Openbare les over historie
christelijk smeekgebed
Het BUITENKANSJE...
PUZZEL
HET LIJK IN DE MAND
ONZE DAGELIJKSE
door GEORGE BAGBY
Vakman met zilver
Doodzieke passagier op
Schiphol afgezet
Loonsverhoging voor
GSW-ers gevraagd
N.V. SLAVENBURG'S BANK
Mieke
VS
ZATERDAG 7 FEBRUARI 1959
PAGINA 4
Extra landing
Indertijd afgewezen
GEBR. BODEGRAVEN N.V.
Oplossing van gisteren
Dr. C. A. Bouman, benoemd tot lector
in de liturgiewetenschap aan de r.-k. Uni
versiteit te Nijmegen heeft vrijdagmid
dag in de aula van de universiteit een
openbare les gegeven, welke ging over
het onderwerp: „Communis oratio, pro
blemen betreffende de vroegste geschie
denis van het christelijke smeekgebed".
Hoewel dr. Bouman zich voornamelijk be
paalde tot de historische problemen be
treffende het smeekgebed, liet hij duide
lijk uitkomen hoe belangrijk dit onderzoek
is om de grondslagen van de christelijke
gebedspraktijk te leren kennen.
Hij betoogde dat het oude Gemeen
schappelijke Gebed het beste bekend is in
de vorm van de zogenaamde „gebeden der
gelovigen", waarin het in de Romeinse ri
tus voorkomt, nu nog slechts eenmaal per
jaar, in de dienst van Goede Vrijdag. Al
leen ln de eucharistische viering volgens
de oosterse ritussen heeft het zijn oor
spronkelijke plaats en functie meestal be
houden, Door een vergelijkend liturgie-
historisch onderzoek is het dan ook slechts
mogelijk de oorsprong en de vroegste ge
schiedenis van de „Communis Oratio" na
te gaan. Dr. Bouman gaf de grote lijnen
en de methode van dit onderzoek aan.
daarbij reflecterend op de studies van An
ton Baumstark, die vóór 1930 enkele ja
ren hoogleraar in de liturgie-wetenschap
te Nijmegen Is geweest.
Voor dit onderzoek is van belang een
juiste waardering van de Joodse invloe
den op de gebruiken van de oude Kerk
en de omvang van deze Invloed is lan
ge tijd onderschat. Men neemt thans ge
woonlijk aan dat het Gemeenschappelijk
Gebed, tezamen met de andere oude
bestanddelen van hetgeen minder ge
lukkig „voormis" heet, aan het schema
van da Joodse sabbathliturgle ls ont
leend.
Maar zowel over de vroegste ontwikke
ling van de dienst der lezingen vóór de
eigenlijke eucharistische viering als over
de gebruiken van de synagoge gedurende
de eerste twee eeuwen onzer jaartelling is
te weinig bekend om tot zulk een besliste
conclusie te komen.
Wel fs duidelijk dat het christelijk
smeekgebed een navolging is van de Ts-
filla (later bekend als de „achttien zege
ningen"), reeds in Christus' tijd het Joodse
smeekgebed bij uitstek. Dit blijkt o.m
uit de inhoud en opbouw van het uitvoe
rige gebed in de brief van Clemens van
Rome, van het einde der eerste eeuw.
Dr. Bonman achtte het onjuist dat men
de geschiedenis van het gemeenschappelijk
gebed uitsluitend in verband met de eu
charistische viering heeft bestudeerd. Het
maakte in vroeger tijd en maakt nu nog
in het oosten een element van alle ge
bedsdiensten uit. Bovendien blijkt ook op
dit punt het historische verband tussen
de prlvé-gebedsoefenlngen, in Israël en
de oude Kerk, en hetgeen later „getijden"
zou heten.
Het smeekgebed aldus dr. Bouman
ln zijn oorspronkelijke, losse vorm ls op
de duur vervangen door formules, die
naar meer verfijnde patronen zijn geredi
geerd: de uitvoerige priestergebeden van
de oosterse ritussen en de veel kortere,
nobele oraties van het Romeinse gebruik.
In het oosten ls daarnaast de door de
diaken gezongen litanie tot ontwikkeling
gekomen. Met name in de Byzantijnse ri
tus ls deze lltanievorm zo belangrijk ge
worden dat de priester er zijn gebed thans
grotendeels in stilte reciteert en slechts de
lofprijzing aan het slot met luide stem
uitspreekt. Parallel met deze ontwikkeling
lopen de verschillende vormen, waardooi
de gemeente aan het smeekgebed heeft
deelgenomen, een herhaald „amen", prl-
vé-gebed tijdens een gebedspauze, de
uitroep „Kyrie eleison" na de gebeden van
de litanie.
