I
8
commentaar
Russische „Othello" boeit door regie-opvatting
De onbekende César Franck
w
ifi*f
h1'-
38
sm
„Levensschool" vormt de
huisvaders van morgen
Twee reizigers naar Gemmenich-Völkerich
(8
De „Liberale" vrijheid
Leuze
Protest tegen socialistische
lasterpraat
De „gevaarlijke" K.V.P.
Probleem: film
ZATERDAG 14 FEBRUARI 1959
Probleem: zakgeld
Twee apartjes
4
^22'
W ALT ER (15)
„Zo'n stemming hier!"
Eerste in den lande
FILMS DEZE WEEK
mmmmËmm
WIMmxMmMmm.
i -l?-'&■* IjHMÉ
marius monnike:
f
In de liberale pers heeft men weinig goede woor
den over gehad voor de memorie van antwoord op
de Omroepwet, die onlangs is gepubliceerd. Er
deugde niet veel van. Nergens is er in het ontwerp
een grootse conceptie, een baanbrekende gedachte
aanwezig, zo klaagt een dezer liberale bladen.
Als de regering overstag was gegaan en met een
nationale omroep ter tafel was gekomen, dan was
er natuurlijk wel sprake geweest van een grootse
conceptie. Een hardnekkig vooroordeel tegen het
huidige omroepstelsel speelt de liberale commenta
toren wel in hoge mate parfen bij hun beoordeling
van het regeringsontwerp.
Ook het verkiezingsprogramma van de V.V.D.
laat wederom het liberale paradepaardje van een
nationale omroep voordraven. Het is zo moet ons
van het hart toch wel hoogst merkwaardig, dat
uitgerekend degenen, die hun mond volhehben over
het grote gevaar van koude socialisatie en voort
schrijdende staatsbemoeienis, op cultureel gebied
doodleuk een vergaande socialisatie en staatsbe
moeienis bepleiten. Als de liberalen het voor het
zeggen hadden, was heel ons onderwijs en het radio-
en televisiebestel genationaliseerd. Er is voor de
liberalen wel alle reden om zich op te werpen als
kampioenen van de geestelijke vrijheid, zoals zij
zo graag doen.
Christenen, die sympathie mochten hebben voor
de vrijheidsleuze van de V.V.D., mogen wel beden
ken, dat deze vrijheid op cultureel gebied onmiddel
lijk de nek zou worden omgedraaid, als de libe
ralen het voor het zeggen zouden hebben. Het is
wellicht nog wel eens goed om aan de schoolstrijd
onzer voorvaderen te herinneren!
Een van de rustigste partjjen, zo niet de aller-
rustigste in en buiten de verkiezingstijd is
zeer zeker de Christelijk Historische Unie. Aller
wegen moge het verkiezingstumult zijn losgebro
ken, in de C.H.-hoek blijft men spreken zonder op
vallende stemverheffing.
„In het herenhuis aan de Wassenaarseweg, waar
de C.H.U. haar kantoor heeft, bewaart men, ver
kiezingen of geen verkiezingen, de waardige zelf
beheersing van een deftig notaris-kantoor", aldus
beschrijft een redacteur van „Trouw" zijn ervarin
gen tijdens een daar kortelings gebracht bezoek.
Toch mag men zich niet tot de conclusie laten
verleiden, dat de moderne party-ontwikkeling en
het gebruik door de politieke party en van de mo-
geiykheden der psychologische massa-beïnvloe
ding geheel aan de C.H.U. voorbij zouden zün ge
gaan. Tot dusver hebben de C.H.'s zich altijd af
kerig betoond van het aanheffen van verkiezings
leuzen. Maar men heeft thans toch gemeend, dat
men op dit punt met de veranderde omstandighe
den mee moest gaan.
