Noordelijke provineies cultureel probleemgebied HET LIJK IN DEMAND AMSTERDAMSE HEIERS IN PROTESTSTAKING door GEORGE BAGBY Opening zitting Staten-Generaal Prof dr. H. Keuning Over plaatselijke belangetjes heenzien de RIJKSDAALDER... Eindhovense raad over „Ensemble beperking invoer of produktie van kolen Helicopter van koning Boudewijn maakte noodlanding Prijsvraag voor latinisten Drink wA; Mieke. India kan voortgaan met zijn 5-jarenplan Prijzenslag was geen te vroege uitverkoop Korter werken bij N.V. Rigtersbleek V 3 ZATERDAG 21 MAART 1959 f AGIN A 4 Hoge Autoriteit E.G.K.S. Geen voorstellen tot Roval Club Jnd&n TonjC de enige echte af ae.K JF.? SM8 Van officiële zijde te Luxemburg wordt vernomen, dat de Hoge Autoriteit van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal op het ogenblik niet voornemens is de maatregelen tot con<ingentering van de kolenprodnktie en van de koleninvoer, voorzien door het verdrag der E.G.K.S. In geval van een duidelijke crisis, voor te stellen aan de raad van ministers der E.G.K.S. In zijn bijeenkomst van 23 maart zal de raad van ministers alleen worden verzocht zich uit te spreken over het voorstel in zake de verlening van tijdelijke hulp aan de Belgische mijnwerkers, over welk voor stel het raadgevend comité der E.G.K.S. op 17 maart een gunstig advies heeft uit gebracht. Dit voorstel houdt, zoals be kend in, dat gedurende een periode van twee maanden een bedrag van ten hoogste 2 miljoen beschikbaar wordt gesteld voor de verlening van hulp aan werk loze mijnwerkers in België Het schiint, dat de Hoge Autoriteit ver deeld is ten aanzien van de houding, die zij moet aannemen, nu het raadgevend comité een afwijzend advies heeft gegeven inzake de contingentering van de invoer en de produktie van kolen en nu ook in eoA—«tn-Mo/wmijTiissie van de raad van ministers een meerderheid zich heeft uit gesproken t.eaen de toepassing van artikel 58 van het verdrag, dat betrekking heeft op de „duidelijke crisis". (Van onze correspondent) De Groningse hoogleraar in de econo mische en sociale aardrijkskunde, prof. dr. H. J. Keuning, heeft gisteravond in een rede over „Het noorden, cultureel probleemgebied" voor de Commercieele Club te Groningen met nadruk erop ge wezen, dat het noorden als een gebied dient te worden beschouwd en dat de be volking heen moet zien over plaatselijke belangetjes, ciubchauvinismc, sociale scheidslijnen en wat dies meer zij. De plaatselijke overheid heeft tot taak het urgentieschema van haar uitgaven zoda nig te wijzigen, dat daarin aan de cultu rele behoeften van de bevolking een ho gere plaats wordt ingeruimd. Deze le zing was de vierde in een cyclus, die door de Commercieele Club dit seizoen werd georganiseerd als een bezinning over de mogelijkheden van de welvaarts bevordering van het noorden. Spreker ging in zijn rede uit van het wijde cultuurbegrip (he, complex van menselijke activiteiten, die niet onmiddel lijk deel uitmaken van de materiële da gelijkse bestaansstrijd. doch die door hun normatief karakter en geestelijke inhoud niettemin als waardevol en zelfs nood zakelijk worden aangemerkt). Twee stellingen stelde hij centraal. Al lereerst dat cultuurbeoefening (passief en actief) in de meeste gevallen niet los te maken ls van de economische en so ciale structuur van het betrokken gebied en dat dus de mogelijkheid ertoe wordt bepaald door het getal van haar beoefe naren. En verder, dat he, noorden een afzonderlijk economisch gebied binnen het geheel van ons land is- en als zodanig met een eigen functie en een eigen appa ratuur, als is het gebied complex van sa menstelling. Hoe complex toonde spreker aan door vijf scheidslijnen nader te analyseren. Al lereerst de traditionele verschillen tus sen Friezen, Groningers en Drenten, Ver der het naast elkaar voorkomen van eigen gewestelijke autochtone culturen en een algemeen Nederlandse of univer sele cultuur, de duidelijke scheiding tussen stad en