witte doek Sir Alec Guinness aan de top Vuurproef voor zijn inzicht en talent OVER Humor als ontleedmes Kay Kendall wil iets anders Orson Welles heeft het druk Joseph Mankiewicznaar Engeland Bezield Pools filmdrama Hef amateurtoneel moet een volksgoed blijven 9 Q, Kanal Joan Crawford terug inde studio's Coward belooft Sellers een eigen toneelstuk Ode aan de butler Acteren, regisseren, produceren, monteren en schrijven Ingewortelde liefhebberij Ham Roest Hans van Bergen Schilders uit Z.-Afrika VB ZATERDAG 7 FEBRUARI 1939 PAGINA 5 NA 25 JAAR Te „high-brow" De naam Wodehouse is een begrip. Meer dan vijftig jaar lang heeft deze vruchtbare schrijver boek na boek in bet licht gezonden en miljoenen lezers in de gehele wereld danken hem vele uren van gezonde, prettige ontspanning. Zijn typisch Engelse humor is schier onuitputtelijk en zijn manier om kostelijke situaties uit te denken en op te dissen is heslist onnavolgbaar. Enbijna onvertaalbaar. Dat de Uitgeverij Het Spectrum te Utrecht in haar Prisma-reeks verscheidene vertalingen van Wodehouse ging brengen, scheen mij destijds een groot waagstuk tot mij bleek dat men in mevrouw WielekBerg een voortreffelijk bewerkster had gevonden. Zij heeft genoeg van Wodehouse met zijn dwaze vergelijkingen en absurde filosofietjes, zijn malle karakteriseringen en dolle verwikkelingen weten te bewaren om hem een goede kans te geven. Die de Neder landse lezers kennelijk met heide handen hebben aangegrepen. Zo verschenen „Er zit een luchtje aan", „Lachgas", ,Gussie en de kat vis" en „Lentekoorts" alle onvervalst Wodehousiaans, gezellige en geestig, en toch onderling zo verrassend verschillend dat zij niet licht vervelen. „Ik ben doodziek van al die luchtige komedies"-' ÜÉÉw y tL Nieuwe „Rosemarie" - - C. J. KELK keurmeester I Ons toneel moet op het volk afgestemd zijn Geen vrijbrief Schokkend en meeslepend Haags Gemeentemuseum: WERELDNIEUWS (Van onze filmredacteur hetzelfde trottoir van het Londense Leicester Square, waarover deze week maandag vele filmberoemdheden in kostbare toiletten gingen om de Royal Film Perfomance in de Empire Cinema bij te wonen, schuifelde een kwart eeuw geleden een jonge acteur, wiens maag van honger knaagde, maar die te trots was geweest om de twintig pond aan te nemen, waarmee Sir John Gielgud, toen al een succesvol kunstenaar, hem had willen helpen. Hij probeerde de gedachte aan zijn honger te verdrijven met het imiteren van voorbijgangers, wier gedragin. gen om de een of andere reden zijn aandacht trokken. Toen ook dit niet meer hielp, stapte hij het Piccadilly Theatre binnen, vast besloten elk baantje aan te nemen, dat hem een behoorlijk maal kon opleveren. Hij had geluk. Tegen een gage van drie pond per week werd hij geëngageerd voor een toneelstuk in drie bedrijven. In het eerste bedrijf moest hij een Franse piraat spelen, in het tweede een Chinese koelie en in het derde een Britse zeeman. Dit gebeurde in 1934 en daarmee had Alec Guinness de eerste stap gezet op de weg, die naar de hoogste toppen van het succes en naar het Britse ridderschap zou leiden. Want Guinness' laatste film „The Horse's Mouth" naar de roman van Joyce Cary, die hijzelf tot draaiboek verwerkte, was uitverkoren om te worden vertoond op de Royal Fihn Performance 1959 en Guinness wandelde opnieuw over het trottoir van Leicester Square, maar nu als grote onder de groten, ondanks zijn tengere gestalte. hij onder valse voorwendsels binnendringt of op de nog gave muur van een gebom bardeerd Londens kerkje, waar hij 't laat ste oordeel schildert, tot het allerlaatste