Noordelijke provineies
cultureel probleemgebied
HET LIJK IN DEMAND
AMSTERDAMSE HEIERS IN
PROTESTSTAKING
door GEORGE BAGBY
Opening zitting Staten-Generaal
Prof dr. H. Keuning
Over plaatselijke belangetjes heenzien
de RIJKSDAALDER... Eindhovense raad
over „Ensemble
beperking invoer of
produktie van kolen
Helicopter van koning
Boudewijn maakte
noodlanding
Prijsvraag voor
latinisten
Drink
wA;
Mieke.
India kan voortgaan
met zijn 5-jarenplan
Prijzenslag was geen te
vroege uitverkoop
Korter werken bij
N.V. Rigtersbleek
V 3
ZATERDAG 21 MAART 1959
f AGIN A 4
Hoge Autoriteit E.G.K.S.
Geen voorstellen tot
Roval Club
Jnd&n TonjC
de enige
echte
af ae.K JF.?
SM8
Van officiële zijde te Luxemburg wordt
vernomen, dat de Hoge Autoriteit van de
Europese Gemeenschap voor Kolen en
Staal op het ogenblik niet voornemens is
de maatregelen tot con<ingentering van de
kolenprodnktie en van de koleninvoer,
voorzien door het verdrag der E.G.K.S.
In geval van een duidelijke crisis, voor te
stellen aan de raad van ministers der
E.G.K.S.
In zijn bijeenkomst van 23 maart zal de
raad van ministers alleen worden verzocht
zich uit te spreken over het voorstel in
zake de verlening van tijdelijke hulp aan
de Belgische mijnwerkers, over welk voor
stel het raadgevend comité der E.G.K.S.
op 17 maart een gunstig advies heeft uit
gebracht. Dit voorstel houdt, zoals be
kend in, dat gedurende een periode van
twee maanden een bedrag van ten hoogste
2 miljoen beschikbaar wordt gesteld
voor de verlening van hulp aan werk
loze mijnwerkers in België
Het schiint, dat de Hoge Autoriteit ver
deeld is ten aanzien van de houding, die
zij moet aannemen, nu het raadgevend
comité een afwijzend advies heeft gegeven
inzake de contingentering van de invoer
en de produktie van kolen en nu ook in
eoA—«tn-Mo/wmijTiissie van de raad van
ministers een meerderheid zich heeft uit
gesproken t.eaen de toepassing van artikel
58 van het verdrag, dat betrekking heeft
op de „duidelijke crisis".
(Van onze correspondent)
De Groningse hoogleraar in de econo
mische en sociale aardrijkskunde, prof.
dr. H. J. Keuning, heeft gisteravond in
een rede over „Het noorden, cultureel
probleemgebied" voor de Commercieele
Club te Groningen met nadruk erop ge
wezen, dat het noorden als een gebied
dient te worden beschouwd en dat de be
volking heen moet zien over plaatselijke
belangetjes, ciubchauvinismc, sociale
scheidslijnen en wat dies meer zij. De
plaatselijke overheid heeft tot taak het
urgentieschema van haar uitgaven zoda
nig te wijzigen, dat daarin aan de cultu
rele behoeften van de bevolking een ho
gere plaats wordt ingeruimd. Deze le
zing was de vierde in een cyclus, die
door de Commercieele Club dit seizoen
werd georganiseerd als een bezinning
over de mogelijkheden van de welvaarts
bevordering van het noorden.
Spreker ging in zijn rede uit van het
wijde cultuurbegrip (he, complex van
menselijke activiteiten, die niet onmiddel
lijk deel uitmaken van de materiële da
gelijkse bestaansstrijd. doch die door hun
normatief karakter en geestelijke inhoud
niettemin als waardevol en zelfs nood
zakelijk worden aangemerkt).
Twee stellingen stelde hij centraal. Al
lereerst dat cultuurbeoefening (passief en
actief) in de meeste gevallen niet los
te maken ls van de economische en so
ciale structuur van het betrokken gebied
en dat dus de mogelijkheid ertoe wordt
bepaald door het getal van haar beoefe
naren. En verder, dat he, noorden een
afzonderlijk economisch gebied binnen
het geheel van ons land is- en als zodanig
met een eigen functie en een eigen appa
ratuur, als is het gebied complex van sa
menstelling.
Hoe complex toonde spreker aan door
vijf scheidslijnen nader te analyseren. Al
lereerst de traditionele verschillen tus
sen Friezen, Groningers en Drenten, Ver
der het naast elkaar voorkomen van
eigen gewestelijke autochtone culturen en
een algemeen Nederlandse of univer
sele cultuur, de duidelijke scheiding
tussen stad en platteland, een verticale
differentiatie in de culturele behoeften
op de basls van het maatschappelijk ni
veau, waarin men verkeert en tenslotte
de uiteenlopende wijze van. deelneming
aan de cultuur op grondslag van bepaal
de levensbeschouwelijke opvattingen.
