witte doek
Sir Alec Guinness aan de top
Vuurproef voor zijn inzicht en talent
OVER
Humor als ontleedmes
Kay Kendall wil iets anders
Orson Welles
heeft het druk
Joseph Mankiewicznaar
Engeland
Bezield Pools filmdrama
Hef amateurtoneel moet
een volksgoed blijven
9
Q,
Kanal
Joan Crawford terug inde studio's
Coward belooft Sellers
een eigen toneelstuk
Ode aan de butler
Acteren, regisseren, produceren,
monteren en schrijven
Ingewortelde
liefhebberij
Ham Roest
Hans
van
Bergen
Schilders uit Z.-Afrika
VB
ZATERDAG 7 FEBRUARI 1939
PAGINA 5
NA 25 JAAR
Te „high-brow"
De naam Wodehouse is een begrip. Meer dan vijftig jaar lang
heeft deze vruchtbare schrijver boek na boek in bet licht gezonden
en miljoenen lezers in de gehele wereld danken hem vele uren van
gezonde, prettige ontspanning. Zijn typisch Engelse humor is schier
onuitputtelijk en zijn manier om kostelijke situaties uit te denken
en op te dissen is heslist onnavolgbaar. Enbijna onvertaalbaar.
Dat de Uitgeverij Het Spectrum te Utrecht in haar Prisma-reeks
verscheidene vertalingen van Wodehouse ging brengen, scheen mij
destijds een groot waagstuk tot mij bleek dat men in mevrouw
WielekBerg een voortreffelijk bewerkster had gevonden. Zij heeft
genoeg van Wodehouse met zijn dwaze vergelijkingen en absurde
filosofietjes, zijn malle karakteriseringen en dolle verwikkelingen
weten te bewaren om hem een goede kans te geven. Die de Neder
landse lezers kennelijk met heide handen hebben aangegrepen. Zo
verschenen „Er zit een luchtje aan", „Lachgas", ,Gussie en de kat
vis" en „Lentekoorts" alle onvervalst Wodehousiaans, gezellige
en geestig, en toch onderling zo verrassend verschillend dat zij niet
licht vervelen.
„Ik ben doodziek van al die luchtige komedies"-'
ÜÉÉw y tL
Nieuwe „Rosemarie"
- -
C. J. KELK
keurmeester
I
Ons toneel moet op het volk
afgestemd zijn
Geen vrijbrief
Schokkend en meeslepend
Haags Gemeentemuseum:
WERELDNIEUWS
(Van onze filmredacteur
hetzelfde trottoir van het Londense Leicester Square, waarover
deze week maandag vele filmberoemdheden in kostbare toiletten
gingen om de Royal Film Perfomance in de Empire Cinema bij te
wonen, schuifelde een kwart eeuw geleden een jonge acteur, wiens
maag van honger knaagde, maar die te trots was geweest om de twintig
pond aan te nemen, waarmee Sir John Gielgud, toen al een succesvol
kunstenaar, hem had willen helpen. Hij probeerde de gedachte aan zijn
honger te verdrijven met het imiteren van voorbijgangers, wier gedragin.
gen om de een of andere reden zijn aandacht trokken. Toen ook dit
niet meer hielp, stapte hij het Piccadilly Theatre binnen, vast besloten
elk baantje aan te nemen, dat hem een behoorlijk maal kon opleveren.
Hij had geluk. Tegen een gage van drie pond per week werd hij
geëngageerd voor een toneelstuk in drie bedrijven. In het eerste bedrijf
moest hij een Franse piraat spelen, in het tweede een Chinese koelie
en in het derde een Britse zeeman.
Dit gebeurde in 1934 en daarmee had Alec Guinness de eerste stap
gezet op de weg, die naar de hoogste toppen van het succes en naar
het Britse ridderschap zou leiden. Want Guinness' laatste film „The
Horse's Mouth" naar de roman van Joyce Cary, die hijzelf tot draaiboek
verwerkte, was uitverkoren om te worden vertoond op de Royal Fihn
Performance 1959 en Guinness wandelde opnieuw over het trottoir van
Leicester Square, maar nu als grote onder de groten, ondanks zijn
tengere gestalte.
hij onder valse voorwendsels binnendringt
of op de nog gave muur van een gebom
bardeerd Londens kerkje, waar hij 't laat
ste oordeel schildert, tot het allerlaatste
oordeel wordt voltrokken door de bull
dozers. die de kerkruïne slopen.