In zijn slotwoord wees dr. Bouman erop
dat de vragen betreffende de praktijk van
de eredienst slechts beantwoord kunnen
worden vanuit een gefundeerde kennis
van de ontwikkeling en structuur van de
traditionele liturgie. Anders ontaardt alle
zorg om de eredienst in een verwarde
discusssie. Vóór alles Is de traditie van
de eredienst waard om wille van haar
zelf te worden bestudeerd. Zij vertegen
woordigt de erfenis van eeuwen, is de on
middellijke neerslag van de christelijks
cultuur en wat meer is geeft uit
drukking aan het meest innerlijke leven
van de Kerk: haar beleving van de gehei
men des Heren, haar voortdurend verke
ren met de Bijbel, haar gebed en overwe
ging.
In zijn woning te Weston in Enge
land onderzoekt de heer Hubert M.
Brookes met vergrote vakmanshlik.
ken een zilveren kandelaar, die aan
hem is toevertrouwd om hem te ver
nieuwen. De heer Brookes is een
ervaren vakman op het gebied van
de zilverbewerking en een expert in
het maken van zilveren modellen.
Hij heeft modellen gemaakt van
schepen, vliegtuigen en kanonnen en
heeft kortgeleden van een vliegtuig,
fabrikant opdracht gekregen tot het
vervaardigen van een zilveren mo
del van een straalmotor. Hij heeft
hiervoor in zijn huis een complete
echte straalmotor gesloopt om voort,
durend te kunnen vergelijken. Hij
wil ook nog een passagiersschip of
een slagschip maken.
Gezagvoerder Appleby van de Britisch
European Airways heeft door een snel
en kloek besluit waarschijnlijk het leven
gered van een passagier. De heer J. Green
een Engelsman, die reeds enkele jaren
in Duitsland woonachtig is, stapte in Ham
burg in het Britse toestel, dat zonder tus
senlanding Londen Airport als eindbe
stemming had.
Toen het vliegtuig een half uur in de
lucht was meldde de steward aan gezag
voerder Appleby, dat de heer Green klaag
de over zeer ernstige maagpijn en op een
gegeven ogenblik zelfs hét bewustzijn ver
loren had. Appleby durfde het niet aan
naar Londen door te vliegen en maakte
contact met Schiphol. Hij meldde een ex
tra landing op de Amsterdamse luchthaven
te zullen maken om zijn doodzieke passa
gier af te zetten en verzocht om een ma-
bulance en een dokter.
Toen de Viscount op Schiphol landde,
stond er een wagen van de G.G. en G.D.
klaar, een dokter nam de patiënt over en
snel werd de heer Green naar het Wil-
helminagasthuis in Amsterdam overge
bracht. Hij is nu aan de beterhand, maar
het zal nog wel even duren alvorens hij
toestemming krijgt om het ziekenhuis te
verlaten.
De drie vakcentrales hebben de mi
nister van Sociale Zaken, Volksgezond
heid a.l. verzocht, de Ionen van de in
de Gemeentelijke Sociale Werkvoorzie
ningsregeling geplaatste werknemers te
verhogen. Reeds in 1957 hebben zif een
dergelijk verzoek gedaan. Met een beroep
op de bestedingsbeperking, alsmede op de
financiële toestand van 's rijks schatkist,
werd dit door de toenmalige minister
afgewezen.
Inmiddels is het aantal personen, dat
onder de G.S.W.-regeling werkt aanzienlijk
toegenomen. In 1957 waren dit er 15.069,
thans zijn het er bijna 20.000. De kans
is groot dat dit aantal nog zal toene
men.
Als argument voeren de vakcentrales
aan, dat de verschillen in weeklnko-
men tussen de ongeschoolde arbeiders
in het vrije bedrijf en die van de G.S.W.-
arbeiders, belangrijk zijn vergroot. Het
ls daarom dringend noodzakelijk, dat voor
deze sociaal zwakkeren wat wordt ge
daan. Als basis voor de beloning van de
G.S.W.-arbeiders wordt gedacht aan de
loonrichtlijnen voor ongeschoolde arbei
ders, zoals die momenteel door het Colle;
ge van Rijksbemiddelaars wojrdt gehan
teerd.
In het algemeen worden diegenen on
der de gemeentelijke sociale werkvoor
zieningsregeling tewerkgesteld, die voor
lopig of blijvend moeilijk in het normale
arbeidsproces kunnen worden, opgenomen.
Dat zijn bijv. herstelde T.B.C.-patiënten
blinden of slechtzienden, of personen die
lichamelijk of geestelijk ernstig zijn ge'
handicapt. Voor hen betekent de opne
ming in de G.S.W. meestal een moge
lijkheid tot revalidatie.