Als uitgangspunt voor een samenwer
king ls een economische het meest ge
schikt. meende prof. Keuning, omdat zij
nauw aanknoopt bij de realiteit en het
minst geladen is met sentimenten en emo
tionaliteit. Daarnaast is een-geregelde sa
menspraak tussen de drie gewesten over
culturele aangelegenheden zeer nuttig
De gewestelijke culturen nader onder
de loep nemend, constateerde spreker een
versmalling van de basis (het minst in
Friesland) Er moet daarom aandacht
worden besteed aan de beoefening van de
meer algemene, universele cultuur, aan
gezien de autochtone nog slechts bij een
deel van de bevolking aanslaat.
Hij lichte dit' toe aan de hand van en
kele voorbeelden. Voor de voetbalsport
bepleitte hij een herleving van het ama
teurisme, dat zich eventueel kan or
ganiseren in gewestelijke of noordelijke
competitie, me, daarnaast in enkele der
allergrootste centra een profclub, die
voor hét gebied als geheel vooral het
karakter van voorbeeld en leerschool
dient te bezitten.
Het plattelandstoneel noemde spreker
een belangrijke component van geweste-
G1STERMIDDAG ZIJN IN DE
RIDDERZAAL de Leden van de
Eerste Kamer en die van de
nieuw gekozen Tweede Kamer
in verenigde vergadering bijeen
gekomen. Een overzicht van de
opening.
lijke cultuurbeoefening. Maar in de uit
sluitend agrarische gebieden van Gro
ningen ls de beoefening nog te zeer het
monopolie van bepaalde bevolkingsgroe
pen. De ontwikkeling, waarin de noorde
lijke gewesten thans verkeren, vraagt
enerzijds een zekere mate van democra
tisering, anderzijds een betere voorlich
ting, Prof. Keuning meende, dat we wel
niet zullen ontkomen aan de stichttrr
van een noordelijk beroepstoneel, aange
past aan de bijzondere situatie van he
noorden en in het biizonder aan het pa
troon van de bevolkingsspreiding, te
meer gezien de bezwaren van verdere to
neelspreiding in het westen.
De stad Groningen is van grote cul
turele betekenis. De Groningse Univer
siteit is van onschatbaar belang voor het
gehele noorden. Spreker bepleitte voor
de stad een spoedige realisering van het
cultuurcentrum, een jeugdhotel en een
complex van tentoonstellingshallen.
Een hefschroefvliegtuig, waarmee ko
ning Boudewijn van Belgii na een mili
taire inspectietocht in Z'ód België terug
keerde heeft gistermiddag In een veld
nabij Dinant wegens een defect een nood
landing gemaakt, De landing verliep or-
maal en er werd niemand gewond. De
koning zette zijn reis per auto voort.
Het drie-maandelijks tijdschrift „Lalini-
tas" dat door het Vatikaan wordt uitge
geven, heeft een wedstrijd uitgeschreven
waaraan deelgenomen kan worden door
latinisten der gehele wereld, leraren, taal
kundigen en studenten.
De eersten hebben de keus tussen het
uitwerken van een vijftal themata.in pro
zavorm of een even groot aantal in dicht
vorm De studenten kunnen kiezen tussen
vijf gemakkelijker onderwerpen. De proza-
Inzendingen van de eerste categorie die
nen minstens 4-500 woorden te tellen en
die ln dichtvorm minstens 200 regels. Voor
de studqnten is daarentegen een minimum
van 3.000 woorden vereist.
Op een ledenvergadering van de Am
sterdamse heiwerkersvereniging „broe
derschap" is besloten om op maandag
13 april a.s. een staking van 24 uur te
houden als protest tegen de aan een aan
tal beiers bü rechterlijke vonnissen opge
legde dwan-som—icr1 He' aantal helers
ln de hoofdstad bedraagt ongeveer 180.
In oktober en november jl. werden zo
als bekend, in twee korte gedingen resp.
V i'i'ÖÖlHWPN',V.
«.PtctMiv aóTTiEiy»**
Sedert 1912
over een langzaam-actle 24 en over een
staking 20 beiers veroordeeld tot betaling
van een dwangsom van 1 25 per man
voor elkd dag dat zij geen gevolg gaven
aan he-t bevel tot werkhervatting. Aan
leiding tot de staking, die medio septem
ber begon en 26 november eindigde, was
de invoering van dé nieuwe c.a.o. voor l.et
bouwbedrijf De patroons, die de korte
gedingen aanhangig hadden gemaakt, zijn
tot nu toe nog niet overgegaan tot invor
dering van de dwangsommen.
