C0URV0IS1ER
m
Gevaar
vergt
voor
omzichtig beleid
Rem op uitgaven nodig voor
lagere belastingen in
de toekomst
Matigheid
gevraagd
„Let op de cijfers''
Verlenging van de tijdelijke
belastingverhogingen
Regeringsbeleid geeft
aanleiding tot kritiek
Rede van prof. De Jong bij de
opening van hei studiejaar
^3
SLOTBESCHOUWING VAN MILJOENENNOTA
Miljoenennota
Nadelig saldo
staatsbalans in
1958 gedaald
Minister Zijlstra tot Kamer
Regeling van aanmerkelijk belang
bij fusies
Kruidenier geen
melk geleverd
Zaak tegen zuivel
bedrijf thans voor
de Hoge Raad
Caravelle naar
Schiphol
Douwe Egberts
c
xJINSDAG 15 SEPTEMBER 1939
PAGINA 9
le Cognac de Napoleon
'fait honneur
a qui I'offre,
plaisir
a qui le boit'
Minister: Belastingdruk
te hoog
HOE DE STAAT
EEN GULDEN ONTVANGT
AVfiT »l*JïAÜ »7/V/
Landbouwhogeschool Wageningen
Lonen en prijzen in
vervoerswezen
Oriënterende bespreking
tussen regering en
organisaties
Man en meisje onder
auto geraakt en
gedood
In Denekamp en Haren
Air France overweegt
dienst met straal-
vliegtuigen
Rustig, onbezorgd
in gezelschap
van een fijne
pijp tabak.
in handige plastic tabakszak
Mrf -S—==-S===
Advertentie
IMP. OUD HjMBIEU
De Rijksbegroting 1960 dient zich
aan als een anti-cyclische be
groting, als een begroting dus,
die op de golving van de conjunctuur
een matigende invloed wil uitoefenen.
Ia het heersende conjunctuurbeeld wil
dit zeggen, dat de overheidsfinanciën
hioeten gaan bijdragen tot het voor
komen van een te snelle expansie van
de economische bedrijvigheid. Een
dergelijke matiging kan noodzakelijk
2Ün bij de versnelde economische
groei, welke volgens de miljoenen
nota te verwachten zou zijn. Bij een
reeds weer verkrappende arbeids
markt trekken de consumptie en de
investeringen aan, straks versterkt
door de nieuwe bestedingsgolf welke
®ls gevolg van de komende loonsver
hogingen kan optreden. Het gevaar,
dat de bestedingslust opnieuw de na
tionale produktiemogelijkheid gaat
overtreffen is dus niet denkbeeldig.
Met het oog op dit gevaar wil de
Rijksbegroting tegendruk geven.
Het anti-cyclische element in de
begroting komt, ruw gezegd, hierop
heer dat de overheidsfinanciën op zich
Reen bijdrage leveren tot een verdere
expansie van de nationale bestedin
gen, integendeel deze expansie tegen
gaan. Dit gebeurt doordat het aan
deel van de overheidsuitgaven in de
Nationale bestedingen ten opzichte
van 1959 geringer wordt, terwijl daar
tegenover de overheidsontvangsten
niet in dezelfde mate dalen. De over
heid neemt dus bij de particulieren
bestedingsmogelijkheden weg, doch
vervangt deze niet in volle mate door
eigen bestedingen, waarmee, zij het
dit geval voor een zeer klein per
centage, een tegendruk op de beste
dingsexpansie wordt uitgeoefend.
Deze poging om via de begroting
de grillen van de conjunctuur te
■Weerstreven is te loven. Dat het
hog iets meer zal blijken te zijn
dan een loffelijke poging moet
intussen worden afgewacht. Het is
irnmers zo, dat het te sorteren tegen-
effect zo gering is, dat het kans loopt
+e verzinken in de onnauwkeurig
heidsmarges die conjunctuurprogno-
ses nu eenmaal eigen zijn. Stijgt de
conjunctuurgolf hoger dan verwacht
^as, dan zal het tegeneffect van be
trekkelijk onbelang kunnen worden.
Loopt het met de conjunctuur niet
*Ulk een vaart, dan zou kunnen blij
ken dat het uitoefenen van tegendruk
'n het geheel niet nodig was. Beide
mogelijkheden zitten er ruimschoots
Jn. Men hoeft slechts te denken aan
het effect van de vrijere loonvorming,
een nog onbekende factor, die de be
stedingen fel kan aanwakkeren. Daar
naast kan de wereldconjunctuur,
j^aaraan wij ons als klein land maar
hebben aan te passen, zowel verras
singen als teleurstellingen brengen.
