Napoleon:
sterven in
Ik had moeten
het Kremlin"
Dagboek van generaal Bertrand
nieuw licht op de keizerlijke
werpt
balling
een
Spaanse medici zingen
Uit de tuit van de porron komt Iberie's
meest economische
drank
I
Mijn ondergang is geweest:
dat ik te veel eerzucht had
Helikoptervluchten
boven Tilburg
D
D
K
ar
t
Attractie voor
duur van
Hart v£n
Brabant
Romen,
VB
„LES CAHIERS DE SAINTE HÉLÈNE"
Sociaal Kompas over
godsdienstsociolo gie
ETEN EN DRINKEN TEGELIJK
I
De nieuwe rubrieken
1NDJFN A.
'4$ minuten nodig
HEEFT OM VAM MARBLE ARCH
ARCDETRfOMPWETE
HUIS TE GAAN
ZATERDAG 18 JULI 1959
E(Van onze Parijse correspondent)
ind 1951 werd de reeds onafzienbare reeks publica
ties over en met betrekking tot Napoleon Bona-
rarte en het Napoleontische tijdperk andermaal opzien-
£arend uitgebreid. Bij de Editions Sulliver verscheen
et eerste deel van de „Cahiers de Sainte Hélène", die
et dagboek behelsden, dat generaal Bertrand, „grand
"^sréchal du palais impérial", vanaf 1816, het jaar
parin hij op het eiland der ballingschap arriveerde
in 1821, jaar van het sterven van Napoleon, had
^Jgehouden. Als intimus van de ci-devant empereur
\Vas generaal Bertrand de naar Frankrijk teruggekeer-
Las Cases opgevolgd en in het dagboek, dat hij van
S)h verblijf op het eiland en van zijn omgang met
Napoleon bijhield, legde hij behalve door hemzelf ge-
?*he waarnemingen en verkregen indrukken, vooral
de door de keizerlijke balling gedane uitlatingen
UJ Uitspraken neer. En hij deed dit in een volkomen
^ersoonlijke, voor de buitenwacht ongewoon moeilijk te
^cijferen stenografie. Heeft hij er ooit iemand inzicht
„an gegeven? Hield hij zijn dagboek bij met de bedoe-
om het eens voor publicatie te gebruiken? De vra-
zijn niet helemaal nauwkeurig beantwoord. Maar
a feiten zijn, dat hij het niet gebruikt heeft en dat
,°k de erfgenamen het niet gebruikt hebben. Eerst
„ertien jaar geleden, in 1946, 102 jaar na de dood van
öei
lftrand, werden de papieren uit hun opbergplaats
aan het daglicht gebracht en ter hand gesteld aan de
Franse historicus Paul Fleuriot de Langle, die op zich
had genomen het cryptoschrift te ontcijferen en het
dagboek klaar te maken voor publicatie. En zo kwam in
1951 een eerste deel van de persen, dat evenwel in chro
nologische orde het laatste gedeelte van het dagboek
bevatte, de maanden januari-mei 1821, met het sterven
van Napoleon als dramatisch hoogtepunt. Aldus had
den het de uitgevers gewenst. Spoedig daarop ver
scheen van de „Cahier de Saint Hélène" een tweede
deel, behandelend de jaren 18161817, waarin de on
waarschijnlijk heftige scènes voorvielen, tussen de el
kaar niet verdragende balling Napoleon en gouverneur
Hudson Lowe. Critici en historici, en daaronder vooral
de Napoleontisch gespecialiseerden, waren, na kennis
name van deze beide eerst gepubliceerde gedeelten van
de „Cahiers" eenstemmig in hun oordeel: het dagboek
van generaal Bertrand is een onschatbare bijdrage om
Napoleon te doen kennen in zijn werkelijke, diepe waar
heid, die op menig punt sterk blijkt af te wijken van
het beeld, dat de legende of zelfs de geschiedschrijving
van hem hebben geschapenhem nader brengen tot het
niveau van het algemeen menselijke, in zekere zin.