oordeel wordt voltrokken door de bull dozers. die de kerkruïne slopen. De Britse koningin-moeder en prinses Margaret zetten deze voorstelling konink lijke luister bij en behalve Alec Guinness lelf, waren er veie prominente figuren Jj't de internationale filmwereld, die aan •ie vorstelijke bezoeksters werden voor gesteld. De recette van deze gala-voorstelling (de duurste plaats kostte ongeveer f 250,-) Was bestemd voor het Cinematograph vrade Benevolent Fund. Het ging echter biet alleen om het goede doet. De bezoe kers kregen ook waar voor hun geld- On der leiding van de 70-jarige, maar nog al- 'tid even vitale Maurice Chevalie.r, vorm den beroemdheden als Simone Signoret, Juliette Gréco, Lauren Bacail, Richard Attenborough, Peggy Cummins, Renée Houston, Richard Todd, Frankie Vaughan en Kay Walsh, een koortje, dat zijn vo cale prestaties, subsidiair zijn flonkerende verschijning, met een daverend applaus beloond zag. Maar de ovationele hulde van de avond was voor Alec Guinness, toen hij na de vertoning van zijn film op het toneel ver scheen. Voor de andere sterren was de Royal Film Show een gelegenheid temeer, om zich te koesteren in de stralen van de zon der beroemdheid. Maar voor Alec Guin ness was deze avond veel meer. Op hem waren alle ogen gericht. Hij stond geheel alleen op de avond van zijn grootste waagstuk. De juistheid van zijn inzicht en de grootte van zijn talent werden aan de vuurproef onderworpen. Hij had tal van verleidelijke, financieel voordelige aanbie- d.ngen van de hand gewezen en zijn eigen geld gestoken in een verfilming van Joyce Cary's roman over de bezeten schilder Gulley Jimson. een mens. die boven zijn eigen formaat uitgroeit en voor wie de maatstaven van zijn omgeving tekortschie ten om het naar waarde te kunnen schat ten. Want Gulley Jimson mag dan geen mcrele scrupuleK kennen, hij is 't geweten van de kunst, die hij schept, als hij door de inspiratie wordt gegrepen: in het kost bare interieur van de miljonairsflat, waar Een hele reeks filmproducenten heeft geweigerd „The Horse's Mouth" te ver filmen, omdat het gegeven te „higth brow", te intellectueel was. Guinness heeft willen bewijzen, dat zij het mis hadden. Verlegen en bescheiden als hij is. heeft hij de hele dag verschrikkelijk tegen de avond opgezien. Hij probeerde te lunchen, maar slaagde daarin niet. Des middags probeerde hij een dutje te doen, De bekende acteur en auteur Noël Co ward gaat een nieuw toneelstuk schrijven. Hij doet dit speciaal voor de komiek Peter Sellers. Coward was zo onder de indruk van Sellers' talenten, toen hij hem de ge slepen sultan zag spelen in ..Brouhaha", verleden week, dat hij zich na afloop van de voorstelling achter het toneel haastte om Sellers zijn bewondering en zijn com plimenten over te brengen. Vol enthou siasme zei Coward: „Je was voortreffe lijk, fantastisch gewoon! Ik wil graag al leen voor jou een stuk schrijven. Wat denk je ervan?". Een beetje verbouwereerd en overdon derd wist Peter Sellers niets anders te zeggen dan: „Ik zou het een grote eer vin den". Coward wil nu aan het eind van dit jaar met deze afspraak beginnen en een toneelstuk schrijven, waar Peter Sellers in zal kunnen excelleren. Andere ver bintenissen in 1959 zijn het vertolken van en hoofdrol, samen met Alec Guinness en Ralph Richardson in Carol Reed's „Our man in Havana" en de voorberei ding van een ander nieuw stuk van hem, genaamd „Look after Lulu", dat in de na zomer in West End aan het Engelse pu bliek zal worden voorgesteld. WODEHOUSE WODEHOUSE Sir Alec Guinness als de bezeten schilder Gulley Jimson