Op donderdag 9 april a.s. doet het ge
rechtshof te Amsterdam uitspraak in het
hoger beroep dat een der twintig ex-sta-
kr.s had aangetekend tepen het in eer
ste instantie door de president van de
rechtbank in kort geding gewezen von
nis.
Voordat, de ledenvergadering werd ge
houden, heeft de -heiersorganisatie zich
per brief tot de betrokken patroons ge
wend, met N»t verzoek de dwangsommen
in te trekken.
Achttien dubbeltjes, tien stuivers
en twintig centen uit zijn spaarpot,
vormde alles bij elkaar dat briefje
van een rijksdaalder, dat Joep Mar
tens nu in 4at sigaretten blikje wist.
zijn spaarpot. En nu zou hij die fon
kelnieuwe rijksdaalder aan de hoofd
broeder moeten geven, omdat er gis
termiddag een grote ruit gesneuveld
was in de straat, waar drie van zijn
klasgenootjes aan net voetballen wa
ren. Joep had er niet aan meege
daan, omdat hij zijn zondagse schoe
nen aan had en hij had er dus alleen
maar naar gekeken. Flauw van Jaap,
Eric en Tom, om dat niet tegen de
meester te zeggen..
Boos kijkt Joep voor zich. Bah, nu
is hij die rijksdaalder straks kwijt
en hij had hem zo voor Gerrit-Jan
gespaard. Moeder zou er een leuk
pakje van maken en er nog iets bij
doen, want Gerrit-Jan, zijn allerbes
te vriendje, ligt in een ziekenhuis.
Nou, een ziekenhuis is het eigenlijk
niet. daar moeten kinderen maanden
blijven en Gerrit-Jan is al een half
jaar weg. Vergeefs proberen Jaap,
Eric en Tom een gesprek met hem.
maar hij zwijgt. Daar klinken voet
stappen en komt de hoofdbroeder
binnen.
Hij kijkt naar die vier jongens, ti
mide onder zijn blik, en ontmoet de
boze, verontwaardigde ogen van Joep.
„Dat jullie niet luisteren, vind ik in
een woord misselijk. Maar je weet
het, die ruit moet betaald worden.
Ik zal jullie een briefje meegeven
voor je ouders en dat krijg ik mor
genochtend getekend telug. Om het
voor altijd te onthouden, schrijven
jullie vanavond maar 100 maal: na
schooltijd en onder schooltijd denken
we aan de ramen van andere men-
sen en van onze school".
Joep slikt moeilijk, hy schrijft die
regels niet en hij neemt ook dut
briefje niet mee naar huis. Hij heeft
niets gedaan. „Ik doe het niet", stoot
hij fel uit en hij wrijft met een non
chalant gebaar over zijn ogen, na
tuurlijk huil je daar niet om. maar
het is geméén.
Broeder Wijnandus komt naar hem
toe. „Dus jij wil er liefst nog 100 re
gels bij hebben, of heb je me wat te
vertellen? Ik luister, Joep." Joep
voelt de blikken van de anderen op
zich gevestigd. Met een vuurrood
hoofd hakkelt hij: „Ik heb er deze
keer écht niet aan meegedaan, broe
der. Ik had het wel gedaan, als ik
thuis geweest was, maar ik had mijn
zondagse schoenen nog aan. ziet u.
Vraagt u het maar aan hen". Be
schuldigend wijst zijn vinger naar
het drietal voor hem. „Ik vind het
geméén, als ik die rijksdaalder moet
geven, want die heb ik helemaal zelf
voor Gerrit-Jan gespaard", voegt
hij er driftig aan toe.
Iets in de blik van dit joch, zegt
broeder Wijnandus, dat hij niet jokt.
Jaap krijgt het er warm van, stoot
de anderen eens aan. Ja. ze hadden
dit moeten zeggen, maar als het wat
later gebeurd was, was Joep er toch
bij geweest, hadden- ze eendrachtig
beweerd. Nu vinden ze het toch ei
genlijk ook niet eerlijk meer. „Wat
is hierop je antwoord, zeggen jullie
het eens", animeert de broeder en
gaat op een der banken voor hen
zitten.
„Wij dachten, ja Joeo ha toch w-l
mee willen doen", hakkelt Jaap. De
anderen knikken eensgezind, maar
dan zegt Tofn ferm: „Eerlijk vind
ik het toch niet, want toen ik die bal
door die ruit knalde, deed Joep echt
niet met ons mee. Het was een loei-
erd, broeder, in het Paastoerni.'i
maak ik er nog meer. Nou ja, ik be
doel, die straf is alleen voor ons".
