I 8 commentaar Russische „Othello" boeit door regie-opvatting De onbekende César Franck w ifi*f h1'- 38 sm „Levensschool" vormt de huisvaders van morgen Twee reizigers naar Gemmenich-Völkerich (8 De „Liberale" vrijheid Leuze Protest tegen socialistische lasterpraat De „gevaarlijke" K.V.P. Probleem: film ZATERDAG 14 FEBRUARI 1959 Probleem: zakgeld Twee apartjes 4 ^22' W ALT ER (15) „Zo'n stemming hier!" Eerste in den lande FILMS DEZE WEEK mmmmËmm WIMmxMmMmm. i -l?-'&■* IjHMÉ marius monnike: f In de liberale pers heeft men weinig goede woor den over gehad voor de memorie van antwoord op de Omroepwet, die onlangs is gepubliceerd. Er deugde niet veel van. Nergens is er in het ontwerp een grootse conceptie, een baanbrekende gedachte aanwezig, zo klaagt een dezer liberale bladen. Als de regering overstag was gegaan en met een nationale omroep ter tafel was gekomen, dan was er natuurlijk wel sprake geweest van een grootse conceptie. Een hardnekkig vooroordeel tegen het huidige omroepstelsel speelt de liberale commenta toren wel in hoge mate parfen bij hun beoordeling van het regeringsontwerp. Ook het verkiezingsprogramma van de V.V.D. laat wederom het liberale paradepaardje van een nationale omroep voordraven. Het is zo moet ons van het hart toch wel hoogst merkwaardig, dat uitgerekend degenen, die hun mond volhehben over het grote gevaar van koude socialisatie en voort schrijdende staatsbemoeienis, op cultureel gebied doodleuk een vergaande socialisatie en staatsbe moeienis bepleiten. Als de liberalen het voor het zeggen hadden, was heel ons onderwijs en het radio- en televisiebestel genationaliseerd. Er is voor de liberalen wel alle reden om zich op te werpen als kampioenen van de geestelijke vrijheid, zoals zij zo graag doen. Christenen, die sympathie mochten hebben voor de vrijheidsleuze van de V.V.D., mogen wel beden ken, dat deze vrijheid op cultureel gebied onmiddel lijk de nek zou worden omgedraaid, als de libe ralen het voor het zeggen zouden hebben. Het is wellicht nog wel eens goed om aan de schoolstrijd onzer voorvaderen te herinneren! Een van de rustigste partjjen, zo niet de aller- rustigste in en buiten de verkiezingstijd is zeer zeker de Christelijk Historische Unie. Aller wegen moge het verkiezingstumult zijn losgebro ken, in de C.H.-hoek blijft men spreken zonder op vallende stemverheffing. „In het herenhuis aan de Wassenaarseweg, waar de C.H.U. haar kantoor heeft, bewaart men, ver kiezingen of geen verkiezingen, de waardige zelf beheersing van een deftig notaris-kantoor", aldus beschrijft een redacteur van „Trouw" zijn ervarin gen tijdens een daar kortelings gebracht bezoek. Toch mag men zich niet tot de conclusie laten verleiden, dat de moderne party-ontwikkeling en het gebruik door de politieke party en van de mo- geiykheden der psychologische massa-beïnvloe ding geheel aan de C.H.U. voorbij zouden zün ge gaan. Tot dusver hebben de C.H.'s zich altijd af kerig betoond van het aanheffen van verkiezings leuzen. Maar men heeft thans toch gemeend, dat men op dit punt met de veranderde omstandighe den mee moest gaan. Nu is afkerigheid van leuzen een zeer prijzens waardige eigenschap, waarvan men de geestelijke waarde juist in de verkiezingsstrijd weer eens goed leert waarderen. Ongetwijfeld is deze inge wortelde afkeer de reden, dat de C.H.-leuze uitge vallen is op een onnavolgbare, in ieder geval niet nagevolgde, manier. Wij veronderstellen zo, dat de C.H.