platteland, een verticale differentiatie in de culturele behoeften op de basls van het maatschappelijk ni veau, waarin men verkeert en tenslotte de uiteenlopende wijze van. deelneming aan de cultuur op grondslag van bepaal de levensbeschouwelijke opvattingen. Als uitgangspunt voor een samenwer king ls een economische het meest ge schikt. meende prof. Keuning, omdat zij nauw aanknoopt bij de realiteit en het minst geladen is met sentimenten en emo tionaliteit. Daarnaast is een-geregelde sa menspraak tussen de drie gewesten over culturele aangelegenheden zeer nuttig De gewestelijke culturen nader onder de loep nemend, constateerde spreker een versmalling van de basis (het minst in Friesland) Er moet daarom aandacht worden besteed aan de beoefening van de meer algemene, universele cultuur, aan gezien de autochtone nog slechts bij een deel van de bevolking aanslaat. Hij lichte dit' toe aan de hand van en kele voorbeelden. Voor de voetbalsport bepleitte hij een herleving van het ama teurisme, dat zich eventueel kan or ganiseren in gewestelijke of noordelijke competitie, me, daarnaast in enkele der allergrootste centra een profclub, die voor hét gebied als geheel vooral het karakter van voorbeeld en leerschool dient te bezitten. Het plattelandstoneel noemde spreker een belangrijke component van geweste- G1STERMIDDAG ZIJN IN DE RIDDERZAAL de Leden van de Eerste Kamer en die van de nieuw gekozen Tweede Kamer in verenigde vergadering bijeen gekomen. Een overzicht van de opening. lijke cultuurbeoefening. Maar in de uit sluitend agrarische gebieden van Gro ningen ls de beoefening nog te zeer het monopolie van bepaalde bevolkingsgroe pen. De ontwikkeling, waarin de noorde lijke gewesten thans verkeren, vraagt enerzijds een zekere mate van democra tisering, anderzijds een betere voorlich ting, Prof. Keuning meende, dat we wel niet zullen ontkomen aan de stichttrr van een noordelijk beroepstoneel, aange past aan de bijzondere situatie van he noorden en in het biizonder aan het pa troon van de bevolkingsspreiding, te meer gezien de bezwaren van verdere to neelspreiding in het westen. De stad Groningen is van grote cul turele betekenis. De Groningse Univer siteit is van onschatbaar belang voor het gehele noorden. Spreker bepleitte voor de stad een spoedige realisering van het cultuurcentrum, een jeugdhotel en een complex van tentoonstellingshallen. Een hefschroefvliegtuig, waarmee ko ning Boudewijn van Belgii na een mili taire inspectietocht in Z'ód België terug keerde heeft gistermiddag In een veld nabij Dinant wegens een defect een nood landing gemaakt, De landing verliep or- maal en er werd niemand gewond. De koning zette zijn reis per auto voort. Het drie-maandelijks tijdschrift „Lalini- tas" dat door het Vatikaan wordt uitge geven, heeft een wedstrijd uitgeschreven waaraan deelgenomen kan worden door latinisten der gehele wereld, leraren, taal kundigen en studenten. De eersten hebben de keus tussen het uitwerken van een vijftal themata.in pro zavorm of een even groot aantal in dicht vorm De studenten kunnen kiezen tussen vijf gemakkelijker onderwerpen. De proza- Inzendingen van de eerste categorie die nen minstens 4-500 woorden te tellen en die ln dichtvorm minstens 200 regels. Voor de studqnten is daarentegen een minimum van 3.000 woorden vereist. Op een ledenvergadering van de Am sterdamse heiwerkersvereniging „broe derschap" is besloten om op maandag 13 april a.s. een staking van 24 uur te houden als protest tegen de aan een aan tal beiers bü rechterlijke vonnissen opge legde dwan-som—icr1 He' aantal helers ln de hoofdstad bedraagt ongeveer 180. In oktober en november jl. werden zo als bekend, in twee korte gedingen resp. V i'i'ÖÖlHWPN',V. «.PtctMiv aóTTiEiy»** Sedert 1912 over een langzaam-actle 24 en over een staking 20 beiers veroordeeld tot betaling van een dwangsom van 1 25 per man voor elkd dag dat zij geen gevolg gaven aan he-t bevel tot werkhervatting. Aan