Nu is afkerigheid van leuzen een zeer prijzens
waardige eigenschap, waarvan men de geestelijke
waarde juist in de verkiezingsstrijd weer eens
goed leert waarderen. Ongetwijfeld is deze inge
wortelde afkeer de reden, dat de C.H.-leuze uitge
vallen is op een onnavolgbare, in ieder geval niet
nagevolgde, manier. Wij veronderstellen zo, dat
de C.H.-leiders, by het bedenken van een pakkende
zinsnede, hun weerzin tegen onverantwoorde sim
plificaties van ingewikkelde problemen of van op
portunistische eenzydigheden ook nu nog niet heb
ben kunnen overwinnen, zodat zy tenslotte zijn uit
gekomen bij een absolute nietszeggendheiid. De
leuze, waaronder de C.H.U. thans de verkiezings-
stryd ingaat luidt: ,,In 's lands belang". Men zal
ons toegeven, dat het onmogelijk is iets te beden
ken. dat minder karakteristiek is voor het beleid,
dat de C.H of welke andere party ook in de
toekomst denkt te gaan voeren. Men heeft er geen
enkel houvast aan, het suggereert in het geheel
niets eigens. Met de heer Godfried Bomans kan
men opmerken: „Het zegt niets, maar het tekent".
Het tekent de C.H.U. met, als we het zo eens mo
gen zeggen, de „qualités de ses défauts".
Minister Marga Klompc is haar verkiezings-
tournce begonnen met de temperamentvolle e:i
rechtstreekse openhartigheid, haar zo eigen Mei
name het socialistische Tweede-Kamerlid De Kadt
en haar voormalige ambtgenoot Hofstra heeft zij
wegens hun meer dan kwalijke feitenverdraaiin
gen aan de kaak gesteld. Het is goed, dat de zit
tende ministers zo scherp stelling nemen tegen
de onwaarachtige beweringen minister Klompé
aarzelde niet het woord laster te gebruiken
welke door de socialistische propaganda worden
verspreid, en, helaas, niet het minst door degenen,
die tot voor kort gezamenlijk met hen de rege
ringsverantwoordelijkheid hebben gedragen.
De heer De Kadt die tot voor kort met zijn
partij nog zo graag rechts-af wilde, voordat hij
door zyn partijbestuur genoopt werd om met zo
veel andere socialisten het tegendeel te beweren
van wat zij voor de verkiezingsstrijd zeiden heeft
kans gezien in het als serieus bedoelde maandblad
„Socialisme en democratie" een lezing te geven
van de jongste regeringscrisis, welke niet alleen
in volstrekte tegenspraak is met de feiten, maar
bovendien door die tegenspraak beschuldigingen
richt zowel aan de heer Romme als aan de katho
lieke ministers, welke inderdaad als niet anders
dan lasterlijk kunnen worden gekwalificeerd. Wij
kunnen ons levendig voorstellen, dat een minister,
die zyn eigen verantwoordelijkheid in geweten
ernstig neemt, zich niet het zwijgen laat opleggen
door de overweging, dat het „nu eenmaal ver-
kiezingstgd is". De insinuatie van de heer De
Kadt, dat de katholieke ministers zich op de elfde
december niet solidair verklaard hebben met het
onaanvaardbaar van hun collega Hofstra, omdat
de heer Romme hen onder pressie zou hebben
gezet, moet door hen gevoeld worden als een aan
tasting van hun goede naam. Dat dit gebeurt in
een z.g. wetenschappelijk blad, maakt de zaak
alleen maar ernstiger.
De socialistische propaganda neemt inderdaad
steeds onfrisser vormen aan. En men kan nu wel
zeggen b.v. inzake hun gedraai inzake Nieuw
Guinea en de defensie, waarby standpunten wor
den ingenomen, die soms vierkant indruisen te
gen wat de socialistische ministers onder leiding
van dr. Drees principieel verdedigd hebben
dat het toch maar beter is, wanneer de P.v.d.A.
zoveel mogelijk stemmen aan de pacifistische so
cialisten onttrekt, toch moet men zich realiseren,
dat door al dit gedraai het hoge goed van de waar
heidsliefde wordt verkracht en daardoor de ge
zonde basis van onze democratie wordt uitge
hold.