-leiders, by het bedenken van een pakkende zinsnede, hun weerzin tegen onverantwoorde sim plificaties van ingewikkelde problemen of van op portunistische eenzydigheden ook nu nog niet heb ben kunnen overwinnen, zodat zy tenslotte zijn uit gekomen bij een absolute nietszeggendheiid. De leuze, waaronder de C.H.U. thans de verkiezings- stryd ingaat luidt: ,,In 's lands belang". Men zal ons toegeven, dat het onmogelijk is iets te beden ken. dat minder karakteristiek is voor het beleid, dat de C.H of welke andere party ook in de toekomst denkt te gaan voeren. Men heeft er geen enkel houvast aan, het suggereert in het geheel niets eigens. Met de heer Godfried Bomans kan men opmerken: „Het zegt niets, maar het tekent". Het tekent de C.H.U. met, als we het zo eens mo gen zeggen, de „qualités de ses défauts". Minister Marga Klompc is haar verkiezings- tournce begonnen met de temperamentvolle e:i rechtstreekse openhartigheid, haar zo eigen Mei name het socialistische Tweede-Kamerlid De Kadt en haar voormalige ambtgenoot Hofstra heeft zij wegens hun meer dan kwalijke feitenverdraaiin gen aan de kaak gesteld. Het is goed, dat de zit tende ministers zo scherp stelling nemen tegen de onwaarachtige beweringen minister Klompé aarzelde niet het woord laster te gebruiken welke door de socialistische propaganda worden verspreid, en, helaas, niet het minst door degenen, die tot voor kort gezamenlijk met hen de rege ringsverantwoordelijkheid hebben gedragen. De heer De Kadt die tot voor kort met zijn partij nog zo graag rechts-af wilde, voordat hij door zyn partijbestuur genoopt werd om met zo veel andere socialisten het tegendeel te beweren van wat zij voor de verkiezingsstrijd zeiden heeft kans gezien in het als serieus bedoelde maandblad „Socialisme en democratie" een lezing te geven van de jongste regeringscrisis, welke niet alleen in volstrekte tegenspraak is met de feiten, maar bovendien door die tegenspraak beschuldigingen richt zowel aan de heer Romme als aan de katho lieke ministers, welke inderdaad als niet anders dan lasterlijk kunnen worden gekwalificeerd. Wij kunnen ons levendig voorstellen, dat een minister, die zyn eigen verantwoordelijkheid in geweten ernstig neemt, zich niet het zwijgen laat opleggen door de overweging, dat het „nu eenmaal ver- kiezingstgd is". De insinuatie van de heer De Kadt, dat de katholieke ministers zich op de elfde december niet solidair verklaard hebben met het onaanvaardbaar van hun collega Hofstra, omdat de heer Romme hen onder pressie zou hebben gezet, moet door hen gevoeld worden als een aan tasting van hun goede naam. Dat dit gebeurt in een z.g. wetenschappelijk blad, maakt de zaak alleen maar ernstiger. De socialistische propaganda neemt inderdaad steeds onfrisser vormen aan. En men kan nu wel zeggen b.v. inzake hun gedraai inzake Nieuw Guinea en de defensie, waarby standpunten wor den ingenomen, die soms vierkant indruisen te gen wat de socialistische ministers onder leiding van dr. Drees principieel verdedigd hebben dat het toch maar beter is, wanneer de P.v.d.A. zoveel mogelijk stemmen aan de pacifistische so cialisten onttrekt, toch moet men zich realiseren, dat door al dit gedraai het hoge goed van de waar heidsliefde wordt verkracht en daardoor de ge zonde basis van onze democratie wordt uitge hold. Er staan in het artikel van de heer De Kadt nog lal van andere opmerkingen, die wel zeer te denken geven. Nu alle andere partyen tegen dc P.v.d.A. front maken, is dit voor de P.v.d.A. aldus het socialistische Tweede-Kamerlid, dé ge legenheid om zich aan het Nederlandse volk te presenteren als de enige partij in Nederland, die betrouwbaar is voor de parlementaire democratie. De K.V.P. is daarentegen hoogst gevaarlijk. Als de K.V.P. een overheersende positie krijgt, weet een groot deel van het Nederlandse volk, dat de Nederlandse vrijheden in gevaar komen. De enige waarborg tegen dit gevaar is een sterke P.v.d.A., zo meent de heer De Kadt. Als men dit zo leest, dan vraagt men zich toch af, waarom de P.v.d.A. twaalf jaar lang met een dergclyke partij, die de Nederlandse vrijhe den note bene naar het leven staat, heeft willen samenwerken. Dat dc K.V.P.