leiding tot de staking, die medio septem ber begon en 26 november eindigde, was de invoering van dé nieuwe c.a.o. voor l.et bouwbedrijf De patroons, die de korte gedingen aanhangig hadden gemaakt, zijn tot nu toe nog niet overgegaan tot invor dering van de dwangsommen. Op donderdag 9 april a.s. doet het ge rechtshof te Amsterdam uitspraak in het hoger beroep dat een der twintig ex-sta- kr.s had aangetekend tepen het in eer ste instantie door de president van de rechtbank in kort geding gewezen von nis. Voordat, de ledenvergadering werd ge houden, heeft de -heiersorganisatie zich per brief tot de betrokken patroons ge wend, met N»t verzoek de dwangsommen in te trekken. Achttien dubbeltjes, tien stuivers en twintig centen uit zijn spaarpot, vormde alles bij elkaar dat briefje van een rijksdaalder, dat Joep Mar tens nu in 4at sigaretten blikje wist. zijn spaarpot. En nu zou hij die fon kelnieuwe rijksdaalder aan de hoofd broeder moeten geven, omdat er gis termiddag een grote ruit gesneuveld was in de straat, waar drie van zijn klasgenootjes aan net voetballen wa ren. Joep had er niet aan meege daan, omdat hij zijn zondagse schoe nen aan had en hij had er dus alleen maar naar gekeken. Flauw van Jaap, Eric en Tom, om dat niet tegen de meester te zeggen.. Boos kijkt Joep voor zich. Bah, nu is hij die rijksdaalder straks kwijt en hij had hem zo voor Gerrit-Jan gespaard. Moeder zou er een leuk pakje van maken en er nog iets bij doen, want Gerrit-Jan, zijn allerbes te vriendje, ligt in een ziekenhuis. Nou, een ziekenhuis is het eigenlijk niet. daar moeten kinderen maanden blijven en Gerrit-Jan is al een half jaar weg. Vergeefs proberen Jaap, Eric en Tom een gesprek met hem. maar hij zwijgt. Daar klinken voet stappen en komt de hoofdbroeder binnen. Hij kijkt naar die vier jongens, ti mide onder zijn blik, en ontmoet de boze, verontwaardigde ogen van Joep. „Dat jullie niet luisteren, vind ik in een woord misselijk. Maar je weet het, die ruit moet betaald worden. Ik zal jullie een briefje meegeven voor je ouders en dat krijg ik mor genochtend getekend telug. Om het voor altijd te onthouden, schrijven jullie vanavond maar 100 maal: na schooltijd en onder schooltijd denken we aan de ramen van andere men- sen en van onze school". Joep slikt moeilijk, hy schrijft die regels niet en hij neemt ook dut briefje niet mee naar huis. Hij heeft niets gedaan. „Ik doe het niet", stoot hij fel uit en hij wrijft met een non chalant gebaar over zijn ogen, na tuurlijk huil je daar niet om. maar het is geméén. Broeder Wijnandus komt naar hem toe. „Dus jij wil er liefst nog 100 re gels bij hebben, of heb je me wat te vertellen? Ik luister, Joep." Joep voelt de blikken van de anderen op zich gevestigd. Met een vuurrood hoofd hakkelt hij: „Ik heb er deze keer écht niet aan meegedaan, broe der. Ik had het wel gedaan, als ik thuis geweest was, maar ik had mijn zondagse schoenen nog aan. ziet u. Vraagt u het maar aan hen". Be schuldigend wijst zijn vinger naar het drietal voor hem. „Ik vind het geméén, als ik die rijksdaalder moet geven, want die heb ik helemaal zelf voor Gerrit-Jan gespaard", voegt hij er driftig aan toe. Iets in de blik van dit joch, zegt broeder Wijnandus, dat hij niet jokt. Jaap krijgt het er warm van, stoot de anderen eens aan. Ja. ze hadden dit moeten zeggen, maar als het wat later gebeurd was, was Joep er toch bij geweest, hadden- ze eendrachtig beweerd. Nu vinden ze het toch ei genlijk ook niet eerlijk meer. „Wat is hierop je antwoord, zeggen jullie het eens", animeert de broeder en gaat op een der banken voor hen zitten. „Wij dachten, ja Joeo ha toch w-l mee willen doen", hakkelt Jaap. De anderen knikken eensgezind, maar dan zegt Tofn ferm: „Eerlijk vind ik het toch niet, want toen ik die bal door die ruit knalde, deed Joep echt niet met ons mee. Het was een loei- erd, broeder, in het Paastoerni.'i maak ik er nog meer. Nou ja, ik be doel, die straf is alleen