Nij
E;
meegse universiteit streeft naar
tandheelkundige opleiding
Ook Rotterdam
eigen tandartsopleiding
doet een gooi naar
DE
Zij
n
PASTOOR VAN ARS
leven, werken en preken
ITALIAANS schooljaar:
maar 200 halve dagen
'Helft der Italianen leest nooit iets
Van boeken
en schrijvers
DE EILANDER
TE WEINIG TANDARTSEN IN NEDERLAND
Ég
V B
Suzie Wong's wereld
PLAN-FANFANI VOOR MEER SCHOLEN
RESA-HILVERSUM
ZATERDAG 1 AUGUSTUS 1959
v* •'Al
(iiiiiiimiiifitiiiiiiiiitiiiuiHiiiiiiiiHiiiiiiiiinimiiiiiiinniiiin
UW LAATSTE KANS
1 door 1
KLAAS TOXOPEUS I
(Van een onzer redacteuren)
bestaan plannen om aan de me
dische faculteit van de r.-k. Uni
versiteit te Nijmegen een tand
heelkundige afdeling te verbinden; het
bestuur van de St.-Iladboudstichting
streeft althans in deze richting. Men
kan dit streven beschouwen als een be
hoefte om de universiteit te complete
ren en haar actieradius zodanig te ver
groten, dat geen enkel terrein van we
tenschap buiten haar gezichtskring
valt. Men kan echter ook uitgaan van
de noodzaak om de opleidingsmogelijk
heden voor a.s. tandartsen te vergroten
en \an de mogelijkheden, die Nijmegen
hiertoe zou kunnen bieden. Wellicht
spelen beide overwegingen mee in dit
streven en is genoemde noodzaak ge
zien als welkome aanleiding om de ge
wenste completering een stapje dichter
bij de verwezenlijking te brengen.
Hoe het ook zij, de noodzaak is evi
dent. Alle belanghebbenden zijn het er
over eens, dat het aantal tandartsen
moet worden uitgebreid. Ook de Ne
derlandse Maatschappij tot Bevorde
ring der Tandheelkunde die overi
gens een voorzichtige houding aanneemt
is op haar laatste congres (juni 1959)
tot de conclusie gekomen, dat ..het aan
tal tandartsen zonder gevaar kan" wor
den uitgebreid door de mogelijkheid te
scheppen, meer studenten te kunnen
opleiden door tenminste aan één uni
versiteit, zo mogelijk aan twee naast
de bestaande een tandheelkundige
opleiding in te stellen."
Een statistiek van de Fédération
Dentaire Internationale (1955) wijst uit.
dat de tandartsdichtheid in Nederland-
ongunstig afsteekt tegen die in vele an
dere Europese landen. Telt Nederland
214 tandartsen per miljoen inwoners, in
West-Duitsland zijn het er 625, in Zwe
den 480, in Engeland 300 en zelfs in Ita
lië 244. Men kan zich 'overigens niet
alleen op deze cijfers verlaten om het
Nederlandse tekort aan te tonen; het
zou kunnen zijn, dat in genoemde ande
re landen een teveel aan tandartsen be
staat. Maar het is wel een algemeen er
kend feit, dat de stijging, van het aan
tal tandartsen in Nederland vooral na
de oorlog geen gelijke tred gehouden
heeft met de toeneming van de vraag
naar tandheelkundige hulp, het laatste
voornamelijk dank zij de ontwikkeling
van het ziekenfondsstelsel en de stijgen
de welvaart.
Intussen is het juist de ontwikke
ling van de ziekenfondsen, die de
Maatschappij voor Tandheelkunde tot
voorzichtigheid stemt; op genoemd
congres is de toenemende vraag naar
tandheelkundige hulp „stellig voor
een deel kunstmatig" genoemd. Ach
ter deze uitlating kan de vrees be
speurd worden, dat de ziekenfondsen
hun tandheelkundige verstrekkingen
zullen beperken, waardopr de vraag
sterk zal afnemen. Het laatste mag
echter betwijfeld worden; het moet
zeer onwaarschijnlijk genoemd wor
den, dat een sociale verworvenheid
als' het verstrekkingenpakket aan
zienlijk aangetast zal worden.
Men zal trouwens bij het antwoord
op de vraag of er een tekort aan tand
artsen bestaat, niet alleen mogen uit
gaan van de reële vraag naar tandheel
kundige hulp, maar ook de behoefte
hoe moeilijk ook te bepalen in het
geding moeten brengen. De mondver-
zorging laat bij de Nederlandse bevol
king nog veel te wensen over en aan
de preventie wordt nog te weinig aan
dacht besteed.
