Steun van koningstroon en republiek
Commandant parketgroep
knoeide met onkosten
De stem van de dode
door MAX MURRAY
Vechtjassen uit alle naties
Eis voor Hof zes maanden
Maarschalksstaf in
hun ransel
In 1792
Met „hamir
Cassatieberoep aandeel
houder Starlift
verworpen
Brommers botsten op de
V ondelingenweg
Dame viel van trapje
SCOTCH
DC WAR S
WOENSDAG 14 OKTOBER 1959
Het Vreemdelingenlegioen, La Légion
Etrangère, bestaat dit jaar zeven een wen.
Weliswaar niet in zijn huidige organisatie,
maar het is toch zevenhonderd jaar ge
leden, dat in Frankrijk het eerste troepen-
deel van het leger werd gevormd, hetwelk
niet uit Fransen bestond en een bepaalde
taak kreeg, zoals nu het Vreemdelingen
legioen nog heeft. Dit is een traditie ge
worden. Juist nu kort geleden het bericht
gelanceerd werd, dat in Tunesië twee ge
vangen genomen Nederlandse soldaten van
het Vreemdelingenlegioen door de Alge
rijnse rebellen ter dood gebracht zijn, nadat
ze eerst naar hen waren overgelopen, wordt
nog eens temeer de aandacht op dit merk
waardige korps gevestigd. Het is weliswaar
niet het enige Spanje kent zijn „J^a
Bandera', het Spaanse Vreemdelingen-
legioen maar het Franse spreekt toch het
meest tot de verbeelding. Telkens weer kan
men lezen, dat een wanhopige vader naar
Marseille gereisd is, om van de Franse auto
riteiten te vragen hem zijn minderjarige
zoon, die voor het legioen tekende, weer mee
te geven, teneinde hem terug naar huis te
brengen. Ook hiermede wordt aangetoond,
dat nog steeds Nederlanders in het Vreemde
lingenlegioen dienen, al is het vaak onder
een vreemde naam. Nog steeds. inder
daad, want de historie van het ontstaan van
het Legioen gewaagt herhaaldelijk van
rekruten, uit de Lage Landen langs de zee
afkomstig. Reeds eeuwen geleden waren er
lieden, hier te lande, die zich voor de Franse
krijgsdienst lieten aanwerven. Dat was in
de tijd van de huursoldaten.
Observator
White Label*
A.
raai Ook prims Eugène van Savoye, een
bekend legeraanvoerder, bood de koning
van Frankrijk zijn diensten aan. Men
verwisselde toenmaals nogal gemakke
lijk van vlag en koning
Die vreemde troepen leverden ook goe
de officieren en zelfs menige Franse
Maarschalk was eruit afkomstig, zo
b.v. maarschalk Pietro Strozzi één der
grootste strategen van zijn tijd, van wie
werd gezegd, dat hij het allerbeste veld
slagen wist te leiden. Namen als de Brog-
lie, Ornano, Schomberg (een Duiise
graaf) Rosen en Asfeld (Zweden) Rant-
zau en en Lowendal (Denen) Bercheny
(Hongaar), Robert Stuart en Berwick
(Engelsen) allemaal dragers van de maar-
séhalkstaf, herinneren er aan, dat zelfs
de eenvoudigste vreemde soldaat in
Frankrijk de maarschalsstaf in zijn ran
sel had. hetgeen inmiddels bij het Vreem
delingenlegioen allerminst het geval is.
Onder die buitenlandse maarschalken wa
ren er zelfs met koninklijk bloed in de
aderen, zoals de genoemde Berwick en
Prins Maurits van Saksen, die voor de
Fransen de slag van Fontenoy won,
voorts Poniatowski en ten slotte de prins
van Hohenlohe Barnstein, commandant
van het „Legion de Hohenlohe", de voor
loper van het huidige Vreemdelingen
legioen.
Toen de Franse Revolutie uitbrak, be
stond het koninklijke leger uit ongeveer
150.000 man. Veertigduizend hiervan wa
ren vreemdelingen: 'Zwitsers, Duitsers,
Ieren, Belgen, Zweden en Hongaren. De
Duitsers, Zweden en Hongaren waren
paardevolk. Allemaal hadden ze hun
eigen regimenten, waarin overigens
ook weer manschappen van allerlei ande
re nationaliteiten dienden. In de Ierse
en Belgische regimenten waren talrijke
Fransen ingedeeld, teneinde ze op vol
le sterkte te houdën.
