over Sint-Pieters graftombe I mm I Onomstotelijk bewijs dat de Apostel in Rome begraven ligt Wandschriften vertellen de waarheid W- «RS1 Ervaringen onder Mao Tse-Toung van Dries van Coïllie Scheutist imm 1 1 m wmmmm ff ff Verbijsterend relaas ZATERDAG 23 MAART 1959 Een Memoria Epigrafisehe onder zoekingen De sleutel ontdekt In dit teken Eerste steen i M Met groeiende verwondering Van kapitaal belang Pelgrim Lucius Paccius Euticus Belangrijk nieuws 4' Z"1 EDURKNDF. het lange pontificaat van Paus Pius XII heeft er ern wotein-oliappHijlv onderzoek plaat- gevonden van grote omvang en nauwgezetheid. De eerste resultaten hiervan werden tijdens de oorlog gepubliceerd. Men nam toen reeds als vaststaand aan, dat de H. Petrus te Rome begraven werd, ofschoon er aanvankelijk toch wel enig voor behoud moest worden gemaakt, hetgeen overigens getuigde van de vol komen objectiviteit en wetenschappelijke ernst, waarmede het onderzoek werd verricht. Hel eerste, inleidende onderzoek duurde van 1939 tot 1949 en werd gedurende het Heilig jaai van 1950 afgesloten. Een tweede fase begon in 1952. Deze fase is nog niet afgesloten. Achtte men het onomstptelijk bewezen, dat liet graf van Sint.Petrus zielt onder de Sint-Pieter bevindt, algemene verbazing wekte liet. dat in de Grotte Vatican zo goed als. geen verwijzingen naar hel graf waren aangetroffen. Gefascineerd door dit merkwaardige en zelfs onbegrijpelijke feit, heeft een bij uitstek des kundige, Margherita Guardueci, een uitvoerige studie ondernomen. Ze kwam tot hoogst interessante bevindingen, waarvan ze dezer dagen in een uitvoerig artikel in he' Pauselijke blad, de „Osservatore Romano" verslag heeft gegeven, uiteraard vervuld van voldoening over hetgeen door haar aan de openbaarheid kon worden prijs gegeven. In het tijdvak 1939-1949. aldus Mar gherita Guardueci, hebben de met het onderzoek belaste geleerden en deskundigen, na zich, van hun grote verantwoordelijkheid bewust, de grootste moeite te hebben gegeven, een aanzienlijk gedeelte blootgelegd van de antieke begraafplaats onder de basiliek welke zich vroeger uit strekte langs een weg (vermoede lijk de Via Cornelia), die van de boorden van de Tiber naar de mon- tes vatieani liep, dus naar de Vati caanse heuvels. Sinds de eerste eeuw na Christus lagen er langs deze weg begraafplaatsen. waaraan in de daarop volgende eeuw talrijke ande re en grotere werden toegevoegd, met prachtige monumenten. De begraafplaatsen, liggend in het gedeelte, waarop zich nu de Sint Pieter verheft, werden in de eerste helft van de vierde eeuw omgewoeld toen keizer Constantijn, op 28 okto ber 312 de slag bij de Ponte Milvio gewonnen hebbend, na het edict van 313, dat de vrede tussen het Rijk en de Kerk bezegelde, tot het grandioze plan kwam, een basiliek ter ere van de H. Petrus te bouwen, precies op de plek in de Vaticaanse heuvels, waar men in die tijd de plaats aan wees, waar zich de tombe van de apostel bevond en waar meq hem vereerde. De archeologen concentreerden hun opgravingswerkzaamheden op de ruimte, welke zich onder het Pau selijk altaar en dus onder de Confes- sio bevindt. Ze konden vaststellen, dat zich daar een open plek bevond (welke ze het Campo P noemden) ge vuld met in de grond verzonken sar cofagen. Tegenover deze open ruim te troffen ze een z.g. Memoria aan, een heel karakteristiek grafmonu ment, waaronder men de sporen ontdekte van een graf. De Me moria was in een muur ingemetseld (de z.g. Rode Muur), ongeveer van het jaar 160 daterend en leek uit de zelfde tijd te stammen. Er viel niet aan te twijfelen, dat men hier te doen had met het z.g. ornament van „Pietro in Vaticano", waarvan de Romeinse geestelijke Gajus ons in het jaar 200 spreekt. De zinsnede, waarmede hij er van gewaagt, is ons bewaard