-voorzitter, mr, H. W. van Doorn, een dergelijke voorstelling van zaken niet meer neemt, zoals bleek uit zijn Am sterdamse verkiezingsrede van donderdag jl., lijkt ons volkomen begrijpelijk. Als de P.v.d.A. zo door gaat, dan is een nieuwe samenwerking met haar redelykerwyze niet meer rhogelijk. Wat moeten die POSTJONGENS DAAR? W at moeten die postjongens daar? Bewoners van Rotterdams oude Noorden begrijpen er niets van. In de Hildegardisstraat is een bescheiden poortje, dat toegang geeft tot de „Paul Krugerschool" voor g. 1. o„ maar men ziet er geen rakkers tussen de 6 enl3 uitkomen, maar leerling-bestellers van de P.T.T. met hun leuke baretten en de rood-gebiesde donkere pakken. Wat doen die knapen daar? Misschien zouden de buurtbewoners nog verwonderder zijn, wanneer we vertelden dat die kleine, gebrilde heer, die daar ook steeds in en uit wandelt, iemand van de Rijksuniversiteit van Leiden is. Zo groeien de raadselen. En misschien wordt het dan nog vreemder wanneer men naar bin nen gaat en men valt midden in een voorstelling van de film „Bal lade van de hoge hoed". Die film vertoning is een punt op het les rooster van de Katholieke Levens school. THEO (16) „Je schonk er nooit aandacht aan...." „Let nu eens goed op de een heid van klank en beeld!" waar schuwt de directeur, de heer G. P. Hofman. „En kijk eèns, hoe die hoed uit het beeld verdwijnt en de hengel als het ware er heen wijst" Zo worden deze knapen gedre ven in de richting van een esthe tische beoordeling en een kritisch bekijken van de film. Of het effect heeft? „Ik zie liever de Dikke en de Dunne. Of een knokfilm", zegt Theo. „Maar niet iedere week, want dan wordt het vervelend. Toch is deze film wel mooi En deze laatste erkenning houdt het effect van de instructie in. „Hebben jullie ook gezien, waar om die film al jaren geleden moet gemaakt zijn?" Ja, ze hebben goed gekeken. „Die binkies met die pofbroeken. Die ouderwetse auto's, die lui met allemaal een pet op Volgen de maal wordt de historie van de film behandeld, ditmaal ging het meer om de vondsten van de ge luidstoepassing bij- het beeld en daar leent zich deze „Ballade" bij zonder goed voor. Volgende onderwerp: Loon en zakgeld. Hebben we recht op zakgeld? De meningen zijn sterk verdeeld. Hans zegt: Ja, natuurlijk! Henk zegt: laat het maar aan je ouders over. Draag je loon af en dan zul len je ouders wel geld gcyen voor een doel dat ze goed voor je ach ten. Ziezo, zegt de heer Hofman. De meningen zijn dus verdeeld. Daar gaan we nu eens verder over pra ten! Er ontwikkelt zich dan een bij zonder levendige discussie. Met zijn allen dreigen ze een zijpaadje op te gaan, nl. dat van de beste ding van het zakgeld, maar daar over gaat het niet. „Hoe komt het, dat je je werk kunt doen?" vraagt de heer Hof man. Wim erkent: „Dat heb je aan je vader je moeder te danken en aan God. Je ouders hebben je hele opvoeding betaald Precies. Walter schiet in de roos: „Je hebt geen rechten op geld als je onder de eenentwintig bent!" In feite heeft Walter gelijk, maar er zijn meer factoren, die in de praktijk voor zakgeld pleiten: het leren geld te behe. ren en te besteden, het schenken van vertrouwen, om eens iets noemen. Maar wanneer het erom gaat, hoeveel zakgeld het meest verant woord is, komen er nieuwe ele menten bij. Dit vraagstuk houdt verband met de inkomsten van het gezin en met de leeftijden van de gezinsleden. Zo gaat de disfcussie verder en er komen zelfs papieren op tafel, om proef-budgetten op te stellen. Even hebben we een apartje met Walter, een vijftienjarige, die nu veertien maanden de Levens school volgt: „Ik kom hier altyd met plezier. D'r is hier zó'n stemming" (duim omhoog). Dit jaar omstreeks juli zal hij afscheid nemen. Dan is de twee jarige cursus ten einde en dat spijt Walter. „Je wordt hier heel wat wyzer en je leert goed met gereedschap omgaan want daar was ik eerlyk gezegd, niet handig mee Walter is eerst een jaartje naar de Havenvakschool geweest, maar toen werd hij hulpbesteller bij de PTT en hij hoopt