voor ons". Hij veegt zich het zweet van het voorhoofd, oef, krijg je het daar even warm van Eric springt op, grijpt het briefje voor de ouders van Joep en ver scheurt het triomfantelijk. „Zo. broe der, nu is alles weer goed. We zullen echt niet meer in de straat voetbal len, maar die bal was plas nieuw en het ging zo lekker." Broeder Wijnan dus verbijt een glimlach. „Je hóórt het, Joep, die rijksdaal der mag je houden. Hoe heb je die zo gauw bij elkaar gespaard, want je moeder was toch in januari jarig en toen was je potje helemaa' leeg" Met stralende ogen ziet Joep hem aan. „Allemaal boodschappen gedaan broeder. De oom van Gert-Jan heeft een bloemenwinkel en dan mocht ik zaterdag altijd helpen. Nu krijgt Gert-Jan straks een groot Paasei van me„ want ik heb nog een week tijd om verder te sparen,ziet u. En in de Paasvakantie mag ik met zijn oom mee bij hem op bezoek." „En dat vertel je me nu pas", zegt broeder Wijnandus. Maar dan heb ik óók een leuk plannetje. Ik heb nog wel wat voor Gert-Jan en misschien als alle kinderen uit zijn klas een dubbeltje meebrengen, dan zal jij eens zien, wat een pakket dat wordt." „Eén dubbeltje maar, veel te weinig, broeder. Allemaal een kwartje uit onze spaarpot en dan mag Joep het gedicht erbij maken, maar, vind je dat wel goed, Joep?" Joep moet éven naar zijn woorden zoeken. Stel je voor, dat dit alles dóórgaat, wat zal die Gert-Jan dan kijken. „Hij weet er niets van, maar als het lukt, óei, hij schrijft altijd, dat hij naar school verlangt", stot tert hij. „Wij praten daar nog wel over, morgen. Nu allemaal naar huis", commandeert de broeder en kijkt de vier jongens na, druk met elkaar in gesprek. Hé, nu blijven ze even staan. O, de brief.. Met een lacht ziet hij, hoe deze nonchalant in een jaszak gestopt wordt. Maar de rijksdaalder van Joep wordt diezelfde avond nog eens be keken en zorgvuldig weer wegge stopt. Aan de banketbakker heeft Joep gevraagd, dat Paasei van 3,50 voor hem te bewaren, want vader heeft hem er een gulden bij beloofd. Vaders zijn geweldig, overpeinst Joep kijk maar eens naar die van Gert- Jan. Als hij weer thuiskomt, is heel zijn kamertje opgeknapt en is hij nu aan een boekenrek bezig. Als hij weer thuis is., met een zucht zet hij zijn spaarpot weer in de kast. Natuurlijk neem je geen ander vriendje, als je eigen vriendje voor een hele poos weg is. Maar., ééns komt hij weer terug en hij ziet hem toch nu gauw? Fluitend begint hij aan zijn huiswerk. In de kast weet hij die rijksdaalder. In de loop van het driedaags debat o-vei' j de gemeentebegroting in de gemeenteraad van Eindhoven is herhaaldelijk Het Zui delijk Toneel Ensemble" ter sprake geko men. in verband met de extra-subsidie van 15.000 welke de gemeente Eindlhcxven j het gezelschap teleken jare heeft toege- ker.d als honorering van de uitverkiezin.2 der lichtstad tot plaats van vestiging. He' 1 feit, dat van deze vestiging in Eindhoven tot dus-ver nog niets is gekomen en waar schijnlijk vooralsnog ook niets zal komen, was oorzaak, dat stemmen opgingen, om de extra-subsidie niet meer toe te kennen. Het resultaat was. dat hedenavond de motie werd aangenomen, waarin de raad zegt dat de vesti-gingssubsidie na 1 januari 1962 niet dient te worden gecontinueerd- indien Het Zuidelijk Toneel dan nog n-ie' in Eind-hoven is gevestigd en dat de sub sidie van jaar tot jaar zal worden vast gesteld. financiële hulp De Wereldbank heeft bekendgemaakt- dat. India's vijf grootste credite-uren-lan' den en de Wereldbank aan India de ver zekering hebben gegeven, dat het land ka" voortgaan met de uitvoering van zijn eco nomische ontwikkelingsplannen zonder overmatige aantasting van zijn externe reserves. In de bekendmaking werd ge zegd dat op grond van tijdens de jongste besprekingen gedane toezeggingen, India ln de komende twaalf laren met de uit voering van zijn tweede vijf-jarenplan kan voortgaan. Er werden geen cijfers verstrekt, doch volgens voorlopige berich