Thans is het derde en laatste gedeelte 1) verschenen
in chronologische volgorde het tweede, dat de jaren
18181819 behandelt en het is dit oordeel nog eens
bijzonder krachtig komen versterken.
m
24 juli
17 augustus
NAAR DE i -
DOET B- ER DAN OVER
VAN
kANTGoRL
laatst gepubliceerde gedeelte van
„lTrands dagboek is minder rijk aan
Jj|ebeuren" en dramatiek op het eiland
(C11 de beide voorgaande. Het bevat
0?arentegen een bijzonder weelderige
J^rvloed aan woordelijk weergegeven
Inspraken en uitlatingen van Napo-
d n, ai die verscheiden zaken, episo
de en personen betreffend, en niet op
m geringste plaats zichzelf, waarmede
K?e „man van het noodlot" Franse,
ur°pese eri wereldgeschiedenis had
5enaakt en die hii nu' gedwongen in-
cio en buiten spel, met machtig pre-
0 geheugen, kritisch, maar lang niet
Sa* tijdig zij het wel vaak fatalistisch
£?hvaardend, weer voor de geest haalt,
bi? °°k de „petite histoire" komt hier-
aan haar trekken. Hetgeen, waar
L Poleon aan het woord is, vooral treft
2 de vaak krachtige onbewimpeldheid,
)ljt,rmede hij zijn diepste gedachten
te onthullen, en die er de kenners
o b toon in doet beluisteren van ware
^rechtheid en authenticiteit. Als zeker
te,
®®tt men in ieder geval aan, dat Na
toon in het dagboek van Bertrand
kutder poseert, minder erop bedacht
•>zich een standbeeld op te richten"
?oi,
»«wi«wa
De residentie van de verbannen keizer op het eiland.
Het eerste nummer van de zesde
jaargang van Sociaal Kompas*) is ge
heel gewijd aam de godsdienstsociolo
gie, een tak vau wetenschap, die de re
ligieuze groeperingen bestudeert zo
als kerken en secten, orden en congre
gaties, parochies, enz. zowel in hun
interne structuur en onderlinge ver
houding als in hun samenhang met pro
fane groeperingen. In het eerste arti
kel beschrijft pater JR. Steeman O.F.M.
hoe Gabriël le Bras, hoogleraar in het
Canoniek Recht aan de Sorbonne, tot
de godsdienstsociologie gekomen is en
deze in Frankrijk een krachtige stoot
in empirische richting heeft gegeven,
De centrale visie van Le Bras, die
zich vooral bekommert om „la vitalité
religieuse", d.i. de mate waarin de
godsdienstige praktijk van de gelovigen
religieus gemotiveerd is, wordt uitvoe
rig geanalyseerd. Drs. H. Goddijn be
nadrukt vervolgens de betekenis van
theorie-vorming voor de godsdienstso
ciologie; nagegaan wordt hoe deze tot
nu toe heeft plaatsgevonden, waarop
een uiteenzetting volgt van het moder
ne functionalisme aan de hand van de
theorie van Merton, een van de leiden
de Amerikaanse sociologen. Tenslotte
past dr. W. Goddijn O.F.M, deze functio
nele theorie toe op het verschijnsel van
de diaspora, dat de auteur reeds eerder
aan een uitvoerige studie onderwierp
in zijn werk „Katholieke minderheid en
protestante dominant".
De gedegen kwaliteit van de drie om
vangrijke artikelen herinnert ons aan
een recente uitspraak van prof. Bou-
man, die naar aanleiding van de publi
caties van de katholieke onderzoekers
dr. Goddijn en dr. Staverman een op
bloei van de godsdienstsociologie sig
naleerde. De eerstgenoemde is thans
hoofd van de afdeling voor theoreti
sche godsdienstsociologie van het
K.S.K.I.. welk instituut een werkzaam
aandeel heeft in het onderhavige tijd
schrift. Het godsdienstsociologische
nummer getuigt van een opmerkelijke
ontwikkeling van deze wetenschap bij
de Nederlandse katholieken. Werd het
sociologisch onderzoek aanvankelijk
met enig wantrouwen ontvangen om
dat het godsdienstig verschijnsel geen
wetenschappelijke benadering zou toela
ten, nu is de situatie eerder zo dat de
praktijk steeds dringender om voor
lichting en advies vraagt die nog niet
met voldoende wetenschappelijke ze
kerheid gegeven kunnen worden. Van
groot belang is daarom de ontwikkeling
van de godsdienstsociologie als empiri
sche wetenschap en wjj spreken de hoop
uit dat de gesignaleerde opbloei een
goede voedingsbodem en een gunstig
klimaat zal vinden opdat de zielzorg
mettertijd van de rijpe vruchten mag
profiteren.
J. v. L.
Tweemaandelijks tijdschrift voor
Sociologie, Sociografie, Sociale Psycho
logie en Statistiek. Uitg. de Stichting
„Sociaal Kompas", Den Haag.
LOF VAN DE WIJN
de
(Van een correspondent in Spanje)
n navolging van Frankrijk koestert
ook de Spaanse staat een steeds
groeiende belangstelling voor de
ontwikkeling van de wijnbouw in de
verschillende regionen van Spanje.
