Openbare les over historie christelijk smeekgebed Het BUITENKANSJE... PUZZEL HET LIJK IN DE MAND ONZE DAGELIJKSE door GEORGE BAGBY Vakman met zilver Doodzieke passagier op Schiphol afgezet Loonsverhoging voor GSW-ers gevraagd N.V. SLAVENBURG'S BANK Mieke VS ZATERDAG 7 FEBRUARI 1959 PAGINA 4 Extra landing Indertijd afgewezen GEBR. BODEGRAVEN N.V. Oplossing van gisteren Dr. C. A. Bouman, benoemd tot lector in de liturgiewetenschap aan de r.-k. Uni versiteit te Nijmegen heeft vrijdagmid dag in de aula van de universiteit een openbare les gegeven, welke ging over het onderwerp: „Communis oratio, pro blemen betreffende de vroegste geschie denis van het christelijke smeekgebed". Hoewel dr. Bouman zich voornamelijk be paalde tot de historische problemen be treffende het smeekgebed, liet hij duide lijk uitkomen hoe belangrijk dit onderzoek is om de grondslagen van de christelijke gebedspraktijk te leren kennen. Hij betoogde dat het oude Gemeen schappelijke Gebed het beste bekend is in de vorm van de zogenaamde „gebeden der gelovigen", waarin het in de Romeinse ri tus voorkomt, nu nog slechts eenmaal per jaar, in de dienst van Goede Vrijdag. Al leen ln de eucharistische viering volgens de oosterse ritussen heeft het zijn oor spronkelijke plaats en functie meestal be houden, Door een vergelijkend liturgie- historisch onderzoek is het dan ook slechts mogelijk de oorsprong en de vroegste ge schiedenis van de „Communis Oratio" na te gaan. Dr. Bouman gaf de grote lijnen en de methode van dit onderzoek aan. daarbij reflecterend op de studies van An ton Baumstark, die vóór 1930 enkele ja ren hoogleraar in de liturgie-wetenschap te Nijmegen Is geweest. Voor dit onderzoek is van belang een juiste waardering van de Joodse invloe den op de gebruiken van de oude Kerk en de omvang van deze Invloed is lan ge tijd onderschat. Men neemt thans ge woonlijk aan dat het Gemeenschappelijk Gebed, tezamen met de andere oude bestanddelen van hetgeen minder ge lukkig „voormis" heet, aan het schema van da Joodse sabbathliturgle ls ont leend. Maar zowel over de vroegste ontwikke ling van de dienst der lezingen vóór de eigenlijke eucharistische viering als over de gebruiken van de synagoge gedurende de eerste twee eeuwen onzer jaartelling is te weinig bekend om tot zulk een besliste conclusie te komen. Wel fs duidelijk dat het christelijk smeekgebed een navolging is van de Ts- filla (later bekend als de „achttien zege ningen"), reeds in Christus' tijd het Joodse smeekgebed bij uitstek. Dit blijkt o.m uit de inhoud en opbouw van het uitvoe rige gebed in de brief van Clemens van Rome, van het einde der eerste eeuw. Dr. Bonman achtte het onjuist dat men de geschiedenis van het gemeenschappelijk gebed uitsluitend in verband met de eu charistische viering heeft bestudeerd. Het maakte in vroeger tijd en maakt nu nog in het oosten een element van alle ge bedsdiensten uit. Bovendien blijkt ook op dit punt het historische verband tussen de prlvé-gebedsoefenlngen, in Israël en de oude Kerk, en hetgeen later „getijden" zou heten. Het smeekgebed aldus dr. Bouman ln zijn oorspronkelijke, losse vorm ls op de duur vervangen door formules, die naar meer verfijnde patronen zijn geredi geerd: de uitvoerige priestergebeden van de oosterse ritussen en de veel kortere, nobele oraties van het Romeinse gebruik. In het oosten ls daarnaast de door de diaken gezongen litanie tot ontwikkeling gekomen. Met name in de Byzantijnse ri tus ls deze lltanievorm zo belangrijk ge worden dat de priester er zijn gebed thans grotendeels in stilte reciteert en slechts de lofprijzing aan het slot met luide stem uitspreekt. Parallel met deze ontwikkeling lopen de verschillende vormen, waardooi de gemeente aan het smeekgebed heeft