De Britse koningin-moeder en prinses
Margaret zetten deze voorstelling konink
lijke luister bij en behalve Alec Guinness
lelf, waren er veie prominente figuren
Jj't de internationale filmwereld, die aan
•ie vorstelijke bezoeksters werden voor
gesteld.
De recette van deze gala-voorstelling
(de duurste plaats kostte ongeveer f 250,-)
Was bestemd voor het Cinematograph
vrade Benevolent Fund. Het ging echter
biet alleen om het goede doet. De bezoe
kers kregen ook waar voor hun geld- On
der leiding van de 70-jarige, maar nog al-
'tid even vitale Maurice Chevalie.r, vorm
den beroemdheden als Simone Signoret,
Juliette Gréco, Lauren Bacail, Richard
Attenborough, Peggy Cummins, Renée
Houston, Richard Todd, Frankie Vaughan
en Kay Walsh, een koortje, dat zijn vo
cale prestaties, subsidiair zijn flonkerende
verschijning, met een daverend applaus
beloond zag.
Maar de ovationele hulde van de avond
was voor Alec Guinness, toen hij na de
vertoning van zijn film op het toneel ver
scheen.
Voor de andere sterren was de Royal
Film Show een gelegenheid temeer, om
zich te koesteren in de stralen van de zon
der beroemdheid. Maar voor Alec Guin
ness was deze avond veel meer. Op hem
waren alle ogen gericht. Hij stond geheel
alleen op de avond van zijn grootste
waagstuk. De juistheid van zijn inzicht en
de grootte van zijn talent werden aan de
vuurproef onderworpen. Hij had tal van
verleidelijke, financieel voordelige aanbie-
d.ngen van de hand gewezen en zijn eigen
geld gestoken in een verfilming van Joyce
Cary's roman over de bezeten schilder
Gulley Jimson. een mens. die boven zijn
eigen formaat uitgroeit en voor wie de
maatstaven van zijn omgeving tekortschie
ten om het naar waarde te kunnen schat
ten. Want Gulley Jimson mag dan geen
mcrele scrupuleK kennen, hij is 't geweten
van de kunst, die hij schept, als hij door
de inspiratie wordt gegrepen: in het kost
bare interieur van de miljonairsflat, waar
Een hele reeks filmproducenten heeft
geweigerd „The Horse's Mouth" te ver
filmen, omdat het gegeven te „higth
brow", te intellectueel was. Guinness
heeft willen bewijzen, dat zij het mis
hadden.
Verlegen en bescheiden als hij is. heeft
hij de hele dag verschrikkelijk tegen
de avond opgezien. Hij probeerde te
lunchen, maar slaagde daarin niet. Des
middags probeerde hij een dutje te doen,
De bekende acteur en auteur Noël Co
ward gaat een nieuw toneelstuk schrijven.
Hij doet dit speciaal voor de komiek Peter
Sellers. Coward was zo onder de indruk
van Sellers' talenten, toen hij hem de ge
slepen sultan zag spelen in ..Brouhaha",
verleden week, dat hij zich na afloop van
de voorstelling achter het toneel haastte
om Sellers zijn bewondering en zijn com
plimenten over te brengen. Vol enthou
siasme zei Coward: „Je was voortreffe
lijk, fantastisch gewoon! Ik wil graag al
leen voor jou een stuk schrijven. Wat denk
je ervan?".
Een beetje verbouwereerd en overdon
derd wist Peter Sellers niets anders te
zeggen dan: „Ik zou het een grote eer vin
den". Coward wil nu aan het eind van dit
jaar met deze afspraak beginnen en een
toneelstuk schrijven, waar Peter Sellers
in zal kunnen excelleren. Andere ver
bintenissen in 1959 zijn het vertolken van
en hoofdrol, samen met Alec Guinness
en Ralph Richardson in Carol Reed's
„Our man in Havana" en de voorberei
ding van een ander nieuw stuk van hem,
genaamd „Look after Lulu", dat in de na
zomer in West End aan het Engelse pu
bliek zal worden voorgesteld.