„Wanneer er bij de betrokken instan
ties eenmaal een communis opinio be
staat met betrekking tot de gedragslijn,
die ten opzichte van de sociale tandheel
kunde zal worden gevolgd, zal het niet
moeilijk zjjn, de uitspraak algemeen
aanvaardbaar te doen zijn, dat cr in
ons land sprake is van een zeer ernstig
tandartsentekort, dat vermoedelijk in
nog geen twintig jaar zal kunnen wor
den ingelopen." schreef dr. J. Godefroy
in het Tandartêenblad van augustus
1958.
Nijmegen is niet de enige universi
teit, die aan een tandheelkundige afde
ling denkt. Ook in Amsterdam wordt in
deze richting gedacht. En zelfs in Rot
terdam, dat (nog) geen universiteit
heeft, wordt de noodzaak van een tand
heelkundige opleiding tér plaatse ge
voeld. In december 1958 is een Uitvoe
rige nota verschenen, waarin de com
missie, die de stichting van een Rotter
damse universiteit voorstaat, o.a. pleit
voor een tandheelkundige afdeling.
In deze nota wordt de tandartsdicht
heid in Engeland, Waar eveneens een
tekort bestaat, voor ons land als mini
mum gesteld: 300 per miljoen inwo
ners. Om dit streefgetal in 1970 te be
reiken, zal het Nederlandse tandartsen
corps van 2400 tot 3800 moeten groeien.
Rekening houdend bovendien met de
vervanging wegens overlijden e.d. en
met een geraamd studierendement van
75 pet, zullen zich in de komende ja
ren 320 eerstejaarsstudenten per jaar
moeten aanmelden.
De huidige opnamecapaciteit van de
tandheelkundige afdelingen in Utrecht
en Groningen bedraagt volgens de
cómmissie, waarin ook hoogleraren van
beide genoemde universiteiten zitting
hadden slechts 145 en zal na de uit
breiding van de tandheelkundige afde
ling te Groningen slechts stijgen tot 176
eerstejaars. Uit onderwijskundige over
wegingen meent de commissie, dat het
aantal eerstejaars per tandheelkundige
afdeling niet groter mag zijn dan 85 k
90. hetgeen impliceert, dat verdere uit
breiding van de tandheelkundige oplei
ding gevonden moet worden buiten de
twee bestaande afdelingen. Men acht
het zelfs nodig, twee volledig nieuwe in
stituten te stichten, waarvan er dan één
in Rotterdam zou moeten komen.
Volgens een recente publicatie van
het Centraal Bureau voor de Statistiek
is in J959 het aantal eerstejaarsstuden
ten aan de universiteiten met 10 pet ge
stegen; de hoogste stijging werd ge
constateerd in de studierichting tand-
h 'Ikunde: 35 pet; in Utrecht en Gro
ningen samen steeg dit jaar het aantal
tandheelkundige eerstejaars van 105 tot
142. Waarschijnlijk is de stijgende t be
langstelling te verklaren uit het feit,
dat het ministerie van O. K, en W. met
ingang van het laatste studiejaar een
deel van de extra studiekosten gesub
sidieerd heeft.
Katholieke achterstand
met B-diploma opbrengen, leveren zjj
nauwelijks 15 pet van de tandheelkun
dige studenten. Uit de provincies Gro
ningen en Utrecht daarentegen komen
relatief meer tandheelkundige studen
ten dan op grond van hun percentage
abituriënten verwacht zou mogen wor
den. De geografische aantrekkings
kracht van een universiteit speelt dus
ook in deze studierichting een rol.
Wanneer men nagaat, dat meer
dan 50 pot van de Nijmeegse studen
ten uit Brabant en Limburg komt, is
rie verwachting gewettigd, dat een
tandheelkundige opleiding te Nijmegen
vooral 'ook uit de zuidelijke provin
cies studenten za! aantrekken. Hier
bij moet ook rekening gehouden wor
den met de sterke groei van het
V.H.M.O. in het zuiden, waarvan de
gevolgen over enige jaren ook merk
baar zullen zijn in een stijgende be
langstelling voor hoger onderwijs.