Ter voortzetting van de zaken tot dus
ver onder de firmanaam Gebroeders Bo
degraven te Nieuwkoop gedreven, i3 thans
opgericht de Gebr. Bodegraven N.V.,
eveneens te Nieuwkoop. Doel ls het fa
briceren en verwerken van metaalwaren
en de handel daarin, de handel ln ijzer
en andere metalen, enz. Het maatschap
pelijk kapitaal bedraagt f 1.000.000 ver
deeld in 20 prioriteitsaandelen groot f 100
en 998 gewone aandelen, elk groot 1.000
Hiervan zijn geplaatst alle prioriteits- en
598 gewone aandelen, die worden volge
stort door inbreng van de vroegere firma.
Horizontaal. 1. leerling (Fr.); 5. telwoord',
9. dierengeluid; 11, barmhartigheid.13,
deel van heit hoofd; 15. zwarte; 17, wate
ring; 19. hetzelfde ('afk.); 20. voegwoord;
21 vogel; 23. wiegen; 25. deel v. d. bijbel
(afk.); 26 werkelijk; 28. vogel; 28. regel,
maatstaf: 32. zamgnoot; 33. en anderen
(afk.); 35. harde duw; 36. vervoermaat
schappij .(afk.); 38. handig; 41. bevel; 42.
liefje; 44. godsdienst (afk.); 46. van de
wind af; 47. handigheidje; 49. vangst; 50
roofdier; 53. zoals de akten getuigen (Lait.
afk.)- 55. doorklinken; 57. levenslucht; 58
stofm'aat; 60. water in Brabant; 61. kip-
peneigenisdhap; 63. vorm van eren; 65
strafwerktuig; 67. soort glas-, 70. voigei-
produkt; 71. gelijk; 72. herkauwer.
Verticaal: 1. plaats in Drente; 2. ik
(Lat.); 3. waarschuwing; 4. voegwoord; 5
jongensnaam; 6. drank; 7. tersluiks; 8
voortreffelijk; 9. voortzetsei; 10. meisjes
naam; 12. werelddeel; 14. lofdicht; 16.
n:et bevestigen; 18. plaats dn Gelderland;
22. selenium (afk.); 24. volgens de regel;
27 kracht; 30. deel van het hoofd; 31. mi
litaire politie (afk.); 34. de somma van; 35
natuurkunde term (afk.); 37. noodsein-, 38
deel van Amerika (afk.); 39. waterstand
(afk.); 40. toestand zonder uitkomst; 42
eerwaarde lezer (Lat. afk.); 43. uitstalkast;
45 de vorm betreffende; 48. ontspannen;
51. Engels telwoord; 52. familielid; 54.
immer; 56. vis; 59. leeftijd (Eng.); 62. meis
jesnaam; 64. tijdperk; 66. tandeloos zoog
dier; 68. goud (Fr-); 69. pers voomaamw.
Horizontaal: 1 basis, 4 anker, 8 ld, 9 ol,
10 staat. 13 stand, 15 tea. 16 out. 18 aai,
19 fornuis, 22 r.o., 23 n.n-, 25 renstal, 29
aio, 31 the, 32 Epe. 34 collo, 36 langs, 38
du, 39 at, 40 trein, 41 snede.
Verticaal: 1 basta, 2 slaaf, 3 Ida, 5 not,
6 Klaas, 7 rad, 11 to, 12 Toronto, 13 stun
tel. 14 na 17 un, 20 ore. 21 I-na. 24 nacht,
25 Rolde, 26 s.h.. 27 lente, 28 -geste, 30 te,
33 pjg., 35 lui, 37 aan.
Nella is beslist een apart type,
maar ze heeft ook altijd wat aparts
ook..! Toen ze me deze week opbel
de en vroeg, of het goed was, dat
ze een kennis meebracht, vond ik
dat maar zó. Ja, niet om Nella,
maar ik was juist van plan, om
alle weekbladen, waarop we geabon
neerd zijn, „bij" te lezen. En nu
dit onverwachts bezoek.
Enfin, het leven is nu eenmaal vol
teleurstellingen, dus zwiepte ik mijn
lectuur maar in de linnenkast en
kweet me van mijn huisvrouwelijke
plichten.
Een „hij" bracht Nella mee. Een
met een plukje haar onder zijn
neus, tochtlatjes en een knots van
een uilebril op. Vermoedelijk een
van haar tegenspelers en dus voor
lopig een nieuwe vlam, dacht ik ge
laten, want Nella is aan het toneel.