WODEHOUSE
WODEHOUSE
Sir Alec Guinness als de bezeten schilder Gulley Jimson in de
film „The Horse's Mouth", waarvoor hijzelf het scenario schreef.
Het kan natuurlijk niet anders, of een
autobiografie van Wodehouse is ook een
zotternij met veel ernstige achtergron
den. De oorspronkelijke titel ervan luid
de „Over Seventy", maar die van de Ne
derlandse bewerking (door B.H. Loof) is
veel beter: „Wodehouse over Wodehouse"
Want ook in de manier (toegegeven:
soms een maniertje!) waarop hij zichzelf
en zijn carrière onder de loep neemt,
blijft Wodehouse zichzelf dit is: spot
ziek, geestig, zonder een blad voor de
mond te nemen.
En altijd zeer vindingrijk in het beden
ken van dwaze voorstellingen en vergelij
kingen. Niets is Wodehouse gewoon
maar ook: niets is onduidelijk. Soms is
zijn humo zelf scherp als een ontleedmes;
maar slaagde daarin niet. Des avonds.
was er echter geen twijfel aan: hij stond
helemaal alleenen slaagde.
Het publiek was enthousiast, maar ook
de critici. De critica Nancy Spain begon
haar bespreking van de film in de „Daily
Express", één der populairste Britse och
tendbladen. aldus: „Alec Guinness heeft
zijn ridderschap gevierd met een één-
mansoverwinning op de Filistijnen en
pretentieuze intellectuelen- We wensen
hem geluk. Zijn vertolking in „The Horse's
Mouth" als Gulley Jimson, de halfgare
schilder, wiens obsessie het is om iedere
muur binnen zijn bereik van verf te voor
zien, doet „The Bridge on the River
Kwai" op een reclamefilmpje van de
commerciëële televisie lijken".
Ray Kendall wil iets anders
luchtige komedie
dan
De sjieke, modieuze en knappe actrice
Kay Kendall wil eens iets anders. Ze
heeft carrière gemaakt met de moeilijke
kunst om de massa van wereldwijze, hu
mor te voorzien. Maar nu wil ze als
comédience afscheid nemen me.t de film
„Once More With Feeling", waarin ze de
rol zal vertolken van de harp spelende
echtgenote van de componist Yul Brynner.
Orson Welles kan veilig worden be
schouwd als de drukste acteur ter wereld.
Maar hij houdt zich niet alleen met acte
ren bezig. Welles, die met Curt Jurgens
®n Sylvia Sims de hoofdrollen speelt in
<le film „Ferry to Hongkong", heeft geen
ogenblik voor zichzelf over. Hij is bijvoor
beeld bezig met de montage van zijn
'aatste film, een moderne versie van Don
Quichot, die hij in Mexico heeft gefilmd
biet Akim Tamlroff als Sancho Panza
eri een Mexicaanse acteur als Don Qui-
chot. Tegelijk werkt Welles aan een to-
n®elproduktie van Shakespeares „De
koopman van Venetië". In de lente van dit
•laar zal op het Londense -toneel de pre
mière plaats vinden met hemzelf als Shy-
lock.
In Hongkong schrijft Welles bovendien
een serie artikelen voor één der voor-
L.W....m./,,
naamsie Amerikaanse weekbladen „over
elk onderwerp, dat mijn aandacht trekt".
Waaraan hij eerlijk toevoegt: „Schrijven
valt me niet gemakkelijk. In feite, doe ik
niets gemakkelijk. Iedereen denkt, dat
het me maar vanzelf komt aanwaaien en
dat ik me nergens iets van aantrek. Maar
dat, doe ik wel., en het is niet gemakke
lijk".
Welles heeft bovendien nog schijnwer
pers en camara's uit Hollywood, meege
bracht om in de drukke straten van Hong
kong een televisiefilm op te nemen en
tijdens het weekeinde stelt hij zijn came
ra's op in zijn hotelkamer om een nieuwe
serie „Orson Welles spreekt" voor de
BBC-.televisie te verfilmen..
Joseph Mankiewicz, die de film „All
«bout Eve" en „The Quiet American"
blaakte, komt binnenkort naar Groot-
Brittannië, om Elizabeth Taylor te regis-
®eren in de filmversie van Tennessee
Williams' „Suddenly Last Summer"-
Williams zelf zal het scenario voor deze
'ilm schrijven.