Tijdens de Revolutie verdwenen de
vreemde regimenten slechts in naam. Of
liever, ze kregen een andere naam. Na
tuurlijk konden ze niet langer als „Regi
ments des Rois de France" worden aan
geduid, zoals tot dan toe meestal gedaan
was. In 1792 hoort men voor het eerst het
„Légion Etrangère" en wel als voorko
mend in een decreet, waarbij de oprich
ting geregeld werd van een „Légion
franche étrangère", waarin voortaan
slechts buitenlanders zouden worden op
genomen. De voorkeur ging daarna uit
naar Zwitsers en Polen. Tijdens de re-
gëring van Napoleon steeg het aantal bui
tenlandse soldaten gestadig. Ten eerste
door de verleiding, die Napoleons over
winningen op vele avonturiers uitoefen
den en ten tweede, doordat de IJzeren
Corsikaan de weerbare mannen van de
door hem veroverde gebieden bij zijn
„Grande Armée" inlijfde.
Hij deed zulks ook, naar bekend genoeg
is, in ons vaderland, waar eerst de we
zen, die er oud genoeg voor waren, uit
de weeshuizen werden weggehaald. Bijna
geheel Europa was ten slotte in de „Gran
de Armée" vertegenwoordigd. Ook Egyp
tische Mamelukken dienden onder Napo
leon. Zijn „Grande Armée" leek veel op
het mengelmoes van troepen waarmede
Hitier tevergeefs getracht heeft, heel W.-
Europa onder de duim te houden. Hij
heeft hier te lande tot Mongolen toe ge
bruikt
Nadat na Napoleons val in Frankrijk de
Bourbons op de troon waren gekomen,
behielden die van de vreemde troepen
slechts de Zwitsers, alsmede vier regi
menten buitenlanders, waarvan er een
hoofdzakelijk bestond uit Spanjaarden en
Portugezeh, voor wie, omdat ze onder Na
poleon hadden gevochten, de grenzen van
hun land gesloten bleven. Dit regiment
werd speciaal voor de dienst in de kolo
niën bestemd. In het jaar 1815 was inmid
dels een „Legion Royale Etrangère" ge
vormd, dat later het „Legion de Hohen
lohe" werd, vervolgens het Regiment de
Hohenlohe en tenslotte het 21ste regiment
lichte infanterie, waaruit het hedendaag
se Vreemdelingenlegioen ontstond. Na
1830 werden de Zwitserse regimenten ont
bonden, doch van 1855 tot 1859 werden er
weer andere in het Franse leger opgeno
men, als het „Deuxième Legion Etran
gère" en het „Regiment Etranger". Maar
in 1831 was toch reeds een legeronderdeel
opgericht, uitsluitend uit buitenlandse sol
daten bestaande, dat de naam kreeg van
„Legion Etrangère" zonder meer en zich
Zeven eeuwen Vreemdelingenlegioen
Nu was het in vroeger eeuwen zó, dat de legers voornamelijk uit
huursoldaten hestonden. De Fransen hebben echter reeds heel vroeg
van buitenlanders gebruik gemaakt, ofschoon ze er naar streefden,
die zoveel mogelijk apart te houden, terwijl in andere landen land
genoten en vreemdelingen naast elkander in de gelederen streden.
Intussen, in zekere zin heeft ook Engeland zijn vreemdelingenlegioen
gehad, in zoverre, dat b.v. talrijke regimenten van het leger, dat
tegen de Amerikaanse revolutionairen streed, vrijwel uitsluitend uit
Duitsers bestonden, gecommandeerd door Engelse officieren. Deze
Duitsers werden door hun vorsten aan Engeland geleverd, meestal
geoefend en wel. Het waren feitelijk geen huursoldaten, eenvoudig
omdat re meestal tegen hun ivil soldaat werden gemaakt, als halve
lijfeigenen van het potentaatje, onder wiens gezag ze leefden. In het
Amerikaanse vrijheidsleger streden eveneens buitenlanders en de
Fransen zijn bijzonder trots op hun Lafayette, een der verdienstelijk,
ste onderaanvoerders van de grote George Washington, de vader des
vaderlands der Verenigde Staten. Eigen korpsen hebben die buiten
landers er evenwel niet gehad.