ten zou India voor het op 1 a.pril aanvan gende jaar kredieten krijgen voor een totaal bedrag van omstreeks 300 miljoen. De vijf landen die op het hoofdkwartier van de Wereldbank bijeen waren geko men, zijn de V.S. Canada, Engeland. West-D-uitsland en Japan. Voor de economische politierechter te Almelo zijn gisteren enkele zaken behai>' deld tegen winkeliers, die de Wet op de uitverkoop hebben overtreden. In de pe riode voor 15 januari zouden z(j de indruB hebben gewekt reeds aan vooropruiminf te hebben gedaan. De belangrijkste verdachte was than5 een grootwinkelbedrijf, waarvan het En- schedese filiaal een proces verbaal neef' gekregen. Het bedrijf had in de twee we ken voor de grote opruiming een prijzen' slag gehouden, waarvoor ook werd gead verteerd. Mr. J. van der Lugt, hoofdambtenaar van het ministerie van Economische Za ken, zeide de indruk te hebben, dat het bedrijf daardoor reeds was begonnen me' de opruiming. Het hoofd van de reclame afdeling de heer W. Claus, bestreed di' en zei dat men regelmatig dergelijke ver koopacties houdt en toonde dit met enkele voorbeelden aan. De officier van justitie, mr. Stam, eiste een boete van f 1500, maar de politierech ter, mr. Reindersma, sprak het bedrijf vrij, omdat hij de zaak nogal dubieus vond. In l verband met de minder gunstige or derpositie zullen binnen enkele weken 39# personeelsleden, werkzaam in de spinne rijen en de weverijen van de N.V. Rigter'' bleek te Enschede korter gaan werken. He' is nog niet zeker hoeveel er van de ar beidstijd zal afgaan. Wel staat vast, daf iedereen minstens 24 uur per week aa" het werk blijft. 12. En nu stond Schmitty ze te treiteren en ik wist, wat voor uitwerking zoiets op die kerels had. Ik voelde me helemaal niet behaaglijk, dat hij ze nog woester stond te maken dan ze al waren, want een kind kon zien, dat hij dat deed. Het was een verwaand stelle tje en hij trof ze juist in hun trots. Ik mag niet verwachten, dat een dode zijn tu niek dichtgeknoopt houdt, zei de kolonel ijzig. Dood of levend, dat maakt in dit geval niets uit, merkte Schmitty even kalm op. Die man -kón doodeenvoudig zijn knopen niet vasthebben. Daar is hij te groot van postuur voor. Hij zou zijn tuniek niet eens dicht kunnen krijgen. Een verwensing mompelend boog de kolonel zich naar de dode. Hij pakte de tuniek vast en probeerde de knopen vast te maken. Het lukte hem niet. Het ding was zeker vijf centimeter te nauw. De kolonel richtte zich op en keek Schmitty aan, terwijl zijn ogen zich vernauwden. U begrijpt eveneens, zei hij, dat ook ik ambts halve geïnteresseerd ben in deze man. Wat weet u van hem? Heeft u het lichaam onderzocht? Schmitty schudde het hoofd. Ik bemoei me nooit met andermans zaken, zei hij. In uw plaats echter zou ik het zeker gedaan hebben. Ik zou bijvoorbeeld graag meer geweten wil len hebben van het kogelgat in zijn rug. Dus u hebt hem wél onderzocht! gromde de ko lonel. Ik kon u dat wel zonder onderzoek verteld heb ben, antwoordde Schmitty met zoveel mogelijk au toriteit in zijn stem. Toevallig ben ik deskundige in moordzaken. Uzelf beweegt zich meer op het alge meen terrein, naar ik vermoed, kolonel? De kolonel maakte een lichte buiging. Inderdaad, inspecteur, zei hij. Ik heb wél geluk, profijt te kunnen trekken ut de waarnemingen van een specialist op dit gebied. Ook inspecteur Schmidt wist een kleine buiging op te brengen. Ik wens me nergens in te mengen, zei hij, maar ik ben blij u van dienst te kunnen zijn. De kolonel dankte hem. Hij wendde zich van Schmitty af en blafte de arme politieman aan, die met gesloten ogen tegen de muur stond geleund. Het water droop hem uit zijn uniform en hij stond te trillen op zijn benen. Hé jij daar, beet de kolonel hem toe. Sta daar niet zij onwijs te kijken en help me liever eens een handje. Hij scheen het toch nodig te vinden, dat zijn eigen mannen een wakend oog op ons hielden. Geholpen door de politieman onderzocht hij het