deelgenomen, een herhaald „amen", prl- vé-gebed tijdens een gebedspauze, de uitroep „Kyrie eleison" na de gebeden van de litanie. In zijn slotwoord wees dr. Bouman erop dat de vragen betreffende de praktijk van de eredienst slechts beantwoord kunnen worden vanuit een gefundeerde kennis van de ontwikkeling en structuur van de traditionele liturgie. Anders ontaardt alle zorg om de eredienst in een verwarde discusssie. Vóór alles Is de traditie van de eredienst waard om wille van haar zelf te worden bestudeerd. Zij vertegen woordigt de erfenis van eeuwen, is de on middellijke neerslag van de christelijks cultuur en wat meer is geeft uit drukking aan het meest innerlijke leven van de Kerk: haar beleving van de gehei men des Heren, haar voortdurend verke ren met de Bijbel, haar gebed en overwe ging. In zijn woning te Weston in Enge land onderzoekt de heer Hubert M. Brookes met vergrote vakmanshlik. ken een zilveren kandelaar, die aan hem is toevertrouwd om hem te ver nieuwen. De heer Brookes is een ervaren vakman op het gebied van de zilverbewerking en een expert in het maken van zilveren modellen. Hij heeft modellen gemaakt van schepen, vliegtuigen en kanonnen en heeft kortgeleden van een vliegtuig, fabrikant opdracht gekregen tot het vervaardigen van een zilveren mo del van een straalmotor. Hij heeft hiervoor in zijn huis een complete echte straalmotor gesloopt om voort, durend te kunnen vergelijken. Hij wil ook nog een passagiersschip of een slagschip maken. Gezagvoerder Appleby van de Britisch European Airways heeft door een snel en kloek besluit waarschijnlijk het leven gered van een passagier. De heer J. Green een Engelsman, die reeds enkele jaren in Duitsland woonachtig is, stapte in Ham burg in het Britse toestel, dat zonder tus senlanding Londen Airport als eindbe stemming had. Toen het vliegtuig een half uur in de lucht was meldde de steward aan gezag voerder Appleby, dat de heer Green klaag de over zeer ernstige maagpijn en op een gegeven ogenblik zelfs hét bewustzijn ver loren had. Appleby durfde het niet aan naar Londen door te vliegen en maakte contact met Schiphol. Hij meldde een ex tra landing op de Amsterdamse luchthaven te zullen maken om zijn doodzieke passa gier af te zetten en verzocht om een ma- bulance en een dokter. Toen de Viscount op Schiphol landde, stond er een wagen van de G.G. en G.D. klaar, een dokter nam de patiënt over en snel werd de heer Green naar het Wil- helminagasthuis in Amsterdam overge bracht. Hij is nu aan de beterhand, maar het zal nog wel even duren alvorens hij toestemming krijgt om het ziekenhuis te verlaten. De drie vakcentrales hebben de mi nister van Sociale Zaken, Volksgezond heid a.l. verzocht, de Ionen van de in de Gemeentelijke Sociale Werkvoorzie ningsregeling geplaatste werknemers te verhogen. Reeds in 1957 hebben zif een dergelijk verzoek gedaan. Met een beroep op de bestedingsbeperking, alsmede op de financiële toestand van 's rijks schatkist, werd dit door de toenmalige minister afgewezen. Inmiddels is het aantal personen, dat onder de G.S.W.-regeling werkt aanzienlijk toegenomen. In 1957 waren dit er 15.069, thans zijn het er bijna 20.000. De kans is groot dat dit aantal nog zal toene men. Als argument voeren de vakcentrales aan, dat de verschillen in weeklnko- men tussen de ongeschoolde arbeiders in het vrije bedrijf en die van de G.S.W.- arbeiders, belangrijk zijn vergroot. Het ls daarom dringend noodzakelijk, dat voor deze sociaal zwakkeren wat wordt ge daan. Als basis voor de beloning van de G.S.W.-arbeiders wordt gedacht aan de loonrichtlijnen voor ongeschoolde arbei ders, zoals die momenteel door het Colle; ge van Rijksbemiddelaars wojrdt gehan teerd. In het algemeen worden diegenen on der de gemeentelijke sociale werkvoor zieningsregeling tewerkgesteld, die voor lopig of blijvend moeilijk in het normale arbeidsproces kunnen worden, opgenomen. Dat zijn bijv. herstelde T.B.C.