Er staan in het artikel van de heer De Kadt nog
lal van andere opmerkingen, die wel zeer te
denken geven. Nu alle andere partyen tegen dc
P.v.d.A. front maken, is dit voor de P.v.d.A.
aldus het socialistische Tweede-Kamerlid, dé ge
legenheid om zich aan het Nederlandse volk te
presenteren als de enige partij in Nederland, die
betrouwbaar is voor de parlementaire democratie.
De K.V.P. is daarentegen hoogst gevaarlijk. Als
de K.V.P. een overheersende positie krijgt, weet
een groot deel van het Nederlandse volk, dat de
Nederlandse vrijheden in gevaar komen. De enige
waarborg tegen dit gevaar is een sterke P.v.d.A.,
zo meent de heer De Kadt.
Als men dit zo leest, dan vraagt men zich toch
af, waarom de P.v.d.A. twaalf jaar lang met
een dergclyke partij, die de Nederlandse vrijhe
den note bene naar het leven staat, heeft willen
samenwerken. Dat dc K.V.P.-voorzitter, mr, H.
W. van Doorn, een dergelijke voorstelling van
zaken niet meer neemt, zoals bleek uit zijn Am
sterdamse verkiezingsrede van donderdag jl., lijkt
ons volkomen begrijpelijk. Als de P.v.d.A. zo door
gaat, dan is een nieuwe samenwerking met haar
redelykerwyze niet meer rhogelijk.
Wat moeten die
POSTJONGENS DAAR?
W at moeten die postjongens daar?
Bewoners van Rotterdams oude Noorden begrijpen er niets
van. In de Hildegardisstraat is een bescheiden poortje, dat
toegang geeft tot de „Paul Krugerschool" voor g. 1. o„ maar
men ziet er geen rakkers tussen de 6 enl3 uitkomen, maar
leerling-bestellers van de P.T.T. met hun leuke baretten en
de rood-gebiesde donkere pakken. Wat doen die knapen daar?
Misschien zouden de buurtbewoners nog verwonderder zijn,
wanneer we vertelden dat die kleine, gebrilde heer, die daar
ook steeds in en uit wandelt, iemand van de Rijksuniversiteit
van Leiden is. Zo groeien de raadselen.
En misschien wordt het dan nog
vreemder wanneer men naar bin
nen gaat en men valt midden in
een voorstelling van de film „Bal
lade van de hoge hoed". Die film
vertoning is een punt op het les
rooster van de Katholieke Levens
school.
THEO (16)
„Je schonk er nooit aandacht
aan...."
„Let nu eens goed op de een
heid van klank en beeld!" waar
schuwt de directeur, de heer G.
P. Hofman. „En kijk eèns, hoe die
hoed uit het beeld verdwijnt en de
hengel als het ware er heen wijst"
Zo worden deze knapen gedre
ven in de richting van een esthe
tische beoordeling en een kritisch
bekijken van de film. Of het effect
heeft?
„Ik zie liever de Dikke en de
Dunne. Of een knokfilm", zegt
Theo. „Maar niet iedere week,
want dan wordt het vervelend.
Toch is deze film wel mooi
En deze laatste erkenning houdt
het effect van de instructie in.
„Hebben jullie ook gezien, waar
om die film al jaren geleden moet
gemaakt zijn?"
Ja, ze hebben goed gekeken.
„Die binkies met die pofbroeken.
Die ouderwetse auto's, die lui met
allemaal een pet op Volgen
de maal wordt de historie van de
film behandeld, ditmaal ging het
meer om de vondsten van de ge
luidstoepassing bij- het beeld en
daar leent zich deze „Ballade" bij
zonder goed voor.
Volgende onderwerp: Loon en
zakgeld.
Hebben we recht op zakgeld?
De meningen zijn sterk verdeeld.