Hij veegt zich het zweet van het
voorhoofd, oef, krijg je het daar even
warm van
Eric springt op, grijpt het briefje
voor de ouders van Joep en ver
scheurt het triomfantelijk. „Zo. broe
der, nu is alles weer goed. We zullen
echt niet meer in de straat voetbal
len, maar die bal was plas nieuw en
het ging zo lekker." Broeder Wijnan
dus verbijt een glimlach.
„Je hóórt het, Joep, die rijksdaal
der mag je houden. Hoe heb je die
zo gauw bij elkaar gespaard, want
je moeder was toch in januari jarig
en toen was je potje helemaa' leeg"
Met stralende ogen ziet Joep hem
aan. „Allemaal boodschappen gedaan
broeder. De oom van Gert-Jan heeft
een bloemenwinkel en dan mocht ik
zaterdag altijd helpen. Nu krijgt
Gert-Jan straks een groot Paasei van
me„ want ik heb nog een week tijd
om verder te sparen,ziet u. En in
de Paasvakantie mag ik met zijn oom
mee bij hem op bezoek."
„En dat vertel je me nu pas", zegt
broeder Wijnandus. Maar dan heb ik
óók een leuk plannetje. Ik heb nog
wel wat voor Gert-Jan en misschien
als alle kinderen uit zijn klas een
dubbeltje meebrengen, dan zal jij
eens zien, wat een pakket dat wordt."
„Eén dubbeltje maar, veel te weinig,
broeder. Allemaal een kwartje uit
onze spaarpot en dan mag Joep het
gedicht erbij maken, maar, vind je
dat wel goed, Joep?"
Joep moet éven naar zijn woorden
zoeken. Stel je voor, dat dit alles
dóórgaat, wat zal die Gert-Jan dan
kijken. „Hij weet er niets van, maar
als het lukt, óei, hij schrijft altijd,
dat hij naar school verlangt", stot
tert hij. „Wij praten daar nog wel
over, morgen. Nu allemaal naar
huis", commandeert de broeder en
kijkt de vier jongens na, druk met
elkaar in gesprek. Hé, nu blijven ze
even staan. O, de brief.. Met een
lacht ziet hij, hoe deze nonchalant
in een jaszak gestopt wordt.
Maar de rijksdaalder van Joep
wordt diezelfde avond nog eens be
keken en zorgvuldig weer wegge
stopt. Aan de banketbakker heeft
Joep gevraagd, dat Paasei van 3,50
voor hem te bewaren, want vader
heeft hem er een gulden bij beloofd.
Vaders zijn geweldig, overpeinst Joep
kijk maar eens naar die van Gert-
Jan. Als hij weer thuiskomt, is heel
zijn kamertje opgeknapt en is hij nu
aan een boekenrek bezig. Als hij weer
thuis is., met een zucht zet hij zijn
spaarpot weer in de kast. Natuurlijk
neem je geen ander vriendje, als je
eigen vriendje voor een hele poos
weg is. Maar., ééns komt hij weer
terug en hij ziet hem toch nu gauw?
Fluitend begint hij aan zijn huiswerk.
In de kast weet hij die rijksdaalder.
In de loop van het driedaags debat o-vei' j
de gemeentebegroting in de gemeenteraad
van Eindhoven is herhaaldelijk Het Zui
delijk Toneel Ensemble" ter sprake geko
men. in verband met de extra-subsidie
van 15.000 welke de gemeente Eindlhcxven j
het gezelschap teleken jare heeft toege-
ker.d als honorering van de uitverkiezin.2
der lichtstad tot plaats van vestiging. He' 1
feit, dat van deze vestiging in Eindhoven
tot dus-ver nog niets is gekomen en waar
schijnlijk vooralsnog ook niets zal komen,
was oorzaak, dat stemmen opgingen, om
de extra-subsidie niet meer toe te kennen.
Het resultaat was. dat hedenavond de
motie werd aangenomen, waarin de raad
zegt dat de vesti-gingssubsidie na 1 januari
1962 niet dient te worden gecontinueerd-
indien Het Zuidelijk Toneel dan nog n-ie'
in Eind-hoven is gevestigd en dat de sub
sidie van jaar tot jaar zal worden vast
gesteld.
financiële hulp
De Wereldbank heeft bekendgemaakt-
dat. India's vijf grootste credite-uren-lan'
den en de Wereldbank aan India de ver
zekering hebben gegeven, dat het land ka"
voortgaan met de uitvoering van zijn eco
nomische ontwikkelingsplannen zonder
overmatige aantasting van zijn externe
reserves. In de bekendmaking werd ge
zegd dat op grond van tijdens de jongste
besprekingen gedane toezeggingen, India
ln de komende twaalf laren met de uit
voering van zijn tweede vijf-jarenplan
kan voortgaan. Er werden geen cijfers
verstrekt, doch volgens voorlopige berich
ten zou India voor het op 1 a.pril aanvan
gende jaar kredieten krijgen voor een
totaal bedrag van omstreeks 300 miljoen.