-patiënten blinden of slechtzienden, of personen die lichamelijk of geestelijk ernstig zijn ge' handicapt. Voor hen betekent de opne ming in de G.S.W. meestal een moge lijkheid tot revalidatie. Ter voortzetting van de zaken tot dus ver onder de firmanaam Gebroeders Bo degraven te Nieuwkoop gedreven, i3 thans opgericht de Gebr. Bodegraven N.V., eveneens te Nieuwkoop. Doel ls het fa briceren en verwerken van metaalwaren en de handel daarin, de handel ln ijzer en andere metalen, enz. Het maatschap pelijk kapitaal bedraagt f 1.000.000 ver deeld in 20 prioriteitsaandelen groot f 100 en 998 gewone aandelen, elk groot 1.000 Hiervan zijn geplaatst alle prioriteits- en 598 gewone aandelen, die worden volge stort door inbreng van de vroegere firma. Horizontaal. 1. leerling (Fr.); 5. telwoord', 9. dierengeluid; 11, barmhartigheid.13, deel van heit hoofd; 15. zwarte; 17, wate ring; 19. hetzelfde ('afk.); 20. voegwoord; 21 vogel; 23. wiegen; 25. deel v. d. bijbel (afk.); 26 werkelijk; 28. vogel; 28. regel, maatstaf: 32. zamgnoot; 33. en anderen (afk.); 35. harde duw; 36. vervoermaat schappij .(afk.); 38. handig; 41. bevel; 42. liefje; 44. godsdienst (afk.); 46. van de wind af; 47. handigheidje; 49. vangst; 50 roofdier; 53. zoals de akten getuigen (Lait. afk.)- 55. doorklinken; 57. levenslucht; 58 stofm'aat; 60. water in Brabant; 61. kip- peneigenisdhap; 63. vorm van eren; 65 strafwerktuig; 67. soort glas-, 70. voigei- produkt; 71. gelijk; 72. herkauwer. Verticaal: 1. plaats in Drente; 2. ik (Lat.); 3. waarschuwing; 4. voegwoord; 5 jongensnaam; 6. drank; 7. tersluiks; 8 voortreffelijk; 9. voortzetsei; 10. meisjes naam; 12. werelddeel; 14. lofdicht; 16. n:et bevestigen; 18. plaats dn Gelderland; 22. selenium (afk.); 24. volgens de regel; 27 kracht; 30. deel van het hoofd; 31. mi litaire politie (afk.); 34. de somma van; 35 natuurkunde term (afk.); 37. noodsein-, 38 deel van Amerika (afk.); 39. waterstand (afk.); 40. toestand zonder uitkomst; 42 eerwaarde lezer (Lat. afk.); 43. uitstalkast; 45 de vorm betreffende; 48. ontspannen; 51. Engels telwoord; 52. familielid; 54. immer; 56. vis; 59. leeftijd (Eng.); 62. meis jesnaam; 64. tijdperk; 66. tandeloos zoog dier; 68. goud (Fr-); 69. pers voomaamw. Horizontaal: 1 basis, 4 anker, 8 ld, 9 ol, 10 staat. 13 stand, 15 tea. 16 out. 18 aai, 19 fornuis, 22 r.o., 23 n.n-, 25 renstal, 29 aio, 31 the, 32 Epe. 34 collo, 36 langs, 38 du, 39 at, 40 trein, 41 snede. Verticaal: 1 basta, 2 slaaf, 3 Ida, 5 not, 6 Klaas, 7 rad, 11 to, 12 Toronto, 13 stun tel. 14 na 17 un, 20 ore. 21 I-na. 24 nacht, 25 Rolde, 26 s.h.. 27 lente, 28 -geste, 30 te, 33 pjg., 35 lui, 37 aan. Nella is beslist een apart type, maar ze heeft ook altijd wat aparts ook..! Toen ze me deze week opbel de en vroeg, of het goed was, dat ze een kennis meebracht, vond ik dat maar zó. Ja, niet om Nella, maar ik was juist van plan, om alle weekbladen, waarop we geabon neerd zijn, „bij" te lezen. En nu dit onverwachts bezoek. Enfin, het leven is nu eenmaal vol teleurstellingen, dus zwiepte ik mijn lectuur maar in de linnenkast en kweet me van mijn huisvrouwelijke plichten. Een „hij" bracht Nella mee. Een met een plukje haar onder zijn neus, tochtlatjes en een knots van een uilebril op. Vermoedelijk een van haar tegenspelers en dus voor lopig een nieuwe vlam, dacht ik ge laten, want Nella is aan het toneel. Nu, ze spéélt geweldig, dat is waar, dan Is ze eigenlijk zo heel anders, maar och, daar wen je ook wel aan. Zij hoopt maar steeds ont dekt te worden en dan een schit terend debuut op het t,v.