Joan Crawford, die zich de laatste ja-
ren met behaaglijk nietsdoen bezig hield,
^al waarschijnlijk in de filmstudio's terug
keren, daartoe aangelokt door het vooruit
zicht om op te treden in een filmépos la
Mille, dat dit jaar in Groot-Brittannië
®h in Joego-Slavië zal worden npgenomen.
"et betreft hier „Taras Bulba", een film-
Wrsie van een miljoen pond (f 10.000.000.-)
baar het kozakkenépos van Gogol, dat in
bc zestiende eeuw speelt. Joan Crawford
?®1 de vrouw van de kozakkenleider An-
'hony Quinn spelen.
Dit wordt de derde film, die door Ro
bert Aldrich, de regisseur van „The Big
Knife", in Groot-Brittannië wordt ge
blaakt. Crawford zal in de film door grote
luxe zijn omringd, maar er zullen ook ver
schillende onaangename buitenopnamen
in Joego-Slavië moeten worden gemaakt.
.Naja Tiller, de Duitse actrice, die de
titelrol speelde in de opzienbarende film
(■Het, Meisje Rosemarie". gemaakt naar
bet leven van Rosemarje Nitribitt. wier
Gewelddadige dood in 1957 in de Duitse
Politieke en zakenwereld een schandaal
°btketende. zal in Engeland voor een film
optreden. Ze zal een soortgelijke rol spe
len in „The Rough and the Smooth", naar
een verhaal van Robin Maughan
Haar tegenspelers zullen zijn de Holly-
woodse acteur William Bendix. de „zwa
re" jongen met de rauwe stem en ver
moedelijk Laurence Harvey.
Dit is een vreemd besluit voor een
jonge vrouw, die het grootste deel van
haar loopbaan bezig is geweest, zich de
subtiele techniek eigen te maken om een
val in dronkenschap er gracieus en een
blauw oog er smaakvol en aantrekkelijk
te doen uitzien.
Hoe komt het eigenlijk, dat de thans
31-jarige Miss Kendall van plan is haar
bijzondere talent af te danken, dat. haar
in vier stormachtige jaren van een on
derschatte Rank-ster, die vijftien pond per
week verdiende, maakte tot een topstar
met een inkomen van 500 pond per week.
Aan de Britse filmjournalist Peter Evan
heeft zij dit geheim verklapt: „Ik ben
dood- en doodziek van al die luchtige ko
medies. Het is afschuwelijk zwaar werk,
maar niemand, buiten beroepsacteurs,
weet het op prijs te stellen. De mensen
denken, dat je je reusachtig amuseert.
Maar in werkelijkheid is het wanhopig
moeilijk, luchtig en vrolijk te zijn, om ne
gen uur op een maandagmorgen in een
steenkoude filmstudio. En het is helemaal
niet leuk. Weet u nog die scène in „The
Reluctant Debutante", waarin ik van de
trap viel? Ik probeerde regisseur Vincent
Minnelli, een beste, lieve man, aan zijn
verstand te brengen, dat ik het niet kon
doen. Het was veel te moeilijk. Ik huilde
bijna van teleurstelling en angst, toen ik
het, goed probeerde te krijgen. Tienmaal
heb ik het moeten overdoen. Tien keer.
Daar is absoluut niets lolligs aan, vindt
u wel?"
Met een naïeviteit, die heel ongewoon
klonk uit de mond van een actrice, die
nooit anders dan wereldse vrouwen speelt,
ging Kay Kendall voort: „Ik weet nog
goed, dat ik in Hollywood een moeilijke
scène speelde in de film „Les Girls".
Bing Crosby en Fred Astaire kwamen de
studio binnen om naar me te kijken. La
ter zeiden zei, dat ze zich uitstekend had
den geamuseerd met mijn spel. Dat vond
ik geweldig".
Miss Kendall was even stil en toen ze
opnieuw begon te spreken, was ze weer
de wereldwijze actrice. „Natuurlijk zal het
een vreselijke klap voor me zijn, als ik
de komedie er aan geef en ik heb geen
succes. Maar als ik het niet waag, zou ik
niet veel waard zijn, als mens bedoel ik.