gebleven door bisschop Erf- sebius van Cesarea. Men achtte het zeer waarschijnlijk, dat de open ruimte, welke zich onder deze Me moria bevond, het overblijfsel was van de tombe, die voor de Christenen voorwerp was van grote verering en bijzondere trots. Loodrecht op de Ro de Muur stond, in de onmiddellijke nabijheid van de Memoria. een an dere muur. welke door de onderzoe kers als de „muur G" werd aange duid. De zuidelijke wand van deze muur, was gepleisterd. Hierop kwa men talrijke inschriften voor, grijze tekeningen, eerst zwart gemaakt, dan met wit bestreken en ingekrast, vaak willekeurig door en over elkaar heen aangebracht. Juist door de gro te hoeveelheid van deze inschriften meende men de nabijheid te mogen concluderen van een plaats, waar heen de gelovigen zich uit de diepte van hun hart richtten. Deze muur werd toegevoegd aan de basiliek, die Constantijn voor de Apostel liet op richten. Het is duidelijk, dat de in schriften uit een vroegere periode dateren dan de basiliek en derhalve naar alle waarschijnlijkheid uit de jaren rond 315. Op de Rode Muur werden nog oudere inschrif ten ontdekt op de plaats, waar deze de muur G steunt. Zo ook op een graf, of tombe met R aangeduid, dat achter de Rode Muur lag, aan de overkant van een kleine, omhoog gaande weg. Inmiddels hadden deze eerste on derzoekingen omtrent de inschriften rond de Memoria enkele christelijke aanroepingen op die muur onder de aandacht gebracht, maar tegelijker tijd leverden ze een heel vreemd con trast op met betrekking tot de figuur van de apostel: noch op de muur G, noch ergens anders had men de naam van Sint-Petrus kunnen ontdekken. Dit was werkelijk onverklaarbaar op een plaats, waar zich tijdens de antieke christenen de tombe van de eerste Plaatsbekleder van Christus bevond en waar keizer Constantijn ten koste van enorme moeilijkheden een grandioze basiliek ter ere van de martelaar oprichtte. Logischer wijze had de naam van Petrus hier niet mogen ontbreken. De wens, dit probleem tot een op lossing te brengen, aldus de geleer de auteur in de „Osservatore Ro mano", was voor mij de eerste aanleiding om me met de opgravin gen onder de basiliek van Sint-Pe trus bezig te houden. Aan het oor spronkelijke probleem voegden zich intussen nog andere, niet minder sug gestieve toe, waaraan ik allengs, in moeizame en tegelijkertijd opwinden de onderzoekingen, al mijn krachten moest wijden. ALDUS NAM LIET onderzoek der inschriften ofwel epigrafen een aan vang. Dat was in 1952. Eerste doel wit waren zekere eigenaardige in schriften achter een nis van de z.g. graftombe der Valeri, een der tom ben, op ongeveer twintig meter af stand van de Memoria aan het dag licht gebracht. In deze inschriften, die thans helaas grotendeels verdwe nen zijn, als gevolg van verschillen de oorzaken, maar vooral door de vochtigheid van de bodem ter plaat se, onderkende ik o.a. een gebed, tot Sint-Petrus gericht ten gunste van de en de hulp van de Fabbrica di san Pietro (de technisch-artistieke staf van het Vaticaan) van grote waar de waren. De vruchten van deze studie werden gepubliceerd in drie delen, getiteld „I graffiti sotto la Confessione di san Pietro in Va ticano", die vanwege het Vaticaan uitgegeven werden. OP DE WANDEN van Muur G hadden de eerste onderzoekers enke le namen van gelovigen en aanroe pingen van Christus' naam ontdekt, vervat in z.g. Constantijnse mono grammen, maar men had de naam van Petrus niet aangetroffen. Ze wa ren er daarbij niet op uit geweest, de uiterst moeilijke teksten te ontcij feren, die op een schrikaanjagende warboel van alfabethische karakters leek. Maar deze warboel bevatte toch de mogelijkheid, het kluwen te ontwarren en tot een oplossing te ko men. Na langdurig de inschriften be studeerd te hebben, kwam