lichaam. Toen bleek hem iets in te vallen. Hij stak zijn hand in de borstzak van de dode en haalde er een goedkoop uitziende kleine portefeuille uit. Hij ritste hem open en haalde een bedrukte kaart te voorschijn, Valdez, mompelde hij. Enrique Juan Valdez. Met een klap sloot hij de portefeuille weer. Die man is al drie jaar dood, zei hij. Schmitty maakte een bezwerende beweging. Ik spreek u niet graag tegen, kolonel zei hij stijfjes, maar gezien de toestand van dat lichaam wilt u toch niet beweren dat Hij liet de vraag onaf. De kolonel keek verstoord op. Nee, natuurlijk niet. Ik bedoel de man, aan wie dit uniform heeft toebehoord. Dus het was van iemand, die u kende? vroeg Schmitty deelnemend. De kolonel richtte zich hoog op. Veel mensen verliezen we niet, inspecteur, zei hij stijfjes. En als we er en verliezen, dan veroor loven we ons niet hem te vergeten. Valdez ging drie jaar geleden vanuit het Escorial zijn ronde doen. Sindsdien heeft niemand meer iets van hem gehoord of gezien. Schmitty knikte. Zoiets is ook óns wel overkomen, zei hij. Als je maar lang genoeg wacht, komt elke zaak tot een zekere klaarheid. Nu heeft u klaarheid in de zaak- Valdez. Ik hoop,, dat u me op mijn woord wilt gelo ven, als ik verklaar, dat drie jaar geleden meneer Bagby met mij in New York was. We werkten toen samen aan een bepaald geval. De bewijzen daarvoor zijn overigens gemakkelijk te leveren, maar intussen hebt u mijn woord daarvoor. De kolonel aarzelde, maar het was slechts een ogenblik. Mijnheer Bagby heeft zelf toegegeven, dat hij in Madrid was, toen déze man werd vermoord, zei hij. U hebt zelf trouwens mijn aandacht gevestigd op de conditie van het lichaam. Het is hier zelfs geen kwestie van dagen, maar slechts van uren. Schmitty knikte. Natuurlijk hebt u hier de leiding, kolonel. Ik zou er zelfs niet over peinzen me met de ze zaak te bemoeien. Maar u moet goed begrijpen, dat meneer Bagby mijn vriend en medewerker is. Daarom zult u het mij geenszins kwalijijk willen ne men, dat ik elke poging te zijnen gunste.te baat neem. Slechts met het oog daarop bied ik u mijn diensten aan. De kolonel trok met zijn mond, maar hij had zich zelf weer ogenblikkelijk onder bedwang. Het was dui delijk, wat er in hem omging. Hij had verschillende slechte beurten gemaakt. Hijzelf had niets gemerkt van de te nauwe tuniek, evenmin was hij op het idee gekomen, de man te onderzoeken op een mogelijke schotwond. En. wie weet, wat hij nog meer voor be langrijks over het hoofd had gezien! Dan stond hij er niet zo mooi op als die buitenlandse expert, met zo'n machtige aanbevelingsbrief, het in zijn hoofd zou halen, het hogerop te zoeken. En hóe hoog dat mocht de hemel weten. Dan stond de kolonel er niet zo mooi op. Nee, als de inspecteur ging praten, dan moest hij, de kolonel, ervoor zorgen, dat hij het te gen niemand anders deed dan tegen hèm. Eindelijk verbrak de Spanjaard het stilzwijgen. Gaarne zal ik van uw diensten gebruik maken, inspecteur, zei hij. Met de belofte van de ambassa de en bovendien met uw woord, zal het niet nodig zijn mijnheer Bagby vast te houden. Hij wendde zich tot de man, die me nog steeds vasthiëld en schakelde over naar het Spaans, $ij schold de man uit voor een stommeling en gaf hem bevel mij los te laten. Tot dan toe was er uitsluitend in het Engels gecon fereerd, dus het was volkomen te verklaren, dat de kerel er niets van had verstaan. En ook al had hij dat gedaan, dan had hij toch zeker een uitdrukkelijk bevel moeten afwachten. De man wachtte zich ech ter wel tegen te sputteren. Als ik witgloeiend was ge weest, had hij niet sneller zijn handen van mij af kunnen trekken. Het was duidelijk, dat ze eraan ge woon waren, de klappen op te moeten vangen voor de domheden van hun chef. En die lui van het hotel? vroeg Schmitty. De kolonel schudde het hoofd. Die moet ik eerst on dervragen, zei hij. Schmitty haalde zijn schouders op. Dan zie ik niet, hoe ik nog van enige dienst