Steun van koningstroon en republiek Commandant parketgroep knoeide met onkosten De stem van de dode door MAX MURRAY Vechtjassen uit alle naties Eis voor Hof zes maanden Maarschalksstaf in hun ransel In 1792 Met „hamir Cassatieberoep aandeel houder Starlift verworpen Brommers botsten op de V ondelingenweg Dame viel van trapje SCOTCH DC WAR S WOENSDAG 14 OKTOBER 1959 Het Vreemdelingenlegioen, La Légion Etrangère, bestaat dit jaar zeven een wen. Weliswaar niet in zijn huidige organisatie, maar het is toch zevenhonderd jaar ge leden, dat in Frankrijk het eerste troepen- deel van het leger werd gevormd, hetwelk niet uit Fransen bestond en een bepaalde taak kreeg, zoals nu het Vreemdelingen legioen nog heeft. Dit is een traditie ge worden. Juist nu kort geleden het bericht gelanceerd werd, dat in Tunesië twee ge vangen genomen Nederlandse soldaten van het Vreemdelingenlegioen door de Alge rijnse rebellen ter dood gebracht zijn, nadat ze eerst naar hen waren overgelopen, wordt nog eens temeer de aandacht op dit merk waardige korps gevestigd. Het is weliswaar niet het enige Spanje kent zijn „J^a Bandera', het Spaanse Vreemdelingen- legioen maar het Franse spreekt toch het meest tot de verbeelding. Telkens weer kan men lezen, dat een wanhopige vader naar Marseille gereisd is, om van de Franse auto riteiten te vragen hem zijn minderjarige zoon, die voor het legioen tekende, weer mee te geven, teneinde hem terug naar huis te brengen. Ook hiermede wordt aangetoond, dat nog steeds Nederlanders in het Vreemde lingenlegioen dienen, al is het vaak onder een vreemde naam. Nog steeds. inder daad, want de historie van het ontstaan van het Legioen gewaagt herhaaldelijk van rekruten, uit de Lage Landen langs de zee afkomstig. Reeds eeuwen geleden waren er lieden, hier te lande, die zich voor de Franse krijgsdienst lieten aanwerven. Dat was in de tijd van de huursoldaten. Observator White Label* A. raai Ook prims Eugène van Savoye, een bekend legeraanvoerder, bood de koning van Frankrijk zijn diensten aan. Men verwisselde toenmaals nogal gemakke lijk van vlag en koning Die vreemde troepen leverden ook goe de officieren en zelfs menige Franse Maarschalk was eruit afkomstig, zo b.v. maarschalk Pietro Strozzi één der grootste strategen van zijn tijd, van wie werd gezegd, dat hij het allerbeste veld slagen wist te leiden. Namen als de Brog- lie, Ornano, Schomberg (een Duiise graaf) Rosen en Asfeld (Zweden) Rant- zau en en Lowendal (Denen) Bercheny (Hongaar), Robert Stuart en Berwick (Engelsen) allemaal dragers van de maar- séhalkstaf, herinneren er aan, dat zelfs de eenvoudigste vreemde soldaat in Frankrijk de maarschalsstaf in zijn ran sel had. hetgeen inmiddels bij het Vreem delingenlegioen allerminst het geval is. Onder die buitenlandse maarschalken wa ren er zelfs met koninklijk bloed in de aderen, zoals de genoemde Berwick en Prins Maurits van Saksen, die voor de Fransen de slag van Fontenoy won, voorts Poniatowski en ten slotte de prins van Hohenlohe Barnstein, commandant van het „Legion de Hohenlohe", de voor loper van het huidige Vreemdelingen legioen. Toen de Franse Revolutie uitbrak, be stond het koninklijke leger uit ongeveer 150.000 man. Veertigduizend hiervan wa ren vreemdelingen: 'Zwitsers, Duitsers, Ieren, Belgen, Zweden en Hongaren. De Duitsers, Zweden en Hongaren waren paardevolk. Allemaal hadden ze hun eigen regimenten, waarin overigens ook weer manschappen van allerlei ande re nationaliteiten dienden. In de Ierse en Belgische regimenten waren talrijke Fransen ingedeeld, teneinde ze op vol le sterkte te houdën. Tijdens de Revolutie verdwenen de vreemde regimenten slechts in naam. Of liever, ze kregen een andere naam. Na