ik tot de conclusie, dat een aantal grafische motieven zich telkens weer herhaal den, met een opmerkelijke regelma tigheid. De makers der inschriften hadden, naar bleek, een merkwaar dige mystieke cryptografie gebruikt waarvan ik de sleutel vermocht te ontdekken. De sleutel er toe was heel simpel en het is juist deze eenvoud er van, die de juistheid van de bereikte re sultaten garandeert en bevestigt. Het crypto-grafische systeem van deze antieke christenen was in de eerste instantie op drie elementen geba seerd: Het eerste was het toeken nen van een religieuze waarde aan de afzonderlijke letters van het alfa bet, waarbij men zich aansloot aan het reeds bekende gebruik van de zgn. apocalyptische letters alfa en omega (begin en einde) en voor de letter T (kruis). Het tweede element was het samenvoegen of naast elkaar zetten van letters, om aldus nieuwe mystieke uitdrukkingen te vormen, alsmede, wat vaak voorkwam, het samenstellen van gelukwensen. Het derde element bestond uit het trans formeren van enkele letters, tenein de daarmede weder nieuwe concep ties te creëren. Het kwam er nu op aan vast te stellen, of het gebruik van deze cryp tografie beperkt was gebleven tot muur G of dat dit ook buiten het Va ticaanse gebied gebeurde en zelfs buiten Rome geschied was. Het on derzoek van talrijke christelijke epi grafen in de Catacomben en in mu sea. zowel bekende als onbekende, be wees het bestaan van deze crypto- grafiek ook buiten 't Vaticaan en Ro me. Naar het schijnt, valt de grootste ontwikkeling er van voornamelijk te Rome en tussen de tweede en de zes de eeuw te dateren. Deze manier om zich uit te drukken paste volkomen bij de mentaliteit van die tijd. Ze moet zijn voortgeko men uit de voorliefde voor het met Intelligentie beoefende gekunstelde en uit de hang naar het mystieke. Bo- tieme, onscheidbare vereniging van Christus en Petrus, voorgesteld door een typische samenvoeging van de twee respectieve beginletters. Te vens is er een karakteristiek mono gram, reeds in de zeventiende eeuw bekend en ook daarna langdurig be sproken, waarvoor pas thans een aan nemelijke verklaring gevonden kan worden: een P verbonden met een E, de eerste de beginletter is van de naam Petrus en de tweede de symbo lische voorstelling van een sleutel, meer speciaal de baard. Tenslotte komt ook de naam van Maria voor. Dan had Muur G nog een grote en blijde verrassing. De naam van Ma ria is in de inschriften van Muur G gestadig met die van Christus ver bonden en aan die namen verbond men ook die van Petrus. Er is zelfs een „graffito", dat de namen voor stelt van Christus, Maria en Petrus, nauw verenigd en bekroond door de overwinningsroep NICA, hetgeen zon der enige twijfel een gelijktijdige ver ering van Christus, Maria en Petrus door de gelovigen van Rome inhoudt. ONDER DE INSCHRIFTEN, die op het hemelse leven betrekking heb ben, komt ook een historische herin nering voor: die aan de overwinning van Constantijn bij de Ponte Mil vio (28 oktober 312). Dan is er nog een andere, emotionerende verras sing: een der inschriften stelt, neven 't Constantiaanse monogram het profetische motto „hoe vince" voor, dat volgens Eusebius Constantijn aan de hemel zou hebben zien schitte ren, naast het teken van Christus, als overwinningstekenen, reeds voor dat de slag begon. Enkele geleer den hebben de authenticiteit van deze passage in Eusebius' werk op be sliste wijze afgewezen. Nu wordt door deze' „graffito" bewezen, dat reeds kort na de veldslag het feit van Constantijns visioen in Rome bekend was, dus nog voordat Euse bius zijn beroemd geworden woor den neerschreef. In dit teken zult gij overwinnen WIJ KWAMEN DOOR deze „graf fito" tevens te weten, dat het mira culeuze teken voor zijn tijdgenoten een monogram