over Sint-Pieters graftombe
I
mm
I
Onomstotelijk bewijs dat de
Apostel in Rome begraven ligt
Wandschriften vertellen de waarheid
W- «RS1
Ervaringen onder
Mao Tse-Toung
van
Dries van Coïllie
Scheutist
imm 1
1
m
wmmmm
ff
ff
Verbijsterend relaas
ZATERDAG 23 MAART 1959
Een Memoria
Epigrafisehe onder
zoekingen
De sleutel ontdekt
In dit teken
Eerste steen
i M
Met groeiende verwondering
Van kapitaal belang
Pelgrim Lucius Paccius
Euticus
Belangrijk nieuws
4'
Z"1 EDURKNDF. het lange pontificaat van Paus Pius XII heeft er ern
wotein-oliappHijlv onderzoek plaat- gevonden van grote omvang en
nauwgezetheid. De eerste resultaten hiervan werden tijdens de oorlog
gepubliceerd. Men nam toen reeds als vaststaand aan, dat de H. Petrus
te Rome begraven werd, ofschoon er aanvankelijk toch wel enig voor
behoud moest worden gemaakt, hetgeen overigens getuigde van de vol
komen objectiviteit en wetenschappelijke ernst, waarmede het onderzoek
werd verricht.
Hel eerste, inleidende onderzoek duurde van 1939 tot 1949 en werd
gedurende het Heilig jaai van 1950 afgesloten. Een tweede fase begon
in 1952. Deze fase is nog niet afgesloten. Achtte men het onomstptelijk
bewezen, dat liet graf van Sint.Petrus zielt onder de Sint-Pieter bevindt,
algemene verbazing wekte liet. dat in de Grotte Vatican zo goed
als. geen verwijzingen naar hel graf waren aangetroffen. Gefascineerd door
dit merkwaardige en zelfs onbegrijpelijke feit, heeft een bij uitstek des
kundige, Margherita Guardueci, een uitvoerige studie ondernomen. Ze
kwam tot hoogst interessante bevindingen, waarvan ze dezer dagen in
een uitvoerig artikel in he' Pauselijke blad, de „Osservatore Romano"
verslag heeft gegeven, uiteraard vervuld van voldoening over hetgeen
door haar aan de openbaarheid kon worden prijs gegeven.
In het tijdvak 1939-1949. aldus Mar
gherita Guardueci, hebben de met
het onderzoek belaste geleerden en
deskundigen, na zich, van hun grote
verantwoordelijkheid bewust, de
grootste moeite te hebben gegeven,
een aanzienlijk gedeelte blootgelegd
van de antieke begraafplaats onder
de basiliek welke zich vroeger uit
strekte langs een weg (vermoede
lijk de Via Cornelia), die van de
boorden van de Tiber naar de mon-
tes vatieani liep, dus naar de Vati
caanse heuvels. Sinds de eerste eeuw
na Christus lagen er langs deze weg
begraafplaatsen. waaraan in de
daarop volgende eeuw talrijke ande
re en grotere werden toegevoegd,
met prachtige monumenten.
De begraafplaatsen, liggend in
het gedeelte, waarop zich nu de Sint
Pieter verheft, werden in de eerste
helft van de vierde eeuw omgewoeld
toen keizer Constantijn, op 28 okto
ber 312 de slag bij de Ponte Milvio
gewonnen hebbend, na het edict van
313, dat de vrede tussen het Rijk en
de Kerk bezegelde, tot het grandioze
plan kwam, een basiliek ter ere van
de H. Petrus te bouwen, precies op
de plek in de Vaticaanse heuvels,
waar men in die tijd de plaats aan
wees, waar zich de tombe van de
apostel bevond en waar meq hem
vereerde.