-scherm te maken. Hoewel ik maar een grein tje, een droevig greintje zelfs ver stand van toneel heb, geloof ik wel, dat dê t.v. haar nooit weergeven zal. Natuurlijk wel zielig, en ik pro beer haar altijd maar een beetje voor te bereiden op die desillusie, maar lukken doet me dat nóg niet. De „tochtlat" maakte een compli mentje over mijn koffie. Nella keek een beetje hemels, aha, zat 'm daar de kneep? Spijtig dacht ik aan dat spannende vervolgverhaal, lag er natuurlijk duimendik bovenop, dat zuster Jane weg was van die chi rurg. Hoewel.. „Weet u, het is een prachtarti- kel en gewild, want wie gebruikt er tegenwoordig nu nog potloden. Helemaal uit de tijd.." Ik trok mijn voorhoofd in talloze groeven. Een pracht-artikel en potloden, die uit de tijd waren, waar had die snoes haan het nu toch over? Ik keek naar Nella, maar die bestudeerde met intense aandacht mijn plafond, een teken dat ze wel luisterde, maar niet durfde kijken, tenslotte kén ik haar wel. „De provisie zal u in staat stel len allerlei luxe Inkopen te doen, waar u nu praktisch niet toe komt. Ik weet zeker, dat u er verrukt over zal zijn.." De „tochtlat" vouwde bedachtzaam zijn handen tegen el kaar en steunde daar zijh lieflijk aan gezicht op. „Tenslotte kunt u het toch een week proberen, ik zal u 50 stuks overhandigen.." O, wat óerdom, om niet te luisteren, een kwaal, die ik wel nooit afleren zou. Hé, Waarom hielp Nella me nu ook niet, die wist toch wel, dat ik altijd zo afwezig was. Ik kreeg een beetje de p.. in, zomaar stom weg de pé. Wat moest ik nu zeg gen, het was toch wel het toppunt van onbeleefdheid om te zeggen, het spijt me, maar ik heb helemaal niet geluisterd. Wéér zocht ik Nella's blik zag echter tot mijn verbazing ook Gevestigd te Rotterdam VOOR AL UW BANK-, EFFECTEN- BN ASSURANTIEZAKEN bij haar die ontsteltenis in haa[ ogen. Verroest, had zij óók niet °e' luisterd? Nu kon het pas leuk Wo? den-!. i „Welja, het is best te proberen, zie er wel wat in en Nella ook Wel; O, u zult verrukt over ons zijn", haP' te ik toe. Nella keek nu bes-list oBj' zet. Nu zou het komen, o, die „tocb'' lat" had óf een verrukkelijke r°'' juist op haar geschreven, met ka"® op dat glorieuze t.v.-debuut en vo°f mij een juweel van een baan. T*H®' schien ook wel bij de t.v. hoeW®" toch wel griezelig. En dan moest ie natuurlijk elke dag wat anders aa11 hebben, óók een probleem! Maar da' zouden we best weten op te losse11: nee, die „tochtlat" was zo kwaa° nog niet. Gauw pasfoto's, nee, g?' wone foto's maar, zo een beetje glimlachend, niet te erg natuurlijk' storend voor het beeldscherm.. Toe11 wel leuk, de een als omroepster e" de andere als aanbiddelijke toneel speelster. „Dit is het buitenkansje van u14' leven. Hier moeten ook wel vef' trouwde mensen voor zijn en daaroB1 heb ik aan u beiden gedacht. kent veel mensen, u zult eens zie"' binnen drie dagen komt u om a"' dere vragen. Dit is mijn kaartje met het adres, desnoods kunt k 's nachts nog bellen" De „tochtlat zette twee doosjes voor ons neer, ee11 doordringende claxon deed hem haa®' tig opspringen. „Neemt u mij toe' kwalijk, maar ik moet weg" Hup- jas aan, hoed op licht beige glacé'j aan, tas onder zijn arm en weg was b» „Ik snap er niets van, jij? Vo" de hoofdrol ln „Jij en ik" hebben nog iemand nodig bij „Vreugde e" Vriendschap" en ik dacht, dat bij regisseur was." stamelde Nella ont' hutst. „Vandaar die hemelse blik", scha' terde ik nu. „Maar we zullen cef' gauw kijken, wat de bedoeling nu l5' Ik snap er eerlijk ook geen l°r van". Het eerste doosje bevatte 50 bah' points, het andere ookWe kek®11 elkaar eens aan. Ik las het briefje' voor ieder exemplaar, dat u verkoop' kunt u een dubbeltje afhouden. Adr®3 Frederik Bladergroen, Van HeusdeO' straat 28 „Verroest zei nu ook Nell3 zou hij nu echt denken, dat we cÜe voor hem verkopen gingen. Vandaar de opmerking u zult er verrukt °ve! zijn en de provisie zal u in staat stelj; len, allerlei luxe inkopen te doen En als vanouds zagen we er tocb de humor van in, toen we van onte verbijstering bekomen waren. 