Hans zegt: Ja, natuurlijk! Henk
zegt: laat het maar aan je ouders
over. Draag je loon af en dan zul
len je ouders wel geld gcyen voor
een doel dat ze goed voor je ach
ten.
Ziezo, zegt de heer Hofman. De
meningen zijn dus verdeeld. Daar
gaan we nu eens verder over pra
ten!
Er ontwikkelt zich dan een bij
zonder levendige discussie. Met
zijn allen dreigen ze een zijpaadje
op te gaan, nl. dat van de beste
ding van het zakgeld, maar daar
over gaat het niet.
„Hoe komt het, dat je je werk
kunt doen?" vraagt de heer Hof
man.
Wim erkent: „Dat heb je aan
je vader je moeder te danken en
aan God. Je ouders hebben je
hele opvoeding betaald
Precies. Walter schiet in de
roos: „Je hebt geen rechten op
geld als je onder de eenentwintig
bent!"
In feite heeft Walter gelijk,
maar er zijn meer factoren,
die in de praktijk voor zakgeld
pleiten: het leren geld te behe.
ren en te besteden, het schenken
van vertrouwen, om eens iets
noemen.
Maar wanneer het erom gaat,
hoeveel zakgeld het meest verant
woord is, komen er nieuwe ele
menten bij. Dit vraagstuk houdt
verband met de inkomsten van
het gezin en met de leeftijden van
de gezinsleden.
Zo gaat de disfcussie verder en
er komen zelfs papieren op tafel,
om proef-budgetten op te stellen.
Even hebben we een apartje
met Walter, een vijftienjarige, die
nu veertien maanden de Levens
school volgt:
„Ik kom hier altyd met plezier.
D'r is hier zó'n stemming" (duim
omhoog).
Dit jaar omstreeks juli zal hij
afscheid nemen. Dan is de twee
jarige cursus ten einde en dat
spijt Walter. „Je wordt hier heel
wat wyzer en je leert goed met
gereedschap omgaan want daar
was ik eerlyk gezegd, niet handig
mee
Walter is eerst een jaartje naar
de Havenvakschool geweest, maar
toen werd hij hulpbesteller bij de
PTT en hij hoopt er, na het slagen
voor de theoretische en praktische
scholing, in september zijn diplo
ma te halen. Hij is geboren en ge
togen in het oude noorden van
Rotterdam en hij heeft plezier in
zijn werk.
Theo is een beweeglijke Kralin-
ger van zestien. „Net gisteren ge
worden". Als verjaarscadeau
kreeg hij een camera met geelfil-
ter.
Van fotograferen wist ik niks.
Maar hier, op de Levensschool,
heb ik er een heleboel van geleerd.
Je steekt heel wat op van dingen,
waaraan je eigenlijk nooit aan
dacht schonk. Handenarbeid vind
ik prettig, maar besprekingen zijn
soms een beetje eentonig, hoewel
het dikwijls over heel interessante
onderwerpen gaat".
Theo wilde eerst in de bouwvak
ken en daarom ging hij naar de
technische school. Hij zag al gauw,
dat hij beter in de theorie dan in
de praktijk was en daarom zocht
hij wat anders. Bij de PTT bevalt
het hem best. Ook hij hoort deze
zomer tot de afzwaaiers van de
Levensschool.
In een mooie, ruime werkplaats
vinden we de werkbanken voor
de handenarbeid, waar Theo over
sprak. Fred en Wim zijn er bezig,
Wim met een glasmozaiek naar
eigen ontwerp, Fred met een bak
je, dat hij met een guts uit een
dik blok hout heeft gestoken. Muur.
kasten tonen allerlei werkstukken:
speelgoed, boetseerwerk, prakti
sche gebruiksvoorwerpen en klei
ne meubeltjes. Ook metaalarbeid
wordt er verricht.
„We letten er wel op", zei de
heer Hofman, „dat zij, die zich
veel met technische dingen bezig
houden, hier gelegenheid hebben
hun fantasie te uiten in verant
woorde vormgevingen".