Met deze opmerkingen willen wij
Seenszins een afkeurend oordeel uit
spreken over de poging tot het be
drijven van anti-cyclische conjunc-
thurpolitiek. Deze poging is, zoals ge-
2egd, toe te juichen al was het alleen
'haar om het feit dat doelbewuste
exercitie met dit systeem op kleine
Schaal ons goede lessen voor de toe
komst kan bijbrengen. Daarmee is
echter niet gezegd, dat men geen
Vfaagteken kan plaatsen bij de exact
®andoende zekerheid waarmee de be
groting in het bos van onzekerheden
het paadje wijst dat per se bewandeld
*°U moeten worden. Het middel dat
de overheid in feite aanwendt is na
melijk de herhaalde verlenging met
een jaar van het bekende complex
van tijdelijke belastingverhogingen
dit de bestedingsbeperkingsoperatie,
terwijl daarentegen een positieve be
stedingsimpuls wordt verwekt door
?e uiteraard toe te juichen ver
jaging van de belasting voor onge-
huwden. Wat velen hierin zal hinde-
reP is de betrekkelijke afwezigheid
^an een economische motivering van
deze combinatie van maatregelen. Wij
gouden bepaald graag nader ingelicht
Worden over de vraag of het tot stand
Orengen van een kwalitatief te prij-
ijep. doch kwantitatief vrij onbelang-
dk anti-cyclisch effect opweegt te-
£en het in stand houden van het zo
Pjhstreden complex van tijdelijke
jjdastingverhogingen, althans zeker
an bepaalde onderdelen uit dit com-
pX, Voorlopig zien wij vrijwel al-
een het politieke nut van deze han
delwijze en het zij onmiddellijk tqe-
Regeven, dat dit nut inderdaad van
Rrote omvang is.
Men bedenke immers dat de ver
ding van de ongehuwdenbelasting
P het in stand houden van o.a. de
Udelijke verhoging van de vennoot-
chapsbelasting een kleine wanorde
«an
In afwijking van de verwachting uitgesproken in de vorige miljoenennota,
dat het stijgingstempo van de economische ontwikkeling waarschijnlijk be
scheiden zou zijn, geeft het lopende jaar een krachtige expansie te zien. In
deze expansie en in het geconstateerde versnellingselement ligt een duidelijke
waarschuwing. De vergelijking dringt zich op met de achtereenvolgende
conjunctuurfasen na 1951/'52. Deze monden tenslotte uit in de overbesteding
van 1956/'57. De huidige omstandigheden vergen een omzichtig beleid opdat
onze economie niet door een te snelle toeneming van de bestedingen opnieuw
en dan waarschijnlijk eerder dan de vorige maal in een toestand van
ernstige onevenwichtigheid zal geraken. Aldus minister Zijlstra in een slot
beschouwing op de miljoenennota, waarin hij samenvattend de werking van
de begroting op de conjunctuurfase 1959/'60 toelicht.
vloeit hieruit voort, dat het belasting
beleid niet los kan worden gezien van
het loonbeleid. In de huidige conjunc
tuurfase zouden loonsverhoging en sub
stantiële belastingverlaging tezamen
welhaast met zekerheid tot overbeste
ding leiden. Het beleid, dat de rege
ring met instemming van de Staten-Ge-
neraal op het gebied vn de lonen heeft
gekozen vraagt daarom de nodige voor
zichtigheid t.a.v. het budgettaire beleid
in 1960.
In de begroting 1960 is welbewust de
gezonde gedragsregel toegepast, dat in
een opgaande ontwikkeling de conjunc
turele belastingontvangsten niet volledig
tot uitzetting van de overheidsactiviteit
doch zeker voor een deel tot verminde
ring van het tekort dienen te strekken.
Vergelijkt men de begroting 1960 met
de ontwerp-begroting 1959 dan blijkt,
dat de belastingmiddelen in totaal stij
gen met 550 min. en de overige mid
delen 'exclusief 110 min. aan aflossin
gen van E.B.U.-debiteuren) met 100
min., tezamen dus met 650 min. Het
monetair terzake doende tekort daalt
van 1425 min. tot 1025 min. of met
400 min. De meerdere middelen wor
den dus slechts voor een deel en wel
voor ongeveer 250 ml", voor hogere
uitgaven aangewend.