Want daarop komt het volgens mij aan:
een succesvol mens zijn. In elk geval
voegde ze er trouwhartig aan toe. „heb
ik altijd nog de komedie om op terug
te vallen, als ik in een ander genre een
mislukking blijk te zijn."
Na hef 6ucces van de Poolse film-
week in Amsterdam, heeft men het
aangedurfd om thans een speelfilm
in de bioscoop te pree en teren, die van
de toeschouwer een bijzondere in
stelling vergt. „Kanal" is een ver-
zetsfilm. die feitelijk in mineur ein
digt met de ondergaing der hoofdper
sonen. doch tegelijkertijd een held
haftige triomf over lijden en dood
suggereert.
„ZIJ HIELDEN VAN HET LEVEN"
luidt de Nederlandse titel van de-ze
Poolse film, die gemaakt is door de
jonge regisseur Andre Wajda. 32 jaar
oud, maar begaafd met onmiskenbaar
talent om levensechte mensen in een
bezield filmdrama te laten leven en
sterven.
De film is een indrukwekkend do
cument van de tragische opstand in
Warschau in 1944. toen de Russen in
opmars waren en de bevolking in een
wanhopige strijd trachtte de Duitsers
uit de stad te verdrijven. We zien een
kleine groep verzetslieden, jonge
mannen en vrouwen uit verschillen
de sociale mllieug en va-n uiteenlo
pende karakters en levensideologieën,
bijeengedreven op de puimen van een
buitenwijk der stad, omsingeld door
de vijand. Ze krijgen bevel om te
trachten door de riolen heen de h®-
nenstad te bereiken. Met tegenzin
begeren ze zii-ch in het duister der
walgelijke onderaardse gangen, op
zoek naar een uitweg in de wirwar
van spelonken en nauwe buizen, vol
stinkend water en vuil. Boven hen
staan de Duitsers op wacht bij iedere
o-pening, waar het daglicht hen heen-
lokt. Ze verdwalen, raiken elkaar
kwijt, ontmoeten vluchtende bur
gers, vechten tegen slaap en uitput
ting. tegen angst en waanzin.
Elke van hun gruwelijke ervarin
gen volgt Wajda dn een knappe ei-
multaan-montage, totdat ze één voor
één. afzonderlijk of in groepjes, ln
handen van de Duitsers vallen om te
worden neergeschoten, of van hon
ger en uitputting in eenzaamheid hun
ondergang voor ogen te zien.
Dit alles heeft Wajda in sobere
beelden en een beheerste documen
taire verteltrant in beeld gezet. Een
enkele maal wat toneelmatig, maar
over het geheel in een beklemmende
vorm, welke een onvoorwaardelijk
geloof en bewondering afdwingt voor
deze jonge helden, die zonder enig
vertoon of pathetisch gebaar in het
duister onder de straten en huizen
van hun ©tad hun levens offerden
voor hun vaderland.
Een werkstuk, dat de aandacht ver
dient van filmliefhebbers boven 18
jaar.
men leze er de bladzijden over de televisie
in Amerika maar eens op na. Doch over
het algemeen keuvelt hij genoeglijk ver
der, zogenaamd tegen een zekere heer J.
P. Winkler, die hem had gevraagd iets
over zijn laatste vijftig levensjaren te
vertellen.
Verreweg het interessantst zijn de eerste
hoofdstukken, waarin Wodehouse over het
begin van zijn carrière schrijft. In dit deel
heeft hij werkelijk iets van het verleden
laten herleven. Als alle jonge schrijvers
heeft Wodehouse voor het succes moeten
vechten en., werken. Hij begon heel de
gelijk als bankbediende het werd een
vorstelijke mislukking. Hij wist wat geld
te sparen, ging naar Amerika en daar
rees zijn ster vrij snel.
Ver van het vaderland kreeg hij iets
van heimwee, naar die onvervalst En
gelse instelling, butler genaamd en hij
schiep z\jn meesterlijke huisknechten en
lords. Over de onvergetelijke glorie en
tragische ondergang van de butler-heer
schappij heeft Wodehouse zijn (bedroef
de) hart uitgeschreven; het hoofdstuk
/■y
z
Het schijnt steeds opnieuw herhaald te moeten worden, dat het amateurtoneel
een volksgoed moet blijven. Het is een buitengewoon kostbaar volksgoed, maal
laten wij het als volksgoed niet verloren doen gaan!