De archeologen concentreerden
hun opgravingswerkzaamheden op
de ruimte, welke zich onder het Pau
selijk altaar en dus onder de Confes-
sio bevindt. Ze konden vaststellen,
dat zich daar een open plek bevond
(welke ze het Campo P noemden) ge
vuld met in de grond verzonken sar
cofagen. Tegenover deze open ruim
te troffen ze een z.g. Memoria aan,
een heel karakteristiek grafmonu
ment, waaronder men de sporen
ontdekte van een graf. De Me
moria was in een muur ingemetseld
(de z.g. Rode Muur), ongeveer van
het jaar 160 daterend en leek uit de
zelfde tijd te stammen. Er viel niet
aan te twijfelen, dat men hier te doen
had met het z.g. ornament van
„Pietro in Vaticano", waarvan de
Romeinse geestelijke Gajus ons in
het jaar 200 spreekt. De zinsnede,
waarmede hij er van gewaagt, is ons
bewaard gebleven door bisschop Erf-
sebius van Cesarea. Men achtte het
zeer waarschijnlijk, dat de open
ruimte, welke zich onder deze Me
moria bevond, het overblijfsel was
van de tombe, die voor de Christenen
voorwerp was van grote verering en
bijzondere trots. Loodrecht op de Ro
de Muur stond, in de onmiddellijke
nabijheid van de Memoria. een an
dere muur. welke door de onderzoe
kers als de „muur G" werd aange
duid. De zuidelijke wand van deze
muur, was gepleisterd. Hierop kwa
men talrijke inschriften voor, grijze
tekeningen, eerst zwart gemaakt,
dan met wit bestreken en ingekrast,
vaak willekeurig door en over elkaar
heen aangebracht. Juist door de gro
te hoeveelheid van deze inschriften
meende men de nabijheid te mogen
concluderen van een plaats, waar
heen de gelovigen zich uit de diepte
van hun hart richtten. Deze muur
werd toegevoegd aan de basiliek, die
Constantijn voor de Apostel liet op
richten. Het is duidelijk, dat de in
schriften uit een vroegere periode
dateren dan de basiliek en derhalve
naar alle waarschijnlijkheid uit
de jaren rond 315. Op de Rode
Muur werden nog oudere inschrif
ten ontdekt op de plaats, waar
deze de muur G steunt. Zo ook op een
graf, of tombe met R aangeduid, dat
achter de Rode Muur lag, aan de
overkant van een kleine, omhoog
gaande weg.
Inmiddels hadden deze eerste on
derzoekingen omtrent de inschriften
rond de Memoria enkele christelijke
aanroepingen op die muur onder de
aandacht gebracht, maar tegelijker
tijd leverden ze een heel vreemd con
trast op met betrekking tot de figuur
van de apostel: noch op de muur G,
noch ergens anders had men de naam
van Sint-Petrus kunnen ontdekken.
Dit was werkelijk onverklaarbaar
op een plaats, waar zich tijdens de
antieke christenen de tombe van de
eerste Plaatsbekleder van Christus
bevond en waar keizer Constantijn
ten koste van enorme moeilijkheden
een grandioze basiliek ter ere van
de martelaar oprichtte. Logischer
wijze had de naam van Petrus hier
niet mogen ontbreken.
De wens, dit probleem tot een op
lossing te brengen, aldus de geleer
de auteur in de „Osservatore Ro
mano", was voor mij de eerste
aanleiding om me met de opgravin
gen onder de basiliek van Sint-Pe
trus bezig te houden. Aan het oor
spronkelijke probleem voegden zich
intussen nog andere, niet minder sug
gestieve toe, waaraan ik allengs, in
moeizame en tegelijkertijd opwinden
de onderzoekingen, al mijn krachten
moest wijden.
ALDUS NAM LIET onderzoek der
inschriften ofwel epigrafen een aan
vang. Dat was in 1952. Eerste doel
wit waren zekere eigenaardige in
schriften achter een nis van de z.g.
graftombe der Valeri, een der tom
ben, op ongeveer twintig meter af
stand van de Memoria aan het dag
licht gebracht. In deze inschriften,
die thans helaas grotendeels verdwe
nen zijn, als gevolg van verschillen
de oorzaken, maar vooral door de
vochtigheid van de bodem ter plaat
se, onderkende ik o.a. een gebed, tot
Sint-Petrus gericht ten gunste van de
en de hulp van de Fabbrica di san
Pietro (de technisch-artistieke staf
van het Vaticaan) van grote waar
de waren. De vruchten van deze
studie werden gepubliceerd in drie
delen, getiteld „I graffiti sotto la
Confessione di san Pietro in Va
ticano", die vanwege het Vaticaan
uitgegeven werden.