Nu, ze spéélt geweldig, dat is
waar, dan Is ze eigenlijk zo heel
anders, maar och, daar wen je ook
wel aan. Zij hoopt maar steeds ont
dekt te worden en dan een schit
terend debuut op het t,v.-scherm te
maken. Hoewel ik maar een grein
tje, een droevig greintje zelfs ver
stand van toneel heb, geloof ik wel,
dat dê t.v. haar nooit weergeven
zal. Natuurlijk wel zielig, en ik pro
beer haar altijd maar een beetje
voor te bereiden op die desillusie,
maar lukken doet me dat nóg niet.
De „tochtlat" maakte een compli
mentje over mijn koffie. Nella keek
een beetje hemels, aha, zat 'm daar
de kneep? Spijtig dacht ik aan dat
spannende vervolgverhaal, lag er
natuurlijk duimendik bovenop, dat
zuster Jane weg was van die chi
rurg. Hoewel..
„Weet u, het is een prachtarti-
kel en gewild, want wie gebruikt
er tegenwoordig nu nog potloden.
Helemaal uit de tijd.." Ik trok mijn
voorhoofd in talloze groeven. Een
pracht-artikel en potloden, die uit
de tijd waren, waar had die snoes
haan het nu toch over? Ik keek naar
Nella, maar die bestudeerde met
intense aandacht mijn plafond, een
teken dat ze wel luisterde, maar niet
durfde kijken, tenslotte kén ik haar
wel.
„De provisie zal u in staat stel
len allerlei luxe Inkopen te doen, waar
u nu praktisch niet toe komt. Ik
weet zeker, dat u er verrukt over
zal zijn.." De „tochtlat" vouwde
bedachtzaam zijn handen tegen el
kaar en steunde daar zijh lieflijk aan
gezicht op. „Tenslotte kunt u het
toch een week proberen, ik zal u
50 stuks overhandigen.."
O, wat óerdom, om niet te luisteren,
een kwaal, die ik wel nooit afleren
zou. Hé, Waarom hielp Nella me
nu ook niet, die wist toch wel, dat
ik altijd zo afwezig was. Ik kreeg
een beetje de p.. in, zomaar stom
weg de pé. Wat moest ik nu zeg
gen, het was toch wel het toppunt
van onbeleefdheid om te zeggen, het
spijt me, maar ik heb helemaal niet
geluisterd. Wéér zocht ik Nella's blik
zag echter tot mijn verbazing ook
Gevestigd te Rotterdam
VOOR AL UW BANK-, EFFECTEN- BN ASSURANTIEZAKEN
bij haar die ontsteltenis in haa[
ogen. Verroest, had zij óók niet °e'
luisterd? Nu kon het pas leuk Wo?
den-!. i
„Welja, het is best te proberen,
zie er wel wat in en Nella ook Wel;
O, u zult verrukt over ons zijn", haP'
te ik toe. Nella keek nu bes-list oBj'
zet. Nu zou het komen, o, die „tocb''
lat" had óf een verrukkelijke r°''
juist op haar geschreven, met ka"®
op dat glorieuze t.v.-debuut en vo°f
mij een juweel van een baan. T*H®'
schien ook wel bij de t.v. hoeW®"
toch wel griezelig. En dan moest ie
natuurlijk elke dag wat anders aa11
hebben, óók een probleem! Maar da'
zouden we best weten op te losse11:
nee, die „tochtlat" was zo kwaa°
nog niet. Gauw pasfoto's, nee, g?'
wone foto's maar, zo een beetje
glimlachend, niet te erg natuurlijk'
storend voor het beeldscherm.. Toe11
wel leuk, de een als omroepster e"
de andere als aanbiddelijke toneel
speelster.
„Dit is het buitenkansje van u14'
leven. Hier moeten ook wel vef'
trouwde mensen voor zijn en daaroB1
heb ik aan u beiden gedacht.
kent veel mensen, u zult eens zie"'
binnen drie dagen komt u om a"'
dere vragen. Dit is mijn kaartje
met het adres, desnoods kunt k
's nachts nog bellen" De „tochtlat
zette twee doosjes voor ons neer, ee11
doordringende claxon deed hem haa®'
tig opspringen. „Neemt u mij toe'
kwalijk, maar ik moet weg" Hup-
jas aan, hoed op licht beige glacé'j
aan, tas onder zijn arm en weg was b»
„Ik snap er niets van, jij? Vo"
de hoofdrol ln „Jij en ik" hebben
nog iemand nodig bij „Vreugde e"
Vriendschap" en ik dacht, dat bij
regisseur was." stamelde Nella ont'
hutst.
„Vandaar die hemelse blik", scha'
terde ik nu. „Maar we zullen cef'
gauw kijken, wat de bedoeling nu l5'
Ik snap er eerlijk ook geen l°r
van".