De eigenlijke activerende werking
blijft intussen beperkt tot ongeveer de
helft van laatstgenoemd bedrag, aange
zien de daarin begrepen stijging van de
aflossingen op de binnenlandse geves
tigde schuld en van de woningbouw-
voorschotten buiten beschouwing mo
gen blijven. Naast deze uitgavenver-
meerdering staat de impuls van een aan
tal belastingmaatregelen ad ongeveer
175 min.
De totale activerende werking kan
dus worden gesteld op globaal 300
min., of 3% pet. van het uitgavento-
taal van de begroting 1959 ad ca.
8 mld. Voor een juiste beoordeling
van dit percentage moet het worden ver
geleken met de stijging van het na
tionale inkomen. Het thans voor 1959
geraamde nationale inkomen ligt 6 pet
boven dat van 1958, terwijl het natio
nale inkomen voor 1960 bijna 8 pet.
hoger wordt geschat dan dat voor
1959.
Het verschil tussen het groeipercen
tage van het nationale inkomen ener
zijds en het groeipercentage van de
monetair terzake doende overheids
uitgaven - autono: belastingverla
gingen daaronder begrepen ander
zijds, vormt de maatstaf voor de an
ti-cyclische beïnvloeding van de con
junctuur door de overheidsfinancie
ring. Uit de verstrekte gegevens blijkt
dan ook het anti-cyclische element in
de begroting voor 1960.
Reeds in 1959
Een vergelijking van de begroting
1960 met de vermoedelijke uitkomsten
voor 1959 geeft een zwakkere anti-cy
clische werking aan. Hierbij dient te
worden opgemerkt, dat de expansie eer
der is gekomen dan was voorzien. Te
gelijkertijd is ook het begrotingsbeeld
gunstiger geworden. Een aantal uitga
ven blijft bij de raming ten achter, de
middelen mdervinden de invloed van
het gunstige getij en het monetair rele
vante tekort is verminderd. Daardoor
is het anti-cyclische effect van de be
groting vervroegd; het komt reeds in
1959 tot uiting, hetgeen volgens de mi
nister geen nadeel is. Integendeel, de
ze vervroegde aanpassing van de over
heidsfinanciën bevordert de geleidelijk
heid van de economische opgang.
De gunstiger conjuncturele ontwik
keling heeft zich nog weinig op de kapi
taalmarkt do-n gevoelen. Hierdoor kon
het rijk door het opnemen van gelden
de budgettaire positie verbeteren, zodat
de op de voorinschrijfrekening accumu
lerende gelden in 1959 niet voor finan
ciering van rijksuitgaven behoeven te
worden aangewend. Deze zijn naar het
inzicht van de bewindsman echter be
slist nodig als element van anti-cycli
sche overheidsfinanciering in een jaar
van onverwacht snelle opleving van de
Belasting- en loonbeleid
Aangezien de verlaging van de be
lastingtarieven als conjunctuur-impuls
grotendeels op één 1 moet worden ge
steld met de toeneming van de particu
liere bestedingen uit anderen hoofde
Op zich zelf gezien betreurt de mi
nister het dat voor het komende jaar
met een verlaging van het inkomsten
belastingtarief voor ongehuwden en
met het treffen van een aantal voor
zieningen ten aanzien van fusies moet
worden volstaan. Hij heeft reeds bij
een eerdere gelegenheid doen uitko
men, dat naar zijn oordeei de bestaan
de 'belastingdruk te hoog is.
Steeds minder verantwoord
Bij het tegen elkaar afwegen van de
verschillende alternatie-z beleidsmoge-
lijkheden treedt de noodzaak van ver
lichtingen in de fiscale sfee,r steeds
meer op de voorgrond; het is steeds
minder verantwoord de belastingdruk
als voornaamste sluitstuk van de begro
ting te hanteren. Ook de uitgavenont
wikkeling zal derhalve in de toekomst
de ruimte moeten creëren /oor een ver
laging van de fiscale lasten.
Door de maatregelen welke leiden tot
een vermindering van de prjjssubsidies
is een stap in de goede richting gedaan.
Daarbij is het van betekenis, dat de ver
lichting die uit de huurverhoging voor
de overheidsbegroting voortvloeit, voor
een belangrijk deel pas na 1960 zal blij
ken. Een voortgang op deze weg van
subsidieverlaging zal een verdere bij
drage kunnen leveren tot het verkrijgen
van de nodige speelruimte.