tuurlijk konden ze niet langer als „Regi ments des Rois de France" worden aan geduid, zoals tot dan toe meestal gedaan was. In 1792 hoort men voor het eerst het „Légion Etrangère" en wel als voorko mend in een decreet, waarbij de oprich ting geregeld werd van een „Légion franche étrangère", waarin voortaan slechts buitenlanders zouden worden op genomen. De voorkeur ging daarna uit naar Zwitsers en Polen. Tijdens de re- gëring van Napoleon steeg het aantal bui tenlandse soldaten gestadig. Ten eerste door de verleiding, die Napoleons over winningen op vele avonturiers uitoefen den en ten tweede, doordat de IJzeren Corsikaan de weerbare mannen van de door hem veroverde gebieden bij zijn „Grande Armée" inlijfde. Hij deed zulks ook, naar bekend genoeg is, in ons vaderland, waar eerst de we zen, die er oud genoeg voor waren, uit de weeshuizen werden weggehaald. Bijna geheel Europa was ten slotte in de „Gran de Armée" vertegenwoordigd. Ook Egyp tische Mamelukken dienden onder Napo leon. Zijn „Grande Armée" leek veel op het mengelmoes van troepen waarmede Hitier tevergeefs getracht heeft, heel W.- Europa onder de duim te houden. Hij heeft hier te lande tot Mongolen toe ge bruikt Nadat na Napoleons val in Frankrijk de Bourbons op de troon waren gekomen, behielden die van de vreemde troepen slechts de Zwitsers, alsmede vier regi menten buitenlanders, waarvan er een hoofdzakelijk bestond uit Spanjaarden en Portugezeh, voor wie, omdat ze onder Na poleon hadden gevochten, de grenzen van hun land gesloten bleven. Dit regiment werd speciaal voor de dienst in de kolo niën bestemd. In het jaar 1815 was inmid dels een „Legion Royale Etrangère" ge vormd, dat later het „Legion de Hohen lohe" werd, vervolgens het Regiment de Hohenlohe en tenslotte het 21ste regiment lichte infanterie, waaruit het hedendaag se Vreemdelingenlegioen ontstond. Na 1830 werden de Zwitserse regimenten ont bonden, doch van 1855 tot 1859 werden er weer andere in het Franse leger opgeno men, als het „Deuxième Legion Etran gère" en het „Regiment Etranger". Maar in 1831 was toch reeds een legeronderdeel opgericht, uitsluitend uit buitenlandse sol daten bestaande, dat de naam kreeg van „Legion Etrangère" zonder meer en zich Zeven eeuwen Vreemdelingenlegioen Nu was het in vroeger eeuwen zó, dat de legers voornamelijk uit huursoldaten hestonden. De Fransen hebben echter reeds heel vroeg van buitenlanders gebruik gemaakt, ofschoon ze er naar streefden, die zoveel mogelijk apart te houden, terwijl in andere landen land genoten en vreemdelingen naast elkander in de gelederen streden. Intussen, in zekere zin heeft ook Engeland zijn vreemdelingenlegioen gehad, in zoverre, dat b.v. talrijke regimenten van het leger, dat tegen de Amerikaanse revolutionairen streed, vrijwel uitsluitend uit Duitsers bestonden, gecommandeerd door Engelse officieren. Deze Duitsers werden door hun vorsten aan Engeland geleverd, meestal geoefend en wel. Het waren feitelijk geen huursoldaten, eenvoudig omdat re meestal tegen hun ivil soldaat werden gemaakt, als halve lijfeigenen van het potentaatje, onder wiens gezag ze leefden. In het Amerikaanse vrijheidsleger streden eveneens buitenlanders en de Fransen zijn bijzonder trots op hun Lafayette, een der verdienstelijk, ste onderaanvoerders van de grote George Washington, de vader des vaderlands der Verenigde Staten. Eigen korpsen hebben die buiten landers er evenwel niet gehad. Het was koning Louis Philippe, die aan het Vreemdelingenlegioen zijn defi nitieve status gaf, maar lang voor hem beschikten de Franse monarchen over buitenlandse troepen, die in eigen contin genten (geëncadreerd waren. Louis Phi lippe stejde die buitenlanders onder een uiterst