De vijf landen die op het hoofdkwartier
van de Wereldbank bijeen waren geko
men, zijn de V.S. Canada, Engeland.
West-D-uitsland en Japan.
Voor de economische politierechter te
Almelo zijn gisteren enkele zaken behai>'
deld tegen winkeliers, die de Wet op de
uitverkoop hebben overtreden. In de pe
riode voor 15 januari zouden z(j de indruB
hebben gewekt reeds aan vooropruiminf
te hebben gedaan.
De belangrijkste verdachte was than5
een grootwinkelbedrijf, waarvan het En-
schedese filiaal een proces verbaal neef'
gekregen. Het bedrijf had in de twee we
ken voor de grote opruiming een prijzen'
slag gehouden, waarvoor ook werd gead
verteerd.
Mr. J. van der Lugt, hoofdambtenaar
van het ministerie van Economische Za
ken, zeide de indruk te hebben, dat het
bedrijf daardoor reeds was begonnen me'
de opruiming. Het hoofd van de reclame
afdeling de heer W. Claus, bestreed di'
en zei dat men regelmatig dergelijke ver
koopacties houdt en toonde dit met enkele
voorbeelden aan.
De officier van justitie, mr. Stam, eiste
een boete van f 1500, maar de politierech
ter, mr. Reindersma, sprak het bedrijf
vrij, omdat hij de zaak nogal dubieus
vond.
In l verband met de minder gunstige or
derpositie zullen binnen enkele weken 39#
personeelsleden, werkzaam in de spinne
rijen en de weverijen van de N.V. Rigter''
bleek te Enschede korter gaan werken. He'
is nog niet zeker hoeveel er van de ar
beidstijd zal afgaan. Wel staat vast, daf
iedereen minstens 24 uur per week aa"
het werk blijft.
12.
En nu stond Schmitty ze te treiteren en ik wist, wat
voor uitwerking zoiets op die kerels had. Ik voelde
me helemaal niet behaaglijk, dat hij ze nog woester
stond te maken dan ze al waren, want een kind kon
zien, dat hij dat deed. Het was een verwaand stelle
tje en hij trof ze juist in hun trots.
Ik mag niet verwachten, dat een dode zijn tu
niek dichtgeknoopt houdt, zei de kolonel ijzig.
Dood of levend, dat maakt in dit geval niets
uit, merkte Schmitty even kalm op. Die man -kón
doodeenvoudig zijn knopen niet vasthebben. Daar is
hij te groot van postuur voor. Hij zou zijn tuniek
niet eens dicht kunnen krijgen.
Een verwensing mompelend boog de kolonel zich
naar de dode. Hij pakte de tuniek vast en probeerde
de knopen vast te maken. Het lukte hem niet. Het
ding was zeker vijf centimeter te nauw.
De kolonel richtte zich op en keek Schmitty aan,
terwijl zijn ogen zich vernauwden.
U begrijpt eveneens, zei hij, dat ook ik ambts
halve geïnteresseerd ben in deze man. Wat weet u
van hem? Heeft u het lichaam onderzocht?
Schmitty schudde het hoofd.
Ik bemoei me nooit met andermans zaken, zei
hij. In uw plaats echter zou ik het zeker gedaan
hebben. Ik zou bijvoorbeeld graag meer geweten wil
len hebben van het kogelgat in zijn rug.
Dus u hebt hem wél onderzocht! gromde de ko
lonel.
Ik kon u dat wel zonder onderzoek verteld heb
ben, antwoordde Schmitty met zoveel mogelijk au
toriteit in zijn stem. Toevallig ben ik deskundige in
moordzaken. Uzelf beweegt zich meer op het alge
meen terrein, naar ik vermoed, kolonel?
De kolonel maakte een lichte buiging.
Inderdaad, inspecteur, zei hij. Ik heb wél geluk,
profijt te kunnen trekken ut de waarnemingen van
een specialist op dit gebied.
Ook inspecteur Schmidt wist een kleine buiging op
te brengen.
Ik wens me nergens in te mengen, zei hij, maar
ik ben blij u van dienst te kunnen zijn.
De kolonel dankte hem. Hij wendde zich van
Schmitty af en blafte de arme politieman aan, die
met gesloten ogen tegen de muur stond geleund. Het
water droop hem uit zijn uniform en hij stond te
trillen op zijn benen.
Hé jij daar, beet de kolonel hem toe. Sta daar
niet zij onwijs te kijken en help me liever eens een
handje.
Hij scheen het toch nodig te vinden, dat zijn eigen
mannen een wakend oog op ons hielden. Geholpen
door de politieman onderzocht hij het lichaam. Toen
bleek hem iets in te vallen. Hij stak zijn hand in de
borstzak van de dode en haalde er een goedkoop
uitziende kleine portefeuille uit. Hij ritste hem open
en haalde een bedrukte kaart te voorschijn,
Valdez, mompelde hij. Enrique Juan Valdez.