We komen dan nog even in ge
sprek met de heer drs. v.d. Kruy-
sen, medewerker aan het Psycho
logisch Instituut van de Rijks
universiteit te Leiden.
Hij vindt hier een uitstekend ter
rein voor de onderzoekingen ten
dienste van de psychologische fa
culteit van de universiteit, maar
dit onderzoek, waarvan een zeer
degelyk persoonlijk contact met
leder der leerlingen het hoofdbe
standdeel vormt, werkt niet al
leen in de richting van het univer
sitair onderwijs. Ook de Levens
school zal van de uitkomsten er
van profiteren. De Rotterdamse
Levensschool is de eerste in den
lande, waar dit onderzoek plaats
vindt.
„lleb je RECHT op zakgeld?" vraagt gespreksleider H. de Reuver en dan blijken de mening
recht tegenover elkaar te staan. Directeur G. P. Hofman rechtsmoet af en toe het gesprek f"
de zijpaden naar de hoofdleeg terugvoeren.
t
t
HET IS ccn verblijdend ver
schijnsel, dat er dc laatste
tijd meer Russische films
in de Nederlandse bioscopen te
zien zijn, omdat wc thans uit
eigen aanschouwing de histori
sche gang in de Russische film
zaken kunnen volgen en niet af
hankelijk meer zyn van tweede
hands getuigenissen.
Het beeld van dc Russische
film, dat men zich uit de tot nog
toe vertoonde proefstukken kan
vormen is, met uitzondering van
„Kraanvogels", niet zo heel gun
stig in artistiek opzicht althans.
Er is geen enkele progressieve
gedachte te bespeuren in deze
films. Verhaaltrant en opna
metechniek zijn zo traag en
zo verouderd, dat dc films
ouderwets aandoen en vervelend
zouden zjin, indien de onderwer
pen minder interessant zouden
zijn geweest, of de makers min
der betrokken bij het onder
werp.
Want wat men van dc hier be
kende Russische films ook kan
zeggen, noch „Don Quichotte",
noch „De Eén en veertigste",
noch „Het Huis, waarin ik
woon" ontberen oprechtheid.
Het struikelblok blijft echter de
techniek, die een niet ingelichte
toeschouwer zou kunnen doen
denken, een film van veertig
jaar geleden te aanschouwen.
Dit probleem," van Westers
standpunt uit gezien, geldt ook
voor de schilderkunst, de to
neelkunst en in zekere mate de
balletkunst, van de Sovjett-Unie.
Men zou denken, dat na de revo
lutie geen pogingen meer zijn
gedaan met de tijd mee te gaan,
ook de kunsten te ontwikkelen.
De enige misschien, die in Rus
land zijn gedachten liet gaan
over artistieke problemen was
Serge Eisenstein, een man, die
kunst en politiek moeilijk kon
laten samengaan en vele keren
in zijn loopbaan moeilijkheden
had, omdat hij zich te weinig
bezig hield met de theorie, daar
bij de functionele waarde, welke
de film in de Sovjet-Unie wordt
toegekend, uit het oog verlie
zend.
Het is ironisch, dat de man,
die in de jaren dertig een niet
zo plezierige rol in het „zuive
ringsproces" van Serge Eisen
stein heeft gespeeld, Serge
Joetkewitsj, de maker van
„Othello" is. Om de negatieve
punten van zijn film meteen te
noemen: bij het verschijnen van
deze nieuwe versie van „Othel
lo" is de film reeds verouderd,
door een zeer statische opvat
ting van opneming. Bijna be
spottelijk, als men er te veel op
gaat letten, zijn ook de decors,
dc kostuums van sommige spe
lers. De speltechniek is niet aan
gepast bij de hedendaagse op
vattingen op dit punt en de ac
teurs krijgen gelegenheid melo
dramatisch te spelen op een wij
ze, die misschien omstreeks de
eeuwwisseling in de mode was
en die op het toneel wellicht zou
zijn te aanvaarden, maar die in
een film volkomen misplaatst
is.