Door een groot aantal beschermende
bepalingen waarvan die van de zeer
lage belasting op de wijn niet de minste
is het verlenen van exportfacilitei
ten, scholing van de wijnboeren, bo
dem- en plantkundig onderzoek en con
trole op het prod ukt, tracht Spanje
weer een eerste plaats onder de wijn-
producerende landen in te nemen. In
de noordelijke landen van Europa is
de Spaanse wijn nagenoeg onbekend.
Daar heerst in zekere zin ten on
rechte de ingewortelde opvatting dat
goede wijn alleen maar uit Frankrijk
kan komen en dat Spanje slechts zoe
tige produkten levert, die geschikt zijn
om er een „kruidenwijntje" van te
trekken of er bowl van te brouwen.
Niets is minder waar, want Spanje
brengt prachtige wijnen voort, die wel
iswaar in karakter sterk van de Fran
se verschillen, maar daarom met niet
minder genot te drinken zjjn. Men hoeft
trouwens slechts de rijke schakering in
het flonkerend goud van de Jerez ge
proefd te hebben, om te beseffen, dat
er tussen de Pyreneeën en Jerez de la
Frontera een wijncultuur moet be
staan, die alleszins de moeite waard is
om te ontdekken.
Hoewel de wijncultuur in Spanje wel
licht ouder is dan in Frankrijk, mist
het Iberisch schiereiland de rijke, won
derlijke en onaantastbare traditie, die
de Franse wijnhuizen sedert jaar en
dag hebben opgebouwd. De Spaanse
wijn is niet omgeven met de sfeer van
aristocratie, standing en gezag, zoals
de Franse. In Spanje leeft de wijn in
een boerse omgeving, het is een land-
bouwprodukt in die zin, zoals ook aard
appelen en bieten dat zijn.
De Spanjaard presenteert zijn wijn niet
als het voortbrengsel van een verheven
cultuur, waaraan de eeuwen ongemerkt
voorbij ziin gegaan. Hij is zich niet be
wust van de exclusiviteit van zijn dran
ken. En het is waarachtig niet voor
niets, dat de Fransen hun wijnen aan
de namen van kastelen verbinden, ook
al zijn dat dikwijls weinig meer dan uit
gegroeide boerenhoeven. Het kasteel,
sedert eeuwen verblijfplaats van de
adel ook al stroomt er nog maar
Vftr,
fjpf het nageslacht dan hij zeer ver-
'°edelijk deed in zijn gesprekken met
h?.s Cases en die deze neerlegde in zijn
u ^ende „Mémorial de Sainte-Hélène",
.aarvan de eerste uitgave verscheen in
J? Van Las Cases wist Napoleon na-
drommels goed, dat deze van
oï1 verblijf op Sint-Helena en van zijn
ingang aldaar met de keizerlijke bal-
fciJS te zjjner tijd een relaas het licht
doen zien. Voor wat Bertrand be-
vaJL Napoleon zou er geen vermoeden
lp1 hebben gehad, dat deze telkenma
al' ha de gesprekken te hooi en te gras,
wf1 haastte in het geheim al zijn uit
lossen woordelijk op schrift te stel-
1 Uit de inleiding, die Fleuriot de
eahgie heeft meegegeven aan het
ongepubliceerde gedeelte van de
Uahiers de Sainte-Hélène", blijkt
Varts, dat het voor deze historicus
uitstaat, dat Bertrand bovendien ook
gp dagboeknotities bijhield zonder eni-
w °pzet om ze voor publicatie aan te
ehden.
..Rest natuurlijk de vraag naar de
?biectieve> en subjectieve betrouw
baarheid van de dagboekhouder, en
?aarmede van de inhoud van het dag-
y°ek, minstens althans voor wat de
y'fiergave van het door Napoleon ge
sprokene betreft. Vóór Fleuriot de
rahgle had reeds Frédéric Masson
geProbeerd van de erfgenamen van
Pertrand voor publicatiedoeleinden
inzicht te krijgen van de dagboekste-
5°grafie. Volkomen tevergeefs, on
danks al zijn vasthoudende aandrang.