Met een klap sloot hij de portefeuille weer. Die
man is al drie jaar dood, zei hij.
Schmitty maakte een bezwerende beweging.
Ik spreek u niet graag tegen, kolonel zei hij
stijfjes, maar gezien de toestand van dat lichaam wilt
u toch niet beweren dat
Hij liet de vraag onaf.
De kolonel keek verstoord op.
Nee, natuurlijk niet. Ik bedoel de man, aan wie
dit uniform heeft toebehoord.
Dus het was van iemand, die u kende? vroeg
Schmitty deelnemend.
De kolonel richtte zich hoog op.
Veel mensen verliezen we niet, inspecteur, zei
hij stijfjes. En als we er en verliezen, dan veroor
loven we ons niet hem te vergeten. Valdez ging drie
jaar geleden vanuit het Escorial zijn ronde doen.
Sindsdien heeft niemand meer iets van hem gehoord
of gezien.
Schmitty knikte.
Zoiets is ook óns wel overkomen, zei hij. Als je
maar lang genoeg wacht, komt elke zaak tot een
zekere klaarheid. Nu heeft u klaarheid in de zaak-
Valdez. Ik hoop,, dat u me op mijn woord wilt gelo
ven, als ik verklaar, dat drie jaar geleden meneer
Bagby met mij in New York was. We werkten toen
samen aan een bepaald geval. De bewijzen daarvoor
zijn overigens gemakkelijk te leveren, maar intussen
hebt u mijn woord daarvoor.
De kolonel aarzelde, maar het was slechts een
ogenblik.
Mijnheer Bagby heeft zelf toegegeven, dat hij
in Madrid was, toen déze man werd vermoord, zei
hij. U hebt zelf trouwens mijn aandacht gevestigd op
de conditie van het lichaam. Het is hier zelfs geen
kwestie van dagen, maar slechts van uren.
Schmitty knikte. Natuurlijk hebt u hier de leiding,
kolonel. Ik zou er zelfs niet over peinzen me met de
ze zaak te bemoeien. Maar u moet goed begrijpen,
dat meneer Bagby mijn vriend en medewerker is.
Daarom zult u het mij geenszins kwalijijk willen ne
men, dat ik elke poging te zijnen gunste.te baat neem.
Slechts met het oog daarop bied ik u mijn diensten
aan.
De kolonel trok met zijn mond, maar hij had zich
zelf weer ogenblikkelijk onder bedwang. Het was dui
delijk, wat er in hem omging. Hij had verschillende
slechte beurten gemaakt. Hijzelf had niets gemerkt
van de te nauwe tuniek, evenmin was hij op het idee
gekomen, de man te onderzoeken op een mogelijke
schotwond. En. wie weet, wat hij nog meer voor be
langrijks over het hoofd had gezien! Dan stond hij
er niet zo mooi op als die buitenlandse expert, met
zo'n machtige aanbevelingsbrief, het in zijn hoofd
zou halen, het hogerop te zoeken. En hóe hoog dat
mocht de hemel weten. Dan stond de kolonel er niet
zo mooi op. Nee, als de inspecteur ging praten, dan
moest hij, de kolonel, ervoor zorgen, dat hij het te
gen niemand anders deed dan tegen hèm.
Eindelijk verbrak de Spanjaard het stilzwijgen.
Gaarne zal ik van uw diensten gebruik maken,
inspecteur, zei hij. Met de belofte van de ambassa
de en bovendien met uw woord, zal het niet nodig
zijn mijnheer Bagby vast te houden. Hij wendde zich
tot de man, die me nog steeds vasthiëld en schakelde
over naar het Spaans, $ij schold de man uit voor
een stommeling en gaf hem bevel mij los te laten.
Tot dan toe was er uitsluitend in het Engels gecon
fereerd, dus het was volkomen te verklaren, dat de
kerel er niets van had verstaan. En ook al had hij
dat gedaan, dan had hij toch zeker een uitdrukkelijk
bevel moeten afwachten. De man wachtte zich ech
ter wel tegen te sputteren. Als ik witgloeiend was ge
weest, had hij niet sneller zijn handen van mij af
kunnen trekken. Het was duidelijk, dat ze eraan ge
woon waren, de klappen op te moeten vangen voor
de domheden van hun chef.
En die lui van het hotel? vroeg Schmitty.
De kolonel schudde het hoofd. Die moet ik eerst on
dervragen, zei hij.
Schmitty haalde zijn schouders op. Dan zie ik niet,
hoe ik nog van enige dienst kan zijn bij het onderzoek,
kolonel, zei hij.