Het eerste doosje bevatte 50 bah'
points, het andere ookWe kek®11
elkaar eens aan. Ik las het briefje'
voor ieder exemplaar, dat u verkoop'
kunt u een dubbeltje afhouden. Adr®3
Frederik Bladergroen, Van HeusdeO'
straat 28
„Verroest zei nu ook Nell3
zou hij nu echt denken, dat we cÜe
voor hem verkopen gingen. Vandaar
de opmerking u zult er verrukt °ve!
zijn en de provisie zal u in staat stelj;
len, allerlei luxe inkopen te doen
En als vanouds zagen we er tocb
de humor van in, toen we van onte
verbijstering bekomen waren.
50 provisie-aanbrengende schrijfapp3'
raten waren we zo kwijt, want fe
verkochten ze voor het gemak maa'
voor de helft van de prijs. Nog staa'
de bel niet stil. Frederik Bladergroen
neggen, dat we geen kans zagen-
looit van ons leven, want wie week
as dit alleen maar een trucje en kom'
liij eerstdaags toch met die dend®'
rende rol voor Nella op de proppen*
want in dat toneelstuk heeft dê lief'
lijke, oerzakelijke hoofdrol ook me
ballpoints te maken.
Deze verliespost zal straks beslis'
in daverende winst omgezet worden-
tenslotte hebben we allebei een klef1
beetje een vooruitzeggende gees'-
Beweerde laatst een geheimzinnig
waarzegster op de kermis, maar tf®
waren ons daar niet van bewust
Nu beslist wel, ja, die „tochtlat
dadht ons te nemen, maar hij z®1
versteld over ons staan. Alleen zij"
we wel erg bang dat er geen nab®'
stellingen bij ons binnenkomen, wam
erg schrijven doen die snertdin'
gen niet. Ik heb tenminste mijn po''
lood maar weer in gebruik
6).
Het dienstertje was gearriveerd met onze „que-
soburguesas". Op het Engelse menu zouden ze prij
ken onder de naam „cheeseburgers", maar ik kan
het beter in het Spaans zeggen, om het nogal eigen
aardig karakter ervan te beklemtonen. Schmitty
lichtte de bovenkant van zijn exemplaar op en bekeek
de belegging argwanend. Ik nam een hap van de
mijne.
Ik moet een smeris in burger voorstellen, legde
ik uit.
Schmitty klapte zijn broodje weer dicht en proefde
voorzichtig.
Niet gek, zei hij bedachtzaam. Dit lijkt net zo
veel op een werkelijke cheeseburger als jij op een po
litieman, maar gek is het niet. Draagt een recher
cheur in dit land geen verborgen wapens?
Nou, Webb heeft me gefouilleerd!
Dat joch het schoenpoetsertje is dat een
vriend van je?
Gèen vriend vari me, begon ik.
Maar toen achtte ik" bet beter mijn mond daarover
te houden. Ik ken inspecteur Schmidt en zijn vooroor
delen ook. Het leek me stoer niet meer te vertellen,
dan nodig was over de rit in de taxi in het park en de
afloop ervan.
Geen vriend van meeging ik voort. Gewoon zo n
joch. met zo'n draagbaar schoenpoetsbankje. Dat zie
je hier óveral. Hij had de Dallas-man te weinig wis
selgeld gegeven en die was van plan hem aan de poli
tie over te leveren. Weet je wat over de Guardia Civil?
Schmitty fronste zijn voorhoofd.
De Guardia Civil, zei hij fel, dat is geen politie.
Die horen tot het leger.
Ik knikte.
j3) Zei ik, het zijn militairen, maar ze hebben
een politiële functie. Het zijn me lieverdjes. Dat jochie
was misschien veertien, denkelijk zelfs jonger. En kan
je je nu één ding voorstellen, waarom je zo'n knul in
de handen zou stoppen van de Guardia Civil?
De inspecteur werd voorzichtig.
In welk land je ook bent, zei hij, moet je de wet
ten van dat land nakomen. Als die wetten je niet
bevallen, of de manier, waarop ze worden uitgevoerd,
moet je teruggaan naar waar je vandaan komt. Mis
schien zou het wat anders zijn, Baggy, als je je hier
gevestigd had; maar dat is nu éénmaal niet het ge
val. Hier ben je een vreemdeling en je wordt niet ver
ondersteld je te bemoeien met interne zaken.
Alles goed en wel, voerde ik aan, maar waar be
moeide vriend Webb zich dan mee? Hij wist absoluut
niet, wat hij deed,
Ik vertelde, hoe alles zich had toegedragen, precies
zoals het gebeurd was. Ik volgde het verhaal tot het
ogenblik, dat de taxichauffeur ons in het gewoel liet
verdwijnen. Over de rest liet ik het doek vallen.