Het Instituut voor Arbeidsvraagstuk
ken van de Katholieke Economische
Hogeschool te, Tilburg heeft enige
maanden geleden een rapport uitge
bracht over de spreiding van het ka
tholiek hoger onderwijs in het zuiden
des lands, waarin wordt uitgesproken,
dat omstreeks 1980 per jaar 1500 a 1750
eerstejaarsstudenten uit liét zuiden ver
wacht kunnen worden. Zelfs wanneer
van dit aantal slechts 2 pet tandheel
kunde gaat studeren welk percenta
ge in de afgelopen jaren gold zal Nij
megen op voldoende studenten kunnen
rekenen. Wanneer men er echter van
uitgaat, dat het aantal tandartsen in
de komende jaren aanzienlijk moet stij
gen, zal ook het percentage onder de
eerstejaarsstudenten, dat tandheelkun
de gaat studeren, hoger moeten wor
den.
Voér de stichting van een tandheel
kundige afdeling is het echter niet
voldoende, dat cr genoeg studenten
aangetrokken kunnen worden. De kli
nieken moeten ook over voldoende
patiënten kunnen beschikken. Het is
bijzonder moeilijk, hierover een prog
nose te maken. Wel kan echter wor
den vastgesteld, dat liet agglomeraat
Nijmegen groot genoeg is en door
de te verwachten ontwikkeling nog
aanzienlijk groter zal worden om
een zodanig aantal patiënten te leve
ren, dat de klinieken voldoende bezet
zullen zijn om aan de e'sen van het
onderwijs te voldoen.
Zelfs indien uit de relatief geringe
tandartsdiclitlieid in het gebied rond
Nijmegen (beneden het landelijk ge
middelde) afgeleid zou mogen worden,
dat de bevolking er minder „dental-
minded" is, behoeft geen tekort aan
patiënten gefreesd te, worden. De stich
ting van een tandheelkundige afdeling
kan alleen maar stimulerend werken,
ook omdat op de duur verwacht mag
worden, dat de tandartsdiclitlieid rond
Nijmegen hierdoor zal toenemen. Het
laatste is op zichzelf reeds een klem
mend argument, dat het Nijmeegse
streven ondersteunt.
IA sommige plaatsen in Italië worden dc kinderen niet een speciale bus naar
school gebracht.
Bij de Zuid-Hollanase Uitgeversmaat
schappij Ad. M. C. Stok te Den Haag
is van Richard Mason in een verdien
stelijke vertaling van Hans de Vries
een lijvige roman verschenen, die zich
geheel afspeelt in een Chinees hotel
van bedenkelijke reputatie. Robert Lo-
max zegt het planterleven vaarwel en
gaat zich vestigen in Hongkong om
zich in de schilderkunst te bekwamen.
Hij neemt zijn intrek in hotel Nam Kok.
waar hij tussen de meisjes verzeild
raakt, die daar hun brood verdienen.
Een daarvan had hij reeds eerder ont
moet. Haar lot trekt hij zich aan en
na heel wat strubbelingen trouwt hij
Suzie Wong. Het gegeven is niet nieuw.
Maar wat is de zin van een dergelijk
boek, dat gewoon vervelend wordt door
de voortdurende herhaling van steeds
hetzelfde. Waarschijnlijk heeft de
auteur zijn weerzin tegen de decadente
Westerse beschaving willen luchten en
daarom legt hij zoveel nadruk op het
„ondanks alles "zo natuurlijke, zuivere
en naïeve matrozen-meisje". Érg over
tuigend kunnen wij zijn betoog niet vin
den. Bovendien geeft hij zelf van der
mate immorele levensopvattingen blijk,
dat wij een goede opzet van dit boek
niet kunnen aanvaarden. Hij gaat zich
weliswaar niet te buiten aan pornogra
fische details, maar de totale sfeer van
het boek miskent zozeer alle normen
van behoorlijkheid, dat wij het lezen er
van moeten ontraden. Er spreekt uit
dit boek een ongezonde sentimenta
liteit, die afstotend werkt. De schyder
Lomax is als mens* volkomen onaan
vaardbaar. Wie „De wereld van Suzie
Wong" ongelezen laat, bespaart zich een
flinke dosis ergernis.
v. W.
Ter gelegenheid van het eeuwfeest
van het overlijden van de heilige pas
toor van Ars, dat dit jaar gevierd
wordt, heeft de bisschop van Belley
in welk diocees Ars gelegen is mgr.