kan zijn bij het onderzoek, kolonel, zei hij. De kolonel bond haastig in. Natuurlijk kunt u bij het verhoor aanwezig zijn, kolonel, zei hij snel, Het spijt me, kolonel, maar De kolonel koos eieren voor zijn geld. Ze kunnen op vrije voeten blijven, verklaarde hij haastig. We zul len hen alleen in de gaten blijven houden. Dat zal wel voldoende zijn. Prachtig, zei Schmitty. Inderdaad, dat zal zeker voldoende zijn. De kolonel nam een van zijn mannen terzijde en fluisterde hem iets in. De man knikte, salueerde en verdween. Ik zocht in mijn zakken naar een pakje sigaretten. Ik vond het, maar voor ik er een sigaret uit had kunnen halen gebeurde het Op dat ogenblik kwamen twee andere manschap pen van de Guardia Civil de kelderruimte binnen. En tussen hen in hadden ze David Horsham Hoofdstuk 7. Horsham keek uiterst verstoord. Zijn begeleiders keken onverschillig en ik wist, dat het verloren moei te zou zijn te trachten in hun gezichten te lezen, wat er aan de hand was. Die uitdrukking is gewoonweg een deel van hun uniform. Een van de twee rapporteerde aan de kolonel. Deze man stond erop begon hij. x— En ik sta er nóg op, kwam Horsham tussenbei de, terwijl hij zich tot de kolonel richtte. Hebt u hier de leiding, mijnheer? De kolonel schakelde over op de ambtelijke onver schilligheid-op-zijn-manier. Dat begin was allesbehalve gunstig voor mij. Ik vreesde niet zonder grond, dat de portier Horsham zou herkennen, als de man, die naar mij had ge vraagd vlak voor de mand was afgeleverd. Of had den ze misschien de portier boven al ondervraagd en waren ze in staat geweest te achterhalen, waar Hors ham logeerde? In dat geval zou hij dus hier zijn, om dat ze hem gehaald hadden! Er was nog een andere mogelijkheid. David had ons verlaten om het weer goed te maken met Sally White. Was het dan niet mo gelijk dat hij onder de indruk was gekomen van haar vrees voor wat er zou kunnen gebeuren en dat hij een beroep gedaan had op de politie om Sally te bescher men? Ik besloot maar af te wachten, hoe de situatie zich zou ontwikkelen. Het drong helemaal niet tot me door, dat Horsham wel eens gewoon teruggeko men zou kunnen zijn om me weer op te zoeken. Wel, hallo, zei ik, daarmee de stilte verbrekend, die gevallen was na Davids onbeantwoorde vraag. Goeie, gromde Horsham allesbehalve opwek kend. Hij stond nog steeds naar de kolonel gewend. Ik vraag toch niet te veel van de hooggeroemde Spaanse hoffelijkheid? zei hij. Een behoorlijk ant woord kan er misschien van af voor een behoorlijk burger. De kolonel wendde zich tot mij. Kent u deze heer? vyoeg hij in zijn onberispelijk Engels. Wij hebben elkaar al eerder ontmoet, antwoord de ik. Horsham ging eveneens in het Engels verder. Al eerder ontmoet! gromde hij. Ik heb mijnheer Bagby al verschrikkelijk veel overlast aangedaan. En nu kom ik, geloof ik, hem nog meer overlast aan doen. Ik vraag naar de heer Bagby, en onmiddellijk zitten ze me op mijn huid. Ik word ondervraagd. Ik word als een schooier behandeld. Zelfs tot mijn stom me Engelse hersenen drong het door, dat ik er geen goed aan gedaan had met naar mijnheer Bagby te vragen. Ik heb er maar van afgezien om te vragen wat ik eigenlijk misdaan had. Daarom vroeg ik naar de commandant hier. Wilt u zo goed zijn het mij dui delijk te maken? Of moet ik mijn weg soms hoger op zoeken tot ik eindelijk iemand ontmoet, die dat wel wil doen, iemand die tenminste behoorlijke ma nieren heeft! Het klonk nogal gewaagd en ik vroeg me af, wat de kolonel ervan dacht. De kolonel echter zei geen woord. Zijn blik op Horsham gericht deed hij enige stap pen terzijde en de mannen, die naast hem stonden de den alsof het een parade gold hetzelfde. Ze had den tot dan toe tussen Horsham en de dode gestaan, en nu was het alsof ze een gordijn voor hem open trokken. Plotseling zag Horsham zich geconfron teerd met het lijk. Hij knipperde met zijn ogen en slik te hoorbaar. Neem me niet kwalijk, stamelde hij. Toen