in de film „The Horse's Mouth", waarvoor hijzelf het scenario schreef. Het kan natuurlijk niet anders, of een autobiografie van Wodehouse is ook een zotternij met veel ernstige achtergron den. De oorspronkelijke titel ervan luid de „Over Seventy", maar die van de Ne derlandse bewerking (door B.H. Loof) is veel beter: „Wodehouse over Wodehouse" Want ook in de manier (toegegeven: soms een maniertje!) waarop hij zichzelf en zijn carrière onder de loep neemt, blijft Wodehouse zichzelf dit is: spot ziek, geestig, zonder een blad voor de mond te nemen. En altijd zeer vindingrijk in het beden ken van dwaze voorstellingen en vergelij kingen. Niets is Wodehouse gewoon maar ook: niets is onduidelijk. Soms is zijn humo zelf scherp als een ontleedmes; maar slaagde daarin niet. Des avonds. was er echter geen twijfel aan: hij stond helemaal alleenen slaagde. Het publiek was enthousiast, maar ook de critici. De critica Nancy Spain begon haar bespreking van de film in de „Daily Express", één der populairste Britse och tendbladen. aldus: „Alec Guinness heeft zijn ridderschap gevierd met een één- mansoverwinning op de Filistijnen en pretentieuze intellectuelen- We wensen hem geluk. Zijn vertolking in „The Horse's Mouth" als Gulley Jimson, de halfgare schilder, wiens obsessie het is om iedere muur binnen zijn bereik van verf te voor zien, doet „The Bridge on the River Kwai" op een reclamefilmpje van de commerciëële televisie lijken". Ray Kendall wil iets anders luchtige komedie dan De sjieke, modieuze en knappe actrice Kay Kendall wil eens iets anders. Ze heeft carrière gemaakt met de moeilijke kunst om de massa van wereldwijze, hu mor te voorzien. Maar nu wil ze als comédience afscheid nemen me.t de film „Once More With Feeling", waarin ze de rol zal vertolken van de harp spelende echtgenote van de componist Yul Brynner. Orson Welles kan veilig worden be schouwd als de drukste acteur ter wereld. Maar hij houdt zich niet alleen met acte ren bezig. Welles, die met Curt Jurgens ®n Sylvia Sims de hoofdrollen speelt in <le film „Ferry to Hongkong", heeft geen ogenblik voor zichzelf over. Hij is bijvoor beeld bezig met de montage van zijn 'aatste film, een moderne versie van Don Quichot, die hij in Mexico heeft gefilmd biet Akim Tamlroff als Sancho Panza eri een Mexicaanse acteur als Don Qui- chot. Tegelijk werkt Welles aan een to- n®elproduktie van Shakespeares „De koopman van Venetië". In de lente van dit •laar zal op het Londense -toneel de pre mière plaats vinden met hemzelf als Shy- lock. In Hongkong schrijft Welles bovendien een serie artikelen voor één der voor- L.W....m./,, naamsie Amerikaanse weekbladen „over elk onderwerp, dat mijn aandacht trekt". Waaraan hij eerlijk toevoegt: „Schrijven valt me niet gemakkelijk. In feite, doe ik niets gemakkelijk. Iedereen denkt, dat het me maar vanzelf komt aanwaaien en dat ik me nergens iets van aantrek. Maar dat, doe ik wel., en het is niet gemakke lijk". Welles heeft bovendien nog schijnwer pers en camara's uit Hollywood, meege bracht om in de drukke straten van Hong kong een televisiefilm op te nemen en tijdens het weekeinde stelt hij zijn came ra's op in zijn hotelkamer om een nieuwe serie „Orson Welles spreekt" voor de BBC-.televisie te verfilmen.. Joseph Mankiewicz, die de film „All «bout Eve" en „The Quiet American" blaakte, komt binnenkort naar Groot- Brittannië, om Elizabeth Taylor te regis- ®eren in de filmversie van Tennessee Williams' „Suddenly Last Summer"- Williams zelf zal het scenario voor deze 'ilm schrijven. Joan Crawford, die zich de laatste ja- ren met behaaglijk nietsdoen bezig hield, ^al waarschijnlijk in de filmstudio's terug keren, daartoe aangelokt door het vooruit zicht om op te treden in een filmépos la Mille, dat dit jaar in Groot-Brittannië ®h in Joego-Slavië zal worden npgenomen. "et betreft hier „Taras Bulba", een film- Wrsie van een miljoen pond (f 10.000.000.