R. Fourrey. een boek toegevoegd aan
de reeds indrukwekkende bibliotheek
van werken, die aan het leven van de
ze heilige zijn gewijd (x). De aanvanke
lijke indruk, dat mgr. Fourrey hier
mee een overbodigheid gepleegd heeft,
wordt reeds na het lezen van de eerste
bladzijden ontzonuwd, wanneer men
constateert, dat de schrijver oprecht en
met succes gepoogd heeft een nuchter
feitenrelaas te geven. Hij laat de lezer
weliswaar geen moment in het onzeke
re over zijn grote bewondering voor de
persoon en het leven van de heilige,
maar baseert deze uitsluitend op his
torische gegevens en getuigenissen,
o.m. uit het heiligverklaringsproces.
Mgr. Fourrey heeft daarbij kunncii be
schikken over de archieven van het
bisdom, waaruit hij ook een aantal nog
niet eerder gepubliceerde bijzonderhe
den heeft opgediept.
De schrijver volgt in zijn boek niet
in chronologische volgorde de levens
bijzonderheden van de pastoor van Ars.
Zijn geboorte, jeugdjaren en opleiding
laat hij vrijwel onbesproken en de won
derbare gebeurtenissen, die dit leven
hebben begeleid, tipt hij slechts ter
loops even aan. Daarentegen staat
mgr. Fourrey lang stil bij enige bijzon
dere aspecten van dit Heiligenleven,
zoals de pastoor van Ars als biecht
vader en als predikant.
in de laatste hoedanigheid heeft de
heilige pastoor een merkwaardige
faam verworven. Hij mocht geen aan
spraak maken op welsprekendheid en
de uitgeschreven preken, die bewaard
gebleven zijn, getuigen niet van een
opzienbarende oorspronkelijkheid van
denken; men heeft cr zelfs weinig
moeite mee om hele passages die de
pastoor eenvoudig uit preekboeken
overnam, als zodanig te herkennen.
Desondanks wist hij vaak zijn gehoor
treffend aan te spreken. De
pastoor van Ars bediende zich niet
van abstracte taal en ingewikkelde uit
drukkingen. Hij ontleende zijn beelden
aan het dagelijks leven en bij voorkeur
aan plaatselijke situaties, waardoor
zijn lessen aan duidelijkheid niets te
wensen overlieten. Tiendu'zenden
vreemdelingen onder wie zelfs
een redenaar als Lacordaire hebben
in de loop der jaren zijn preken en da
gelijkse catechismuslcssen in het kerk
je van Ars gehoord.
zijn kapelaan is in vele boeken beschre
ven als uiterst onaangenaam. Ook mgr.
Fourrey laat er geen twijfel over be
staan, dat monsieur Raymond getracht
heeft te domineren, geërgerd door de
onzakelijke instelling van zijn pastoor.
Maar de schrijver stelt er enige onuit
gegeven brieven tegenover, waaruit
een mild oordeel - an de pastoor over
zijn helper blijkt. „Want ik verzeker u,
dat hij ontzaglijk veel goed doet. Hij
is vol ijver", schreef de pastoor aan
zijn bisschop. En hij voégde er de vrij
moedige waarschuwing aan toe, dat
wanneer kapelaan Raymond zou wor
den overgeplaatst, er spoedig geen en
kele pelgrim meer naar Ars zou ko
men.
Uit de beschrijving van mgr. Four
rey rijst de pastoor van Ars op als een
man, die zeker geen groot geleerde of
een diepzinnig denker is geweest, maar
evenmin als de alleen maar naïeve
dorpspastoor, zoals anderen herd heb
ben uitgetekend. Hij bezat een helder
heid en spitsheid van geest, een scherp
verstand en een zeer sterke zin voor
humor. Groter echter was zijn nederig
heid en het besef van zijn nietswaar
digheid heeft hem nooit veriaten. In
het laatste vindt men wellicht zijn be
hoefte terug aan zelfkastijding en ver
gaande versterving, waarvan de schrij
ver uitvoerig verhaalt om de lezer
oen blik te gunnen in liet innerlijk le
ven van de pastoor, door wiens toe
doen Ars de biechtstoel van Frankrijk
werd en die voor tienduizenden de
wijze raadsman is geweest.
Het bijzonder fraai uitgegeven ioek
bevat een groot aantal prachtige fo
to's met verklaringen van Jean Servel
O.M.I. en René Perrin, waarin tal van
gedetailleerde levensbijzonderheden
zijn verwerkt. Het geheel is daardoor
een waardevolle leidraad geworden
voor hen, die zich als mensen van
de 20e eeuw willen verdiepen in het
leven van een der meest merkwaard!