was, gevormd door de twee beginletters van de Griekse naam van Christus en het teken des kruises. Een ander inschrift spreekt voorts van de „crypte der wrake", derhalve van de crypte van Petrus, door Constantijn gebouwd, als „genoegdoening". Een officiële verklaring uit die tijd spreekt van Constantijn als van Rome's wreker tegenover de tirannie van Maxentius. De Muur G is, zoals men ziet, een document van buitengewoon belang. Men kan hem als de eerste steen beschouwen van de grootste tempel der Christenheid. De er op voorko mende inschriften stellen ons in staat, de sleutel van de mystieke IN JUNI van het jaar 1939 werd een aanvang gemaakt met een bijzonder belangrijk, voor de Christenheid van de grootete bete kenis zijnd onderzoek nl- dat van de zgn. Grotte Vaticane, de onder grondse ruimten in de fundamen ten van de Sint-Pieter, die zoals bekend, werd opgericht op de plaats, waar eerv Constantijn de Grote zijn imposante gedachtenis- kerk liet bouwen, welke intussen veel kleiner was dan het grootste heiligdom, dat ons heden ten dage, ondanks alle moderne architectoni sche prestaties, met diep ontzag vervult. Dit onderzoek had ten doel, vast te stellen, of Sint-Pieter inderdaad begraven is geworden, waar nu de Confessio zich verheft het geweldige baldakijn, waarom zich alles in de Sint-Pieterskerk groepeert. Tevens zat. het verlan gen bij na te gaan, hoe in de eerste periode van het Christendom de verering van de apostel Petrus een aanvang nam. ouders althans de apostel hadden ge kend en wellicht getuigen waren ge weest van de gebeurtenissen in zijn laatste levensjaar. De „graffiti", aldus besluit Marghe rita Guardueci haar hoogst interes sante artikel in de „Osservatore Romano", die zich in het hart van de Vaticaanse basiliek bevinden, on der het Pauselijk altaar, zijn van dien aard, dat ze voor wetenschap en Kerk een indrukwekkende waarde zullen verwerven. Het zijn documen ten van buitengewoon belang voor de studiosi, redenen tot vertroosting voor alle christenen. K. H. Een detail van de Vaticaanse begraafplaats onder de St.-Pietcr. WW-* - De enthousiaste zelfmoord Waarom ben je naar hier gekomen? Ik weel het niet. I'at zeggen ze allemaal die hier aankomen. Maar na eukele dagen blijkt het dal ze een hele boel misdaden op liun geweten hebben. Weet je welke plaats dat hier is? Ja. 't Is de gevangenis! - Juist. Brengt men goede mensen naar de gevangenis? Neen, alleen slechte! Het feit alleen dat je hier bent, is het duidelijk bewijs dat je een slecht mens bent. Je bent dus een misdadiger. Biecht je misdaden op! 'k Heb geen misdaden bedreven, 'k Ben een priester-missionaris, 'k Heb het geloof verspreid Hij liet ine niet uitspreken. Je bent een imperialist, dat ben jc! Jij een priester? Jij het geloof verspreid? Een volksbedrieger dal hen je. Je hebt met de titel van missionaris de lichtgelovige mensen bedrogen om des te gemakkelijker je spionagewerk te kunnen verrichten. Je licht alleen je zogenaamde geloofverspreiding misbruikt als een dekmantel waaronder je het imperialisme hebt binnengesmokkeld dat ons land verdrukt en ons volk uitgebuit heeft.... De regering arresteert geen priesters. Alleen dadigers. Hoor je dal? mis- in de nabijheid van zijn stoffelijk overschot begraven vrome christe nen. Het was een eerste duidelijk uitge sproken verwijzing naar de apostel, des te belangrijker, omdat ze de aan wezigheid van de tombe van de mar telaar in het ondergrondse gedeelte van de basiliek bevestigde, alsmede het bestaan van een aan hem ge wijde verering. De onderzoekingen ten aanzien van de inschriften van de tombe der Va leri werden gepubliceerd in een mo nografie, getiteld „Christo e san Pietro in un documento preconstan- tiniano della necropoli vaticana", die in 1953 verscheen. Hierna