50 provisie-aanbrengende schrijfapp3' raten waren we zo kwijt, want fe verkochten ze voor het gemak maa' voor de helft van de prijs. Nog staa' de bel niet stil. Frederik Bladergroen neggen, dat we geen kans zagen- looit van ons leven, want wie week as dit alleen maar een trucje en kom' liij eerstdaags toch met die dend®' rende rol voor Nella op de proppen* want in dat toneelstuk heeft dê lief' lijke, oerzakelijke hoofdrol ook me ballpoints te maken. Deze verliespost zal straks beslis' in daverende winst omgezet worden- tenslotte hebben we allebei een klef1 beetje een vooruitzeggende gees'- Beweerde laatst een geheimzinnig waarzegster op de kermis, maar tf® waren ons daar niet van bewust Nu beslist wel, ja, die „tochtlat dadht ons te nemen, maar hij z®1 versteld over ons staan. Alleen zij" we wel erg bang dat er geen nab®' stellingen bij ons binnenkomen, wam erg schrijven doen die snertdin' gen niet. Ik heb tenminste mijn po'' lood maar weer in gebruik 6). Het dienstertje was gearriveerd met onze „que- soburguesas". Op het Engelse menu zouden ze prij ken onder de naam „cheeseburgers", maar ik kan het beter in het Spaans zeggen, om het nogal eigen aardig karakter ervan te beklemtonen. Schmitty lichtte de bovenkant van zijn exemplaar op en bekeek de belegging argwanend. Ik nam een hap van de mijne. Ik moet een smeris in burger voorstellen, legde ik uit. Schmitty klapte zijn broodje weer dicht en proefde voorzichtig. Niet gek, zei hij bedachtzaam. Dit lijkt net zo veel op een werkelijke cheeseburger als jij op een po litieman, maar gek is het niet. Draagt een recher cheur in dit land geen verborgen wapens? Nou, Webb heeft me gefouilleerd! Dat joch het schoenpoetsertje is dat een vriend van je? Gèen vriend vari me, begon ik. Maar toen achtte ik" bet beter mijn mond daarover te houden. Ik ken inspecteur Schmidt en zijn vooroor delen ook. Het leek me stoer niet meer te vertellen, dan nodig was over de rit in de taxi in het park en de afloop ervan. Geen vriend van meeging ik voort. Gewoon zo n joch. met zo'n draagbaar schoenpoetsbankje. Dat zie je hier óveral. Hij had de Dallas-man te weinig wis selgeld gegeven en die was van plan hem aan de poli tie over te leveren. Weet je wat over de Guardia Civil? Schmitty fronste zijn voorhoofd. De Guardia Civil, zei hij fel, dat is geen politie. Die horen tot het leger. Ik knikte. j3) Zei ik, het zijn militairen, maar ze hebben een politiële functie. Het zijn me lieverdjes. Dat jochie was misschien veertien, denkelijk zelfs jonger. En kan je je nu één ding voorstellen, waarom je zo'n knul in de handen zou stoppen van de Guardia Civil? De inspecteur werd voorzichtig. In welk land je ook bent, zei hij, moet je de wet ten van dat land nakomen. Als die wetten je niet bevallen, of de manier, waarop ze worden uitgevoerd, moet je teruggaan naar waar je vandaan komt. Mis schien zou het wat anders zijn, Baggy, als je je hier gevestigd had; maar dat is nu éénmaal niet het ge val. Hier ben je een vreemdeling en je wordt niet ver ondersteld je te bemoeien met interne zaken. Alles goed en wel, voerde ik aan, maar waar be moeide vriend Webb zich dan mee? Hij wist absoluut niet, wat hij deed, Ik vertelde, hoe alles zich had toegedragen, precies zoals het gebeurd was. Ik volgde het verhaal tot het ogenblik, dat de taxichauffeur ons in het gewoel liet verdwijnen. Over de rest liet ik het doek vallen. Ik maakte de jongen behoorlijk bang, zei ik. Toen schopte ik