-) baar het kozakkenépos van Gogol, dat in bc zestiende eeuw speelt. Joan Crawford ?®1 de vrouw van de kozakkenleider An- 'hony Quinn spelen. Dit wordt de derde film, die door Ro bert Aldrich, de regisseur van „The Big Knife", in Groot-Brittannië wordt ge blaakt. Crawford zal in de film door grote luxe zijn omringd, maar er zullen ook ver schillende onaangename buitenopnamen in Joego-Slavië moeten worden gemaakt. .Naja Tiller, de Duitse actrice, die de titelrol speelde in de opzienbarende film (■Het, Meisje Rosemarie". gemaakt naar bet leven van Rosemarje Nitribitt. wier Gewelddadige dood in 1957 in de Duitse Politieke en zakenwereld een schandaal °btketende. zal in Engeland voor een film optreden. Ze zal een soortgelijke rol spe len in „The Rough and the Smooth", naar een verhaal van Robin Maughan Haar tegenspelers zullen zijn de Holly- woodse acteur William Bendix. de „zwa re" jongen met de rauwe stem en ver moedelijk Laurence Harvey. Dit is een vreemd besluit voor een jonge vrouw, die het grootste deel van haar loopbaan bezig is geweest, zich de subtiele techniek eigen te maken om een val in dronkenschap er gracieus en een blauw oog er smaakvol en aantrekkelijk te doen uitzien. Hoe komt het eigenlijk, dat de thans 31-jarige Miss Kendall van plan is haar bijzondere talent af te danken, dat. haar in vier stormachtige jaren van een on derschatte Rank-ster, die vijftien pond per week verdiende, maakte tot een topstar met een inkomen van 500 pond per week. Aan de Britse filmjournalist Peter Evan heeft zij dit geheim verklapt: „Ik ben dood- en doodziek van al die luchtige ko medies. Het is afschuwelijk zwaar werk, maar niemand, buiten beroepsacteurs, weet het op prijs te stellen. De mensen denken, dat je je reusachtig amuseert. Maar in werkelijkheid is het wanhopig moeilijk, luchtig en vrolijk te zijn, om ne gen uur op een maandagmorgen in een steenkoude filmstudio. En het is helemaal niet leuk. Weet u nog die scène in „The Reluctant Debutante", waarin ik van de trap viel? Ik probeerde regisseur Vincent Minnelli, een beste, lieve man, aan zijn verstand te brengen, dat ik het niet kon doen. Het was veel te moeilijk. Ik huilde bijna van teleurstelling en angst, toen ik het, goed probeerde te krijgen. Tienmaal heb ik het moeten overdoen. Tien keer. Daar is absoluut niets lolligs aan, vindt u wel?" Met een naïeviteit, die heel ongewoon klonk uit de mond van een actrice, die nooit anders dan wereldse vrouwen speelt, ging Kay Kendall voort: „Ik weet nog goed, dat ik in Hollywood een moeilijke scène speelde in de film „Les Girls". Bing Crosby en Fred Astaire kwamen de studio binnen om naar me te kijken. La ter zeiden zei, dat ze zich uitstekend had den geamuseerd met mijn spel. Dat vond ik geweldig". Miss Kendall was even stil en toen ze opnieuw begon te spreken, was ze weer de wereldwijze actrice. „Natuurlijk zal het een vreselijke klap voor me zijn, als ik de komedie er aan geef en ik heb geen succes. Maar als ik het niet waag, zou ik niet veel waard zijn, als mens bedoel ik. Want daarop komt het volgens mij aan: een succesvol mens zijn. In elk geval voegde ze er trouwhartig aan toe. „heb ik altijd nog de komedie om op terug te vallen, als ik in een ander genre een mislukking blijk te zijn." Na hef 6ucces van de Poolse film- week in Amsterdam, heeft men het aangedurfd om thans een speelfilm in de bioscoop te pree en teren, die van de toeschouwer een bijzondere in stelling vergt. „Kanal" is een ver- zetsfilm. die feitelijk in mineur ein digt met de ondergaing der hoofdper sonen. doch tegelijkertijd een held haftige triomf over lijden en dood suggereert. „ZIJ HIELDEN VAN HET LEVEN" luidt de Nederlandse titel van de-ze Poolse film, die gemaakt is door de jonge regisseur Andre Wajda. 