Een andere kwestie is van welke aard
een eventueel mogelijke belastingverla
ging zou moeten zijn. In dit stadium wil
de minister met deze algemene opmer
king volstaan, dat de aandacht meer in
het bijzonder ware te richten op de
sfeer der directe belastingen. Daar is de
druk, mede door de progressie, relatief
het sterkst toegenomen en treden bo
vendien op verschillende punten ongun
stige nevenwerkingen in toenemende
mate aan de dag. Hieraan voegt de be
windsman tenslotte nog toe, dat alle
naar voren gebrachte gezichtspunten
uiteraard zullen worden betrokken bij
de beantwoording van de vraag, welke
voorzieningen na 1960 nodig zullen zijn
met betrekking tot de thans voor één
jaar verlengde belastingmaatregelen.
De minister gaat vervolgens na in
hoeverre aan de hand van de prijsin
dexcijfers de sterk verbreide vrees voor
muntontwaarding al dan niet gerecht
vaardig is. Hij stelt daarbij voorop, dat
het verschijnsel van een voortdurende
prijsstijging niet zo algemeen is als wel
eens wordt verondersteld.
Verschillende prijsindices liggen
thans beneden, gelijk of slechts weinig
boven het peil van 1952/1953. Een dui
delijke pitzondering vormt het prijsni
veau in de consumptieve sfeer. Dit blijkt
van 1952 tot juni 1959 met 17_pct. te zijn
gestegen of gemiddeld met bijna 2,5 pet.
per jaar. Nu moet hierbij allereerst wor
den bedacht, dat aan deze stijging voor
een deel het elimineren van kunstmati
ge elementen in onze prijsstructuur ten
grondslag ligt. Met name geldt dit voor
fiiMiiiiiiiiiiiiiiHiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiniiiiiiiiMiiiiiiiiii
een
aanrichten onder de tegenstre-
ers van dit kabinet of van gedeelten
an zijn beleid. Zo is de verlaging van
et vrijgezellentarief overigens
,.er> verlangen van alle politieke par-
Alen een spoedig en afdoend ant-
°ord op een sluwe socialistische mo-
waarmee dus een oppositiegeluid
j_zwijgen wordt opgelegd. Verder
9n deze maatregel een soort van
aanveger worden voor de weduwen-
>n Wezenverzekering en de algemene
V1hderbijslagverzekering, die immers
i de zijde der vrijgezellen als on-
vlIlijkheden worden aangevoeld zo er
i°0r hen geen lastenverlichting zou
alu?611' Van n°S grotere waarde -
uhans in politiek opzicht is on-
«etwijfeld de handhaving van de
tijdelijke belastingverhogingen. Deze
maatregel, gepaard met de' vrijere
loonsverhogingen, betekent immers
de nekslag voor het fabeltje van de
evenwichtige lastenverdeling, dat
reeds zoveel misverstand heeft opge
roepen. Deze ontwikkeling is niet
onkomisch Na al het misbaar waar
mee, zelfs na vermeende fiscale tege
moetkomingen, de „evenwichtige las
tenverdeling" van stal werd gehaald
om loonsverhogingen te eisen, moet
het een „conservatieve" regering zijn
die loonsverhogingen mogelijk maakt
met instandhouding van de fiscale las
ten voor de ondernemers! Zal men nu
van socialistische zijde stellen, dat het
evenwicht naar de andere zijde door
broken is? Het zou van de loyale op
positie te veel zijn. Wij zullen dan
ook al tevreden zijn met het uitblij
ven van enige reactie, omdat zwijgen
hier gelijk staat met de erkenning, dat
de misbruikte evenwichtsfilosofie uit
de periode na de bestedingsbeperking
niet meer was dan een politieke lege
huls, waardoor het machtig toeteren
was.
Uit het bovenstaande mag duide
lijk geworden zijn, dat de politieke
motieven die achter de miljoenennota
tamelijk opzichtig schuilgaan, ons
eigenlijk meer overtuigend voorko
men dan de economische motiverin
gen, die aan de schaarse kant geble
ven zijn. Het belang van het politieke
motief, ook in zijn doorwerking op
het economische vlak erkennend,
menen wij dat daarmee toch niet kan
worden volstaan, om welke reden wij
met spanning, doch zonder vooringe
nomenheid, het begrotingsdebat af
wachten.