Yan Frédéric Masson stamt daarna
06 verklaring, dat Bertrands dagboek
"avait été rédigé trés tardivement
avec des erreurs de mémoires évi-
?®nts." Een verklaring, die men zou
yjoeten zien als een wraakneming en
waardeloos, daar zij een oordeel
'"hield over een niet gezien manu-
?Cript. Blijft, dat als waarborg voor
Se betrouwbaarheid van Bertrands
a8boeknotities moet gelden: de toon
Yan volkomen oprechtheid en de wer-
*eHjk Napoleontische stijl van de Na-
P?leon toegeschreven uitlatingen, zo
mede het feit, dat generaal Bertrand
,r niet de man naar was om te fan-
'aseren; e.e.a. versterkt met de om-
?tandigheid, dat zeer vermoedelijk de
??.tities niet eens met het oog op pu-
hcatie op schrift werden gesteld.
is in kort bestek uiteraard niet
twhlijk een enigermate uitputtend
ti-Pkbeeld te geven van alles, wat Na-
<jv e°n in het dagboek van Bertrand
een zeer gèvarieërde veelheid
onderwérpen veruit overwe-
"éhil in rain of meer rechtstreeks ver-
tplju „napoleontische" onderwerpen
Pie rde brengt. De interesse van de
®rse lezers, of zij al dan niet tot de
van het vervaarlijk historisch
*Wmeen béhoren zal ook geva-
erd zijn. Een grote plaats wordt van
zelfsprekend ingenomen door de grote
veldtochten en andere wapenfeiten. Van
zichzelf als „veroveraar" zegt hij, dat
de geschiedenis geen voorbeeld bevat
van een veroveraarscarrière van even
lange duur en hij voegt daar aan toe:
„Ik had moeten sterven in het Krem
lin. Ik bezat toen de grootste roem, de
grootste reputatie, die ooit bestaan
had. Ik was in alle grote hoofdsteden
van Europa geweest; ik had de hoogst
beschaafde volken overwonnen. Caesar
zou niet gereikt hebben tot mijn kouse
band. Sterven na Waterloo, dat tvas an
ders. Ik had toen de terugtocht uit Rus
land gemaakt, en, zoals Pradt zegt,
men had mij incognito zien arriveren j
aan een ambassade van Warschau.
Men kende mijn grenzen, en men moet
niet het eindpunt kunnen zien, waar
voor een veroveraar halt heeft moeten
houden; men moet vrij spel laten aan
de verbeelding. Hier zag men het eind
punt. Ik had dus moeten sterven in
Moskou. Het leger zou vervolgens zijn
teruggekeerd
Van de veldtocht in Spanje zegt hij:
„de grootste fout die ik heb gemaakt.
Hij vervolgt: „Ik werd tot deze veld
tocht gebracht door de gedachte, dat het
nodig was de Bourbons uit Spanje te
verjagen om zeker te zijn van de Fran
se troon. Ik hield ze voor machtiger dan
ze waren. Ik hield er daaromtrent ver
keerde denkbeelden op na. Het is eerst
na mijn ongelukken, dat ik er wel van
overtuigd ben, dat men in Frankrijk
van de Bourbons niets meer wilde we
ten en dat zij niet meer geducht hoef
den te worden-" Voor zijn broer Joseph,
die hij de Spanjaarden als koning had
toegewezen heeft de Napoleon van Ber
trands dagboek geen goed woord over
en hij herinnert eraan hoe hij hem eens
toevoegde, dat hij niet waard was om
de schoenriem los te maken van een
Masséna of een Lannes; dat hij met
eens opwoog tegen „de kapitein, die zich
daar voor mijn deur bevindt."
Zijn eigen finale débacle inspireerde
Napoleon echter tot deze zelfcritiek:
„Mijn ondergang is geweest, dat ik te
veel eerzucht had en een heetgebakerd
karakter (un caractère enflamme).
Ik ben de storm niet de baas kunnen
blijven." Maar ook op Sint Helena hield
Napoleon het er nog voor, dat hij alles
bij elkaar een „republikeins keizer"
was geweest. De censuur, de muilkor
ving van de pers de vervolging van de
oppositie waren het werk geweest van
Talleyrand en van Fouché. In januari
1819, wanneer hij vernomen heeft, dat
Talleyrand bij Lodewijk XVIII in onge
nade is gevallen, verklaart Napoleon
volgens het dagboek van Bertrand, dat
Talleyrand heeft gekregen, wat hij ver
diende. „Hij was het, die mij de affaire
van de hertog van Enghien had voorge
steld en het vermoorden van de Bour
bons. Met twee miljoen per hoofd zou
'Tin
Iïlburg krijgt volgende week een lielikopterverbin-
ding met Eindhoven en Brussel. Het is een nieuwe
lijn van de Sabena, die een helihaven opent in
het Leijpark, het terrein van de tentoonstelling „Hart
van Brabant". De verbinding is echter maar van tijde
lijke aard: ze wordt alleen onderhouden tijdens de
tentoonstelling en dan nog maar één keer per week.