De verhouding van de pastoor tot ge heiligen, dat zich in het rationa-
Wanneer eenmaal is vastgesteld, dat
cr een tekort- aan tandartsen is en dat
de uitbreiding van de opleidingsmoge
lijkheden buiten Utrecht en Groningen
gevonden moeten worden, lijkt het stre
ven van Nijmegen niet zonder betekenis.
Op de eerste plaats kan worden vast
gesteld, dat nauwelijks 20 pet van dc
praktiserende tandartsen katholiek is,
m.a.w. dat er uit katholieke kring rela
tief minder studenten de tandheelkun
dige richting kiezen dan uit andere be
volkingskringen.
Dit blijkt ook wanneer men de her
komst nagaat van de tandheelkundige
studenten in Utrecht en Groningen:'het
procentuele aandeel van Noord-Bra
bant en Limburg blijft ten achter bij
dat van de andere provincies. Hoewel
beide zuidelijke provincies samen bijna
18 pet van de mannelijke abituriënten
Advertentie
Afgewezen candidaten die toch nog het
verlangde diploma willen halen doen
verstandig een prospectus te vragen b\j
(Bekende Schriftelijke Cursus)
H.B.S. - Gymnasium - Mulo A en B
listische Frankrijk van
heeft afgespeeld.
de 19e eeuw
Aardrijkskundeles op een lagere school in Italië.
nïlllllllllllllllllNlllllllllllllllllllllllllllltllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll^
Op de preekstoel
Zoals reeds gememoreerd, heeft de
pastoor van Ars een groot aantal van
zijn preken nagelaten. Josse Alzin
heeft hiervan thans een bloemlezing sa
mengesteld (xx). In zijn inleiding zegt
de samensteller, dat de preken een
beetje stuntelig zijn, maar echt; ge
moedelijk, maar onnavolgbaar. Hij be
rekent, dat de pastoor van Ars meer
dan twaalfduizend maal heeft gepreekt.
Er zijn 100 a 150 geschreven teksten
bewaaud gebleven.
De pastoor van Ars putte voor zijn
preken uit zijn hoeken met homilieën ROMAN VAN DE LOKKENDE ZEE
en feestpredikaties, catechismussen, dc
Bijbel, het theologisch woordenboek en
een boek met heiligenlevens, welke
passages hij aanvulde met eigen beel
den en praktische toepassingen. Re
gelmatig stuit men op preken tegen de
drievoudige zonde van Ars: zondags-
ontheiliging, genotzucht en godsdien
stige onwetendheid.
De actuele waarde van de nagelaten,
preken is niet bijzonder groot. f)e ver
zameling is echter interessant voor hen
die dieper willen doordringen in het
leven van de heilige en in de sleer van
het dorp Ars, waarvan de vicaris-ge
neraal van Lyon bij de benoeming van
Jean-Baptiste Marie Vianney tot pas
toor zei „Ik stuur u naar een klein
dorpje, dat slecht genoeg is om er iets
goeds van te maken".
N. S.
(x) De pastoor van Ars door mgr. R.
Fourrey, bisschop van Belley. met een
voorwoord van kardinaal Gerlier, aarts*
bisschop van Lyon, en een levensbe
schrijving in afbeeldingen door Jean
Serve! O.M.I. en René Perrin. De Ne
derlandse vertaling is van de Benedic
tijnen san de St. Paulus-abdtj te Ons-
terhout en van Hans Wagemans. Uit
gegeven door Paul Brand te Hilver
sum.
(xx) Jean-Baptiste Marie Vianney, de
Heilige Pastoor van Ars, bloemlezing
van preken, gepubliceerd en ingeleid
door Josse Alzin. in het Nederlands ver
taald door D. C Pyls. uitgegeven in
de serie De Geschriften van Heiligen,
door Les Editions du Soleil Levant,
Namen.