begon ik aldus Margherita Guardueci aan de taak, de inschrif ten van de z.g. Muur G, de Rode Muur en de voorzijde van de graf tombe R te bestuderen, dus welke zich in de onmiddellijke nabijheid van de Memoria bevinden, in het ge deelte, waaraan de eerste onderzoe kers hun grootste zorg besteed had den. Deze studie, welke in oktober 1953 werd ingezet, bleek al dra heel wat ingewikkelder dan aanvankelijk vermoed kon worden. Ze heeft meer dan vijf jaar geduurd en ging met ve le moeilijkheden gepaard, waarbij de •vaderlijke steun van Paus Phu XII 1 Een gedeelte van de wandschriften op muur G. vendien zal ze een impuls ondervon den hebben door de vervolgingen, waardoor de volgelingen van Chris tus er toe kwamen de heiligste prin- cipen van de christelijke godsdienst te versluieren en zelfs te verbergen. Op Muur G zijn de inschriften in middels niet gemaakt door toevallige gelovigen, maar door personen, aan de begraafplaats verbonden en aan wie het recht voorbehouden was, om de geheiligde plaats te betreden. In opdracht van de pelgrims schre ven de „scrivani" (geletterden) de namen dezer gelovigen op de wan den, waaraan dan vaak die van hun overleden geliefden werden toege voegd. Er werd dan van de letters hunner namen gebruik gemaakt, om er verheven gedachten en troostwoor den uit te componeren. TOEN DE SLEUTEL van het cryp- tografisch systeem op de inschriften werd toegepast, kon met een steeds groeiende verwondering worden vast gesteld, dat op die muur niet alleen talrijke zegewensen voorkwamen, maar dat tegelijkertijd de fundamen tele concepties van het christelijk ge loof tot uitdrukking werden gebracht. Dit is wel een overduidelijk teken, dat men deze plaats buitengewoon belangrijk achtte. Het waarom van deze belangrijkheid laat zich gemak kelijk begrijpen. De inschriften vor men duidelijke aanwijzingen en be vatten ettelijke malen de naam van de apostel. In één geval wijzen ze zelfs op de onmiddellijke nabijheid van diens graf. Tot de overledenen richtten ze wensen van vrede, licht, wederop standing en zegepraal, tevens vóór alles de wens van het „leven". Hier mede wordt ongetwijfeld het leven in Christus bedoeld, een leven, dat, vol gens de typische uitdrukking van en kele dezer „scrivani", zich afspeelt „bij Petrus", derhalve in het hemel se rijk, waarvan Petrus de sleutels heeft. Tussen de zegewensen door worden intussen telkens uitingen van geloof gevoegd. Men kan zeggen, dat de meest vertrouwde en geliefde ge dachten der getrouwen van Christus ons hier in een bewonderenswaardige harmonie gepresenteerd worden. Er wordt herinnerd aan de ene en Drieënige God en aan Christus, twee de persoon van de Drievuldigheid. Ook het Kruis, leven en welzijn van het menselijke geslacht, verschijnt in deze inschriften. Voorts een motief van het allergrootste belang: de in- cryptografie toe te passen op ande re, Romeinse en niet-Romeinse do cumenten en aldus nieuwe resulta ten te bereiken, van het grootste be lang voor de geschiedenis van de Kerk, aldus Margherita Guardueci. DE INSCHRIFTEN VAN MUUR G dateren van het einde van de tweede eeuw tot ongeveer het jaar 315. Maar die van de Rode Muur en de graf tombe R zijn nog ouder. De Rode Muur heeft voor ons een kostbaar in schrift bewaard, vermoedelijk uit het jaar 160. Het is in het Grieks geschreven, zoals dit in Rome met de oudste christelijke in- en opschrif ten over het algemeen het geval was. De tekst is kort, maar van kapitaal belang: „Hierin ligt Petrus begra ven". Dit inschrift, reeds bekend, maar tevoren niet op zijn juiste waarde geschat, is naar het oordeel van de deskundige in de „Osserva tore Romano" een op de muur ge schreven aantekening, om met vol ledige juistheid voor de gelovigen, die hierin boven alles belang stelden