Er zijn tendensen te bespeuren, die het amateurtoneel op een dergelijk plan
willen stellen, dat het daardoor als algemeen volksgoed dreigt verloren te gaan.
En in sommige plaatsen is het al zover gekomen, dat het amateurtoneel niet
meer beoefend wordt door een grote schare actieve toneelminnenden, maar door
slechts enkele eliten, mensen die „menen" talent te hebben. Hun voorstellingen
worden bezocht door al een even kleine schare eliten, mensen die „menen"
kunst te verstaan. Het eigenlijke amateurtoneel in die plaatsen is reeds dood cn
vervangen door onuitstaanbaar aan-dc-weg-getimmer van enkelingen, die van
zichzelf vinden, dat zjj hun roeping mis gelopen zijn.
Joan Crawford keert
terug in de filmstudio's
Nu behoeven we niet bang te zijn, dat
het amateurtoneel binnen een twintig
tal jaren misschien geen gemeengoed
meer zou zijn, want waar één vereni
ging over de kop gaat, komen er ergens
anders weer drie voor in de plaats. Het
spelen schijnt ons nu eenmaal in het bloed
te zitten en het overgrote deel van de spe
lers trekt zich van bepaalde tendenzen
geen zier aan. Hier en daar wil het wel
eens lukken een stel verenigingen te ver
vangen door een zogenaamd elite-gezel
schap, maar het heeft er nog geen schijn
van kans van. dat dit zich over ons gehe
le land zou voltrekken. Maar dergelijke
tendensen kunnen toch veel goeds ver
woesten en aan velen het geluk ontnemen
van een heerlijke vrijetijdsontspanning en
aan nog meer vele gelukkige avonden van
een echt ouderwets gezellig bij elkaar zijn.
Hoewel het beroepstoneel ook dikwijls
tracht do grote massa te trekken, kunnen
wij er toch volkomen mee akkoord gaan,
wanneer het zich (desnoods gedeeltelijk)
beperkt tot elite-publiek. Het beroepsto
neel is aan zijn stand verplicht loutere
Kunst te brengen en wij zijn nog lang
niet zover, dat iedereen voor de echte
Kunst open staat en zover zullen wij
ook wel nooit komen, hoewel wij het volk
hierin nooit onderschatten mogen. Maar
open staan voor echte Kunst vereist nu
eenmaal ontwikkeling, training en scho
ling, hoewel van de andere kant ook weer
juist de hoogste kunst onmiddellijk de
volksziel zal aanspreken. Maar goed: het
beroepstoneel heeft het recht om te ex
perimenteren, stukken te brengen, waar
voor niet alleen maar een zuiver hart no.
dig is om ze te verstaan, maar ook een
hoge intelligentie en ontwikkeling en voor
al oök een goed onderscheidingsvermo
gen, om ze niet mis te verstaan.
Maar dit recht heeft het amateurto
neel niet! Het amateurtoneel wordt be
oefend als vrijetijdsbesteding Door het
volk en voor het volk! En daarom zal
iedere voorstelling op het volk moeten
zijn afgestemd-
En daarom mogen aan de spelers geen
hogere eisen gesteld worden dan redelij
kerwijs aan serieuze liefhebbers gesteld
kunnen worden.
Daarom is het advies ook zo foutief,
dat wij eens enkele jaren geleden gele
zen hebben in ons lijfblad „Elckerlyc" aan
een vereniging ergens in Brabant, me
nen wij ons te herinneren. Die vereniging
had aan „Elckerlyc" de vraag voorge
legd: moeten wij er maar mee ophou
den, of moeten wij terugkeren naar ons
oude programma? Die .vereniging was
het namelijk overkomen, dat zij met een
geheel vernieuwd programma, een pro
gramma namelijk van hoog cultureel ge
halte, voor volkomen lege zalen kwam te
spelen. Het antwoord luidde: keer vooral
niet terug naar uw oude programma,
houd er dan maar liever helemaal mee
op. l
Dit is een doodsverklaring aan het
amateurtoneel. Die vereniging had er he
lemaal niet mee op moeten houden; zij
had inderdaad naar haar oude pro
gramma moeten terugkeren; zij beleefde
aan dit oude programma zelf een heerlij
ke vrijetijdsbesteding en verzorgde voor
een zeer grote groep een volksgroep
heerlijke ontspannende avonden, die de
mensen bij elkaar brachten, banden
kweekten etcetera- Dit alles wordt dood
eenvoudig over het hoofd gezien. En wat
hebben ze nu? Niets!