's Zaterdags om 11.30 uur vliegt een Sikorsky 58 van
Eindhoven naar Tilburg aankomst 11.45 u.) en's zondags
avonds om half zeven gaat het toestel via Eindhoven
terug naar Brussel. Men verwacht in Tilburg niet, dat
het aantal tentoonstellingsbezoekers door deze verbinding
noemenswaardig zal stijgen: de Si
korsky's vervoeren maximaal 12 per
sonen. Ook voor de Sabena is de
vlucht niet winstgevend: zelfs als de
toestellen vol zijn wordt er ruim
schoots op toegelegd. Het gaat in dit
geval dan ook niet zo zeer om de
verbindingsvluchten, maar om de
rondvluchten die het toestel tijdens
het weekeinde zal maken. Weliswaar
wordt ook daarmee geen directe winst
gemaakt, noch door de Sabena, noch
ook door het reisbureau Wassing, dat
het initiatief heeft genomen, maar de
stunt is ook wat waard. De passagiers
zullen straks twaalf minuten lang
kunnen genieten van het panorama
van oud-Tilburg: een zee van lage daken, met daartussen
de fabrieksschoorstenen en de kerktorens; van het nieuwe
Tilburg in aanbouw; van het feestgewoel op het ten
toonstellingsterrein in miniatuur en van het zomerse,
midden-Brabantse landschap in vogelvlucht. Dat alles
voor de somma van f 12.50. Volgens de Sabena kost
één uur vliegen ruim f 750. Als men het toestel vol
heeft, speelt men dus precies quitte. Maar daarmee heeft
men dus heel het weekend gratis een Sabena-helikopter
boven een grote volksmenigte
5?J
I e Belgische helikopters zijn in het Nederlandse
luchtruim intussen geen onbekende vogels meer:
sinds 1953 vliegen ze op Rotterdam, dat op het
ogenblik drie maal daags een verbinding met Brussel
heeft, en op Maastricht, waar op het traject Bonn-
Keulen-Brussel drie keer geland wordt: tweemaal op de
thuisreis en éénmaal op de heenreis. Sinds 1955 vliegt
de Sabena ook op Eindhoven. Deze stad wordt thans
zes keer per dag aangedaan: de Sabena maakt drie
vluchten Brussel-Eindhoven-Duisburg-Dortmund v.v.
Al dit helikopterverkeer is onrendabel: de hoge aan
schaf en bedrijfskosten van de toestellen en de geringe
capaciteit maximaal 12 passagiers hebben tot onver
mijdelijk gevolg, dat de passageprijzen hoogstens 55 pet.
van de kosten dekken. Een retour Eindhoven-Brussel
kost f 40. In het gunstigste geval wordt op dit traject
dus 12 x f 40 f 480 geïncasseerd, terwijl de retour
vlucht twee maal 35 minuten, de maatschappij ongeveer
f 400 méér kost. Het geheim van deze manier van
zaken doen schuilt in het feit. dat
75 pet. van de passagiers met de
Sabena verder vliegt op de grote
lijnen, die wél renderen. Daardoor
worden de verliezen ruimschoots ge
compenseerd.
De belangstelling voor de helikop
terverbindingen neemt nog steeds toe.
In Eindhoven gingen in 1958 2339 pas
sagiers aan boord; 1746 stapten er uit
en 3698 passeerden als transitopassa
gier. In het eerste halfjaar van 1959
waren deze cijfers resp. 1289, 840 en
596. De belangstelling in Duitsland -
die in het Expo-jaar zeer hoog was -
is dus wel sterk gedaald, maar het aan-
tal Eindhovense passagiers is gestegen.
et zijn niet alleen Eindhovenaren die van de heli-
kopterdienst gebruik maken: ook Tilburg, Helmond
en Weert leveren passagiers. 50 pet. van het
Brabantse potentieel zit echter jn Eindhoven en de
Sabena is dan ook bepaald niet van plan, Tilburg blijvend
in een of andere dienst op te nemen. Er zijn wel uit
breidingsplannen, maar hoe de dienst straks wordt moet
nog worden bekeken in verband met de Air-Union,
die op 1 april 1960 in werking treedt. Het schijnt dat
Arnhem er wel in geïnteresseerd is.