32 jaar oud, maar begaafd met onmiskenbaar talent om levensechte mensen in een bezield filmdrama te laten leven en sterven. De film is een indrukwekkend do cument van de tragische opstand in Warschau in 1944. toen de Russen in opmars waren en de bevolking in een wanhopige strijd trachtte de Duitsers uit de stad te verdrijven. We zien een kleine groep verzetslieden, jonge mannen en vrouwen uit verschillen de sociale mllieug en va-n uiteenlo pende karakters en levensideologieën, bijeengedreven op de puimen van een buitenwijk der stad, omsingeld door de vijand. Ze krijgen bevel om te trachten door de riolen heen de h®- nenstad te bereiken. Met tegenzin begeren ze zii-ch in het duister der walgelijke onderaardse gangen, op zoek naar een uitweg in de wirwar van spelonken en nauwe buizen, vol stinkend water en vuil. Boven hen staan de Duitsers op wacht bij iedere o-pening, waar het daglicht hen heen- lokt. Ze verdwalen, raiken elkaar kwijt, ontmoeten vluchtende bur gers, vechten tegen slaap en uitput ting. tegen angst en waanzin. Elke van hun gruwelijke ervarin gen volgt Wajda dn een knappe ei- multaan-montage, totdat ze één voor één. afzonderlijk of in groepjes, ln handen van de Duitsers vallen om te worden neergeschoten, of van hon ger en uitputting in eenzaamheid hun ondergang voor ogen te zien. Dit alles heeft Wajda in sobere beelden en een beheerste documen taire verteltrant in beeld gezet. Een enkele maal wat toneelmatig, maar over het geheel in een beklemmende vorm, welke een onvoorwaardelijk geloof en bewondering afdwingt voor deze jonge helden, die zonder enig vertoon of pathetisch gebaar in het duister onder de straten en huizen van hun ©tad hun levens offerden voor hun vaderland. Een werkstuk, dat de aandacht ver dient van filmliefhebbers boven 18 jaar. men leze er de bladzijden over de televisie in Amerika maar eens op na. Doch over het algemeen keuvelt hij genoeglijk ver der, zogenaamd tegen een zekere heer J. P. Winkler, die hem had gevraagd iets over zijn laatste vijftig levensjaren te vertellen. Verreweg het interessantst zijn de eerste hoofdstukken, waarin Wodehouse over het begin van zijn carrière schrijft. In dit deel heeft hij werkelijk iets van het verleden laten herleven. Als alle jonge schrijvers heeft Wodehouse voor het succes moeten vechten en., werken. Hij begon heel de gelijk als bankbediende het werd een vorstelijke mislukking. Hij wist wat geld te sparen, ging naar Amerika en daar rees zijn ster vrij snel. Ver van het vaderland kreeg hij iets van heimwee, naar die onvervalst En gelse instelling, butler genaamd en hij schiep z\jn meesterlijke huisknechten en lords. Over de onvergetelijke glorie en tragische ondergang van de butler-heer schappij heeft Wodehouse zijn (bedroef de) hart uitgeschreven; het hoofdstuk /■y z Het schijnt steeds opnieuw herhaald te moeten worden, dat het amateurtoneel een volksgoed moet blijven. Het is een buitengewoon kostbaar volksgoed, maal laten wij het als volksgoed niet verloren doen gaan! Er zijn tendensen te bespeuren, die het amateurtoneel op