hem de taxi uit met de boodschap, zich voortaan behoorlijk te gedragen. Dus ik heb dat rond je van Webb heus wel verdiend. Inspecteur Schmidt las me behoorlijk de les. Hij schilderde me de gevaren, die ik hij het spel had ge lopen. Natuurlijk had hij geen idee van de werkelijke gevaren, die me bederigd hadden, maar hij hing een kleurig verhaal op van wat er gebeurd kon zijn, als de chauffeur niet zo handig was geweest. Stel je eens voor, dat die kerel met zijn zwarte steek je te grazen genomen had, voordat je er met dat joch vandoor had kunnen gaan! zei hij. Ik haalde mijn schouders op. Ik heb toch een Amerikaans paspoort? opperde ik. Het ergste dat ze hadden kunnen doen, was me over de grens te zetten met de boodschap, me nooit meer in Spanje te laten zien. Dat bleek helemaal verkeerd van me om dat te zeggen. Schmitty haalde een stel gevallen aan uit de Verenigde Staten. Over ambassadepersoneel, dat bij een verkeersongeval betrokken was geweest en diplo matieke onschendbaarheid had bepleit. Hij ging er niet zo diep op in, maar ik voelde me kleintjes. Ik had het gevoel, dat elke afleiding me wel kom zou zijn. Maar toen de afleiding kwam, bleek die me hoegenaamd niet welkom. Die afleiding wasDavid Horsham. HOOFDSTUK 4 Mijnheer Bagby, zei Horsham. Ik keek op en keek midden in een gezicht als een donderwolk. Hij stond daar bij ons tafeltje met ge fronste wenkbrauwen. Zijn armen hingen slap langs zijn lichaam, maar ze eindigden in gebalde vuisten, en toen ik er naar keek merkte ik op dat ze zo gespan nen waren, dat zijn knokkels wit werden. Ik stond op. Ik had het gevoel, dat ik me staande meer op mijn gemak zou voelen. Zittend voelde ik me klein en dan moest ik tegen hem opkijken. Mijnheer Horsham, zei ik en ik deed het beleefd net alsof ik de stormvoorspellende uitdrukking op zijn gezicht niet had opgemerkt. Ik stelde hem aan de in specteur voor. Ik maakte er van wat ik kon, met alle mogelijke nadruk op mijn „goede Oude vriend, in specteur van de New Yorkse politie. Hij boog, Schmitty stak hem de hand toe en hij schudde die. Schmitty gaf me een knipoogje, zouden we dat Inspecteur-Schmidt-vao-de-New Yorkse-politie - effect niet wat weglaten?, Vroeg hij. Ik ben hier niet ambtshalve. Een beetje incognito zou me liever zijn. Ik had het er juist met opzet zo dik bovenop ge legd. Het „collega" had ik er deze keer maar afge laten, maar ik beken, te hebben gehoopt, dat Hors ham er de conclusie uit zou trekken, dat ik zelf ook wel eens een defectieve of zoets kon zijn, en dat dit idee hem een beetje mocht matigen in zijn optreden. Een echte politieman is immers niet zo'n eerste de beste gekke Amerikaan. Misschien zou het helpen, zijn aantijgingen minder zwaar te ma ken. Een ogenblik dacht ik werkelijk, dat het had ge holpen Horsham wendde zich weer tot mij. 'Ik wil u niet opihouden, zei hij, maar ik zou u toch wel even willen spreken. Mag ik erbij gaan zitten? Lang wordt het niet, dat beloof ik u. Dit ging zo natuurlijk, dat ik de hoop koesterde, hem ervan af te kunnen houden het oestermesverhaal tegen Schmitty te spuien. Dat probeerde ik tenmin- stc. Waarom zou ik u niet in uw hotel opzoeken? stelde ik voor. Daar kunnen we rustig praten. Wel ke tijd zou u schikken?" Dat bleek succes te hebben, maar de inspecteur gooide roet in het eten. Als naar gewoonte had het serveerstertje ons een tafeltje voor vier gegeven. Nu schoof Schmitty een van de lege stoelen bij. Ga zitten, jongeman, zei hij. Let maar niet op mij. Ik zie zó, dat je iets op je lever hebt, dat niet kan wachten. Horsham wierp Schmitty een dankbare blik toe en legde zijn hand op de stoelleuning. Hij keek me aan, kennelijk totdat ik hem uitnodigde te gaan zitten en zelf plaatsnam. Ik speelde maar mee. Zoals