er, na het slagen voor de theoretische en praktische scholing, in september zijn diplo ma te halen. Hij is geboren en ge togen in het oude noorden van Rotterdam en hij heeft plezier in zijn werk. Theo is een beweeglijke Kralin- ger van zestien. „Net gisteren ge worden". Als verjaarscadeau kreeg hij een camera met geelfil- ter. Van fotograferen wist ik niks. Maar hier, op de Levensschool, heb ik er een heleboel van geleerd. Je steekt heel wat op van dingen, waaraan je eigenlijk nooit aan dacht schonk. Handenarbeid vind ik prettig, maar besprekingen zijn soms een beetje eentonig, hoewel het dikwijls over heel interessante onderwerpen gaat". Theo wilde eerst in de bouwvak ken en daarom ging hij naar de technische school. Hij zag al gauw, dat hij beter in de theorie dan in de praktijk was en daarom zocht hij wat anders. Bij de PTT bevalt het hem best. Ook hij hoort deze zomer tot de afzwaaiers van de Levensschool. In een mooie, ruime werkplaats vinden we de werkbanken voor de handenarbeid, waar Theo over sprak. Fred en Wim zijn er bezig, Wim met een glasmozaiek naar eigen ontwerp, Fred met een bak je, dat hij met een guts uit een dik blok hout heeft gestoken. Muur. kasten tonen allerlei werkstukken: speelgoed, boetseerwerk, prakti sche gebruiksvoorwerpen en klei ne meubeltjes. Ook metaalarbeid wordt er verricht. „We letten er wel op", zei de heer Hofman, „dat zij, die zich veel met technische dingen bezig houden, hier gelegenheid hebben hun fantasie te uiten in verant woorde vormgevingen". We komen dan nog even in ge sprek met de heer drs. v.d. Kruy- sen, medewerker aan het Psycho logisch Instituut van de Rijks universiteit te Leiden. Hij vindt hier een uitstekend ter rein voor de onderzoekingen ten dienste van de psychologische fa culteit van de universiteit, maar dit onderzoek, waarvan een zeer degelyk persoonlijk contact met leder der leerlingen het hoofdbe standdeel vormt, werkt niet al leen in de richting van het univer sitair onderwijs. Ook de Levens school zal van de uitkomsten er van profiteren. De Rotterdamse Levensschool is de eerste in den lande, waar dit onderzoek plaats vindt. „lleb je RECHT op zakgeld?" vraagt gespreksleider H. de Reuver en dan blijken de mening recht tegenover elkaar te staan. Directeur G. P. Hofman rechtsmoet af en toe het gesprek f" de zijpaden naar de hoofdleeg terugvoeren. t t HET IS ccn verblijdend ver schijnsel, dat er dc laatste tijd meer Russische films in de Nederlandse bioscopen te zien zijn, omdat wc thans uit eigen aanschouwing de histori sche gang in de Russische film zaken kunnen volgen en niet af hankelijk meer zyn van tweede hands getuigenissen. Het beeld van dc Russische film, dat men zich uit de tot nog toe vertoonde proefstukken kan vormen is, met uitzondering van „Kraanvogels", niet zo heel gun stig in artistiek opzicht althans. Er is geen enkele progressieve gedachte te bespeuren in deze films. Verhaaltrant en opna metechniek zijn zo traag en zo verouderd, dat dc films ouderwets aandoen en vervelend zouden zjin, indien de onderwer pen minder interessant zouden zijn geweest, of de makers min der betrokken bij het onder werp. Want wat men van dc hier be kende Russische films ook kan zeggen, noch „Don Quichotte", noch „De Eén en veertigste", noch „Het Huis, waarin ik woon" ontberen oprechtheid. Het struikelblok blijft echter de techniek, die een niet ingelichte toeschouwer zou kunnen doen denken, een film van veertig jaar geleden te aanschouwen. Dit probleem," van Westers standpunt uit gezien, geldt ook voor de schilderkunst, de to neelkunst en in zekere mate de balletkunst, van de Sovjett-Unie. Men zou denken, dat na de revo lutie geen pogingen meer zijn gedaan met de tijd mee te gaan, ook de kunsten te ontwikkelen. De enige misschien, die in Rus land zijn gedachten liet gaan over artistieke problemen was Serge Eisenstein, een man, die kunst en