iftrenge discipline, zoals die tevo ren onbekend was geweest. De legers bestonden uit lieden van allerlei slag, grotendeels rücksichtslose avonturiers, wier respect voor hun officieren slechts matig was, zodat ze uiterst moeilijk in toom waren te houden. Tot in de zestien de eeuw toe warert de legers vaak weinig meer dan benden. Het leger der Franse koningen was niet veel beter en behalve Fransen maakten er Vlamingen* Neder landers, Spanjaarden, Savoyaarden en Engelsen deel van uit. Deze benden wer den aangevoerd door Franse edellieden, telgen uit beroemde geslachten, als de Rohans, de La Hires en de Xaintrail- les. Zelfs het leger, hetwelk door Jeanne d'Arc bijeengezameld werd, om Frank rijk van het juk der Engelse invallers te bevrijden, bestond in belangrijke mate uit buitenlandse soldeniers. Karei VII ging er toe over om Schotten, die naar Frankrijk waren overgestoken, teneinde tegen de Engelsen daar te vechten, in een eigen lijfwacht te verenigen. In 1439 richtte hij de zgn. „Compagnies d' ordon- nance" op, vijftien in getal, waarvan er twee uitsluitend uit Schotten bestonden en wier speciale taak het was, de monar chie te steunen. Deze compagnieën zijn tot aan de revolutie blijven voortbestaan. Sinds 1439 zijn met name de Schotse compagnieën of regimenten nauw ver bonden gebleven aan de monarchie, als de „Compagnie Ecossaise des Gardes du Corps du Roi". De Schotse regimen ten bleven voortbestaan, ook nadat er geen Schotten meer voor te vinden waren en ze voornamelijk uit Fransen bestonden. Maar als de zgn. troepen van het Mai- son du Roi ofwel koningshuls op het ap pel werden geroepen, antwoordden ze niet met „present", maar met „hamir", een verbastering van „hay hamir", het welk weer een vroegere verbastering was van het Engelse „I am here waarmede tevens op symbolische wijze te kennen werd gegeven, dat ze bereid waren, voor de koning te sterven Ten tijde van Lodewijk XII waren het niet alleen Schotten, die onder 's konings banier dienden, maar ook Albanezen, Grieken, Serviërs en andere Balkanbe- woners en zelfs TurkenDie Tur ken en Serviërs waren gewend, aldus schreef een tijdgenoot, de afgeslagen ■hoofden hunner vijanden aan het zadel van hun paard met zich mede te voeren Onder Frans I werd zelfs het grootste gedeelte van de Franse infanterie door buitenlanders gevormd. Op 26.000 man waren er 16.000 vreemdelingen: Zwit sers, Duitsers, Savoyaarden, Luike naren en Piëmontezen De Zwitsers hebben tussen twee haakje» altijd een belangrijke plaats onder de vreem de hulptroepen van Frankrijk inge nomen en ook daar heeft het bekende: geen geld, geen Zwitsers lange tijd op geld gedaan. Ze kunnen de eer voor zich opeisen. Frankrijk het langst en het trouwst gediend te hebben. In zekere zin zijn za de wegbereiders voor het Vreemdelingenlegioen geweest. Het was Lodewijk XI, die het eerst Zwitsers aan wierf in zijn strijd tegen Karei de Stoute. Door een speciale overeenkomst met de Zwitserse kantons verzekerde hij zich de geregelde leverantie van soldaten, tegen betaling van een zeker bedrag aan de kantons en de belofte van een goede soldij voor de mannen. De Zwitsers zijn veel meer nog dan de zoeven genoemde Schotten, de grote beschermers van de Franse troon geweest en het tot aan de Revolutie gebleven. Ze vormden menig maal de kern der Franse troepen. Bekend is, wat Frederik de' Grote in de slag En dit zijn tamboers van het Zwit serse Garderegiment van Lodewijk XV. Wel onderscheidden deze keurige signeuren zich van de kei harde, in simpele uniformen gestoken legionairs van Rossbach (1759) zei, toen de ver slagen Fransen zich onder dekking van de onverschrokken in het rood geklede Zwitsers terugtrokken: wat is toch die