u wilt, meneer Horsham, zei ik. Ik meen de, dat u me liever onder vier ogen wilde spreken. Ik ging zitten. Na enige aarzeling volgde Horsham mijn voorbeeld. Als het erom ging, wat ik graag zou willen, dan zou ik liever helemaal niets behoeven te zeggen. Ik moet u namelijk mijn verontschuldiging maken. Dat had ik nu helemaal niet verwacht. Er leek maar één oplossing: het meisje was door de mand ge vallen en had alles bekend. Praat er niet meer over, zei ik. Laten we doen, alsof er niets gebeurd is. Hij schudde zijn hoofd. Nee, zei hij, dat kan ik toch niet doen. Ik weet niet precies meer, wat ik tegen u gezegd heb, maar ik moet elk woord terugtrekken. Schmitty leunde voorover en grinnikte tegen de jongeman. Dat is altijd voldoende, mijn jongen, zei hij. Je hebt je excuus aangeboden en Baggy heeft het aan vaard. Ik lust nog wel zo'n gekke cheeseburger. En jij? Heb je al gegeten of wacht je tot tien uur? Ik kwam hier eigenlijk met de bedoeling iets te eten, zei Horsham. Maar toen zag ik meneer Bagby. Ik denk, dat ik nu beter even kan blijven om alles te zeggen, wat ik op mijn hart heb en dan kan ik nog al tijd zien, wat ik doe. Je kan moeilijk eten en praten tegelijk, lachte Schmitty. Zo met je mond vol gaat dat zo slecht. Horshams beteuterd-kwaad gezicht fleurde op en Schmitty riep een dienstertje. Horsham vermande zich en toen hij me weer aankeek, zag hij er even vastberaden uit als gewoonlijk. Er is geen enkele reden, waarom meneer Bag by nog met me te maken zou willen hebben, verklaar de hij. En hij heeft alle reden me niet te mogen. Wat ik eigenlijk voelde, deed niet terzake. Ik be merkte heel goed, dat de jongeman de belangstelling van de inspecteur had opgewekt en ik begreep, dat op een of andere manier Schmitty de geschiedenis in de „Keiler" toch uit me zou krijgen. En daarom kon het me bitter weinig schelen of dat nu hier gebeurde of later met hem alleen in het Floridahotel. Bovendien merkte ik, dat de donkere uitdrukking geheel uit- Horshams ogen was verdwenen. Hij was weer hele maal de oude. Meneer Bagby, zei ik, heeft er liever zand over. We kunnen beter allemaal nog wat eten en over iets anders praten. Het dienstertje was verschenen en Schmitty vroeg Horsham, wat hij wenste te gebruiken. Horsham be studeerde het menu. Intussen hestelden wij nog een paar cheeseburgers. Wat is een cheeseburger ln het Spaans? vroeg Horsham. Een Quesoburguesa, zei ik. Hoe bestaat het mompelde Horsham. Overigens stam ik van mensen, die niet zo lang in een menu zitten neuzen. Ik zal ook een Cheeseburger nemen en een potje thee. Hij wendde zich tot het meisje en be stelde in het Spaans: „Gon leche, por favor, voegde hij eraan toe. Dat leidde tot de gewone routinevragen, die altijd weer opduiken als je in Spanje melk, of iets mét melk bestelt. „Caliente? vroeg het dienstertje. Horsham onderdrukte met succes een huivering. Té caliente, zei hij, leche frio. Het meisje was direct bereid aan te nemen, dat hij de thee warm wilde hebben, maar ze wilde er toch goed van overtuigd zijn, dat hij de melk koud ver langde. Ze vroeg het voor alle zekerheid nog eens in het Engels. Toen herhaalde ze nog een paar keer: dus warme thee met koude melk. Eindelijk was ze overtuigd en ze ging het bestelde ha len. Eenzaam vanavond? vroeg ik, toen het meisje weg was. Horsham knikte. Ik heb het een beetje te bont gemaakt, zei hij. Een paar van de dingen, die ik gezegd heb, vielen zwaarder uit dan ik bedoeld had. Toen kregen we ru zie. Ik vond het niet nodig, dat hij zo in bijzonderheden trad. Ze was tenslotte door de mand gevallen en toen had ze alles bekend, dat was duidelijk. Toen was hij natuurlijk uitgevaren en had haar de volle laag gegeven. Inspecteur Schmidt mengde zich in het