Aan Joetkewitsj kan alles
worden verweten, behalve eer
bied voor het toneelstuk van
Shakespeare en zijn film valt op,
doordat de opvatting van de re
gisseur er geprononceerd in tot
uitdrukking komt. Joetkewitsj
ziet „Othelo" niet op de eerste
plaats als drama van liefde en
jaloezie, maar als van een sterke
persoonlijkheid, die ten gronde
gaat aan de onvolmaaktheid van
de wereld, aan huichelarij, ver
raad en laagheid. In Joetkewitsj
opvatting moet men Othello's
moord op Desdemona niet zien
als bedreven uit jaloezie, maar
als de daad van een man, die de
bezoedelde menselijke geest en
de waarheid wreekt.
Deze opvatting is visueel ge
maakt door het laten meespelen
van de natuur: de zee, storm
achtig als Jago Othello voorliegt
tijdens een strandwandeling,
kalm als Othello en Desdemona
opgebaard liggen aan dek van
het schip, dat hen naar Venetië
terugbrengt. Het landschap, het
licht; de wolken spelen hun pas
sieve, maar belangrijke rol.
Shakespeares verhaal wordt
op de voet gevolgd. Wel is er
aanzienlijk geschrapt in de tekst
naar de geest van 't toneelstuk
werd niet verkracht, eerder ver
rijkt door de rijkheid van scène
wisseling, die met een perfect
gevoel voor décor is toegepast.
H. S.
Twee reizigers waren op weg naar de bakermat der Franck's. De
een vanuit het Luikse, de ander vanaf het Nederlands grensgebied.
Beiden wandelden naar het even over de Belgische grens gelegen
Geirnnenieh-Völkerichdc een vanuit de valleien rond Moresnet,
de ander vanuit de bosrand van Vijlen.Vaals. De eerste reiziger
is de Luikse literator-historicus Maurice Kunelf de ander schrijver
dezes. Beiden zetten hun onderzoek voort naar de Nederlandse
afkomst van César Franck. Beide reizigers ontmoeten elkander in
de dorpsherberg van Völkerioh, waa^ zij onder het schijnsel van
een grote olielamp hun ervaringen vertelden. Daarbij kwam een
twee eeuwen oud document op tafel, geschreven in de Nederlandse
faal dat een deel der geslachtsboom bevat van dc familie Franck.
Maar over dit historisch punt is destijds reeds veel gepubliceerd.
De reden, waarom dit punt nog
eens te berde wordt gebracht, is
dat Kunel, als Waals patriot, dit
tere punt uitde weg gaat en be
grijpelijkerwijs zijn Luikenaar
schap niet verloochenend, César
Franck zo veel mogelijk in eigen
kring betrekt. Zulks te meer om
dat Kunel bijna in de schaduw
woont van Francks eerste woon-
O we- i
vkb*
Wim (16) en Fred (16) in het handenarbeidlokaal. Wim breekt
stukjes glas af voor een zelfontworpen mozaiek en Fred is een
houten bakje aan 't uil-gudsen.
plaats, nabij dat kronkelende
straatje boven op de heuvel van
de stad Luik; onder de oude to
rens van Saint.-Pierre.
Als Maurice Kunel dan ook zijn
„César Franck Inconnu", naar
onuitgegeven documenten laat
verschijnen (La Renaissance du
Livre, Bruxellcs,) dan spreekt hij
vooral als Luikenaar met heel zijn
vaderlandse gezindheid. „Wij we
ten wel wat de Meester aan Pa
rijs dankt, en aan de invloed van
de Franse school. Maar wc weten
ook, dat hij één der onzen is en
ons toebehoort." Ziehier het grond
motief van Kunels boeiende ver
handeling. In dit verband is het
verklaarbaar, dat de schrijver zijn
fantasie Iaat spreken als hij ver
onderstelt, dat Franck nimmer
zyn Luikse parochie zal hebben
vergeten en veel andere bijzon
derheden uit z'jn woonkwartier,
terwijl 's meesters voorliefde voor
het land zijner vaderen, het lan
delijke Nederlandse-taalgebied
rond Gemmenich daardoor wat op
de achtergrond komt.