muur van keiharde stenen, waar mijn kanonnen niet tegenop kunnen? Nog in het jaar 1791 telde het Franse leger 14.000 Zwitsers, de keurtroepen van de infanterie. In hun vaandels voer den ze het devies „Fidelitate et Honore". Dit devies prijkt nog steeds in gouden letters op de vaandels van de tien regi menten van het Vreemdelingenlegioen en onder dit' devies zetten de rekruten hun handtekening, als ze dienstnemen. Er is een periode geweest, waarin be kende buitenlandse legeraanvoerders hun diensten aan de koning van Frankrijk aanboden. Onder hen bevond zich zowaar de beroemde hertog van Malrborough, Churchill's grote voorvader. En telkens vinden we in de militaire historie van Frankrijk Nederlanders vermeld. Zo rap porteerde bijv. in het jaar 1639 een gene raal Susane, dat zich onder zijn man schappen vele Schotten, Zwitsers, Polen, Elzassers, Nederlanders en Duitsers be vonden. Het was alweer een Duitse poten taat, die aan Hendrik niet minder dan zestien regimenten cavalerie tegelijk overdeed en wel graaf Bernhard van Saksen-Weimar, maar onder deze Duitse troepen bevonden zich toch ook weer vele buitenlanders. Het aantal manschap pen uit de Lage Landen aan de Zee was bijna even groot als dat dereigenlijke Weimarianen, aldus de genoemde gene- In hoger beroep van een vonnis, waar bij de Rechtbank te Amsterdam hem we gens knoeierijen met onkostendeclara- ti.es en verduistering van wat" schoon maakartikelen een jaar gevangenisstraf had opgelegd, heeft de 62-jarige voorma lige adjudant van de rijkspolitie van H.. destijds commandant van de Parketgroep Amsterdam, door de procureur-generaal bij het Gerechtshof te Amsterdam zes maanden tegen zich horen eisen. De procureur-generaal, mr. A. S. de Muinck Keizer, noemde het een trieste en nare zaak, die een zwartebladzijde is geworden, niet alleen voor de politie, maar zelfs voor het gehele justotie-appa- raat, omdat hier een chef van een par ketgroep te eigen bate te hoge transport kosten voor gevangenen, die van het Huis van Bewaring naar het Paleis van Justi tie werden vervoerd, had opgegeven. De verdachte heeft daarmee in vier jaar tijds er naar schatting 3000 gulden van overgehouden. „Een gevoel van ergenis en verontwaardiging kan men nauwelijks onderdrukken", aldus de procureur, „wanneer men hét allesbehalve ridder lijk verweer van deze man onder ogen krijgt. Het is allemaal even miserabel, naargeestig en miezerig". De procureur wilde er echter rekening mee houden, dat de verdachte man in zijn leven te veel promotie had gemaakt en een taak op zijn schouders had gekre gen, waarvoor zijn capaciteiten onvol doende waren. In het psychiatrische rap port werd tot een geheel voorwaardelijke straf geconcludeerd. Hierop maakte mr. De Muinck Keizer een ernstige aanmer king. „Om zo'n conclusie wordt hele maal niet gevraagd", zei hij, „zij is ook niet op haar plaats. Ze wekt uiteraard il lusies bij de verdachte op. die niet kun nen worden gehonoreerd en leidt dus tot teleurstelling". De raadsman, mr. M. van Vugt, zei in zijn pleidooi, dat verdachte en zijn fa milie door deze vervolging volkomen vernederd zijn, dat de verdachte lichame lijk geknakt is en dat hij reeds zeer zwaar leed heeft ondergaan. Hij bepleitte een geheel voorwaardelijke straf. De uit spraak volgt op 27 oktober a.s. (Van onze Haagse redactie) De Hoge Raad heeft gistermorgen het cassatieberoep verworpen, dat een 58- jarige zakenman uit Amsterdam had in gesteld tegen een arrest van het Haags gerechtshof. Door dit gerechtshof was de zakenman wegens uitlokking van vals heid in geschrifte en oplichting veroor deeld tot een jaar gevangenisstraf met aftrek. De genoemde feiten zou hij heb ben gepleegd bij de N.V. Starlift en de N.V. Hydraulic Holland, waarvan hij de grootste aandeelhouder is. Ook de pro cureur-generaal bij de Hoge Raad had tot verwerping van het beroep in cassatie geconcludeerd. Op de Vondelingenweg botsten gister avond twee brommers tegen elkaar. Hier bij kwam de 55-jarige sjouwer A. van Z. van de Boezemkade te Bolnes met zijn bromfiets te vallen. Met een hersenschudding is hij naar het Zuiderziekenhuis te Rotterdam vervoerd. De 65-jarige mevrouw F. van M.