De kolonel bond haastig in. Natuurlijk kunt u bij
het verhoor aanwezig zijn, kolonel, zei hij snel,
Het spijt me, kolonel, maar
De kolonel koos eieren voor zijn geld. Ze kunnen op
vrije voeten blijven, verklaarde hij haastig. We zul
len hen alleen in de gaten blijven houden. Dat zal wel
voldoende zijn.
Prachtig, zei Schmitty. Inderdaad, dat zal zeker
voldoende zijn.
De kolonel nam een van zijn mannen terzijde en
fluisterde hem iets in. De man knikte, salueerde en
verdween. Ik zocht in mijn zakken naar een pakje
sigaretten. Ik vond het, maar voor ik er een sigaret
uit had kunnen halen gebeurde het
Op dat ogenblik kwamen twee andere manschap
pen van de Guardia Civil de kelderruimte binnen.
En tussen hen in hadden ze David Horsham
Hoofdstuk 7.
Horsham keek uiterst verstoord. Zijn begeleiders
keken onverschillig en ik wist, dat het verloren moei
te zou zijn te trachten in hun gezichten te lezen, wat
er aan de hand was. Die uitdrukking is gewoonweg
een deel van hun uniform.
Een van de twee rapporteerde aan de kolonel.
Deze man stond erop begon hij.
x— En ik sta er nóg op, kwam Horsham tussenbei
de, terwijl hij zich tot de kolonel richtte. Hebt u hier
de leiding, mijnheer?
De kolonel schakelde over op de ambtelijke onver
schilligheid-op-zijn-manier.
Dat begin was allesbehalve gunstig voor mij. Ik
vreesde niet zonder grond, dat de portier Horsham
zou herkennen, als de man, die naar mij had ge
vraagd vlak voor de mand was afgeleverd. Of had
den ze misschien de portier boven al ondervraagd en
waren ze in staat geweest te achterhalen, waar Hors
ham logeerde? In dat geval zou hij dus hier zijn, om
dat ze hem gehaald hadden! Er was nog een andere
mogelijkheid. David had ons verlaten om het weer
goed te maken met Sally White. Was het dan niet mo
gelijk dat hij onder de indruk was gekomen van haar
vrees voor wat er zou kunnen gebeuren en dat hij een
beroep gedaan had op de politie om Sally te bescher
men? Ik besloot maar af te wachten, hoe de situatie
zich zou ontwikkelen. Het drong helemaal niet tot
me door, dat Horsham wel eens gewoon teruggeko
men zou kunnen zijn om me weer op te zoeken.
Wel, hallo, zei ik, daarmee de stilte verbrekend,
die gevallen was na Davids onbeantwoorde vraag.
Goeie, gromde Horsham allesbehalve opwek
kend. Hij stond nog steeds naar de kolonel gewend.
Ik vraag toch niet te veel van de hooggeroemde
Spaanse hoffelijkheid? zei hij. Een behoorlijk ant
woord kan er misschien van af voor een behoorlijk
burger.
De kolonel wendde zich tot mij. Kent u deze heer?
vyoeg hij in zijn onberispelijk Engels.
Wij hebben elkaar al eerder ontmoet, antwoord
de ik.
Horsham ging eveneens in het Engels verder.
Al eerder ontmoet! gromde hij. Ik heb mijnheer
Bagby al verschrikkelijk veel overlast aangedaan.
En nu kom ik, geloof ik, hem nog meer overlast aan
doen. Ik vraag naar de heer Bagby, en onmiddellijk
zitten ze me op mijn huid. Ik word ondervraagd. Ik
word als een schooier behandeld. Zelfs tot mijn stom
me Engelse hersenen drong het door, dat ik er geen
goed aan gedaan had met naar mijnheer Bagby
te vragen. Ik heb er maar van afgezien om te vragen
wat ik eigenlijk misdaan had. Daarom vroeg ik naar
de commandant hier. Wilt u zo goed zijn het mij dui
delijk te maken? Of moet ik mijn weg soms hoger
op zoeken tot ik eindelijk iemand ontmoet, die dat
wel wil doen, iemand die tenminste behoorlijke ma
nieren heeft!
Het klonk nogal gewaagd en ik vroeg me af, wat de
kolonel ervan dacht. De kolonel echter zei geen woord.
Zijn blik op Horsham gericht deed hij enige stap
pen terzijde en de mannen, die naast hem stonden de
den alsof het een parade gold hetzelfde. Ze had
den tot dan toe tussen Horsham en de dode gestaan,
en nu was het alsof ze een gordijn voor hem open
trokken. Plotseling zag Horsham zich geconfron
teerd met het lijk. Hij knipperde met zijn ogen en slik
te hoorbaar.
Neem me niet kwalijk, stamelde hij. Toen wend
de hij zich tot mij en zijn excuus klonk welgemeend.
