waarop in 1960 (of zal het met die bisschoppelijke beste dingsbeperking toch 1961-worden?) de kerk van architect J. A. Lelie veldt zal worden gebouwd. De school (Francescoschool) zal ook daarbij worden opgetrokken, of schoon pastoor Meereboer van me ning is dat wij géén enclave moe ten scheppen in een gemeenschap. De mensen zijn enthousiast over het plan. Deze kerk zal het eer ste waarlijk moderne gebouw zijn in dit oude dorp. Ze hebben een eigen bouwfonds, dat goed in el kaar zit! Maar opk de burgemeester is er tevreden over. En dat is al heel wat, want toen in 1950 het tegen woordige noodkerkje er moest ko men, is er in de raad dagenlang gevochten en was een van de op merkingen van een geacht raads lid, dat de Paus van het Vaticaan met Petrus deze ene overeenkomst bezat, nl. „dat hij evenals Petrus zijn Meester had verloochend". Zover kan men in Alblasserdam ook gaan! Maar als wij daar te genover het gevoel voor humor en het haast overwonnen minder waardigheidsgevoel van de eigen beminde christenen in deze „moei lijke" streek zetten, is een derge lijke mentaliteit als boven ge noemd alleen maar een kleine hin dernis die met de reus Meereboer aan de kop gemakkelijk wordt ge nomen. Dat blijkt wel uit het voor nemen dat de parochianen een be langrijk gedeelte van de werk zaamheden (zoals graven en met selen) zelf zullen gaan uitvoeren. PASTOOR MEuREBOER: „goed, beter, best!" Maar daar kwam nog een andere sensatie bij: het gevoel bestraft te worden voor ieder geluid van meer dan het kleinste aantal decibellen. Als een vermanende vinger trok de galm door het kerkgebouw tot wraak voor de aanstichter, die zich niet aan de fluistercode van de eerbied had gehou den. En dit effect werd in ons groei end besef een wezenstrek van de ker kelijke bouwkunst: het legde iets op, het kerkgebouw was m.a.w. een im- pfisant verschijnsel, en dat niet en kel in zijn akoestisch effect. Wij on- tnondigen die in duidelijke geschei denheid van de clerus-kaste het schouwspel van het H. Misoffer moch ten meemaken, braaf met het gezicht naar voren gedwongen door de bijna eindeloze bankenreeks, wij voelden ons al het ware bepaald, gedetermi neerd door de verkeersregeling, die de architectuur met haar overheersen de lengterichting, haar reeksen kolom men en ramen en de sterke lichtval op het priesterkoor, voor onze aan dacht had uitgedokterd. een nieuw gemeenschapsgevoel zoekt naar eenheid ondanks verschillen. En deze eenheid vindt in het algemeen expressie in een eenvoudige en klare kerkvorm, in een zaal, waarin het al taar een sterk centrale plaats in neemt. In het Brabantse, o.a. te Over- loon en Luyksgestel, treft men nog kerkvormen aan die de vrucht lijken van een onwaarschijnlijk compromis tussen vandaag en gisteren: zaalker ken, die buiten de ruimte, waarin zich de gemeenschap als voelbare eenheid manifesteert, een afzonderlij ke toneelmatige plaats toewijzen aan H. Officie en celebrerende clerus; een oplossing die weinig bevredigt en een oud zeer in nieuwe zakken verpakt inplaats van het op te ruimen. De ex pressie van het modern zijn wordt er dan een van materialen, van hun mo gelijkheden om ruimten af te dek ken, maar niet van een nieuwe bele ving, die deze middelen ook uit hoof de van de viering zelf nodig heeft. Meer noordelijk zijn intussen voor treffelijke plannen geboren, plannen die het vraagstuk van een in de ge meenschap geconcentreerde geloofs beleving op echt architectonische wij ze weten gestalte te geven. Op het project van dr. ir. Thomas Nix voor de kerk van O.L. Vrouw Visitatie te Schiedam hebben wij in onze kolom men al gewezen. Het brengt de ruim telijke waarden allereerst naar het verhoogde middenschip, waarin alles gereserveerd is voor zangkoor, preek stoel, presbyterium met altaar en doopvont. Dit ruimtelijk gaaf ont plooide midden wordt ter weerszijden geflankeerd door de banken voor de gelovigen, die loodrecht op de lengte as van het middenschip gericht zit ten. Betonjukken suggereren duidelijk deze ondergeschiktheid van de zij beuken aan het centrum van het Hei lig Gebeuren, dat in de middenbeuk is samengebracht. Op de expositie van Christelijke Kunst in Salzburg was een ander verdienstelijk plan van dezelfde ont werper geëxposeerd, nl. voor de Pius X-kerk te 's-Gravenhage, een in een voudige maar nobele mathematische vormen gecomponeerd gebouw, een korte zaalkerk, waarvan de lengte richting de tegenbeweging krijgt van het dwars over de ruimte getrokken tongewelf. Hier wordt weer duidelijk de gedachte uitgewerkt, dat het ge bouw op zichzelf sacraal vrijheid laat aan de gemeenschap van mon dige gelovigen zelf de eredienst in te vullen. Men zou in hetzelfde gebouw ook het altaar tegen de lange wand hebben kunnen plaatsen en dit zou in zekere zin meer in overeenstemming zijn geweest met de suggesties, die van de ruimtelijke vormen uitgaan. Dat zoiets niet gebeurd is wijst weer op die merkwaardige opvatting, dat een op zichzelf sacraal gebouw ruimte laat om het op allerlei wijzen overeenkomstig zijn bestemming te gebruiken. Het wordt slechts een zaak van invulling met meubilair als ban ken en altaar, wat w(j in alle bewust zijn van de eredienst maken. Welk een afstand ten opzichte van de kerk, die slechts op één manier bruikbaar was; die dienst deed als een architectoni sche dwangpijl, als een organisator van het religieuze éénrichtingsver keer. Ook het ontwerp voor de kerk van architect J. A. Le lieveldt voor Alblasserdam is tekenend voor de nieuwe ontwikkeling. Hij ontwierp in het kader van de behoefte aan een bescheiden en sobere kerk een vrijwel vierkante doos. Argeloze bezoekers zullen daar in de snel groei ende waterstad een kerkinterieur ver-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1958 | | pagina 6