een dergelijk plan willen stellen, dat het daardoor als algemeen volksgoed dreigt verloren te gaan. En in sommige plaatsen is het al zover gekomen, dat het amateurtoneel niet meer beoefend wordt door een grote schare actieve toneelminnenden, maar door slechts enkele eliten, mensen die „menen" talent te hebben. Hun voorstellingen worden bezocht door al een even kleine schare eliten, mensen die „menen" kunst te verstaan. Het eigenlijke amateurtoneel in die plaatsen is reeds dood cn vervangen door onuitstaanbaar aan-dc-weg-getimmer van enkelingen, die van zichzelf vinden, dat zjj hun roeping mis gelopen zijn. Joan Crawford keert terug in de filmstudio's Nu behoeven we niet bang te zijn, dat het amateurtoneel binnen een twintig tal jaren misschien geen gemeengoed meer zou zijn, want waar één vereni ging over de kop gaat, komen er ergens anders weer drie voor in de plaats. Het spelen schijnt ons nu eenmaal in het bloed te zitten en het overgrote deel van de spe lers trekt zich van bepaalde tendenzen geen zier aan. Hier en daar wil het wel eens lukken een stel verenigingen te ver vangen door een zogenaamd elite-gezel schap, maar het heeft er nog geen schijn van kans van. dat dit zich over ons gehe le land zou voltrekken. Maar dergelijke tendensen kunnen toch veel goeds ver woesten en aan velen het geluk ontnemen van een heerlijke vrijetijdsontspanning en aan nog meer vele gelukkige avonden van een echt ouderwets gezellig bij elkaar zijn. Hoewel het beroepstoneel ook dikwijls tracht do grote massa te trekken, kunnen wij er toch volkomen mee akkoord gaan, wanneer het zich (desnoods gedeeltelijk) beperkt tot elite-publiek. Het beroepsto neel is aan zijn stand verplicht loutere Kunst te brengen en wij zijn nog lang niet zover, dat iedereen voor de echte Kunst open staat en zover zullen wij ook wel nooit komen, hoewel wij het volk hierin nooit onderschatten mogen. Maar open staan voor echte Kunst vereist nu eenmaal ontwikkeling, training en scho ling, hoewel van de andere kant ook weer juist de hoogste kunst onmiddellijk de volksziel zal aanspreken. Maar goed: het beroepstoneel heeft het recht om te ex perimenteren, stukken te brengen, waar voor niet alleen maar een zuiver hart no. dig is om ze te verstaan, maar ook een hoge intelligentie en ontwikkeling en voor al oök een goed onderscheidingsvermo gen, om ze niet mis te verstaan. Maar dit recht heeft het amateurto neel niet! Het amateurtoneel wordt be oefend als vrijetijdsbesteding Door het volk en voor het volk! En daarom zal iedere voorstelling op het volk moeten zijn afgestemd- En daarom mogen aan de spelers geen hogere eisen gesteld worden dan redelij kerwijs aan serieuze liefhebbers gesteld kunnen worden. Daarom is het advies ook zo foutief, dat wij eens enkele jaren geleden gele zen hebben in ons lijfblad „Elckerlyc" aan een vereniging ergens in Brabant, me nen wij ons te herinneren. Die vereniging had aan „Elckerlyc" de vraag voorge legd: moeten wij er maar mee ophou den, of moeten wij terugkeren naar ons oude programma? Die .vereniging was het namelijk overkomen, dat zij met een geheel vernieuwd programma, een pro gramma namelijk van hoog cultureel ge halte, voor volkomen lege zalen kwam te spelen. Het antwoord luidde: keer vooral niet terug naar uw oude programma, houd er dan maar liever helemaal mee op. l Dit is een doodsverklaring aan het amateurtoneel. Die vereniging had er he lemaal niet mee op moeten houden; zij had inderdaad naar haar oude pro gramma moeten terugkeren; zij beleefde aan dit oude programma zelf een heerlij ke vrijetijdsbesteding