(Van onze Romeinse correspondent)
Het tekort aan schoolgebouwen in Italië bedraagt niet minder dan veertig
procent van de behoefte. Behalve dat er in het (vooral zuidelijk)
achterland helemaal geen scholen zijn, zodat de kinderen daar met de beste
wil van de wereld geeri onderWijs kunnen krijgen, heeft dit tekort ten ge
volge, dat men overal met het tweeploegenstelsel werkt. In eenzelfde
schoolgebouw wordt des morgens voor de ene en des middags voor de
andere helft van de leerlingen les gegeven. Normaal duren zo de lesuren
een halve dag, cr is te weinig tijd voor het onderricht, de kinderen wor
den overladen met huiswerk en moeten het voor een té groot deel zelf maar
zien te rooien. Vervolgens hebben onbegrijpelijkerwijze de Italiaanse leer
lingen de langste vakantie van Europa: 155 dagen per jaar tegen b.v.
Engeland 94, Nederland 93, Oostenrijk 85 en Duitsland 75. De grote vakan
tie begint 31 mei en duurttot 1 oktober, de kerst- en paasvakantie
zijn (naar onze begrippen) normaal, maar over het gehele jaar uitgestrooid
ligt een fikse reeks van nationale gedenkdagen en heiligenfeesten, waarop
vrijaf gegeven dient te worden. Ieder nieuw schooljaar moet beginnen
met een repetitie van de leerstof van het vorige jaar, want in dc vier
maanden vakantie is veel vergeten. Een schooljaar in Italië bestaat dus in
feite uit 200 halve dagen.
Het gevolg van dit alles is natuurlijk, dat nog niet de helft van de leer
lingen normaal overgaat. Zij doubleren of krijgen de nodige herexamens.
Voor die herexamens fnoet in de vakantie gestudeerd worden en iedereen
begrijpt, wat hier meestal van terecht komt: in de laatste drie weken wordt
alles even vliegensvlug, als oppervlakkig in het hoofd gestampt.
Het is. dat de Italiaanse leerlingen
gemiddeld een hoge intelligentie heb
ben en vlug van begrip zijn. anders
eindigde het heersende schoolsysteem
onet het failliet van dd natie binnen een
mensenleeftijd. Maar zelfs Italië kan
zich niet .tientallen jaren een dergelijk
rammelend einderwijs permitteren. Bij
een onderzoek, dat zeer onlangs gehou
den werd, bleek, dat de helft der Ita
lianen niets lezen, geen letter. 22 pet.
der Italiaanse families lezen alleen dc
krant. 19 pet. kranten en tijdschriften
en tenslotte 9 pet. neemt ook een boek
ter hand. Maar de uitgevers zeggen,
dat dit laatste cijfer te hoog is: z(j
schatten 7 pet. Een Milanees 1 blad
maakte hier de kanttekening bij, dat
dit percentage overeenkomt met dat
van Liberia.
Het plan van Fanfani gaat het ma
teriële euvel van bet tekort «ran
schoollokalen ophéffen in 10 jaar.
Reeds lang is men bezig een reorga
nisatie op onderwijsgebied uit te wer
ken. Het hier gesignaleerde is in be
trekkelijk korte tijd, zij het met grote
financiële offers, recht te trekken.
Ernstiger voor dc ontwikkeling van
hét moderne" Italië is echter de ex
cessief grote voorliefde der Italianen
voor de „alfa-vakken". Men consta
teert dit niet slechts aan de aantallen
studenten der universiteiten, die gees
teswetenschappen studeren tegenover
natuurwetenschappen, heel het op
voedingssysteem vanaf de kleuter
school is gebaseerd op de geesteswe
tenschappen en heeft de neiging het
andere te veronachtxamen.
Het komt ons voor, dat men hier
te doen heeft met een karaktertrek
der Italianen. De Italiaan heeft er
in zijn hart op tegen om de vraag,
hoeveel twee maal twee js, obligaat
met vier te beantwoorden. Hij zou
liever zeggen: misschien gemiddeld
vier, het kan verkeren. Hij houdt er
niet van zich vast te leggen door recht
lijnige uitspraken. De realiteit im
mers. het leven is niet te vangen in
een formule. Het leven ziet hij als
een oosters tapijt, 'waarvan hii eni
germate improviserend het patroon
uceft.
De nuchtere praktijk is, dat aan de
natuur- en technische wetenschap
pen teel te weinig aandacht be
steed wordt. Terwij! dc dag van heden
(en nog veel meer die van morgen)
eist. dat de arbeiders en boeren tech
nisch goed geschoold worden, zijn er
nauwelijks ambaehts- en vakscholen,
ook al wordt hier de laatste jaren zeer
voortvarend aan gewerkt. Middelbaar
technische scholen waren er. volgens
recente opgaven in 1956 90 met ruim
41.000 leerlingen, tegenover 987 gymna
sia en lycea met 190.000 en 517 kweek
scholen 'met 108.000 leerlingen. Van de
leerlingen der gymnasia en lycea volgt
meer dan 75 pet. de klassieke richting.