politiek moeilijk kon laten samengaan en vele keren in zijn loopbaan moeilijkheden had, omdat hij zich te weinig bezig hield met de theorie, daar bij de functionele waarde, welke de film in de Sovjet-Unie wordt toegekend, uit het oog verlie zend. Het is ironisch, dat de man, die in de jaren dertig een niet zo plezierige rol in het „zuive ringsproces" van Serge Eisen stein heeft gespeeld, Serge Joetkewitsj, de maker van „Othello" is. Om de negatieve punten van zijn film meteen te noemen: bij het verschijnen van deze nieuwe versie van „Othel lo" is de film reeds verouderd, door een zeer statische opvat ting van opneming. Bijna be spottelijk, als men er te veel op gaat letten, zijn ook de decors, dc kostuums van sommige spe lers. De speltechniek is niet aan gepast bij de hedendaagse op vattingen op dit punt en de ac teurs krijgen gelegenheid melo dramatisch te spelen op een wij ze, die misschien omstreeks de eeuwwisseling in de mode was en die op het toneel wellicht zou zijn te aanvaarden, maar die in een film volkomen misplaatst is. Aan Joetkewitsj kan alles worden verweten, behalve eer bied voor het toneelstuk van Shakespeare en zijn film valt op, doordat de opvatting van de re gisseur er geprononceerd in tot uitdrukking komt. Joetkewitsj ziet „Othelo" niet op de eerste plaats als drama van liefde en jaloezie, maar als van een sterke persoonlijkheid, die ten gronde gaat aan de onvolmaaktheid van de wereld, aan huichelarij, ver raad en laagheid. In Joetkewitsj opvatting moet men Othello's moord op Desdemona niet zien als bedreven uit jaloezie, maar als de daad van een man, die de bezoedelde menselijke geest en de waarheid wreekt. Deze opvatting is visueel ge maakt door het laten meespelen van de natuur: de zee, storm achtig als Jago Othello voorliegt tijdens een strandwandeling, kalm als Othello en Desdemona opgebaard liggen aan dek van het schip, dat hen naar Venetië terugbrengt. Het landschap, het licht; de wolken spelen hun pas sieve, maar belangrijke rol. Shakespeares verhaal wordt op de voet gevolgd. Wel is er aanzienlijk geschrapt in de tekst naar de geest van 't toneelstuk werd niet verkracht, eerder ver rijkt door de rijkheid van scène wisseling, die met een perfect gevoel voor décor is toegepast. H. S. Twee reizigers waren op weg naar de bakermat der Franck's. De een vanuit het Luikse, de ander vanaf het Nederlands grensgebied. Beiden wandelden naar het even over de Belgische grens gelegen Geirnnenieh-Völkerichdc een vanuit de valleien rond Moresnet, de ander vanuit de bosrand van Vijlen.Vaals. De eerste reiziger is de Luikse literator-historicus Maurice Kunelf de ander schrijver dezes. Beiden zetten hun onderzoek voort naar de Nederlandse afkomst van César Franck. Beide reizigers ontmoeten elkander in de dorpsherberg van Völkerioh, waa^ zij onder het schijnsel van een grote olielamp hun ervaringen vertelden. Daarbij kwam een twee eeuwen oud document op tafel, geschreven in de Nederlandse faal dat een deel der geslachtsboom bevat van dc familie Franck. Maar over dit historisch punt is destijds reeds veel gepubliceerd. De reden, waarom dit punt nog eens te berde wordt gebracht, is dat Kunel, als Waals patriot, dit tere punt uitde weg gaat en be grijpelijkerwijs zijn Luikenaar schap niet verloochenend, César Franck zo veel mogelijk in eigen kring betrekt. Zulks te meer om dat Kunel bijna in de schaduw woont van Francks eerste woon- O we- i vkb* Wim (16) en Fred (16) in het handenarbeidlokaal. Wim breekt stukjes glas af voor een zelfontworpen mozaiek en Fred is een houten bakje aan 't uil-gudsen. plaats, nabij dat kronkelende straatje boven op de heuvel van de stad Luik; onder de oude to rens van Saint.