-S. uit de Kuiperstraat te Rotterdam is vanmor gen bewusteloos aangetroffen onder 'aan het trapje, dat van de Willem Buytewecli- stt-aat naar de Schoonderloostraat voert. Men vermoedt, dat zij van het trapje is gevallen, waarbij zij een wond aan het achterhoofd kreeg. Zij is naar het Cool- singelziekenhuis vervoerd. Dit is Louis Pfyffer von Altishofen, een kolonel van de Zwitsersdie de grondslag legde voor het Franse V reemdelingenlegioen. wist te handhaven, tot op de huidige dag, terwijl allengs de andere vreemde regi menten er in werden opgenomen, die der Zwitsers incluis. Het hoofdkwartier werd te Sidi-bel-Ab- bes in Algerië gevestigd en van daaruit stroomden de legionairs naar alle Fran se kolonies, waar ze enkele jaren geleden de kern vormden van de Franse strijd krachten in IndoChina, terwijl ze tegen woordig in Algerije nog steeds de zwaar ste karweien opknappen. Men kan over dit Vreemdelingenlegioen uiteraard verschillend oordelen, maar niet loochenen, dat het een der beste militaire formaties ter wereld is. En elke Frans man. erkent volmondig, dat het zijn va derland onschatbare diensten bewezen heeft en nog bewijst. (Advertentie) in the drink Ltnp.: Wilmermk Muller N.V., Amsterdam Ym, says ths Racehorse Owner. With my knowledge of form, 1 know Scotch is the drink And. of course ii tlui Scotch 2. Nu waarom zou je dan niet bij ons logeren? Je moeder zou misschien gaan denken, dat er iets aan de hand was met jullie vermogen. Moeder zal niets denken. Wanneer je er een paar dagen bent, denkt ze, dat je een van onze vrien den bent. Ze Is altijd erg verstrooid. Ja maar in haar verstrooidheid zou ze het mis schien een beetje raar vinden. Speciaal met het oog op jouw verloving met die Graham Ward. Ik ben niet verloofd met Graham Ward. Ten minste niet meer sinds gisteren. Hij schudde zijn hoofd. Ja maar de ene dag die Graham Ward vaarwel zeggen en de volgende dag mij inhalen, moet wel een tikje overhaast schijnen, zelfs in een wereldstad als Inching Round. Moeder denkt er niet eens over na, zei Celia geduldig. Ze is het gewend, mannen te zien komen en gaan. Als er niemand is, mist ze iets. Ze keek hem achterdochtig aan. Zeg eens, ik geloof, dat je er spijt van hebt, dat je gekomen bent. Hij protesteerde. Gekomen bent? waar? We zijn nog niet eens in Clapham. Nee, ik zal doorbijten. Maar ik vind het zoeken naar een naald in een hooiberg hoor. Nietwaar, zei Celia, het is zoeken naar een schrijver van anonieme brieven in een dorp. Heeft iemand enig vermoeden geuit wie het is? Celia beet op haar onderlip. Niemand. Ze voegde er bitter aan toe: Behalve Graiham en ik natuurlijk. Hum misschien zijn jij en Graham de enigen, die zo'n brief ontvangen hebben. Celia's hoofd was naar het open raampje gekeerd, maar ze keek niet naar Zuid-Londen. Ze liet in ge dachten haar buren en kennissen in Inching Round de revue passeren. Nee, een boel anderen hebben er ook een gehad. Je zult het wel merken. Er hangt iets in de atmosfeer. Er heerst een soort achterdocht; iedereen kijkt de ander aan alsof hij iets vermoedt, alsof hij hem er gens van verdenkt, en dan kijken ze weer een andere kant op, alsof ze zich schamen voor hun gedachten. Ik beloof je, dat het geen grapje is. Firth frommelde