Deze cijfers zijn de gemiddelden. Hoe
verder men naar het zuidën komt en
in de streken, die economisch achter
bleven, maar thans ontsloten worden,
hoe dominerender de alfavakken wor
den. Op de universiteiten en onder de
daar afgestudeerden ziet men hetzelfde
beeld. De volkstelling van 1951 gaf
aan, dat van de afgestudeerden 40.5 pet.
natuurwetenschappen en de rest, 59.5
pet., geesteswetenschappen had gestu
deerd, w.o. 23 pet. juristen en 21.5 pet.
litteratoren. In 1956 studeerde aan de
Italiaanse universiteiten 55.5 pet. der
alumni geesteswetenschappen en 44.5
natuurwetenschappen en techniek. Nog
liggen de juristen (44.500 studenten,
ruim 21 pet. van het totaal) aan de kop
tegenover bijvoorbeeld 16.000 inge
nieurs (7.5 pet.) en 3800 landbouw (1.8
pet.).
Zo doet zich de absurde contradic
tie voor, dat in een land, waar de
analfabeten, de semi-analfabeten en
de personen met slechts drie jaar
lagere school achter zich samen 59
pet. uitmaken, er 100.000 M.O. lera
ren geen werk hebben. De Minister
van Onderwijs zei bij de jongste be
grotingsdebatten, dat momenteel 1
op de 4 gediplomeerde onderwijzers
kans maakte op een aanstelling.
Italië heeft zich nog niet aangepast
aan de eisen van vandaag. „De keuze
der studie, schreef de Romeinse „Mes-
saggero", gaat terug op familiege
woonten, op klasse-vooroordelen, op
geestelijke luiheid, maar vooral op een
onvoldoende blik op en begrip voor het
tegenwoordige leven. Midden- en Zuid-
Italië worden overstroomd door duizen
den afgestudeerde juristen, leraren en
onderwijzers, verre boven het aantal oe-
schikbare posten. Zij vermeerderen
slechts het aantal werklozen. Er zijn
nooit te veel personen, die studeren,
maar het gaat om het type studie, dat
z(j kiezen, speciaal in de onderontwik
kelde zones".
Illllllllü
39
Dc ene keer was het een winkel waar uniformen voor
zeeofficieren werden verkocht; dan weer was hel
de naam van een straat, een café of een bedrijfje in
touwwa.'en dat hem de weg wees. Na enige tijd
kwam de onmiskenbare geur"" die een haven ver
spreidt erbij om hem de goede richting, te doen ver
moeden.
Opeens, alsof er een kijkdoos voor zijn ogen werd
gehouden, zag hij dc kade. De zon scheen op het wa
ter en overal was het geluid van laadkranen, ran-,
gerende spoorwagons en elevatoren. Een nest vol
ijzeren mieren, dacht Hedwig.
Hi.) la», de teksten op de grote borden Van de goe
derenloodsen en pakhuizen. De liele wereld moest
hier verenigd zijn, dacht hij. Hij zag zelfs de naam
van eeri Nederlandse rederij.
Langzaam, genietend ran alles wat hij zag, liep
hij onder laadkranen door. Hij sprong opzij 'als
vorkheftrucks - snel als kevers - hem van de voe
ten dreigden te rijden. In de verte klonk het sein
van een vertrekkend schip. Het echode tegen de
goederenloodsen. Op een stalen toren, midden in de
haven, stond een radarantenne te draaien. En overal
was lawaai, geschreeuw en de pittige geur van olie
en teei
Een honderdtal meters verder zag Hedwig een
rijtje hoge gebouwen, die eruit zagen als kantoren.
Hij versnelde zijn pas.
Het gai hem een schok van opwinding, toen hij
tussen een rits naamplaten een marmeren bordje zag
met het opschrift: „Reederei Hoheneck". De deuren
hadden koperbeslag. Er stonden twee jonge meisjes
voor hel gebouw. Zeker typistes, dacht Hedwig. Hjj
knikte ze goedendag, omdat hij graag een prettige
indruk pp ze wilde maken. De meisjes maakten de
weg voor hem vrij.