Ik wist niet, dat ik zoiets belangrijks stoorde,
zei hij. Ik denk, dat ik beter nu er tussenuit kan trek
ken, Hij retireerde naar de deur, aarzelde even, en
sprak toen weer. Tenzij ik iets voor u kan doen, bood
hij aan.
Hij had het tegen mij gezegd en ik overdacht, dat
ik toch enig antwoord zou moeten geven. Mijn eer
ste gedachte was, de jongeman gewoon maar te la
ten vertrekken. Wat me ervan terughield was de in
specteur en de portier. Schmitty had het briefje ge
zien, dat Horsham mij had geschreven. Ik had zelfs
met hem gesproken over de mogelijkheid, dat David
me de mand op mijn dag had gestuurd. En dan de
portier.De man stond me aan te kijken op een bij
zondere manier. Hij vroeg zich kennelijk af, of ik het
briefje, dat Horsham me geschreven had, in het ge
ding zou brengen. Hij was immers buiten het hotel
personeel de enige man, die mijn kamernummer
kon weten, het kamernummer, dat. ook op de label
van de mand had gestaan.
Wilde u me eigenlijk spreken? begon ik, zonder
het minste idee, wat ik verder zou zeggen.
Kolonel Martinez nam het van me over.
U moet hier blijven, zei hij kortaf tot Horsham.
Horsham keek de kolonel recht in de ogen, een
beetje verwonderd. Zijn verstoordheid bloeide'weer
welig op.
Ik heb toch aangeboden te blijven? zei hij ge
raakt, en als ik maar van enige steun kan zijn voor
meneer Bagby, zal ik zelfs heel gaarne blijven. Maar
dat is iets tussen meneer Bagby en mij. Als mij even
wel bevólen wordt te blijven, zal ik toch willen weten,
met welk recht u mij bevelen geeft.
Kolonel Martinez haalde zijn schouders op.
U kunt blijven om ondervraagd te worden of we
kunnen u meenemen om ondervraagd te worden-
Aan u de keuze!
Inspecteur Schmidt bemoeide zich ermee. Hij
wendde zich tot Horsham.
Nu staat u quitte, zei hij. Nu gaat Bagby u over
last aandoen. Iedereen, die hem kent, moet vanavond
vragen beantwoorden.
Horsham grijnsde de inspecteur aan.
Voor mekaar, zei hij, met een blik op de dode.
Ik veronderstel, dat het over hém daar gaat.
De kolonel knikte.
U bent een Engelsman? vroeg hij.
Horsham haalde zijn pas te voorschijn en over
handigde die aan de kolonel. Hij vertelde verder, waar
hij logeerde en gaf ook zijn Londens adres op. Ik
weet niet, of de kolonel onder de indruk kwam, toen
hij hoorde dat het Park Lane was. De kolonel nam ef
de tijd voor, het paspoort te bekijken. Kennelijk nam
hij goede notitie van de datum, waarop Horsham
Spanje was binnengekomen. Ik kon me tenminste niet
voorstellen, wat er nog meer op het document stond,
dat bestuderenswaard was. Eindelijk gaf hij de papie
ren weer terug.
Kent u de heer Bagb£ goed? was zijn vraag.
Goed niet, nee
Heeft u hem wel eens hier opgezocht?
Eén keer. Dit is de tweede keer, dat ik hier in het
hotel ben.
Die eerste keer, bent u toen bij hem op zijn ka
mer geweest?
Nee.
Heeft u hem in de hall laten roepen?
Nee. Ik vroeg naar hem en de portier zei, dat hÜ
er niet was.
Horsham wendde zich tot de portier.
U herinnert zich mij nog wel, is het niet? zei hiJ-
Ik ben hier vanavond al eerder geweest.
Jazeker meneer, dat is zo, antwoordde de portief'
En toen u naar hem vroeg en hoorde, dat hij u'
was, ging u weg met de bedoeling later nog eefls
gerug te komen? wilde de kolonel weten.
Nee. Ik liet een briefje voor hem achter bij
portier.
Heeft u meneer Bagby hier ooit opgebeld?
Hier niet en nergens, kolonel.
Wat is het kamernummer van meneer Bagby'
Horsham nam even tijd om die vraag te beant
woorden.
Geen idee van, zei hij tenslotte. Ik kan het me
absoluut niet meer herinneren.
Maar u hébt het toch geweten?
Inderdaad. Om precies te zijn: ik heb het a3?1
de portier gevraagd. Waarom weet ik eigenlijk nim-
Wil ik u misschien uitleggen.
De kolonel viel hem in de rede.
Die uitleg zal zeer belangrijk zijn, zei hij ijzif'
Horsham haalde de schouders op.
(Wordt yervoigd)