wend de hij zich tot mij en zijn excuus klonk welgemeend. Ik wist niet, dat ik zoiets belangrijks stoorde, zei hij. Ik denk, dat ik beter nu er tussenuit kan trek ken, Hij retireerde naar de deur, aarzelde even, en sprak toen weer. Tenzij ik iets voor u kan doen, bood hij aan. Hij had het tegen mij gezegd en ik overdacht, dat ik toch enig antwoord zou moeten geven. Mijn eer ste gedachte was, de jongeman gewoon maar te la ten vertrekken. Wat me ervan terughield was de in specteur en de portier. Schmitty had het briefje ge zien, dat Horsham mij had geschreven. Ik had zelfs met hem gesproken over de mogelijkheid, dat David me de mand op mijn dag had gestuurd. En dan de portier.De man stond me aan te kijken op een bij zondere manier. Hij vroeg zich kennelijk af, of ik het briefje, dat Horsham me geschreven had, in het ge ding zou brengen. Hij was immers buiten het hotel personeel de enige man, die mijn kamernummer kon weten, het kamernummer, dat. ook op de label van de mand had gestaan. Wilde u me eigenlijk spreken? begon ik, zonder het minste idee, wat ik verder zou zeggen. Kolonel Martinez nam het van me over. U moet hier blijven, zei hij kortaf tot Horsham. Horsham keek de kolonel recht in de ogen, een beetje verwonderd. Zijn verstoordheid bloeide'weer welig op. Ik heb toch aangeboden te blijven? zei hij ge raakt, en als ik maar van enige steun kan zijn voor meneer Bagby, zal ik zelfs heel gaarne blijven. Maar dat is iets tussen meneer Bagby en mij. Als mij even wel bevólen wordt te blijven, zal ik toch willen weten, met welk recht u mij bevelen geeft. Kolonel Martinez haalde zijn schouders op. U kunt blijven om ondervraagd te worden of we kunnen u meenemen om ondervraagd te worden- Aan u de keuze! Inspecteur Schmidt bemoeide zich ermee. Hij wendde zich tot Horsham. Nu staat u quitte, zei hij. Nu gaat Bagby u over last aandoen. Iedereen, die hem kent, moet vanavond vragen beantwoorden. Horsham grijnsde de inspecteur aan. Voor mekaar, zei hij, met een blik op de dode. Ik veronderstel, dat het over hém daar gaat. De kolonel knikte. U bent een Engelsman? vroeg hij. Horsham haalde zijn pas te voorschijn en over handigde die aan de kolonel. Hij vertelde verder, waar hij logeerde en gaf ook zijn Londens adres op. Ik weet niet, of de kolonel onder de indruk kwam, toen hij hoorde dat het Park Lane was. De kolonel nam ef de tijd voor, het paspoort te bekijken. Kennelijk nam hij goede notitie van de datum, waarop Horsham Spanje was binnengekomen. Ik kon me tenminste niet voorstellen, wat er nog meer op het document stond, dat bestuderenswaard was. Eindelijk gaf hij de papie ren weer terug. Kent u de heer Bagb£ goed? was zijn vraag. Goed niet, nee Heeft u hem wel eens hier opgezocht? Eén keer. Dit is de tweede keer, dat ik hier in het hotel ben. Die eerste keer, bent u toen bij hem op zijn ka mer geweest? Nee. Heeft u hem in de hall laten roepen? Nee. Ik vroeg naar hem en de portier zei, dat hÜ er niet was. Horsham wendde zich tot de portier. U herinnert zich mij nog wel, is het niet? zei hiJ- Ik ben hier vanavond al eerder geweest. Jazeker meneer, dat is zo, antwoordde de portief' En toen u naar hem vroeg en hoorde, dat hij u' was, ging u weg met de bedoeling later nog eefls gerug te komen? wilde de kolonel weten. Nee. Ik liet een briefje voor hem achter bij portier. Heeft u meneer Bagby hier ooit opgebeld? Hier niet en nergens, kolonel. Wat is het kamernummer van meneer Bagby' Horsham nam even tijd om die vraag te beant woorden. Geen idee van, zei hij tenslotte. Ik kan het me absoluut niet meer herinneren. Maar u hébt het toch geweten? Inderdaad. Om precies te zijn: ik heb het a3?1 de portier gevraagd. Waarom weet ik eigenlijk nim- Wil ik u misschien uitleggen. De kolonel viel hem in de rede. Die uitleg zal zeer belangrijk zijn, zei hij ijzif' Horsham haalde de schouders op. (Wordt yervoigd)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1959 | | pagina 4