Ik maakte de jongen behoorlijk bang, zei ik. Toen
schopte ik hem de taxi uit met de boodschap, zich
voortaan behoorlijk te gedragen. Dus ik heb dat rond
je van Webb heus wel verdiend.
Inspecteur Schmidt las me behoorlijk de les. Hij
schilderde me de gevaren, die ik hij het spel had ge
lopen. Natuurlijk had hij geen idee van de werkelijke
gevaren, die me bederigd hadden, maar hij hing een
kleurig verhaal op van wat er gebeurd kon zijn, als de
chauffeur niet zo handig was geweest.
Stel je eens voor, dat die kerel met zijn zwarte
steek je te grazen genomen had, voordat je er met
dat joch vandoor had kunnen gaan! zei hij.
Ik haalde mijn schouders op.
Ik heb toch een Amerikaans paspoort? opperde
ik. Het ergste dat ze hadden kunnen doen, was me
over de grens te zetten met de boodschap, me nooit
meer in Spanje te laten zien.
Dat bleek helemaal verkeerd van me om dat te
zeggen. Schmitty haalde een stel gevallen aan uit de
Verenigde Staten. Over ambassadepersoneel, dat bij
een verkeersongeval betrokken was geweest en diplo
matieke onschendbaarheid had bepleit.
Hij ging er niet zo diep op in, maar ik voelde me
kleintjes. Ik had het gevoel, dat elke afleiding me wel
kom zou zijn. Maar toen de afleiding kwam, bleek die
me hoegenaamd niet welkom.
Die afleiding wasDavid Horsham.
HOOFDSTUK 4
Mijnheer Bagby, zei Horsham.
Ik keek op en keek midden in een gezicht als een
donderwolk. Hij stond daar bij ons tafeltje met ge
fronste wenkbrauwen. Zijn armen hingen slap langs
zijn lichaam, maar ze eindigden in gebalde vuisten,
en toen ik er naar keek merkte ik op dat ze zo gespan
nen waren, dat zijn knokkels wit werden. Ik stond
op. Ik had het gevoel, dat ik me staande meer op mijn
gemak zou voelen. Zittend voelde ik me klein en dan
moest ik tegen hem opkijken.
Mijnheer Horsham, zei ik en ik deed het beleefd
net alsof ik de stormvoorspellende uitdrukking op zijn
gezicht niet had opgemerkt. Ik stelde hem aan de in
specteur voor. Ik maakte er van wat ik kon, met alle
mogelijke nadruk op mijn „goede Oude vriend, in
specteur van de New Yorkse politie.
Hij boog, Schmitty stak hem de hand toe en hij
schudde die.
Schmitty gaf me een knipoogje, zouden we dat
Inspecteur-Schmidt-vao-de-New Yorkse-politie - effect
niet wat weglaten?, Vroeg hij.
Ik ben hier niet ambtshalve. Een beetje incognito
zou me liever zijn.
Ik had het er juist met opzet zo dik bovenop ge
legd. Het „collega" had ik er deze keer maar afge
laten, maar ik beken, te hebben gehoopt, dat Hors
ham er de conclusie uit zou trekken, dat ik
zelf ook wel eens een defectieve of zoets kon zijn,
en dat dit idee hem een beetje mocht matigen in
zijn optreden. Een echte politieman is immers niet
zo'n eerste de beste gekke Amerikaan. Misschien
zou het helpen, zijn aantijgingen minder zwaar te ma
ken.
Een ogenblik dacht ik werkelijk, dat het had ge
holpen Horsham wendde zich weer tot mij.
'Ik wil u niet opihouden, zei hij, maar ik zou u toch
wel even willen spreken. Mag ik erbij gaan zitten?
Lang wordt het niet, dat beloof ik u.
Dit ging zo natuurlijk, dat ik de hoop koesterde,
hem ervan af te kunnen houden het oestermesverhaal
tegen Schmitty te spuien. Dat probeerde ik tenmin-
stc.
Waarom zou ik u niet in uw hotel opzoeken?
stelde ik voor. Daar kunnen we rustig praten. Wel
ke tijd zou u schikken?"
Dat bleek succes te hebben, maar de inspecteur
gooide roet in het eten. Als naar gewoonte had het
serveerstertje ons een tafeltje voor vier gegeven.
Nu schoof Schmitty een van de lege stoelen bij.
Ga zitten, jongeman, zei hij. Let maar niet op
mij. Ik zie zó, dat je iets op je lever hebt, dat niet kan
wachten.
Horsham wierp Schmitty een dankbare blik toe en
legde zijn hand op de stoelleuning. Hij keek me aan,
kennelijk totdat ik hem uitnodigde te gaan zitten en
zelf plaatsnam.