Het was koning Louis Philippe, die
aan het Vreemdelingenlegioen zijn defi
nitieve status gaf, maar lang voor hem
beschikten de Franse monarchen over
buitenlandse troepen, die in eigen contin
genten (geëncadreerd waren. Louis Phi
lippe stejde die buitenlanders onder een
uiterst iftrenge discipline, zoals die tevo
ren onbekend was geweest. De legers
bestonden uit lieden van allerlei slag,
grotendeels rücksichtslose avonturiers,
wier respect voor hun officieren slechts
matig was, zodat ze uiterst moeilijk in
toom waren te houden. Tot in de zestien
de eeuw toe warert de legers vaak weinig
meer dan benden. Het leger der Franse
koningen was niet veel beter en behalve
Fransen maakten er Vlamingen* Neder
landers, Spanjaarden, Savoyaarden en
Engelsen deel van uit. Deze benden wer
den aangevoerd door Franse edellieden,
telgen uit beroemde geslachten, als
de Rohans, de La Hires en de Xaintrail-
les. Zelfs het leger, hetwelk door Jeanne
d'Arc bijeengezameld werd, om Frank
rijk van het juk der Engelse invallers
te bevrijden, bestond in belangrijke mate
uit buitenlandse soldeniers. Karei VII
ging er toe over om Schotten, die naar
Frankrijk waren overgestoken, teneinde
tegen de Engelsen daar te vechten, in
een eigen lijfwacht te verenigen. In 1439
richtte hij de zgn. „Compagnies d' ordon-
nance" op, vijftien in getal, waarvan er
twee uitsluitend uit Schotten bestonden
en wier speciale taak het was, de monar
chie te steunen. Deze compagnieën zijn
tot aan de revolutie blijven voortbestaan.
Sinds 1439 zijn met name de Schotse
compagnieën of regimenten nauw ver
bonden gebleven aan de monarchie, als
de „Compagnie Ecossaise des Gardes
du Corps du Roi". De Schotse regimen
ten bleven voortbestaan, ook nadat er
geen Schotten meer voor te vinden waren
en ze voornamelijk uit Fransen bestonden.
Maar als de zgn. troepen van het Mai-
son du Roi ofwel koningshuls op het ap
pel werden geroepen, antwoordden ze
niet met „present", maar met „hamir",
een verbastering van „hay hamir", het
welk weer een vroegere verbastering was
van het Engelse „I am here
waarmede tevens op symbolische wijze
te kennen werd gegeven, dat ze bereid
waren, voor de koning te sterven
Ten tijde van Lodewijk XII waren het
niet alleen Schotten, die onder 's konings
banier dienden, maar ook Albanezen,
Grieken, Serviërs en andere Balkanbe-
woners en zelfs TurkenDie Tur
ken en Serviërs waren gewend, aldus
schreef een tijdgenoot, de afgeslagen
■hoofden hunner vijanden aan het zadel
van hun paard met zich mede te voeren
Onder Frans I werd zelfs het grootste
gedeelte van de Franse infanterie door
buitenlanders gevormd. Op 26.000 man
waren er 16.000 vreemdelingen: Zwit
sers, Duitsers, Savoyaarden, Luike
naren en Piëmontezen De Zwitsers
hebben tussen twee haakje» altijd een
belangrijke plaats onder de vreem
de hulptroepen van Frankrijk inge
nomen en ook daar heeft het bekende:
geen geld, geen Zwitsers lange tijd op
geld gedaan. Ze kunnen de eer voor
zich opeisen. Frankrijk het langst en het
trouwst gediend te hebben. In zekere
zin zijn za de wegbereiders voor het
Vreemdelingenlegioen geweest. Het was
Lodewijk XI, die het eerst Zwitsers aan
wierf in zijn strijd tegen Karei de Stoute.