en verzorgde voor een zeer grote groep een volksgroep heerlijke ontspannende avonden, die de mensen bij elkaar brachten, banden kweekten etcetera- Dit alles wordt dood eenvoudig over het hoofd gezien. En wat hebben ze nu? Niets! Wij moeten ons wel degelijk op het volk instellen! Wij zijn niet voor een elite groep. Deze Ikan bij 'het beroepstoneel te recht. En bovendien zullen wij de elite nooit kunnen trekken of zeker niet (in dien zij komen uit gemeenschapszin) kun nen bevredigen. Wij kunnen immers nooit echte kunst brengen, omdat wij geen kun stenaars zijn, maar slechts liefheb bers! Overschatting van onszelf betekent evengoed onze ondergang! Dit alles betekent echter geen vrij brief voor: lummel maar een beetje aan, als je het volk maar trekt. Integendeel! Juist omdat het amateurtoneel zo'n bui tengewoon groot volksgoed is, moeten wij onze verantwoording kennen, ons van on ze plichten bewust worden! De beoefening van het toneel is een vrijetijdsbesteding, maar een ernstige en een vrijetijdsbesteding, waardoor wij verantwoording op onze schouders nemen. Verantwoording ten opzichte van het volk en ten opzichte van onze groep. Het amateurtoneel kan veel, heel veel goed doen, maar ook veel laten we het dan geen kapot maken noemen veel la ten slabakken! In de laatste aflevering van „Elcker lyc" staat hierover een uitstekend arti kel van P.T-A. Het artikel legt enigszins te veel nadruk op het doodbloeden van het amateurtoneel tengevolge van dit sla bakken. De mensen blijven weg van onze voorstellingen, omdat wij steeds maar door blijven gaan in die oude trant van onder de middelmaat spelen, terwijl het volk zich ontwikkelt door radio en tele visie. Maar hiertegenover staat eveneens, dat het volk weg zal blijven als wij ons met ons repertoire niet meer op het volk afstemmen. Het omhoog brengen van een volksgoed, zoals het amateurtoneel kan alleen maar succes oogsten als de weg' der geleide lijkheid bewandeld wordt en dit is een zeer moeilijke, maar vooral zeer lange weg. „Butlers vaarwel" is zonder twijfel het meest geïnspireerde stuk van het gehele boek. En het is daardoor ook het minst ge forceerd of overdreven. Want soms gaat Wodehouse in zijn autobiografie zich te buiten; dan wordt hij wat overdadig en uitvoerig, vooral in de tweede helft van het boek. En dit teveel van het goede is op de duur wat vermoeiend. Wodehouse is overigens verstandig en rijk genoeg om met zichzelf en zijn schrijverschap prettig een beetje te kun nen spotten. „Op de tien mensen die je tegenkomt, zullen er negen de vraag „Heb je ooit van P. G. Wodehouse ge hoord?" beantwoorden met „Nee!" De tiende, die enigszins harthorend is. zal zeggen „Gang uit, eerste deur rechts!!" Maar hij weet wel beter en niet zonder trots vermeldt hij, dat hij sinds 1902 tien jongensboeken, een kinderboek, drie enveertig romans („als je ze zo mag noe men"), driehonderdvijftien korte verha len, vierhonderdelf artikelen, zestien toneelstukken en tweeëntwintig musicals heeft geschreven. „Dit alles heeft me be zig en uit de kroeg gehouden", voegt hij er lakoniek aan toe. Wie ter wereld zal kunnen berekenen, hoeveel lezers hij in de afgelopen halve eeuw met al die boeken „bezig en Uit de kroeg" heeft gehouden? We kunnen onderhand een nieuwe zegs wijze invoeren, die voor iedereen ver duidelijkend Is: „afwisselend als de Pris mareeks". Naast Wodehouse presenteert zij ons een zeer ernstig, goed gedocumen teerd boek over de tragische ramp, die destijds de hele wereld heeft geschokt en nog altijd de verbeelding geboeid houdt: de ondergang van de „Titanic" in