OP DE WANDEN van Muur G
hadden de eerste onderzoekers enke
le namen van gelovigen en aanroe
pingen van Christus' naam ontdekt,
vervat in z.g. Constantijnse mono
grammen, maar men had de naam
van Petrus niet aangetroffen. Ze wa
ren er daarbij niet op uit geweest,
de uiterst moeilijke teksten te ontcij
feren, die op een schrikaanjagende
warboel van alfabethische karakters
leek. Maar deze warboel bevatte
toch de mogelijkheid, het kluwen te
ontwarren en tot een oplossing te ko
men. Na langdurig de inschriften be
studeerd te hebben, kwam ik tot de
conclusie, dat een aantal grafische
motieven zich telkens weer herhaal
den, met een opmerkelijke regelma
tigheid. De makers der inschriften
hadden, naar bleek, een merkwaar
dige mystieke cryptografie gebruikt
waarvan ik de sleutel vermocht te
ontdekken.
De sleutel er toe was heel simpel
en het is juist deze eenvoud er van,
die de juistheid van de bereikte re
sultaten garandeert en bevestigt. Het
crypto-grafische systeem van deze
antieke christenen was in de eerste
instantie op drie elementen geba
seerd: Het eerste was het toeken
nen van een religieuze waarde aan
de afzonderlijke letters van het alfa
bet, waarbij men zich aansloot aan
het reeds bekende gebruik van de
zgn. apocalyptische letters alfa en
omega (begin en einde) en voor de
letter T (kruis). Het tweede element
was het samenvoegen of naast elkaar
zetten van letters, om aldus nieuwe
mystieke uitdrukkingen te vormen,
alsmede, wat vaak voorkwam, het
samenstellen van gelukwensen. Het
derde element bestond uit het trans
formeren van enkele letters, tenein
de daarmede weder nieuwe concep
ties te creëren.
Het kwam er nu op aan vast te
stellen, of het gebruik van deze cryp
tografie beperkt was gebleven tot
muur G of dat dit ook buiten het Va
ticaanse gebied gebeurde en zelfs
buiten Rome geschied was. Het on
derzoek van talrijke christelijke epi
grafen in de Catacomben en in mu
sea. zowel bekende als onbekende, be
wees het bestaan van deze crypto-
grafiek ook buiten 't Vaticaan en Ro
me. Naar het schijnt, valt de grootste
ontwikkeling er van voornamelijk te
Rome en tussen de tweede en de zes
de eeuw te dateren.
Deze manier om zich uit te drukken
paste volkomen bij de mentaliteit van
die tijd. Ze moet zijn voortgeko
men uit de voorliefde voor het met
Intelligentie beoefende gekunstelde en
uit de hang naar het mystieke. Bo-
tieme, onscheidbare vereniging van
Christus en Petrus, voorgesteld door
een typische samenvoeging van de
twee respectieve beginletters. Te
vens is er een karakteristiek mono
gram, reeds in de zeventiende eeuw
bekend en ook daarna langdurig be
sproken, waarvoor pas thans een aan
nemelijke verklaring gevonden kan
worden: een P verbonden met een E,
de eerste de beginletter is van de
naam Petrus en de tweede de symbo
lische voorstelling van een sleutel,
meer speciaal de baard. Tenslotte
komt ook de naam van Maria voor.
Dan had Muur G nog een grote en
blijde verrassing. De naam van Ma
ria is in de inschriften van Muur G
gestadig met die van Christus ver
bonden en aan die namen verbond
men ook die van Petrus. Er is zelfs
een „graffito", dat de namen voor
stelt van Christus, Maria en Petrus,
nauw verenigd en bekroond door de
overwinningsroep NICA, hetgeen zon
der enige twijfel een gelijktijdige ver
ering van Christus, Maria en Petrus
door de gelovigen van Rome inhoudt.
ONDER DE INSCHRIFTEN, die
op het hemelse leven betrekking heb
ben, komt ook een historische herin
nering voor: die aan de overwinning
van Constantijn bij de Ponte Mil
vio (28 oktober 312). Dan is er nog
een andere, emotionerende verras
sing: een der inschriften stelt, neven
't Constantiaanse monogram het
profetische motto „hoe vince" voor,
dat volgens Eusebius Constantijn aan
de hemel zou hebben zien schitte
ren, naast het teken van Christus,
als overwinningstekenen, reeds voor
dat de slag begon. Enkele geleer
den hebben de authenticiteit van deze
passage in Eusebius' werk op be
sliste wijze afgewezen. Nu wordt
door deze' „graffito" bewezen, dat
reeds kort na de veldslag het feit
van Constantijns visioen in Rome
bekend was, dus nog voordat Euse
bius zijn beroemd geworden woor
den neerschreef. In dit teken zult gij
overwinnen
WIJ KWAMEN DOOR deze „graf
fito" tevens te weten, dat het mira
culeuze teken voor zijn tijdgenoten
een monogram was, gevormd door de
twee beginletters van de Griekse
naam van Christus en het teken
des kruises. Een ander inschrift
spreekt voorts van de „crypte der
wrake", derhalve van de crypte van
Petrus, door Constantijn gebouwd,
als „genoegdoening". Een officiële
verklaring uit die tijd spreekt van
Constantijn als van Rome's wreker
tegenover de tirannie van Maxentius.