Hü duwde de deur open en kwam "in een grote hal,
met aan weerszijden gebogen trappen. Er waren
kleine pijlen oji de muur geschilderd, die verwezen
naar de verschillende kantoren die in het gebouw
waren ondergebracht. Hij volgde de pijl met het.
opschriit „Reederei Hoheneck" en belandde tenslotte
voor een matglazen deur, waarachter hij het geratel
van een schrijfmachine hoorde,
i Hij klopte aan. Een vrouwenstem riep: „Herein!"
Hedwig voelde zijn hart kloppen. Nu kon hij niet
meet terug. Hel onbezonnene van zijn daad stond
hem nu eerst duidelijk vodr ogen. Werd dit het einde
an de droom Z,ou het ontwaken de betovering bre
ken? Hij slikte een paar maal. Met een vuurrood
hoofd slapte lip binnen
Er stond een grijsgroen schrijfbureau in de kamer,
waarachter een tamelijk jong meisje met Vlechten
zat. Hii mompelde „Goeienmiddag". Het meisje gaf
geen antwoord. Ze schoof hem een bloknoot toe en
ging voort met typen, zonder verder op de bezoeker
te letten.
Hedwig nam de bloknoot i+i de hand. Er stonden
gedrukte woorden op, zag hij. 1-Iier en daar w.as
"uimte opengelaten. Waarschijnlijk werd van hem
verwacht, dal hij de reden van zijn bezoek, zijn
naam. geboorteplaats en al het andere op het pa
nier uit-en zou zetten. Mij aarzelde oven, pakte toen
zijn ballpoint en schreef met blokletters: r.Hedwig
Hediand Coaster Liibeck".
Toen l ij dat gedaan had. 'egde hij de bloknoot weer
op het grijsgroene schrijfbureau. Het meisje stopte
abrupt met haar werk. nam de bloknoot op en ver
dween ermee door een kanariegele deur aan het an
dere einde van het vertrok. Toen zij weer teéugkwam
wees ze hem een stalen stoel aan. Hedwig ging zit
ten en keek do kamer eens rond. Er hing alleen, een
kalender in het vertrek'. Hij rook de zoete geur van
parfum. 1 Het verbaasde Hedwig, dat een rederijkan
toor niet maar olie en naar schepen rook. Het meisje
vond hij trouwens ook geen typé dat je op een kan
toor air- dit zou verwachten.
Hedwig schrok toen er een zoemtoon klonk. Het
meisje stond op en opende de kanariegele deur. Ze
wenkte hem.
Beschroomd trad Hedwig binnen. Het eerste wat
hij zag waren de enorme foto's van allerlei schepen
langs de wanden Er lag een dik tapijt op de vloer,
tieriwigs voeten zonken erin weg, zoais in jong gras.
Achter een groot notenhouten bureau zat een dikke
man. Hij stond op en stak Hedwig de hand toe. Hed
wig verstond de naam niet. De man zei iets en wees
tegelijkertijd naar een stoel, die schuin voor het
schrijfbureau stond. Hedwig ging voorzichtig zitten.
De man keek hem onderzoekend aan.
Hedwig aarzelde een paar maal. Toen zei hij: „Ik
HollanderKan niet Duits sprekenDe man
knikte welwillend. Hij zette zich blijkbaar tot luis
teren. Langzaam en luid sprekend, alsof hij een
hardhorend iemand tegenover zich had, zei Hedwig:
..Vorig jaar Duitse coaster „Liibeck" vergaan
Coaster „Lübeck" you know? Equipage helemaal ge
red. Door Siipon de Rijke en mijYou know? Schip
van déze rederij! „Lübeck"!"
De reder Hedwig hield het er althans voor, dat
deze dikke mijnheer de reder zelf was luisterde
aandachtig en een beetje vermaakt toe. Hij scheen
te begrijpen wat Hedwig hem toeriep.
..Na' zei hij op een gegeven moment, „und was
wollen Sic jetzt?"
„Varen!" riep Hedwig. zo onstuimig dat de man
erom moest lachen.
Nog eens noemde Hedwig de naam van de Duits»
coaster, ervan overtuigd dat deze het enige houvast
wai waarover hij beschikte.
Toen, oegon de dikke mijnheer te spreken. Hedwig
verslond slechts énkele woorden, doch de overre
dende toon waarop de man sprak, verklaarde hem
genoeg Hij was bezig Hedwig van zijn plan af te
brengen!
(Wordt vervolgd).