ongeduldig aan zijn das. Maar ik begrijp niet, dat twee blijkbaar verstan dige mensen als jij en Graham zich op stang laten ja gen door die nonsens door zo'n stelletje stomme leugens in een anonieme brief. Celia keek naar de grond. Ja, zie je, het waren niet allemaal leugens. Ik bedoel maar, de manier waarop het gezegd werd, was zo verschrikkelijk., wat er tussen de regels te lezen stond. Graham verwachtte natuurlijk dat ik alles zou ontkennen. En je hebt natuurlijk geweigerd erover te pra ten? Ja, ik was boos omdat hij vroeg of ik me wil de verklaren. Dat had ik Graham ook niel gevraagd. Dus jij hebt ook een brief gehad? Ze huiverde. Het was vreselijk. Ik ben begonnen te lezen en toen heb ik hem verbrand. Firth lachte. Wat sportief van je Celia. Ik vind het altijd zo aardig tegenover een misdadiger, wanneer je het be wijsmateriaal verbrandt. Ik kon de gedachte alleen, dat die brief in huis was, al niet verdragen. Wist Graham, dat je die brief had? Ja, maar ik heb er niet verder over gepraat. Dat had je wel moeten doen, dat zou zijn aan dacht van de zijne afgeleid hebben. Heeft hij die van hem ook verbrand? Ik weet het niet; nadat hij hem aan mij had la ten zien, stak hij hem in zijn portefeuille, geloof ik. Was hij van plan ermee naar de politie te gaan? Natuurlijk niet. Ze sprak op een toon, alsóf dat. Vermoeden uit den boze was, Waarom niet? Dat zou toch het verstandigste ge weest zijn? Het zou verschrikkelijk geweest zijn, protesteerde zij. Zij kennen ons en wij hen. Stel je voor, dat ze op jacht gegaan waren naar al die brieven en alles wat ze van ons te weten kwamen hadden opgeschreven? De politie spreekt niet over hetgeen ze hoort. Je kunt wel merken, dat je nog nooit in een dorp gewoond hebt. Nee, dat is me bespaard gebleven. Maar goed, dorpsmeisje, je vriend Graham geeft zijn brief dus niet aan de politie. Waarom bewaart hij hem als souvenir? Ze keek een andere kant op. Ik weet het niet. Nu, ik persoonlijk zou zotiets bij voorkeur niet in huis houden. Misschien bewaart hij hem als een gedachtenis aan zijn vroegere domheden. Misschien bij wijze van zelfkwelling. Of hij keek haar grijn zend aan misschien is hij van plan het adres te ver anderen en hem naar je volgende vlam te sturen. Het was een schandelijke veronderstelling, maar de idee, het adres uit te vlakken en het ding als een kettingbrief door te sturen, deed haar lachen. Firth's grijns werd breder. Als hij van dit bezoek hoort, stuurt hij hem, wie weet, wel naar mij. Het zou natuurlijk een middel zijn om aan bewijsmateri aal te komen, nietwaar? Idioot. Groot gelijk. En toch Wat en toch? Hij lachte. Het is nog te vroeg, geloof ik. Onthoud het maar. Ik ben één van de weinige aantrekkelijke mannen, die nog op vrije voeten lopen. Ja, antwoordde Celia ernstig, ik geloof van wel. Ik geloof, dat je je heel aantrekkelijk kunt voordoen, als je wilt. Van wat ik zo hier en daar opgevangen heb, weet ik, dat ik nogal een omvangrijk publiek heb. Je bent met jezelf ingenomen. Nee, ik ben realistisch. Waarom net doen alsof je 't niet weet, als het tegendeel waar is? Wat kun je eraan doen als je achttien geweest bent en heilig noch achterlijk bent? Ik ben geen van beide. Maar wat voor zin heeft het, door te borduren. Ik verwacht niet, dat het je interesseert. Hij strekte zijn lange be nen uit en legde zijn voeten op de bank tegenover hem. Als we toch de rest van °ns leven in deze stoomslak moeten doorbrengen, dan kunnen we het ons beter gemakkelijk maken. Hij leunde naar ach teren en zij stelde verontwaardigd vast, dat hij van plan was te gaan slapen. Hij had natuurlijk gelijk dacht zij geërgerd. De vrouwen zouden wel heel wat drukte over hem ma ken. Ze zag dat zijn