Door een speciale overeenkomst met de
Zwitserse kantons verzekerde hij zich
de geregelde leverantie van soldaten,
tegen betaling van een zeker bedrag aan
de kantons en de belofte van een goede
soldij voor de mannen. De Zwitsers zijn
veel meer nog dan de zoeven genoemde
Schotten, de grote beschermers van de
Franse troon geweest en het tot aan de
Revolutie gebleven. Ze vormden menig
maal de kern der Franse troepen. Bekend
is, wat Frederik de' Grote in de slag
En dit zijn tamboers van het Zwit
serse Garderegiment van Lodewijk
XV. Wel onderscheidden deze
keurige signeuren zich van de kei
harde, in simpele uniformen gestoken
legionairs
van Rossbach (1759) zei, toen de ver
slagen Fransen zich onder dekking van
de onverschrokken in het rood geklede
Zwitsers terugtrokken: wat is toch die
muur van keiharde stenen, waar mijn
kanonnen niet tegenop kunnen?
Nog in het jaar 1791 telde het Franse
leger 14.000 Zwitsers, de keurtroepen
van de infanterie. In hun vaandels voer
den ze het devies „Fidelitate et Honore".
Dit devies prijkt nog steeds in gouden
letters op de vaandels van de tien regi
menten van het Vreemdelingenlegioen
en onder dit' devies zetten de rekruten
hun handtekening, als ze dienstnemen.
Er is een periode geweest, waarin be
kende buitenlandse legeraanvoerders
hun diensten aan de koning van Frankrijk
aanboden. Onder hen bevond zich zowaar
de beroemde hertog van Malrborough,
Churchill's grote voorvader. En telkens
vinden we in de militaire historie van
Frankrijk Nederlanders vermeld. Zo rap
porteerde bijv. in het jaar 1639 een gene
raal Susane, dat zich onder zijn man
schappen vele Schotten, Zwitsers, Polen,
Elzassers, Nederlanders en Duitsers be
vonden. Het was alweer een Duitse poten
taat, die aan Hendrik niet minder dan
zestien regimenten cavalerie tegelijk
overdeed en wel graaf Bernhard van
Saksen-Weimar, maar onder deze Duitse
troepen bevonden zich toch ook weer
vele buitenlanders. Het aantal manschap
pen uit de Lage Landen aan de Zee was
bijna even groot als dat dereigenlijke
Weimarianen, aldus de genoemde gene-
In hoger beroep van een vonnis, waar
bij de Rechtbank te Amsterdam hem we
gens knoeierijen met onkostendeclara-
ti.es en verduistering van wat" schoon
maakartikelen een jaar gevangenisstraf
had opgelegd, heeft de 62-jarige voorma
lige adjudant van de rijkspolitie van H..
destijds commandant van de Parketgroep
Amsterdam, door de procureur-generaal
bij het Gerechtshof te Amsterdam zes
maanden tegen zich horen eisen.
De procureur-generaal, mr. A. S. de
Muinck Keizer, noemde het een trieste
en nare zaak, die een zwartebladzijde
is geworden, niet alleen voor de politie,
maar zelfs voor het gehele justotie-appa-
raat, omdat hier een chef van een par
ketgroep te eigen bate te hoge transport
kosten voor gevangenen, die van het Huis
van Bewaring naar het Paleis van Justi
tie werden vervoerd, had opgegeven. De
verdachte heeft daarmee in vier jaar
tijds er naar schatting 3000 gulden van
overgehouden. „Een gevoel van ergenis
en verontwaardiging kan men nauwelijks
onderdrukken", aldus de procureur,
„wanneer men hét allesbehalve ridder
lijk verweer van deze man onder ogen
krijgt. Het is allemaal even miserabel,
naargeestig en miezerig".
De procureur wilde er echter rekening
mee houden, dat de verdachte man in
zijn leven te veel promotie had gemaakt
en een taak op zijn schouders had gekre
gen, waarvoor zijn capaciteiten onvol
doende waren. In het psychiatrische rap
port werd tot een geheel voorwaardelijke
straf geconcludeerd. Hierop maakte mr.