De Muur G is, zoals men ziet, een
document van buitengewoon belang.
Men kan hem als de eerste steen
beschouwen van de grootste tempel
der Christenheid. De er op voorko
mende inschriften stellen ons in
staat, de sleutel van de mystieke
IN JUNI van het jaar 1939 werd
een aanvang gemaakt met een
bijzonder belangrijk, voor de
Christenheid van de grootete bete
kenis zijnd onderzoek nl- dat van
de zgn. Grotte Vaticane, de onder
grondse ruimten in de fundamen
ten van de Sint-Pieter, die zoals
bekend, werd opgericht op de
plaats, waar eerv Constantijn de
Grote zijn imposante gedachtenis-
kerk liet bouwen, welke intussen
veel kleiner was dan het grootste
heiligdom, dat ons heden ten dage,
ondanks alle moderne architectoni
sche prestaties, met diep ontzag
vervult. Dit onderzoek had ten
doel, vast te stellen, of Sint-Pieter
inderdaad begraven is geworden,
waar nu de Confessio zich verheft
het geweldige baldakijn, waarom
zich alles in de Sint-Pieterskerk
groepeert. Tevens zat. het verlan
gen bij na te gaan, hoe in de eerste
periode van het Christendom de
verering van de apostel Petrus een
aanvang nam.
ouders althans de apostel hadden ge
kend en wellicht getuigen waren ge
weest van de gebeurtenissen in zijn
laatste levensjaar.
De „graffiti", aldus besluit Marghe
rita Guardueci haar hoogst interes
sante artikel in de „Osservatore
Romano", die zich in het hart van
de Vaticaanse basiliek bevinden, on
der het Pauselijk altaar, zijn van
dien aard, dat ze voor wetenschap
en Kerk een indrukwekkende waarde
zullen verwerven. Het zijn documen
ten van buitengewoon belang voor de
studiosi, redenen tot vertroosting voor
alle christenen.
K. H.
Een detail van de Vaticaanse
begraafplaats onder de St.-Pietcr.
WW-* -
De enthousiaste zelfmoord
Waarom ben je naar hier gekomen?
Ik weel het niet.
I'at zeggen ze allemaal die hier aankomen. Maar na eukele dagen
blijkt het dal ze een hele boel misdaden op liun geweten hebben. Weet je
welke plaats dat hier is?
Ja. 't Is de gevangenis!
- Juist. Brengt men goede mensen naar de gevangenis? Neen, alleen
slechte! Het feit alleen dat je hier bent, is het duidelijk bewijs dat je
een slecht mens bent. Je bent dus een misdadiger. Biecht je misdaden op!
'k Heb geen misdaden bedreven, 'k Ben een priester-missionaris,
'k Heb het geloof verspreid
Hij liet ine niet uitspreken.
Je bent een imperialist, dat ben jc! Jij een priester? Jij het geloof
verspreid? Een volksbedrieger dal hen je. Je hebt met de titel van
missionaris de lichtgelovige mensen bedrogen om des te gemakkelijker
je spionagewerk te kunnen verrichten. Je licht alleen je zogenaamde
geloofverspreiding misbruikt als een dekmantel waaronder je het
imperialisme hebt binnengesmokkeld dat ons land verdrukt en ons volk
uitgebuit heeft.... De regering arresteert geen priesters. Alleen
dadigers. Hoor je dal?
mis-
in de nabijheid van zijn stoffelijk
overschot begraven vrome christe
nen.
Het was een eerste duidelijk uitge
sproken verwijzing naar de apostel,
des te belangrijker, omdat ze de aan
wezigheid van de tombe van de mar
telaar in het ondergrondse gedeelte
van de basiliek bevestigde, alsmede
het bestaan van een aan hem ge
wijde verering.