Toch laten we deze historische
achtergrond even wijken om Mau
rice Kunel zelf aan het woord te
laten, dat hij op zulk een welspre
kende wijze weet te uiten. Kunel
toont zich in verschillende kapitte
len niet alleen een schrander zoe
ker en elegant auteur, maar ook
een „portrettist", die met gevoe
lige lijnen en kleuren heel de at
mosfeer rond „le maitre angéli-
que" weet uit te beelden. Zo heeft
hij onder meer het voetspoor van
Franck gevolgd, toen deze als een
jongeman van rond 24 jaar, het
land van Gemmenich-Völkerich,
waar zijn voorgeslacht nog steeds
woonachtig is, eens in de kersttijd
vanuit de Franse hoofdstad be
zocht. De toenmalige pastoor Gie-
len had met Francks oom Winand
Het familietehuis der Francks te Völkerich.
een afspraak gemaakt om César
in de kerstnacht het orgel van de
parochiekerk te doen bespelen.
Sneeuw bedekte de rode pannen
daken der boerderijen en „in ieder
huis flikkerde een lichtschijnsel".
„Om zich naar de kerk te bege
ven moest men te voet een halve
mijl afleggen door de sneeuw en
dan geleid niet door een ster, maar
door een stoklantaarn. Deuren
openden zich en lieten schaduwen
uitglijden die hun nachtpitjes de
den balanceren over de te volgen
paden.
De familie Franck begaf zich
eveneens op weg naar de klokke-
toren die heel de omgeving do
mineerde, met een das om de hals
en de handen diep in de zakken.
Terwijl nu de familieleden in de
banken beneden plaats namen, be
steeg César de kleine, verscholen
trap met zijn versleten treden,
naar het koor en boven gekomen
blies hij eens in de handen om ze
te verwarmen om dan plaats te
nemen op de orgelbank."
De koorleider lichtte de hem
onbekende jongeman in hoe men
de partituur moest volgen van
de te zingen muziek. „Miséri-
corde!" roept de schrijver uit,
welk een blunder. „Tot aller
verbazing verliep de zang onbe
rispelijk. Nooit had men het or
gel zó horen klinken!' De paro
chianen vergaten de kou en wer
den opgenomen als in een he
melse wiegezang. De voeten van
César vlogen over het pedaal
klavier als waren zij gevleu
geld en de klanken rolden D pi
de gewelven als donders. ,gIv
aanwezigen hielden hun a
in. Men zou zeggen dat de
welven barstten onder de b' r
de Hosanna-motieven en tr n
petklanken als van aartseng® y
om de glorie van God te y
kondigen De inwoners ?ji
Gemmenich verhalen nu nog
vader op zoon dit gebeuren ^(i
een kerstnacht. Het heeft in ?L)i
herinnering iets legendar»
verkregen. eft
Behalve deze schilderingen n
Kunel ook menig onbekend
schrift van de Meester aan
vergetelheid ontrukt. Als fijK*
vormt dit geschrift een sier
coda van de reeds vroeger
schenen biografie van deze-cp
auteur. Brusselaars zullen
verheugen hier veel bijzonder
den te lezen over Francks
gence-reis naar de Belg'^jij
hoofdstad om voor koning Ce°v2'
I en in „La Grande HariP^iS
te concerteren; en om zyn *ee'
Trios aan de Koning bij een d .0K
de bezoek op te dragen. Maatji
de Sinjorenstad en Doornik hc
Franck mogen begroeten en ak
in zijn laatste levensjaren,
dus nog tijdig een hulde brenë
aan een der grootste toondicn^r.
vóór de wending naar onze ee
Kunels geschrift zal er zeker
bijdragen om het licht rond d® j<J'
rafijnse meester nog breder sP1
vlak te verjenen.