Andere ontvong«.tcri|
Omzet
belasting
Overige
belasting
Vennootschops
belasting
Invoer
rechten
Accijnzen
[Loonbelostingj
Inkomsten
belasting
ytmeuntm emm i
PELT|S99lO>
TT et stemt tot voldoening dat ae
achter ons liggende recessie
*- van korte duur is geweest.
Men moet zich verheugen in de her
vatting van de opgaande lijn. Noch
tans ademen de beschouwingen die
de minister van Financiën aan het
slot van zijn miljoenennota ontwik
kelt, veeleer een geest van voorzich
tigheid dan van optimisme. Dit spruit
voort uit de overtuiging van de be
windsman dat ons volk slechts dan
de vruchten van de groei zal kunnen
plukken, als het erin slaagt, vooral
door het matigen van verlangens op
allerlei gebied, de ontwikkeling ge
zond te houden. Wij móeten voorko
men, zo stelt de minister met nadruk,
dat een gezonde en verheugende nroei
ontaardt in onevenwichtigheden en
alsdan leidt tot een pijnlijk aanpas
singsproces. De aanvaarding van de
begroting I960, zoals zij wordt aan
geboden, alsmede van de daarmede
verband houdende wetsontwerpen
zal daartoe een wezenlijke bijdrage
zijn.
Uit de Staatsbalans per 31 decem
ber 1958, die in de Rijksbegroting 1959
is opgenomen, blijkt het nadelige ba
lanssaldo in 1958 te zijn gedaald met
100 miljoen gulden, n.l. van 6.293 mil
joen per ultimo 1957 tot 6.193 miljoen
per eind december 1958.
De voornaamste wijzigingen in de
balans zijn de volgende: schulden op
korte termijn zijn gestegen met 1.039
miljoen tot 3.821 miljoen, verplichtin
gen inzake oorlogsschade hebben een
daling ondergaan van 197 miljoen tot
331 miljoen, de schulden op lange ter
mijn zijn toegenomen van 18.049 tot
18.134, verplichtingen uit hoofde van
contracten e.d., waartegenover vorde
ringen staan daalden met 100 miljoen
tot 795 miljoen, onder diverse passiva
is de reserve waardeveranderingen ge
stegen met 1.250 miljoen en wel van
2.060 miljoen tot 3.405 miljoen, kas-,
bank- en girosaldi beliepen in totaal
935 miljoen tegen 494 miljoen in 1957,
vorderingen op korte termijn en voor
uitbetalingen liepen terug met 745 mil
joen tot 3.407 miljoen, terwijl de vorde
ringen op korte termijn stegen van
I.064 miljoen tot 1.316 miljoen, het be
zit aan roerende en onroerende goede
ren nam met 1.065 miljoen toe tot
II.928 miljoen en staatsbedrijven en
deelnemingen in ondernemingen met
275 miljoen tot 5.090 miljoen. De balans
vertoont een totaaltelling van 31.948
miljoen tegen 30.680 miljoen over 1957.
Advertentie
Kom naar het onvergetelijke
miniatuurstadje!
Den Haag - Soheveningen
het te lage huurpeil; in deze jaren is
een deel van de weg naar het bereiken
van evenwichtshuren afgelegd.
Laat men de huurfactor buiten be
schouwing dan resteert een stijging
van 14 pet. Dit is altijd nog 2 pet. per
jaar, hetgeen naar het oordeel van de
minister beslist te veel is. Deze ont
wikkeling mag evenwel niet los wor
den gezien van de gunstige conjunc
tuur, culminerend in de overbesteding,
die het grootste deel van deze zeven
jaar heeft geheerst. Aan de andere
'kant mag ook niet uit het oog wor
den verloren, dat het juni-cijfer (ex
clusief huren) voor 1959 gelijk is aan
dat van twee jaren geleden. Er is dus
een duidelijke afvlakking die tot ver
heugenis stemt.
De conclusie van de minister is, dat
handhaving van een redelijke stabiliteit
van de interne geldswaarde niet als een
structurele onmogelijkheid moet wor
den beschouv/d. Nadrukkelijke voor
waarde is echter wel, dat economische
overspanning wordt vermeden. De ver
antwoordelijkheid voor de loonontwikke
ling is thans in sterkere mate dan voor
heen bij het bedrijfsleven komen te lig
gen. Aan de regering blijft evenwel de
taak, zoveel in haar vermogen ligt te
voorkomen, dat de lonen door conjunc
turele oorzaken uit de hand lopen en
daarmede de waardevastheid van de
munt aantasten.