De onderzoekingen ten aanzien van
de inschriften van de tombe der Va
leri werden gepubliceerd in een mo
nografie, getiteld „Christo e san
Pietro in un documento preconstan-
tiniano della necropoli vaticana", die
in 1953 verscheen.
Hierna begon ik aldus Margherita
Guardueci aan de taak, de inschrif
ten van de z.g. Muur G, de Rode
Muur en de voorzijde van de graf
tombe R te bestuderen, dus welke
zich in de onmiddellijke nabijheid
van de Memoria bevinden, in het ge
deelte, waaraan de eerste onderzoe
kers hun grootste zorg besteed had
den. Deze studie, welke in oktober
1953 werd ingezet, bleek al dra heel
wat ingewikkelder dan aanvankelijk
vermoed kon worden. Ze heeft meer
dan vijf jaar geduurd en ging met ve
le moeilijkheden gepaard, waarbij de
•vaderlijke steun van Paus Phu XII
1
Een gedeelte van de wandschriften op muur G.
vendien zal ze een impuls ondervon
den hebben door de vervolgingen,
waardoor de volgelingen van Chris
tus er toe kwamen de heiligste prin-
cipen van de christelijke godsdienst
te versluieren en zelfs te verbergen.
Op Muur G zijn de inschriften in
middels niet gemaakt door toevallige
gelovigen, maar door personen, aan
de begraafplaats verbonden en aan
wie het recht voorbehouden was, om
de geheiligde plaats te betreden.
In opdracht van de pelgrims schre
ven de „scrivani" (geletterden) de
namen dezer gelovigen op de wan
den, waaraan dan vaak die van hun
overleden geliefden werden toege
voegd. Er werd dan van de letters
hunner namen gebruik gemaakt, om
er verheven gedachten en troostwoor
den uit te componeren.
TOEN DE SLEUTEL van het cryp-
tografisch systeem op de inschriften
werd toegepast, kon met een steeds
groeiende verwondering worden vast
gesteld, dat op die muur niet alleen
talrijke zegewensen voorkwamen,
maar dat tegelijkertijd de fundamen
tele concepties van het christelijk ge
loof tot uitdrukking werden gebracht.
Dit is wel een overduidelijk teken,
dat men deze plaats buitengewoon
belangrijk achtte. Het waarom van
deze belangrijkheid laat zich gemak
kelijk begrijpen. De inschriften vor
men duidelijke aanwijzingen en be
vatten ettelijke malen de naam van
de apostel. In één geval wijzen ze
zelfs op de onmiddellijke nabijheid
van diens graf.
Tot de overledenen richtten ze
wensen van vrede, licht, wederop
standing en zegepraal, tevens vóór
alles de wens van het „leven". Hier
mede wordt ongetwijfeld het leven in
Christus bedoeld, een leven, dat, vol
gens de typische uitdrukking van en
kele dezer „scrivani", zich afspeelt
„bij Petrus", derhalve in het hemel
se rijk, waarvan Petrus de sleutels
heeft. Tussen de zegewensen door
worden intussen telkens uitingen van
geloof gevoegd. Men kan zeggen, dat
de meest vertrouwde en geliefde ge
dachten der getrouwen van Christus
ons hier in een bewonderenswaardige
harmonie gepresenteerd worden.
Er wordt herinnerd aan de ene en
Drieënige God en aan Christus, twee
de persoon van de Drievuldigheid.
Ook het Kruis, leven en welzijn van
het menselijke geslacht, verschijnt in
deze inschriften. Voorts een motief
van het allergrootste belang: de in-
cryptografie toe te passen op ande
re, Romeinse en niet-Romeinse do
cumenten en aldus nieuwe resulta
ten te bereiken, van het grootste be
lang voor de geschiedenis van de
Kerk, aldus Margherita Guardueci.
DE INSCHRIFTEN VAN MUUR G
dateren van het einde van de tweede
eeuw tot ongeveer het jaar 315. Maar
die van de Rode Muur en de graf
tombe R zijn nog ouder. De Rode
Muur heeft voor ons een kostbaar in
schrift bewaard, vermoedelijk uit
het jaar 160. Het is in het Grieks
geschreven, zoals dit in Rome met
de oudste christelijke in- en opschrif
ten over het algemeen het geval was.