oogwimpers lang en dik waren als bij een meisje. En in zijn bruine haar lag een veel te mooie golf voor een> man. Zijn gelaatstrek ken waren regelmatig en fijn besneden en toch niet zwak, en om de hoeken van zijn nogal brede mond trilde meestal een glimlachje, dat je het onzekere gevoel gaf, dat hij je dadelijk uit zou gaan lachen. Je moest ongetwijfeld boven het gemiddelde uitsteken, wilde hij je au serieux nemen. Hij was slank, maar ze herinnerde zich, hoe gemakkelijk hij haar zware koffers in het net gelegd had. Wat kan het me ook eigenlijk schelen, dacht ze hardop. Wat? Hij scheen zich met moeite te herinneren, dat zij er ook was. Ik zei: Wat kan het me ook eigenlijk schelen. O ja, ik hoorde je wel, maar ik kon zo gauw de draad niet vinden. Zonder zijn hoofd uit het kussen te lichten, keek hij haar aan. Omdat je mijn type niet bent. Ik bedoel natuurlijk: ik ben jouw type niet. O, dus ik heb wel een eigen type? O, maar een erg veelomvattend type. Ik bedoel: er zijn tal van mogelijkheden lang, slank gespierd geleerd, joviaal een hele keus, zou ik zeggen. Maar, Celia, je zou nooit, nooit in Londen aarden. Hoe weet je dat? O, natuurlijk, je zou komen en zelfs een tijd in een huis wonen. Een huis, let wel. Geen flat. Maar in, je hart zou je aldoor buiten vertoeven. En jij natuurlijk niet? Hij schudde zijn hoofd. Nee. Zelfs niet terwillc van Celia. Dan weten we dus hoe de zaken staan. 7c hoop te, dat hij haar welgekozen sarcasme zou opmerken. Maar hij knikte tevreden en zei; Ja nietwaar? Het is prettig, dat we elkaar begrij pen. Zijn lange wimpers gleden weer over zijn ogen en Firth viel in slaap. Bedaard en elegant, maar niet temin: in slaap: en wat meer is: hij bleef lang sla pen, de hele eindeloos lange reis. En alsof dat nog niet genoeg was, moest ze hem ook nog wakker schud den, toen ze Inching Round naderden. Zijn we er? Hoe heerlijk, Celia. Heb je ook goed geslapen? Dank je. Ik heb gelezen. Wel, ieder het zijne. Ik word ongeduldig wanneer ik in de trein lees. Je hebt gesnurkt. Hij schudde zijn hoofd. Nee, Celia, nee, ik kan een heel leger getuigen doen aanrukken, die zweren zullen, dat ik nooit snurk. Hij kwam met tegenzifi overeind. Te oordelen naar het heftig geslinger meen ik, dat de slakkengang in stilstand dreigt over te gaan. Moet ik verwachten afgehaald te worden, of gaan we op eigen gelegenheid naar huis?. We gaan wandelen. Werkelijk? En wie draagt dan de klerenkoffer, die we bij ons hebben? Celia lachte. Tob maar niet. Het behoort tot do tradities van het dorp, dat onze kruier, Ted Mattock, in zijn eigen tijd alle bagage op de kruiwagen van de spoorwe gen rondbrengt. Aha, traditie, en wat meer is: Ted. Ted was de enige op het perron toen zij uitstapten. Hij zette zijn horloge bij in de geruststellende over tuiging, dat deze trein althans gewoon over tijd was Maar de heer, die tegelijk met juffrouw Sim uit stapte, bracht hem toch wel even van zijn apropos. Die zei, alsof hij hem al jaren kende: Goeienavond Ted. Navond meneer, zei Ted, niet wetend, zoals hij later beweerde, wat hij anders moest zeggen. Wil je de bagage op de traditionele wijze, als een brave kerel, op de kruiwagen laden?Goeie avond, Ted. Als juffrouw Celia d'r niet bij geweest was, dan zou ik mijn oren niet geloofd hebben. Stel je voor, dat ze zelfs in Londen van mijn kruiwagen af weten. Wat is de wereld toch klein hè6 Goeie avond, juffrouw Celia. Alles goed? Nou, u vraagt dat nou, maar d'r is hier het een en ander gepasseerd, juffrouw. D'r is zogezegd een moord gebeurd. Een moord?, lachte Celia, wil je mij voor de gek houden? Nou, de een of ander heeft die ouwe juffrouw Pewsey, met een stomp voorwerp op d'r hoofd ge slagen, en nou is ze