In de Rijksbegroting voor 1960 wijdt minister J. Zijlstra o.a. aandacht aan
het vraagstuk van de beperking. Van rijkstaken in het algemeen. De bewindsman
is van oordeel, dat niet het grootste resultaat moet worden verwacht van het
afkappen van bestaande taken, maar van het kritisch bezien van het peil van
de uitgaven voor bestaande taken, en het betrachten van de uiterste terughou
dendheid met de aanvaarding van nieuwe taken.
In dit verband merkt de minister op, dat bij de parlementaire begrotings
behandeling het gesprek over het beleid zich veelal beperkt tot onderwerpen
van algemeen bestuur, die geen neerslag vinden in de begrotingsartikelen. Voor
zover de debatten over hei beleid wel over begrotingsartikelen gaan, komt de
hoogte van de gevraagde bedragen tegenwoordig niet vaak ter sprake.
Indien de hoogte wel ter sprake komt, nemen meestal alleen degenen deel
aan het debat, die geïnteresseerd zijn in hogere uitgaven. Op deze wijze is het
gevaar niet denkbeeldig, dat een kritische beoordeling van de begrotingsbedragen
uit de gezichtshoek van het algemeen belang achterwege blijft en dat als gevolg
van de gehouden pleidooien een opwaartse druk op concrete uitgaafvoorstellen
in de toekomst Wordt uitgeoefend.
Buiten het voorstel tot verlaging van
de belastingtarieven voor ongehuwden
(zie pag. 1) heeft de minister van Fi
nanciën hij de Staten-Generaai een wets
ontwerp ingediend tot verlenging van
de tijdelijke belastingverhogingen. In
dit ontwerp zijn tevens vervat voorstel
len tot opheffing van actuele fiscale be
lemmeringen bij fusies van vennoot
schappen op aandelen.
Verlenging wordt voorgesteld van:
1 Verhoging van het tarief van de ven
nootschapsbelasting van 40-43 pet tot
44-47 pet.
2 Verhoging van de vermogensbelas
ting van 5 tot 6 pro mille.
Indirecte belastingen: 3 Verhoging van
het bijzonder invoerrecht op benzine van
f 16,65 tot f 24,25 per hl en van de mo
torrijtuigenbelasting voor dieselauto's
etc.
4 Verhoging van het tussentarief van
de omzetbelasting van 8 pet tot 10 pet
en van het weeldetarief van 15 pet tot
18 pet, alsmede verhoging van de om
zetbelasting van enkele bijzondere goe
deren.
5 Verhoging van de omzetbelasting op
sigaretten van 5 pet tot 7 pet.
6 Verhoging van de omzetbelasting op
televisietoestellen van 10 pet tot 18 pet.
7 Verhoging van de omzetbelasting
van personenauto's, motorrijwielen en
banden voor deze rijtuigen.
8 Vrijstelling van omzetbelasting voor
sigaren.
Het niet verlengen van deze maatre
gelen zou het Rijk een verlies opleveren,
dat voor 1960 zou zijn te stellen op netto
f 171 min. en voor 1961 op netto f 104
min.
Het voorstel om de vrijstelling van
omzetbelasting voor sigaren met één jaar
te verlengen ligt in de lijn van het voor
stel van de regering om met betrekking
tot de tijdelijke belastingverhogingen de
bestaande toestand zonder meer met een
jaar te verlengen. Zij is n.l. van mening
dat ook in de huidige belastingdruk op
sigaren geen wijziging moet worden ge
bracht.
Fusies
In het tweede wetsontwerp wordt ver
der voorgesteld een voorziening te tref
fen om de totstandkoming van fusies,
vooral van vennootschappen, te verge
makkelijken. Het betreft hier een zoda
nige verzachting van de heffing van in
komstenbelasting bij de vervreemding
van zgn. aanmerkelijk-belangaandelen,
dat de daaruit voortvloeiende financiële
moeilijkheden, welke voor de aandeel
houders de weg naar grotere produktie-
eenheden versperren, worden opgeheven.
De voorgestelde faciliteit geldt alleen in
die gevallen, waarbij twee of meer be
drijven van vennootschappen op aandelen
duurzaam worden gebundeld tot een in
financieel en economisch opzicht grotere
eenheid. Daarnaast wordt nog als meer
formele eis gesteld, dat het gehele of vrij
wel het gehele aandelenkapitaal van de
vennootschap (en eventuele winstbewij
zen) in handen komt van een andere
vennootschap .Als contra-prestatie voor
de door hem afgestane aandelen moet de
aanmerkelijk-belangh ouder aandelen
krijgen in de vennootschap, welke zijn
aandelen heeft overgenomen.