De tekst is kort, maar van kapitaal
belang: „Hierin ligt Petrus begra
ven". Dit inschrift, reeds bekend,
maar tevoren niet op zijn juiste
waarde geschat, is naar het oordeel
van de deskundige in de „Osserva
tore Romano" een op de muur ge
schreven aantekening, om met vol
ledige juistheid voor de gelovigen,
die hierin boven alles belang stelden
te bevestigen, dat zich daar de Vati
caanse begraafplaats bevond. Men
komt aldus in een tijdperk, ouder
dan dat, waaruit de bekende aanteke
ning van Gaius stamt en vanzelf
komt men tot de conclusie, dat Gai
us, sprekend van „Pietro in vati
cano", naar de tombe van de Apos
tel verwees.
In het artikel van de „Osservatore
Romano" worden nog andere inschrif
ten besproken. Aan die op de graftom
be R heeft men de naam kunnen ont
lenen van één der pelgrims, die in
de tweede eeuw de graftombe van
Sint-Petrus bezochten. Zijn naam was
Lucus Paccius Euticus. Dat hij
christen was, blijkt uit 't teken van
de vis, de symbolische voorstelling
van Christus, dat er aan toegevoegd
is. Met zekerheid kon tenslotte wor
den vastgesteld, dat omstreeks het
jaar 150 de graftombe van de apos
tel Petrus door christenen bezocht
en vereerd werd, dus nog geen eeuw
na zijn marteldood, wellicht zelfs na
tachtig jaren, hetgeen doet veronder
stellen, dat toentertijd nog mensen
in leven waren, die St.-Petrus hadden
gekend. Het is overigens allerminst
vermetel te veronderstellen, dat er
toenmaals nog mensen waren, wier
De niets vermoedende lezer van dit
historische gesprek (gevoerd in het
Chinees op 25 juli 1951 te Peking) zou
misschien denken dat het hier een ver
hoor van een gevangene betreft door
een tirannieke gerechtsambtenaar.
Maar dit is dan een vergissing die te
vens reeds een onbewuste onderschat
ting van het communistisch regime in
houdt. Het gesprek, waarvan het geci
teerde slechts een fragment is, vond
plaats tussen twee gevangenen, een
oude en een nieuwe. De oude was de
Chinese „celleider'' Loe en de nieuwe
de Vlaamse missionaris, pater Dries
van Coillie, wiens nauwgezet en aan
grijpend relaas van deze driejarige ge
vangenschap verleden jaar onder de
merkwaardige titel „De enthousiaste
zelfmoord" is verschenen. Met die
conversatie begon voor deze priester
een geheel onverwachte kant van het
lijden, dat de onrechtmatige vrijheids
beroving en openbare ontering overal
ter wereld betekent. Want in commu
nistisch China weet men dit lijden, mo
reel en fysiek, tot het ondenkbare, tot
aan de laatste grens van hysterie en
krankzinnigheid op te voeren. De po
litieke gevangenen worden er binnen
de kortst mogelijke tijd „opgevoed" tot
de hevigste communistische fanatici,
die elkaar in valse ijver overtroeven,
bespioneren en tiranniseren en wat hun
in de cel nog aan schamel leven over
blijft grondig vergallen. In de eerste tijd
van Van Collies' gevangenschap was
het bovendien nog niet verboden om
een gevangene die in een „reactio
naire" mening volhardde, namens de
regering te lijf te gaan, hem te bespu
wen en te mishandelen. Alle gevange
nen zijn of worden patiënten van de
z.g. hersenspoeling, het duivelse en
doeltreffende systeem van ontmense
lijking. De volledigst mogelijke corrup.