De Sabena verwacht niet, dat het helikopterverkeer
in de naaste toekomst goedkoper en op zichzelf rendabel
zal kunnen worden. Als de toestellen verder geper
fectioneerd worden, wordt het zelfs nog duurder. Enig
perspectief biedt de Fairy-rotodyneeen Engels toestel,
waarvan een prototype onlangs met 62 passagiers binnen
58 minuten van Brussel naar Parijs is gevlogen. Maar
dit type zal pas in 1963 op de markt komen.
l'9
weinig blauw bloed in de aderen van de
vignerons is tevens het waarmerk
van de romantiek. Daar horen zilveren
kandelabers bij en het diffuse licht van
brandende kaarsen: kristal is er bij no
dig, damast en ruisende kleren. Met
vrucht heeft Frankrijk geappelleerd
aan het snobisme.
Zo niet in Spanje. Daar drinkt men
wijn, omdat men dorst heeft. De Spaan
se wijn vraagt niet om een flonkerende
karaf, waarin het kaarslicht een mys
terieus ballet uitvoert. De Iberische
wijn leeft nog in de sfeer van de tin
nen kroes zonder meer en vraagt als
enige entourage wat schaduw en een
homp brood. En Van Duinkerken, die
ooit dichtte „Het kan me niet schelen
waar het water bliift, als het makr niet
verdrinkt in de wijn", zou een schrale
dood sterven bil het simpele aanschou
wen van miljoenen Spanjaarden; die
niet alleen het water in de wijn, maar
zelfs de wijn in het water verdrinken.
Voor ieder, die heeft gezworven in
de contreien tussen Dijon en Macon
of langs de Gironde en in de honder
den onderaardse paleizen van Bac
chus met huiver, eerbied en genot de
hevel heeft zien dalen in het fust en
later de zilveren tastevin aan zijn
lippen heeft gezet, zyn de Spanjaar
den drinkende barbaren. Eigénlijk
drinken zij niet, zij gieten de drank
naar binnen. De Porron, grof gebla
zen glazen imitatie van de drink
hoorn, is bun heilig. Uit de spitse tuit
gieten zij een dunne, krachtige straal
in hun mond, soms van armlengte af
stand. Het is een kunst goed uit de
porron te kunnen drinken.
Al onze pogingen om die kunst mach
tig te worden, zijn uitgelopen op een da
nig met wijnvlekken besmeurd hemd,
kortom op een belachelijke vertoning.
Wij zijn de primitieve staat van de
drinkhoorn dan ook al geruime tijd fe
boven. Maar er klinkt een behoorlijke
dosis ressentiment doör in die bewering.
Maar drinkgewoonten, tradities, ro
mantiek en kristal of tin, doeu weinig
af aan de, essentie r an de wijn en die
is in Spanje even levend als 'waar ook
ter wereld. Indien de wijn een leven en
een ziel heeft als een mens (het Is im
mers bon ton in de wereld van de wijn
in profanaties te spreken), dan is de
Spaanse wijn als de Spanjaard; onaf
hankelijk, trots, hartelijk, gastvrij, be
trekkelijk fantasieloos, maar vol durf
en moed. De Spaanse primitiviteit en
ongekunsteldheid vindt men terug in
de wijn. Men kan er de bijna korrelige
dorheid van het zonverdroogde land in
proeven, maar ook de vruchtbaarheid
van Villafranca en de hartstocht en
zinnelijkheid van Andalusië. In de don-
kere klank van de naam Logrono
schuilt een analogie met de Rioja, zoals
de naam Prlorato trots en individuali
teit verraadt.
lUs- 'j }s
jUl-MM
Napoleon per schip op weg naar St.-Helena.
men het gedaan krijgen. Maar dat
maakte geen deel uit van mijn politiek
en bovendien verachtte ik ze te zeer".
Niettemin oordeelde Napoleon de dood
van de hertog van Enghien nuttig en
noodzakelijk en verklaarde hij te gelo
ven, dat er werkelijk een hem naar het
leven staand complot was gesmeed.