-Pierre. Als Maurice Kunel dan ook zijn „César Franck Inconnu", naar onuitgegeven documenten laat verschijnen (La Renaissance du Livre, Bruxellcs,) dan spreekt hij vooral als Luikenaar met heel zijn vaderlandse gezindheid. „Wij we ten wel wat de Meester aan Pa rijs dankt, en aan de invloed van de Franse school. Maar wc weten ook, dat hij één der onzen is en ons toebehoort." Ziehier het grond motief van Kunels boeiende ver handeling. In dit verband is het verklaarbaar, dat de schrijver zijn fantasie Iaat spreken als hij ver onderstelt, dat Franck nimmer zyn Luikse parochie zal hebben vergeten en veel andere bijzon derheden uit z'jn woonkwartier, terwijl 's meesters voorliefde voor het land zijner vaderen, het lan delijke Nederlandse-taalgebied rond Gemmenich daardoor wat op de achtergrond komt. Toch laten we deze historische achtergrond even wijken om Mau rice Kunel zelf aan het woord te laten, dat hij op zulk een welspre kende wijze weet te uiten. Kunel toont zich in verschillende kapitte len niet alleen een schrander zoe ker en elegant auteur, maar ook een „portrettist", die met gevoe lige lijnen en kleuren heel de at mosfeer rond „le maitre angéli- que" weet uit te beelden. Zo heeft hij onder meer het voetspoor van Franck gevolgd, toen deze als een jongeman van rond 24 jaar, het land van Gemmenich-Völkerich, waar zijn voorgeslacht nog steeds woonachtig is, eens in de kersttijd vanuit de Franse hoofdstad be zocht. De toenmalige pastoor Gie- len had met Francks oom Winand Het familietehuis der Francks te Völkerich. een afspraak gemaakt om César in de kerstnacht het orgel van de parochiekerk te doen bespelen. Sneeuw bedekte de rode pannen daken der boerderijen en „in ieder huis flikkerde een lichtschijnsel". „Om zich naar de kerk te bege ven moest men te voet een halve mijl afleggen door de sneeuw en dan geleid niet door een ster, maar door een stoklantaarn. Deuren openden zich en lieten schaduwen uitglijden die hun nachtpitjes de den balanceren over de te volgen paden. De familie Franck begaf zich eveneens op weg naar de klokke- toren die heel de omgeving do mineerde, met een das om de hals en de handen diep in de zakken. Terwijl nu de familieleden in de banken beneden plaats namen, be steeg César de kleine, verscholen trap met zijn versleten treden, naar het koor en boven gekomen blies hij eens in de handen om ze te verwarmen om dan plaats te nemen op de orgelbank." De koorleider lichtte de hem onbekende jongeman in hoe men de partituur moest volgen van de te zingen muziek. „Miséri- corde!" roept de schrijver uit, welk een blunder. „Tot aller verbazing verliep de zang onbe rispelijk. Nooit had men het or gel zó horen klinken!' De paro chianen vergaten de kou en wer den opgenomen als in een he melse wiegezang. De voeten van César vlogen over het pedaal klavier als waren zij gevleu geld en de klanken rolden D pi de gewelven als donders. ,gIv aanwezigen hielden hun a in. Men zou zeggen dat de welven barstten onder de b' r de Hosanna-motieven en tr n petklanken als van aartseng® y om de glorie van God te y kondigen De inwoners ?ji Gemmenich verhalen nu nog vader op zoon dit gebeuren ^(i een kerstnacht. Het heeft in ?L)i herinnering iets legendar» verkregen. eft Behalve deze schilderingen n Kunel ook menig onbekend schrift van de Meester aan vergetelheid ontrukt. Als fijK* vormt dit geschrift een sier coda van de reeds vroeger schenen biografie van deze-cp auteur. Brusselaars zullen verheugen hier veel bijzonder den te lezen over Francks gence-reis naar de Belg'^jij hoofdstad om voor koning Ce°v2' I en in „La Grande HariP^iS te concerteren; en om zyn *ee' Trios aan de Koning bij een d .0K de bezoek op te dragen. Maatji de Sinjorenstad en Doornik hc Franck mogen begroeten en ak in zijn laatste levensjaren, dus nog tijdig een hulde brenë aan een der grootste toondicn^r. vóór de wending naar onze ee Kunels geschrift zal er zeker bijdragen om het licht rond d® j<J' rafijnse meester nog breder sP1 vlak te verjenen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1959 | | pagina 8