de nacht van 14 op 15 april 1912. „Een nacht om nooit te vergeten" is ge schreven door Walter Lord, zoon van de kapitein van de „Californian", het schip dat zich het dichtst bij de zinkende „Tita nic" bevond. Walter Lord is van jongsaf gefascineerd geweest door het drama van de oceaanreus, die nooit zou kunnen zinken. Zijn boek heeft het flitsende van een ooggetuigenverslag; het is een schok kend en meeslepend relaas. Bijzonder heeft mij getroffen wat Lord schrijft oVer de harteloze bejegening tij dens en na de ramp van de arme der- de-klas-passagiers. Juist in deze bladzij den voelt ®en. dat hij bij het schrijven van dit boek niet slechts feiten en getui genissen, maar ook het hart heeft laten spreken. Dit boek draagt zijn titel met recht: om nooit te vergeten! Tragisch, maar op geheel andere wijze, is ook het verhaal dat de grote Franse schrijver Julien Green doet in zijn be roemde roman „Moira". Het is een boek dat ik zeer bewonder, maar waar even min als naar de meeste romans van Mau- riac niet mijn voorkeur naar uitgaat. In een ander Prisma-deel zijn „Griezel verhalen" uit de wereldliteratuur bijeen gebracht door A. de Bruijn en A. van der Hoek een voortreffelijke keuze. Zeer interessant en leerzaam is „schil derijen zien", waarin Caspar de Jong een handleiding geeft voor het bezoeken van musea en tentoonstellingen. C. Pama wijdde een deeltje aan de „Heraldiek"; deze geschiedenis van de familiewapens van de middeleeuwen tot heden is veel levendiger en boeiender dan men zou ver wachten. Zeer bruikbaar is ook Arn. Mar tens' „Gids voor orkestmuziek", bevatten de een beknopte beschrijving van bijna driehonderd veelgespeelde orkestwerken. De Prisma-reeks heeft steeds een bij zonder fijne neus gehad voor detective romans en ontsnappingsverhalen. Van nieuwe titels in de eerste groep dienen Dorothy Sayers' „Het hoofd in de strop" en „Onnatuurlijke dood", alsmede Ph. MacDonalds „Het gevaar dat nadert" te worden genoemd. De tweede groep is ver rijkt met „Vlucht in de taiga", de fei- bewogen beschrijving van een ontsnap ping uit Siberië, door Iwan Bahrjany. Liefhebbers van „Planten en bloemen in huis en tuin" zullen in het aldus geti telde boek van A. C. Muller-Izerda en Cita van Santen een zeer handige gids vinden. Het bevat behalve de algemene aanwij zingen ook gedetailleerde beschrijvingen. Hondenvrienden heeft Jan van Rheenen aan zich verplicht met zijn (eveneens rijk geïllustreerd) „Prisma-hondenboek". Tenslotte wil ik nog eens speciaal wlj-« zen op de bloemlezing „Nederlandse poë zie van de twintigste eeuw", samenge steld door C. J. Kelk en Bert Voeten. Dit is een wezenlijke en zeer waardevolle bijdrage tot de pogingen om onze dicht kunst wat meer bekendheid te geven. De keuze is representatief en geeft boven dien een duidelijk beeld van de ontwik keling onzer poëzie, waartoe de samenr* stellers natuurlijk ook de Vlaamse heb ben gerekend. Een ..Prisma" om te be zitten! 2T3 ,De beeldhouwer en zijn model". (Van onze Haagse redactie) Op vrijdag 27 februari wordt in het Haagse Gemeentemuseum in het kader van de culturele uitwisseling tussen Zuid- Afrika en Nederland een tentoonstelling geopend van werk van acht hedendaagse schilders uit Zuid-Afrika. Deze expositie bedoelt een beeld te ge ven van de verschillende richtingen en facetten van de hedendaagse Zuidafrikaan- se kunst. Er zal werk te zien zijn van Walter Battis, Cecil Higgs, Adolphe Jentsch, Mag gie Laubster, J. H. Pierneef, Alexis Prel- Jer, Irma Stern en Jean JVels.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1959 | | pagina 5