De voorgestelde voorziening komt
hierop neer, dat op verzoek van de be
lastingplichtige aanmerkelijk-belanghou-
der, de over de vervreemdingswinst ver
schuldigde inkomstenbelasting bij wege
van fiscale claim wordt doorgeschoven
naar de nieuw verkregen aandelen. Een
afrekening van de belasting vindt eerst
plaats, indien en voor zover het nieuwe
aandelenpakket wordt vervreemd. Het
wetsvoorstel biedt voor degene, die bfl
een dergelijke fusie van de doorschui-
vingsveg -S geen gebruik wil of kan ma
ken, de mogelijkheid van een onmidde-
Iijke afrekening van de belasting tegen
een gematigd vast tarief van 20 pet.
De maatregel sluit aan bij de rege
ringsverklaring van 26 mei 1959, waarin
de regering bij monde van de Minister-
President als haar oordeel te kennen
heeft gegeven, dat, naast een verlich
ting van de belastingdruk op ongehuw
den, die structuurveranderingen in de
belastingwetgeving voorrang dienen te
hebben, die knelpunten voor de econo
mische groei wegnemen. Hoewel de
kleine en middelgrote ondernemingen in
ons economisch bestel een belangrijke
plaats zulen blijven innemen, zal het
hoge tempo van mechanisatie en auto
matisering van het produktieapparaat
vele kleine en middelgrote ondernemin
gen tot duurzame hergroepering in grote
ondernemingseenheden dwingen. Deze
ontwikkelingsgang is eveneens wense
lijk in verband met de gemeenschappe
lijke Europese markt, waar ons natio
naal produkt zich met de produkten van
de andere aangesloten landen zal moe
ten meten.
De rector-magnificus van de Land
bouwhogeschool te Wageningen, pro
fessor ir. W. de Jong, heeft maandag
middag in een publieke senaatsverga
dering mededelingen gedaan van de
lotgevallen van de hogeschool in het af
gelopen studiejaar.
In zijn rede oefende de rector-magni
ficus kritiek uit op het personeelsbeleid
van de regering ten aanzien van het
onderwijs en het wetenschappelijk On
derzoek te Wageningen, waardoor de
landbouwhogeschool volgens de mening
van de rector in haar ontwikkeling
wordt geremd. Wanneer oude of te klei
ne laboratoria door grotere en moder
nere worden vervangen teneinde aan
de huidige hogere eisen te voldoen,
wanneer nieuwe afdelingen worden in
gesteld en een nieuw studieprogramma
wordt ingevoerd, dient de personeelsbe
zetting gelijke tred te houden met de
uitbreidingen. Het tegendeel is waar:
in 1957 werd de personeelsformatie we
gens de bestedingsbeperking terugge
bracht van 654 tot 615 personen, voor
1958 ongewijzigd overgenomen en voor
1959 gebracht op 638. De vermindering
tegenover het begin van 1957 is dus nog
niet ingehaald.
Daarentegen hadden d 1 onder het de
partement van O. K. en W. ressorteren
de instellingen van hoger onderwijs in
1957 gezamenlijk een vermeerdering
met 206 personen of 3 procent, in 1958
met 902 personen of 13 procent en in
1959 met 872 personen of 11 procent.
Professor De Jong schrijft dit verschil
toe aan het feit, dat de regering met
haar streven naar personeelsbeperking
de instellingen voor hoger onderwjjs in
zekere mate uitsluit, terwijl het depar
tement van Landbouw en Visserij in het
algemeen beleid ten aanzien van perso
neelsbeperking moet delen. Er wordt
hierbij geen rekening gehouden met de
instelling van hoger onderwijs, die on
der dit departement ressorteert, een
gang van zaken die zeer nadelig is voor
de Landbouwhogeschool.