Wij moeten ons wel degelijk op het
volk instellen! Wij zijn niet voor een elite
groep. Deze Ikan bij 'het beroepstoneel te
recht. En bovendien zullen wij de elite
nooit kunnen trekken of zeker niet (in
dien zij komen uit gemeenschapszin) kun
nen bevredigen. Wij kunnen immers nooit
echte kunst brengen, omdat wij geen kun
stenaars zijn, maar slechts liefheb
bers! Overschatting van onszelf betekent
evengoed onze ondergang!
Dit alles betekent echter geen vrij
brief voor: lummel maar een beetje aan,
als je het volk maar trekt. Integendeel!
Juist omdat het amateurtoneel zo'n bui
tengewoon groot volksgoed is, moeten wij
onze verantwoording kennen, ons van on
ze plichten bewust worden!
De beoefening van het toneel is een
vrijetijdsbesteding, maar een ernstige
en een vrijetijdsbesteding, waardoor wij
verantwoording op onze schouders nemen.
Verantwoording ten opzichte van het
volk en ten opzichte van onze groep. Het
amateurtoneel kan veel, heel veel goed
doen, maar ook veel laten we het dan
geen kapot maken noemen veel la
ten slabakken!
In de laatste aflevering van „Elcker
lyc" staat hierover een uitstekend arti
kel van P.T-A. Het artikel legt enigszins
te veel nadruk op het doodbloeden van
het amateurtoneel tengevolge van dit sla
bakken. De mensen blijven weg van onze
voorstellingen, omdat wij steeds maar
door blijven gaan in die oude trant van
onder de middelmaat spelen, terwijl het
volk zich ontwikkelt door radio en tele
visie. Maar hiertegenover staat eveneens,
dat het volk weg zal blijven als wij ons
met ons repertoire niet meer op het volk
afstemmen.
Het omhoog brengen van een volksgoed,
zoals het amateurtoneel kan alleen maar
succes oogsten als de weg' der geleide
lijkheid bewandeld wordt en dit is een
zeer moeilijke, maar vooral zeer lange
weg.
„Butlers vaarwel" is zonder twijfel het
meest geïnspireerde stuk van het gehele
boek.
En het is daardoor ook het minst ge
forceerd of overdreven. Want soms gaat
Wodehouse in zijn autobiografie zich te
buiten; dan wordt hij wat overdadig en
uitvoerig, vooral in de tweede helft van
het boek. En dit teveel van het goede is
op de duur wat vermoeiend.
Wodehouse is overigens verstandig en
rijk genoeg om met zichzelf en zijn
schrijverschap prettig een beetje te kun
nen spotten. „Op de tien mensen die je
tegenkomt, zullen er negen de vraag
„Heb je ooit van P. G. Wodehouse ge
hoord?" beantwoorden met „Nee!" De
tiende, die enigszins harthorend is. zal
zeggen „Gang uit, eerste deur rechts!!"
Maar hij weet wel beter en niet zonder
trots vermeldt hij, dat hij sinds 1902
tien jongensboeken, een kinderboek, drie
enveertig romans („als je ze zo mag noe
men"), driehonderdvijftien korte verha
len, vierhonderdelf artikelen, zestien
toneelstukken en tweeëntwintig musicals
heeft geschreven. „Dit alles heeft me be
zig en uit de kroeg gehouden", voegt hij
er lakoniek aan toe. Wie ter wereld zal
kunnen berekenen, hoeveel lezers hij in de
afgelopen halve eeuw met al die boeken
„bezig en Uit de kroeg" heeft gehouden?
We kunnen onderhand een nieuwe zegs
wijze invoeren, die voor iedereen ver
duidelijkend Is: „afwisselend als de Pris
mareeks". Naast Wodehouse presenteert
zij ons een zeer ernstig, goed gedocumen
teerd boek over de tragische ramp, die
destijds de hele wereld heeft geschokt en
nog altijd de verbeelding geboeid houdt:
de ondergang van de „Titanic" in de
nacht van 14 op 15 april 1912.