uit de tijd. Lijkt dat op een moord of niet, juffrouw? Celia stond stokstijf. Ook Firth verroerde zich niet, hij was een en al oor. Juffrouw Pewsey vermoord? Wis en waarachtig, juffrouw Celia. Maar waarom nee maar, hoe is dat moge lijk? Celia voelde Firth's hand onder haar arm. Moord is een eigenaardig iets Celia. Je verwacht het maar zelden. En als het gebeurt, dan denk je eerst kalm na en begint dan pas te praten Goede reis met de koffers, Ted. Goeie avond. Hij trok haar zachtjes mee, het station uit en de weg op. Het was een heldere, stille avond. Het meisje kreeg het gevoel of de anders altijd vriendelijke sfeer plots veranderd was. Het zachte briesje scheen geheimzinnig te fluisteren. Voor 't eerst in haar leven was ze blij, dat ze niet alleen liep op de korte lommerrijke weg, die van het station naar het dorp leidde. Het was bespottelijk. Alleen maar, omdat er iemapd gestorven was neen, er was iemand vermoord. Dat was iets anders, dat beteken de, dat er een moordenaar was. Iemand, die om zichtig naderbij sloop, zonder kloppen binnenwipte, en weer geluidloos verdween, dood en verderi ach ter latend. Ik geloof, dat ik me deze reis had kunnen be sparen, niet, Celia? zei Firth bedaard. Hoe bedoel je dat? Het mysterie is al opgelost. Wou je zeggen, dat Als er iemand anonieme brieven stuurt en er wordt iemand vermoord, dan valt het niet moeilijk te raden, wie de schrijver van die anonieme brieven is, wel? Juffrouw Pewsey AngelaIk Verbaast het je? Celia scheen verwonderd over haar eigen woorden. Nee, nee. eigenlijk niet, geloof ik. Ze was een vreselijke heks. Maar, o, ze is dood!. Ja, ze heeft een van haar dorpsgenoten onder schat. Maar waarom juffrouw Pewsey? Zodra je het hoorde, heb je haar toen niet dade lijk in verband gebracht met die brieven, Celia? Ja, dat moet wel. De hele sfeer was ook zo ik weet niet, maar. Dus dat is dat, nietwaar? Hij scheen opgelucht. Maar, Firth, wie kan haar vermoord hebben? Dat is natuurlijk een zaak voor de politie. Het spijt me, er de nadruk op te leggen, beste meid, maar het is van het begin af al hun zaak geweest. Denk je dat, als ik direct naar haar toe ge gaan was, ze nu nog zou leven? Hij schudde zijn hoofd. Ik ben van mening, dat een dame als juffrouw Pewsey toch te eniger tijd haar eigen graf wel ge dolven zou hebben. Natuurlijk heeft ze gedacht, eens goed plezier te kunnen hebbenIs dat daar de kroeg? Ja. Wou je iets drinken? Waarom niet? We hebben ons mysterie opgelost; wat ontspanning hebben we wel verdiend. Als Firth alleen „De Lustige Jagers" was binnenge gaan, zou hij als een vreemdeling behandeld zijn. Nu hij met Celia kwam, was hij nog wel een vreemde, maar dan onder goed geleide. Ruw geschat werd hij door twintig stamgasten aangestaard, niet onbe schaamd, weliswaar, maar hij werd toch heel dege lijk opgenomen. Hij was een stadsmens en als zoda nig zag hij er uit, maar dat pleitte in geen enkel op zicht tegen hem. Als iemand uit de stad zich als een dorpeling trachtte te kleden, dat konden ze niet zetten. De waard van „De Lustige Jagers" was een klein manneke en als hij iets vertrouwelijks mee te delen had, moest hij op zijn tenen gaan staan om over de tapkast te leunen. Celia stelde hem aan Firth voor.„Thomas Trippeltree. Hoe maakt u het, mijnheer?. Zijn gegroefd, spits snuitje spleet tot een lach. Het doet ons altijd genoe gen kennissen van juffrouw Celia te ontmoeten. Al tijd keurige nette heren. Firth wierp Celia een glimlach toe en dacht aan de stoet keurige nette heren, waarvan hij tot nog toe de laatste was. Prettig om in zulk goed gezelschap te verkeren. Wat is er te drinken? (Wordt vervolgd)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1959 | | pagina 4