Zeer geanimeerd en geamuseerd zelfs
is Napoleon daarentegen, wanneer hij
de herinneringen ophaalt aan zijn suc
cessen van jong artilleur te Toulon, het
begin van zijn carrière. En met verve
vertelt hij over de episode van 18-Bru-
maire, de benoeming van de drie con
suls en hoe hij zichzelf tot hun „eerste"
promoveerde. Hij voert daarbij ook de
vermaarde abbé Siêyès ten tonele en
van zichzelf tekent hij op dat tijdstip het
volgende portret. „Ik was zevenentwin
tig jaar oud, had een hoofd vol actie
(une tête active), kant en klare ideeën
over alles, en, wat noodzakelijk is om
een wil te hebben en karakter, ik kon
twaalf uur werken zonder me te ver
moeien, ik gevoelde geen behoefte om
te eten en hij, Siéyès had het nodig
te gaan dineren". De raad van vijf
honderd is door Murat „een schone
man, bedekt met verguldsels" uit-
eengegooid. „Toen de drie consuls wa
ren benoemd," aldus Napoleon, „zeide
Siéyès: Kiest een president. Dat
neem ik op me zei ik, terwijl ik me
in de fauteuil zette." En hij rapporteert
even verder deze woorden van Siéyès
tot de twee andere consuls: „Mijne he
ren, gij hebt een meester en dat is ge
lukkig". „Hij was als een orakel",
merkt Napoleon op van Siévès „dat het
goed is te raadplegen; hij vergist ziqh
acht keer van de negen, maar één keer
heeft hij gelijk en dat is genoeg om het
te moeten raadplegen."
Bij deze enkele gedetailleerde uit-;
treksels uit het laatst gepubliceerde ge
deelte van „Les Cahiers de Saint-Hélè-
ne" moeten wij het laten. Er zij nog op
gemerkt, dat deze gesprekken met Na
poleon een nieuw en vaak intiem of pi
kant licht werpen op een veelheid van
andere punten, zoals zijn verhoudingen
met Joséphine, zijn eerste gemalin en
met Marie-Louise, zijn tweede, zijn
contacten met Tsaar Alexander en met
de Oostenrijkse keizer en, om op een
ander terrein over te gaan. met b.v.
Mme. de Stael. Men verneemt er oor
delen in, geïnspireerd door de lectuur,
waarmede de balling zich onledig
hield; zo over Tacitus: §een goed his
torie-schrijver, omdat hij niet „ver
klaart", maar wel een groot schilder
en colorist. Men kan er in vinden, dat
Napoleon, niettegenstaande zijn christe-
lijk afsterven, in wezen toch wel agnos-
ticist was gebleven en naar een „syn
cretisme" van diverse godsdiensten
overhelde.
Niet alles in het lijvig boek zal ieder
een in gelijke mate boeien en de nuch-
terling zal wellicht vinden, dat de Ge-
geschiedenis tot op onze dagen ongetwij.
stilgestaan, maar daarna, en vooral
ook in onze dagen, enorm veel stof
heeft doen opwaaien, het Napoleon
tisch „epos" onder lagen van dit stof
aanmerkelijk heeft doen verdoffen.
Wat niet wegneemt, dat zonder Napo
leon en diens „faits et gestes" ook de
geschiedenis tot op onze dagen ongetwij
feld wel enigszins andere wegen zou
zun gegaan. Kennis te nemen van nieuw
materiaal ter vollediger en juister be
grip van de beslissende periode, zoals
door de „Cahiers" wordt geboden, is dan
ook niet slechts voor de beroepshisto
ricus een belangwekkende bezigheid.
Een merkwaardige trek is, juist in dit
licht gezien en men kan het natuur
lijk nakaarten noemen hoe Napoleon
in de hier weergegeven gesprekken,
herhaaldelijk geobsedeerd blijkt door
de vraag, hoe het hem en zijn onderne
men zou zijn vergaan, indien hij deze
of gene „fait" of „geste" achterwege
had gelaten of anders had ingericht.
Had hij andere Geschiedenis kunnen
maken, dan hij deed?
1) 500 pagina's groot formaat, prijs
1975 francs; bij Albin Michel, waar
heen de uitgave der „Cahiers" is over
gegaan en die binnenkort de drie delen
verenigd in een band zal doen verschij
nen.
Het zeer praktische boekje over de
rubrieken van missaal en brevier, sa
mengesteld door P. Paulinus en voltooid
door pater dr. Hubertus OFM. Cp. (een
uitgave van Romen Zonen te Roer
mond in de serie „Romen's Compendia)
is door het Algemeen Decreet over de
vereenvoudiging der rubrieken (1955)
voor een zeer groot deel achterhaald.
Een nieuwe uitgave daarvan zou daar
om niet verantwoord zijn. Om toch aan
de behoefte van een dergelijk werkje
tegemoet te komen heeft p. dr. Huber
tus de Nederlandse vertaling verzorgd
van een boekje, dat de Duitse Redemp
torist J. Pfab verleden jaar heeft sa
mengesteld. Dit werkje voldoet uitste
kend. Aan priesters en seminaristen
bewijst het goede diensten, daar het
een duidelijk-overzichtelijke samenvat
ting geeft van alle rubrieken, zoals
ze nu moeten worden onderhouden.