te bevestigen, dat zich daar de Vati caanse begraafplaats bevond. Men komt aldus in een tijdperk, ouder dan dat, waaruit de bekende aanteke ning van Gaius stamt en vanzelf komt men tot de conclusie, dat Gai us, sprekend van „Pietro in vati cano", naar de tombe van de Apos tel verwees. In het artikel van de „Osservatore Romano" worden nog andere inschrif ten besproken. Aan die op de graftom be R heeft men de naam kunnen ont lenen van één der pelgrims, die in de tweede eeuw de graftombe van Sint-Petrus bezochten. Zijn naam was Lucus Paccius Euticus. Dat hij christen was, blijkt uit 't teken van de vis, de symbolische voorstelling van Christus, dat er aan toegevoegd is. Met zekerheid kon tenslotte wor den vastgesteld, dat omstreeks het jaar 150 de graftombe van de apos tel Petrus door christenen bezocht en vereerd werd, dus nog geen eeuw na zijn marteldood, wellicht zelfs na tachtig jaren, hetgeen doet veronder stellen, dat toentertijd nog mensen in leven waren, die St.-Petrus hadden gekend. Het is overigens allerminst vermetel te veronderstellen, dat er toenmaals nog mensen waren, wier De niets vermoedende lezer van dit historische gesprek (gevoerd in het Chinees op 25 juli 1951 te Peking) zou misschien denken dat het hier een ver hoor van een gevangene betreft door een tirannieke gerechtsambtenaar. Maar dit is dan een vergissing die te vens reeds een onbewuste onderschat ting van het communistisch regime in houdt. Het gesprek, waarvan het geci teerde slechts een fragment is, vond plaats tussen twee gevangenen, een oude en een nieuwe. De oude was de Chinese „celleider'' Loe en de nieuwe de Vlaamse missionaris, pater Dries van Coillie, wiens nauwgezet en aan grijpend relaas van deze driejarige ge vangenschap verleden jaar onder de merkwaardige titel „De enthousiaste zelfmoord" is verschenen. Met die conversatie begon voor deze priester een geheel onverwachte kant van het lijden, dat de onrechtmatige vrijheids beroving en openbare ontering overal ter wereld betekent. Want in commu nistisch China weet men dit lijden, mo reel en fysiek, tot het ondenkbare, tot aan de laatste grens van hysterie en krankzinnigheid op te voeren. De po litieke gevangenen worden er binnen de kortst mogelijke tijd „opgevoed" tot de hevigste communistische fanatici, die elkaar in valse ijver overtroeven, bespioneren en tiranniseren en wat hun in de cel nog aan schamel leven over blijft grondig vergallen. In de eerste tijd van Van Collies' gevangenschap was het bovendien nog niet verboden om een gevangene die in een „reactio naire" mening volhardde, namens de regering te lijf te gaan, hem te bespu wen en te mishandelen. Alle gevange nen zijn of worden patiënten van de z.g. hersenspoeling, het duivelse en doeltreffende systeem van ontmense lijking. De volledigst mogelijke corrup. tie van de geest is de prijs die het re gime oplegt voor de „vrijheid" welke zij deze ongelukkigste van haar slacht offers liefst op lange termijn ver koopt. Tegen een dergelijk mensont erend systeem verzet zich elke persoon lijkheid en dit heeft pater Van Coillie vanzelfsprekend ook gedaan. Als chris ten en priester is hij trouwens onmid dellijk verzoend met de gedachte 'om als martelaar te sterven. Hij aanvaardt de voetketenen en handboeien op de rug, niet te vergeten! met een gevoel van dankbaarheid en triomf. Maar drie weken aldus aan handen en voe ten gebonden op dezelfde plek, dag en nacht, moeten staan zonder te mogen slapen want de celgenoten hebben opdracht hem om beurten te bewaken en voortdurend vragen te stellen is meer dan het sterkste lichaam kan ver dragen. En toch wil het niet bezwijken maar strijdt spontaan om zelfbehoud „Het valt me tegen dat dit lichaam zo taai is", verzucht de 39-jarige missio naris. En verder: „Ik vraag God dat Hij me zou laten sterven. Dan heb ik mijn doel bereikt; ben ik bevrijd van ai die ellende en kan ik slapen voor eeu wig. Of neen ontwaken voor eeuwig in een andere wereld''. Maar als de rechter hem vraagt waar hij denkt dat het met hem naartoe gaat en hij stamelt het woord „sterven" wordt hij op hoon gelach onthaald. Welk een kinderlijke veronderstelling; zo goedkoop krijgt hij het niet! Men zal zijn lichaam wei vol doende opkalefateren om het lijden de regering heeft alle tijd jaren- lang, desnoods tien, twintig jaar en meer te kunnen uithouden. Dat is zijn I vooruitzicht. Doch intussen zendt men een vriendelijke agent, die vloeiend Frans spreekt, op hem af. een zeer beschaafd en ontwikkeld man, zoon van een gewezen diplomaat, die hem sympatiek tegemoetkomend en hem glimlachend inwijdt in de rudimentai re communistische terminologie: een missionaris is, zoals elke buitenlander uit het Westen, bij definitie een impe rialist, het Legioen van Maria is een spionage-instelling, brieven schrijven naar het buitenland loopt onvermijde lijk op spioneren uit, enz. Het is alle maal zo moeilijk niet, verzekert de vriendelijke agent. Het communistische standpunt is duidelijk; de woorden heb ben uitsluitend die betekenis welke het regime voorschrijft. De missionaris be grijpt het; na zijn eerste concessies aan die nieuwe woordbetekenis, volgens welke de agent zijn verklaringen no teert, gaan zijn boeien af, worden zijn etterwonden verzorgd en mag hij en kele uren slapen. Dit is slechts 'n voor spel van jarenlange ellende de boei en met al de kwellingen van vervui ling en etterwonden komen trouwens nog eens terug, waarbij de hersenwas- sing om zo te zeggen tot het dagelijkse menu van de gevangenen behoort, bij tijd en wijle afgewisseld door het open lijk bekennen van misdaden. Want er moeten misdaden, steeds meer en gro tere misdaden worden bekend, die de „goedheid" van de regering tegenover de verworpelingen in schril contrast stelt. Weliswaar weet de regering „al les", zij maakt er voor de gevangenen een wedstrijd van om elkander in het opbiechten van misdaden te overtroe ven. Eerst worden de gedetineerden in dividueel tegen elkaar opgezweept en daarna groepsgewijze, cel tegen cel. Maar ook buiten deze krankzinnige en misdadige „biecht-op"-campagnes weet men de neurotische hoogspanning op peil te houden. Dit is de taak van de doctrine-agenten, keiharde marxisten en soms bekwame psychologen, die met de „geestelijke leiding" belast zijn. Zij onderscheiden scherpzinnig de kern van de bast en maken zich geen enkele illusie over de waarde van verreweg de meeste bekentenissen of de authen ticiteit van een „bekering". Maar ook een onder dwang volgehouden valse houding heeft voor hen positieve bete kenis, daar deze praktisch geen belem mering vormt voor de propaganda van de communistische dogmatiek. In tussen zijn zij de bekwaamste en be trouwbaarste werktuigen voor de de personalisatie van het individu en de algemene robotvorming ten dienste van het regime. Dit- en alles wat hiermee samenhangt, maakt het verhaal van Dries van Coillie op even boeiende als onthutsende wijze duidelijk. Zijn boek is dan ook niet in de eerste plaats belangrijk als het historische re laas van een persoonlijk lotgeval, maar als de objectieve weergave van een actuele werkelijkheid, een atmosfeer, waarin de mens zijn geestelijke gestal te verliest en zijn leven herleid wordt tot een termietenbestaan. Men kan dit historisch getuigenis, dit „document humain" onder christenen en niet- christenen in onze nog vrije wereld niet genoeg ter lezing aanbevelen. Het is verkrijgbaar bij de Missie van Scheut, Sparrendaal, Vught. J. ROELAND VERMEER.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1959 | | pagina 8