Ik speelde maar mee.
Zoals u wilt, meneer Horsham, zei ik. Ik meen
de, dat u me liever onder vier ogen wilde spreken.
Ik ging zitten. Na enige aarzeling volgde Horsham
mijn voorbeeld.
Als het erom ging, wat ik graag zou willen, dan
zou ik liever helemaal niets behoeven te zeggen. Ik
moet u namelijk mijn verontschuldiging maken.
Dat had ik nu helemaal niet verwacht. Er leek
maar één oplossing: het meisje was door de mand ge
vallen en had alles bekend.
Praat er niet meer over, zei ik. Laten we doen,
alsof er niets gebeurd is.
Hij schudde zijn hoofd.
Nee, zei hij, dat kan ik toch niet doen. Ik weet
niet precies meer, wat ik tegen u gezegd heb, maar
ik moet elk woord terugtrekken.
Schmitty leunde voorover en grinnikte tegen de
jongeman.
Dat is altijd voldoende, mijn jongen, zei hij. Je
hebt je excuus aangeboden en Baggy heeft het aan
vaard. Ik lust nog wel zo'n gekke cheeseburger. En
jij? Heb je al gegeten of wacht je tot tien uur?
Ik kwam hier eigenlijk met de bedoeling iets te
eten, zei Horsham. Maar toen zag ik meneer Bagby.
Ik denk, dat ik nu beter even kan blijven om alles te
zeggen, wat ik op mijn hart heb en dan kan ik nog al
tijd zien, wat ik doe.
Je kan moeilijk eten en praten tegelijk, lachte
Schmitty. Zo met je mond vol gaat dat zo slecht.
Horshams beteuterd-kwaad gezicht fleurde op en
Schmitty riep een dienstertje. Horsham vermande
zich en toen hij me weer aankeek, zag hij er even
vastberaden uit als gewoonlijk.
Er is geen enkele reden, waarom meneer Bag
by nog met me te maken zou willen hebben, verklaar
de hij. En hij heeft alle reden me niet te mogen.
Wat ik eigenlijk voelde, deed niet terzake. Ik be
merkte heel goed, dat de jongeman de belangstelling
van de inspecteur had opgewekt en ik begreep, dat op
een of andere manier Schmitty de geschiedenis in de
„Keiler" toch uit me zou krijgen. En daarom kon het
me bitter weinig schelen of dat nu hier gebeurde of
later met hem alleen in het Floridahotel. Bovendien
merkte ik, dat de donkere uitdrukking geheel uit-
Horshams ogen was verdwenen. Hij was weer hele
maal de oude.
Meneer Bagby, zei ik, heeft er liever zand over.
We kunnen beter allemaal nog wat eten en over iets
anders praten.
Het dienstertje was verschenen en Schmitty vroeg
Horsham, wat hij wenste te gebruiken. Horsham be
studeerde het menu. Intussen hestelden wij nog een
paar cheeseburgers.
Wat is een cheeseburger ln het Spaans? vroeg
Horsham.
Een Quesoburguesa, zei ik.
Hoe bestaat het mompelde Horsham. Overigens
stam ik van mensen, die niet zo lang in een menu
zitten neuzen. Ik zal ook een Cheeseburger nemen en
een potje thee. Hij wendde zich tot het meisje en be
stelde in het Spaans: „Gon leche, por favor, voegde
hij eraan toe. Dat leidde tot de gewone routinevragen,
die altijd weer opduiken als je in Spanje melk, of iets
mét melk bestelt.
„Caliente? vroeg het dienstertje.
Horsham onderdrukte met succes een huivering.
Té caliente, zei hij, leche frio.
Het meisje was direct bereid aan te nemen, dat hij
de thee warm wilde hebben, maar ze wilde er toch
goed van overtuigd zijn, dat hij de melk koud ver
langde. Ze vroeg het voor alle zekerheid nog eens in
het Engels. Toen herhaalde ze nog een paar keer: dus
warme thee met koude melk.
Eindelijk was ze overtuigd en ze ging het bestelde ha
len.
Eenzaam vanavond? vroeg ik, toen het meisje
weg was.
Horsham knikte.
Ik heb het een beetje te bont gemaakt, zei hij.
Een paar van de dingen, die ik gezegd heb, vielen
zwaarder uit dan ik bedoeld had. Toen kregen we ru
zie.
Ik vond het niet nodig, dat hij zo in bijzonderheden
trad. Ze was tenslotte door de mand gevallen en
toen had ze alles bekend, dat was duidelijk. Toen
was hij natuurlijk uitgevaren en had haar de volle
laag gegeven.
Inspecteur Schmidt mengde zich in het gesprek.