tie van de geest is de prijs die het re
gime oplegt voor de „vrijheid" welke
zij deze ongelukkigste van haar slacht
offers liefst op lange termijn ver
koopt. Tegen een dergelijk mensont
erend systeem verzet zich elke persoon
lijkheid en dit heeft pater Van Coillie
vanzelfsprekend ook gedaan. Als chris
ten en priester is hij trouwens onmid
dellijk verzoend met de gedachte 'om
als martelaar te sterven. Hij aanvaardt
de voetketenen en handboeien op de
rug, niet te vergeten! met een gevoel
van dankbaarheid en triomf. Maar
drie weken aldus aan handen en voe
ten gebonden op dezelfde plek, dag en
nacht, moeten staan zonder te mogen
slapen want de celgenoten hebben
opdracht hem om beurten te bewaken
en voortdurend vragen te stellen is
meer dan het sterkste lichaam kan ver
dragen. En toch wil het niet bezwijken
maar strijdt spontaan om zelfbehoud
„Het valt me tegen dat dit lichaam zo
taai is", verzucht de 39-jarige missio
naris. En verder: „Ik vraag God dat
Hij me zou laten sterven. Dan heb ik
mijn doel bereikt; ben ik bevrijd van ai
die ellende en kan ik slapen voor eeu
wig. Of neen ontwaken voor eeuwig in
een andere wereld''. Maar als de rechter
hem vraagt waar hij denkt dat het met
hem naartoe gaat en hij stamelt het
woord „sterven" wordt hij op hoon
gelach onthaald. Welk een kinderlijke
veronderstelling; zo goedkoop krijgt hij
het niet! Men zal zijn lichaam wei vol
doende opkalefateren om het lijden
de regering heeft alle tijd jaren-
lang, desnoods tien, twintig jaar en
meer te kunnen uithouden. Dat is zijn
I vooruitzicht. Doch intussen zendt men
een vriendelijke agent, die vloeiend
Frans spreekt, op hem af. een zeer
beschaafd en ontwikkeld man, zoon
van een gewezen diplomaat, die hem
sympatiek tegemoetkomend en hem
glimlachend inwijdt in de rudimentai
re communistische terminologie: een
missionaris is, zoals elke buitenlander
uit het Westen, bij definitie een impe
rialist, het Legioen van Maria is een
spionage-instelling, brieven schrijven
naar het buitenland loopt onvermijde
lijk op spioneren uit, enz. Het is alle
maal zo moeilijk niet, verzekert de
vriendelijke agent. Het communistische
standpunt is duidelijk; de woorden heb
ben uitsluitend die betekenis welke het
regime voorschrijft. De missionaris be
grijpt het; na zijn eerste concessies aan
die nieuwe woordbetekenis, volgens
welke de agent zijn verklaringen no
teert, gaan zijn boeien af, worden zijn
etterwonden verzorgd en mag hij en
kele uren slapen. Dit is slechts 'n voor
spel van jarenlange ellende de boei
en met al de kwellingen van vervui
ling en etterwonden komen trouwens
nog eens terug, waarbij de hersenwas-
sing om zo te zeggen tot het dagelijkse
menu van de gevangenen behoort, bij
tijd en wijle afgewisseld door het open
lijk bekennen van misdaden. Want er
moeten misdaden, steeds meer en gro
tere misdaden worden bekend, die de
„goedheid" van de regering tegenover
de verworpelingen in schril contrast
stelt. Weliswaar weet de regering „al
les", zij maakt er voor de gevangenen
een wedstrijd van om elkander in het
opbiechten van misdaden te overtroe
ven. Eerst worden de gedetineerden in
dividueel tegen elkaar opgezweept en
daarna groepsgewijze, cel tegen cel.
Maar ook buiten deze krankzinnige en
misdadige „biecht-op"-campagnes weet
men de neurotische hoogspanning op
peil te houden. Dit is de taak van de
doctrine-agenten, keiharde marxisten
en soms bekwame psychologen, die
met de „geestelijke leiding" belast zijn.
Zij onderscheiden scherpzinnig de kern
van de bast en maken zich geen enkele
illusie over de waarde van verreweg
de meeste bekentenissen of de authen
ticiteit van een „bekering". Maar ook
een onder dwang volgehouden valse
houding heeft voor hen positieve bete
kenis, daar deze praktisch geen belem
mering vormt voor de propaganda
van de communistische dogmatiek. In
tussen zijn zij de bekwaamste en be
trouwbaarste werktuigen voor de de
personalisatie van het individu en de
algemene robotvorming ten dienste van
het regime. Dit- en alles wat hiermee
samenhangt, maakt het verhaal van
Dries van Coillie op even boeiende als
onthutsende wijze duidelijk. Zijn
boek is dan ook niet in de eerste
plaats belangrijk als het historische re
laas van een persoonlijk lotgeval, maar
als de objectieve weergave van een
actuele werkelijkheid, een atmosfeer,
waarin de mens zijn geestelijke gestal
te verliest en zijn leven herleid wordt
tot een termietenbestaan. Men kan dit
historisch getuigenis, dit „document
humain" onder christenen en niet-
christenen in onze nog vrije wereld niet
genoeg ter lezing aanbevelen. Het is
verkrijgbaar bij de Missie van Scheut,
Sparrendaal, Vught.
J. ROELAND VERMEER.