Ook sprak de rector zijn teleurstel
ling uit over de geringe zelfstandigheid
van het bestuur van de hogeschool; de
nieuwe bestuursvorm heeft terzake
Naar het ministerie van Verkeer en
Waterstaat meedeelt is maandag tussen
de regering en vertegenwoordigers van
de bij het vervoerswezen betrokken
werkgevers en werknemers een oriën
terend gesprek gehouden over het
vraagstuk van de lonen en de prijzen
in het vervoerswezen. Van regeringszij
de namen aan deze bespreking deel de
ministers van Verkeer en Waterstaat
en van Economische Zaken, de staats
secretaris van Sociale Zaken en Volks
gezondheid. de voorzitter van het Col
lege van Rijksbemiddelaars en enige
adviseurs.
Op de Nordhornsestraat nabij de vier
sprong in Denekamp is maandagmid
dag het tienjarig meisje A. S. onder
een personenauto geraakt en gedood.
De autobestuurder kon het kind, dat plot
seling de straat overstak, niet meer ont
wijken. Hij brak bij de botsing een heup
en liep een hersenschudding op.
In Haren bij Groningen is de heer
J. van der G. verongelukt. Hij stapte
uit de bus, aarzelde b(j het oversteken
en werd door een passerende auto ge
grepen. De heer Van der G. was op
sportgebied in het noorden een bekende
figuur.
geen verbetering gebracht. Een grotere
delegatie van bevoegdheden zou tot
een belangrijke en zeer gewenste ver
eenvoudiging leiden. Principiële bezwa
ren kunnen er niet bestaan, want de
minister is krachtens de wet op het ho
ger landbouwonderwijs bevoegd het
benoemen en ontslaan van personeel
aan het bestuur op te dragen.
Ofschoon er een grote achterstand is
ten aanzien van het bouwprogramma is
na de oorlog veel bereikt. Nieuwe gro
te gebouwen zullen weldra gereed zijn
en aan nieuwe plannen wordt gewerkt:
met behulp van barakken wordt nieu
we werkruimte gecreëerd voor ver
scheidene afdelingen.
De resultaten van het propaedeutisch
examen volgens het nieuwe onderwijs
programma zijn in 1959 volgens de rec
tor nog gunstiger te noemen dan in
1957 en 1958. Dit jaar werden 948 stu
denten voor volledig onderwijs inge
schreven. Het ingenieursdiploma werd
door 94 studenten behaald. Van de af
gestudeerden bekroonden er 13 hun
voortgezette studie met een promotie.
Professor de Jong drong aan op een
nauwere en goed gefundeerde samen
werking van de verschillende Wage-
ningse studentenverenigingen.
De advocaat-generaal bij de Hoge
Raad heeft geconcludeerd tot ontslag
van rechtsvervolging, van het Zuivelbe
drijf Sterevita, met vernietiging van het
desbetreffende arrest van het hof te
Amsterdam, waarbij deze N.V. tot 500
gulden boete is veroordeeld omdat zij
had gew-eigerd aan een Amsterdamse
kruidenier, die een vergunning voor
melkverkoop had, melk te leveren,
waartoe zij krachtens een ministeriële
beschikking verplia^t zou zijn.
Volgens de advocaat-generaal kan de
Höge Raad niet de rechtsgeldigheid van
de ministeriële beschikking beoordelen
omdat het kartelbesluit waarop de be
schikking steunt al vervallen was toen
het Amsterdamse Gerechtshof zijn uit
spraak deed. Het Hof heeft dan ook de
N.V. ten onrechte veroordeeld. De Ho
ge Raad zal 13 oktober uitspraak doen.
De directie van „Air France" heeft
een verbinding tussen Parijs en Am
sterdam in studie genomen, waarbij de
mogelijkheid niet is uitgesloten dat de
Franse luchtvaartmaatschappij niet in
gang van de zomerdienstregeling 1960
met de „Caravelle" op Schiphol gaat
vliegen.
Op het ogenblik beschikt „Air Fran
ce" over zeven toestellen van dit ty
pe. De vloot van deze tweemotorige
straalvliegtuigen, die men voornamelijk
voor de routes in Europa en op de ver
bindingen in het Midden-Oosten ge
bruikt, zal één april volgend jaar tot
twaalf toestellen zijn uitgebreid. De be
doeling is, dat uit economische overwe
gingen deze straalvliegtuigen zo weinig
mogelijk aan de grond staan. Dat zou
de reden zijn, dat de directie van „Air
France" in het schema voor de zomer
I960 ook twee retourvluchten met de
„Caravelle" tussen Amsterdam en Pa
rijs wil opnemen. De vliegtijd zou
slechts 45 minuten bedragen tussen Le
Bourget en Schiphol.
Advertentie
Ml
Coopvaert