Waar nodig, heeft de vertaler het aange
vuld of bewerkt voor het Nederlandse
taalgebied. Het boekje is uitgegeven in
het handzame formaat van Romen's
Compendia. Zeer aanbevolen. L.1
e wijnbouw neemt in het totaal
van de Spaanse landbouw een
uitermate belangrijke plaats in.
Na de granen en de olijven komt de
wijn, wat betreft de oppervlakte land
bouwgrond die door wijngaarden in be
slag wordt genomen. De opbrengst per
jaar beloopt rond de zes miljard pese
ta's. Een zeer belangrijk deel verdwijnt
in de binnenlandse consumptie, die per
hoofd van de bevolking de grootste is
van West-Europa. In een land, waar
drinkwater even schaars is als het geld,
is de wijn de enige bron om de eeuwi
ge dorst te lessen. Bovendien is de wijn
goedkoop. Ondanks aile prijsstijgingen
van de laatste t-wee jaar staat de witte
wijn nog steeds op v ier peseta's per li
ter. Dat zal er wel de oorzaak van zijn
dat in waterarme perioden Spaanse met
selaars hun mortel met wijn aan moe
ten maken'.
In het kader van de noodzaak tot eco
nomische expansie isin Spanje een
campagne gaande om het WJjnverbruik
in binnen- en butemand op te voerèn.
Het moet gezegd, dat de Spaanse re-
eiamemiddeien pover zijn. Niet die van
de champagnefabrieken. Na hun be
trekkelijk succes voor de Londense
rechtbank Old Bailey, waarbij voor En
geland althans werd toegestaan, dat
ook het Spaanse produkt de naam
Champagne voert, hebben, zij een zeer
effectieve reclame gevoerd, die op peil
stond. In een spreekwoordelijk gebrék
aan fantasie is bet „Leitmotiv" voor de
wijncampagne niet de streling van
smaak en zinnen, maar de medische
indicatie, de wijn als voedingsmiddel,
als stimulator van eetlust en spijsver
tering.
Het Spaanse toonaangevende dagblad
La Vanguardia heeit in het kader van
de nationale wijncampagne zelfs be
roemde urologen, zoals professor Sa*
vador Gil Vernet, gastro-enterlogen, zo
ais prof. Francisco Gallart Monés e,.
de'hoogleraar aan de medische facul
teit van Barcelona, dr. Pedro Pons on
dervraagd over de al dan niet heilzame
gevolgen van het gebruik van wijn.
Welnu, dit illustere gezelschap is
unaniem van oordeel dat de wijn in
Spanje het meest economische voe
dingsmiddel is. Wijn is eten en drin
ken tegelijk en levert meer calorieën
per peseta dan enig ander voedings
middel. De w-ijn bevat suikers en gist-
stofien die op onnavolgbare wijze ten
goede komen aan de voeding en de
spijsvertering. De medici bevelen de
wijn aan voor ieder gezond mens en
voor de meeste zieken, behalve wan
neer de medicus anders oordeelt.
Maar dat komt zelden voor. Wijn kan
men daarom even goed tot zich ne
men als alle anüez'e voedingsmidde
len, die alle schadelijk kunnen zijn,
wanneer men er nusormk van maast.
De beste Ujd om wijn te drinken is
tijdens de maaltijden. De slechtste tijd
evenwei 's morgens bij het ontbijt. De
afschuwelijke gewoonte van veei Span
jaarden om in alle vroegte wijn met
brandewijn te drinken „Carajilio"
noemen ze dat heeft onnoemelijk
veel leverziekten veroorzaakt. Mam
wijn bij het middag- en avondmaal is
uitermate gezond, mits hij genoten
wordt met mate en evenredigmet de
hoeveelheid voedsel die men tot zich
neemt. Het is bepaald slecht veel wijn
te drinken bij weinig eten. De medici
gaan verder: wjjn bevat geen stoften
die schadelijk zijn voor het organisme.
Daarenboven is de Spaanse wijn van
medisch standpunt bezien beter dan
die van andere landen. Hij doet de nie
ren geen kwaad en waar men vroeger
aannam dat alle lever cirrhosis een al
coholisch verleden had, heeft men thans
deze ziekte evenzeer aangetroffen bij
mensen die nooit iets anders dan wa
ter hadden gedronken.
Van de wijngaard komt de gezond
heid voor lichaam en ziel." Het leven
is er voor ons na deze uitspraak be
paald eenvoudiger op geworden!
(NADRUK VERBÓDEN)