„Een nacht om nooit te vergeten" is ge
schreven door Walter Lord, zoon van de
kapitein van de „Californian", het schip
dat zich het dichtst bij de zinkende „Tita
nic" bevond. Walter Lord is van jongsaf
gefascineerd geweest door het drama
van de oceaanreus, die nooit zou kunnen
zinken. Zijn boek heeft het flitsende van
een ooggetuigenverslag; het is een schok
kend en meeslepend relaas.
Bijzonder heeft mij getroffen wat Lord
schrijft oVer de harteloze bejegening tij
dens en na de ramp van de arme der-
de-klas-passagiers. Juist in deze bladzij
den voelt ®en. dat hij bij het schrijven
van dit boek niet slechts feiten en getui
genissen, maar ook het hart heeft laten
spreken. Dit boek draagt zijn titel met
recht: om nooit te vergeten!
Tragisch, maar op geheel andere wijze,
is ook het verhaal dat de grote Franse
schrijver Julien Green doet in zijn be
roemde roman „Moira". Het is een boek
dat ik zeer bewonder, maar waar even
min als naar de meeste romans van Mau-
riac niet mijn voorkeur naar uitgaat.
In een ander Prisma-deel zijn „Griezel
verhalen" uit de wereldliteratuur bijeen
gebracht door A. de Bruijn en A. van
der Hoek een voortreffelijke keuze.
Zeer interessant en leerzaam is „schil
derijen zien", waarin Caspar de Jong een
handleiding geeft voor het bezoeken van
musea en tentoonstellingen. C. Pama
wijdde een deeltje aan de „Heraldiek";
deze geschiedenis van de familiewapens
van de middeleeuwen tot heden is veel
levendiger en boeiender dan men zou ver
wachten. Zeer bruikbaar is ook Arn. Mar
tens' „Gids voor orkestmuziek", bevatten
de een beknopte beschrijving van bijna
driehonderd veelgespeelde orkestwerken.
De Prisma-reeks heeft steeds een bij
zonder fijne neus gehad voor detective
romans en ontsnappingsverhalen. Van
nieuwe titels in de eerste groep dienen
Dorothy Sayers' „Het hoofd in de strop"
en „Onnatuurlijke dood", alsmede Ph.
MacDonalds „Het gevaar dat nadert" te
worden genoemd. De tweede groep is ver
rijkt met „Vlucht in de taiga", de fei-
bewogen beschrijving van een ontsnap
ping uit Siberië, door Iwan Bahrjany.
Liefhebbers van „Planten en bloemen
in huis en tuin" zullen in het aldus geti
telde boek van A. C. Muller-Izerda en Cita
van Santen een zeer handige gids vinden.
Het bevat behalve de algemene aanwij
zingen ook gedetailleerde beschrijvingen.
Hondenvrienden heeft Jan van Rheenen
aan zich verplicht met zijn (eveneens rijk
geïllustreerd) „Prisma-hondenboek".
Tenslotte wil ik nog eens speciaal wlj-«
zen op de bloemlezing „Nederlandse poë
zie van de twintigste eeuw", samenge
steld door C. J. Kelk en Bert Voeten.
Dit is een wezenlijke en zeer waardevolle
bijdrage tot de pogingen om onze dicht
kunst wat meer bekendheid te geven. De
keuze is representatief en geeft boven
dien een duidelijk beeld van de ontwik
keling onzer poëzie, waartoe de samenr*
stellers natuurlijk ook de Vlaamse heb
ben gerekend. Een ..Prisma" om te be
zitten!
2T3
,De beeldhouwer en zijn model".
(Van onze Haagse redactie)
Op vrijdag 27 februari wordt in het
Haagse Gemeentemuseum in het kader
van de culturele uitwisseling tussen Zuid-
Afrika en Nederland een tentoonstelling
geopend van werk van acht hedendaagse
schilders uit Zuid-Afrika.
Deze expositie bedoelt een beeld te ge
ven van de verschillende richtingen en
facetten van de hedendaagse Zuidafrikaan-
se kunst.
Er zal werk te zien zijn van Walter
Battis, Cecil Higgs, Adolphe Jentsch, Mag
gie Laubster, J. H. Pierneef, Alexis Prel-
Jer, Irma Stern en Jean JVels.