Getrouwd, meneer Horsham? vroeg hij.
Getrouwd! echode Horsham somber.
O nee, meneer. Zover is het nog niet. Hij slaakte een
diepe zucht en vermande zich weer. Meneer Bagby
heeft haar vanmiddag gezien, legde hij uit. Een land
genote van u. Erg lief, maar moeilijk.
Ik zou hier de inspecteur hebben kunnen vertel
len, wat ik van het kind dacht; maar ik vond het niet
nodig, de pas aangeknoopte vriendschappelijke be
trekkingen weer te bederven.
Och, er zijn wel een paar erg lieve kinderen on
der onze landgenoten, merkte ik op, maar moeilijke
zijn er heel wat.
Werkelijk? Hij scheen bepaald geïnteres
seerd.
Sally is het enige Amerikaanse meisje, dat ik
ooit heb gekend. Natuurlijk had u het bij het recht®
eind: ze pakte inderdaad het mes weg. Ze had het to
haar tasje.
Schmitty zat doodstil, maar ik begreep, wat hii
dacht. Er was iets in zijn binnenste, dat als het wa
re de oren spitste.
Ik had eigenlijk niet mogen veronderstellen, ze>
ik, dat u me geloofd zou hebben. Zelfs die arme kel
ner kon me niet geloven. Hij was er zeker van, dat
ze toch haar tasje niet met vislucht zou willen beder
ven.
Horsham schrok op. Mijn woorden hadden blijk
baar zijn eigen gedachtengang gestoord.
Inderdaad.dat zou zijn gaan stinken, niet?
zei hij.
Hij zat er over na te denken. Het was een ernstig?
en diepe overpeinzing.waarom? vroeg ik me ar-
Dat punt leek me toch volkomen onbelangrijk. Ik
kon niet begrijpen, dat hij er zoveel aandacht aan
schonk. Hij stopte zijn hand in zijn rechterjaszak,
haalde haar er weer uit en rook aan zijn vingers. M®'
de seconde keek hij ongelukkiger.
Wat voor een mes, vroeg Schmitty.
Een oestermes, inspecteur, antwoordde HorS-
ham.
Horsham haalde de witte zakdoek uit zijn borstzak
je en bette zijn voorhoofd. En inderdaad: het zweet
stond erop. Ik bemerkte, dat het dezelfde zakdoek
was, die Sally White van hem geleend had in de Kei
ler. Ditmaal was hij te veel van streek om op de lip'
penstiftvegen te letten. Toen hij de zakdoek weer ®P
zijn plaats terugbracht zat hij vol met lippenrood.
Die landgenote van ons, vroeg Schmitty, stak
die een oestermes in haar tasje, een ongewassen
oestermes?
Horsham voorkwam mijn antwoord.
Het was bij de lunch, zei hij. We gebruikten cÜe
in de „Keiler". U weet, hoe ze daar met oesters op iJs
rondgaan.
Dat weet ik eerlijk gezegd niet, mompeld®
Schmitty.
De inspecteur komt zo juist van Parijs gevlogeb'
legde ik uit.
Nu, dat doen ze daar, vervolgde Horsham.
De kelner was juist klaar de oesters van m®'
neer Bagby te openen. Toen pikte Sally zijn mes vat1
het wagentje en verborg het in haar tasje. Nou, dan
moet haar tasje ook naar vis geroken hebben. Ik ruik
het nu nog in mijn zak, en ik kreeg het pas, toen h®'
natuurlijk helemaal droog was. Hij trok weer zijn zak'
doek te voorschijn en veegde weer zijn voorhoofd a"
Ik ben bang, zei hij, dat ik verschrikkelijk onopmerk'
zaam ben geweest.
Hij glimlachte berouwvol.
Waarom zou ik het proberen te vergoelijken-
voegde hij eraan toe. Ik ben verdraaid stom geweest-
Het leek het goede ogenblik om wat opbeurends te
zeggen.
Die lucht uit uw zak zal wel wegtrekken, zei ik'
In het ergste geval zult u het jasje moeten late"
stomen.
Ik hoopte niet, dat dit klonk, alsof ik vond, dat h1'
zich teveel opwond over zo'n kleinigheid. Niets vto5
echter minder waar.
O, dat, zei hij. Dat is niet zo erg. Ik denk aan
SallyHet lijkt er veel op, dat ik haar had mo®'
ten geloven!
Pat moest hij zelf weten. Het dienstertje was intqs'
sen teruggekomen met onze bestelling. Ik wijdde mü
aandacht aan mijn cheeseburger, Horsham overlaten®
aan zijn gepieker over zijn verhouding tot Sally Wh1'
te. Afwezig beet hij in zijn cheeseburger.
(Wordt vervolgd),