gesprek. Getrouwd, meneer Horsham? vroeg hij. Getrouwd! echode Horsham somber. O nee, meneer. Zover is het nog niet. Hij slaakte een diepe zucht en vermande zich weer. Meneer Bagby heeft haar vanmiddag gezien, legde hij uit. Een land genote van u. Erg lief, maar moeilijk. Ik zou hier de inspecteur hebben kunnen vertel len, wat ik van het kind dacht; maar ik vond het niet nodig, de pas aangeknoopte vriendschappelijke be trekkingen weer te bederven. Och, er zijn wel een paar erg lieve kinderen on der onze landgenoten, merkte ik op, maar moeilijke zijn er heel wat. Werkelijk? Hij scheen bepaald geïnteres seerd. Sally is het enige Amerikaanse meisje, dat ik ooit heb gekend. Natuurlijk had u het bij het recht® eind: ze pakte inderdaad het mes weg. Ze had het to haar tasje. Schmitty zat doodstil, maar ik begreep, wat hii dacht. Er was iets in zijn binnenste, dat als het wa re de oren spitste. Ik had eigenlijk niet mogen veronderstellen, ze> ik, dat u me geloofd zou hebben. Zelfs die arme kel ner kon me niet geloven. Hij was er zeker van, dat ze toch haar tasje niet met vislucht zou willen beder ven. Horsham schrok op. Mijn woorden hadden blijk baar zijn eigen gedachtengang gestoord. Inderdaad.dat zou zijn gaan stinken, niet? zei hij. Hij zat er over na te denken. Het was een ernstig? en diepe overpeinzing.waarom? vroeg ik me ar- Dat punt leek me toch volkomen onbelangrijk. Ik kon niet begrijpen, dat hij er zoveel aandacht aan schonk. Hij stopte zijn hand in zijn rechterjaszak, haalde haar er weer uit en rook aan zijn vingers. M®' de seconde keek hij ongelukkiger. Wat voor een mes, vroeg Schmitty. Een oestermes, inspecteur, antwoordde HorS- ham. Horsham haalde de witte zakdoek uit zijn borstzak je en bette zijn voorhoofd. En inderdaad: het zweet stond erop. Ik bemerkte, dat het dezelfde zakdoek was, die Sally White van hem geleend had in de Kei ler. Ditmaal was hij te veel van streek om op de lip' penstiftvegen te letten. Toen hij de zakdoek weer ®P zijn plaats terugbracht zat hij vol met lippenrood. Die landgenote van ons, vroeg Schmitty, stak die een oestermes in haar tasje, een ongewassen oestermes? Horsham voorkwam mijn antwoord. Het was bij de lunch, zei hij. We gebruikten cÜe in de „Keiler". U weet, hoe ze daar met oesters op iJs rondgaan. Dat weet ik eerlijk gezegd niet, mompeld® Schmitty. De inspecteur komt zo juist van Parijs gevlogeb' legde ik uit. Nu, dat doen ze daar, vervolgde Horsham. De kelner was juist klaar de oesters van m®' neer Bagby te openen. Toen pikte Sally zijn mes vat1 het wagentje en verborg het in haar tasje. Nou, dan moet haar tasje ook naar vis geroken hebben. Ik ruik het nu nog in mijn zak, en ik kreeg het pas, toen h®' natuurlijk helemaal droog was. Hij trok weer zijn zak' doek te voorschijn en veegde weer zijn voorhoofd a" Ik ben bang, zei hij, dat ik verschrikkelijk onopmerk' zaam ben geweest. Hij glimlachte berouwvol. Waarom zou ik het proberen te vergoelijken- voegde hij eraan toe. Ik ben verdraaid stom geweest- Het leek het goede ogenblik om wat opbeurends te zeggen. Die lucht uit uw zak zal wel wegtrekken, zei ik' In het ergste geval zult u het jasje moeten late" stomen. Ik hoopte niet, dat dit klonk, alsof ik vond, dat h1' zich teveel opwond over zo'n kleinigheid. Niets vto5 echter minder waar. O, dat, zei hij. Dat is niet zo erg. Ik denk aan SallyHet lijkt er veel op, dat ik haar had mo®' ten geloven! Pat moest hij zelf weten. Het dienstertje was intqs' sen teruggekomen met onze bestelling. Ik wijdde mü aandacht aan mijn cheeseburger, Horsham overlaten® aan zijn gepieker over zijn verhouding tot Sally Wh1' te. Afwezig beet hij in zijn cheeseburger. (Wordt vervolgd),

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1959 | | pagina 4