De Muinck Keizer een ernstige aanmer
king. „Om zo'n conclusie wordt hele
maal niet gevraagd", zei hij, „zij is ook
niet op haar plaats. Ze wekt uiteraard il
lusies bij de verdachte op. die niet kun
nen worden gehonoreerd en leidt dus tot
teleurstelling".
De raadsman, mr. M. van Vugt, zei
in zijn pleidooi, dat verdachte en zijn fa
milie door deze vervolging volkomen
vernederd zijn, dat de verdachte lichame
lijk geknakt is en dat hij reeds zeer zwaar
leed heeft ondergaan. Hij bepleitte een
geheel voorwaardelijke straf. De uit
spraak volgt op 27 oktober a.s.
(Van onze Haagse redactie)
De Hoge Raad heeft gistermorgen het
cassatieberoep verworpen, dat een 58-
jarige zakenman uit Amsterdam had in
gesteld tegen een arrest van het Haags
gerechtshof. Door dit gerechtshof was de
zakenman wegens uitlokking van vals
heid in geschrifte en oplichting veroor
deeld tot een jaar gevangenisstraf met
aftrek. De genoemde feiten zou hij heb
ben gepleegd bij de N.V. Starlift en de
N.V. Hydraulic Holland, waarvan hij de
grootste aandeelhouder is. Ook de pro
cureur-generaal bij de Hoge Raad had tot
verwerping van het beroep in cassatie
geconcludeerd.
Op de Vondelingenweg botsten gister
avond twee brommers tegen elkaar. Hier
bij kwam de 55-jarige sjouwer A. van Z.
van de Boezemkade te Bolnes met zijn
bromfiets te vallen.
Met een hersenschudding is hij naar het
Zuiderziekenhuis te Rotterdam vervoerd.
De 65-jarige mevrouw F. van M.-S. uit
de Kuiperstraat te Rotterdam is vanmor
gen bewusteloos aangetroffen onder 'aan
het trapje, dat van de Willem Buytewecli-
stt-aat naar de Schoonderloostraat voert.
Men vermoedt, dat zij van het trapje is
gevallen, waarbij zij een wond aan het
achterhoofd kreeg. Zij is naar het Cool-
singelziekenhuis vervoerd.
Dit is Louis Pfyffer von Altishofen,
een kolonel van de Zwitsersdie de
grondslag legde voor het Franse
V reemdelingenlegioen.
wist te handhaven, tot op de huidige dag,
terwijl allengs de andere vreemde regi
menten er in werden opgenomen, die der
Zwitsers incluis.
Het hoofdkwartier werd te Sidi-bel-Ab-
bes in Algerië gevestigd en van daaruit
stroomden de legionairs naar alle Fran
se kolonies, waar ze enkele jaren geleden
de kern vormden van de Franse strijd
krachten in IndoChina, terwijl ze tegen
woordig in Algerije nog steeds de zwaar
ste karweien opknappen.
Men kan over dit Vreemdelingenlegioen
uiteraard verschillend oordelen, maar niet
loochenen, dat het een der beste militaire
formaties ter wereld is. En elke Frans
man. erkent volmondig, dat het zijn va
derland onschatbare diensten bewezen
heeft en nog bewijst.
(Advertentie)
in the drink
Ltnp.: Wilmermk Muller N.V., Amsterdam
Ym, says ths Racehorse Owner.
With my knowledge of form,
1 know Scotch is the drink
And. of course
ii tlui Scotch
2.
Nu waarom zou je dan niet bij ons logeren?
Je moeder zou misschien gaan denken, dat er
iets aan de hand was met jullie vermogen.
Moeder zal niets denken. Wanneer je er een
paar dagen bent, denkt ze, dat je een van onze vrien
den bent. Ze Is altijd erg verstrooid.
Ja maar in haar verstrooidheid zou ze het mis
schien een beetje raar vinden. Speciaal met het oog
op jouw verloving met die Graham Ward.
Ik ben niet verloofd met Graham Ward. Ten
minste niet meer sinds gisteren.
Hij schudde zijn hoofd.
Ja maar de ene dag die Graham Ward vaarwel
zeggen en de volgende dag mij inhalen, moet wel een
tikje overhaast schijnen, zelfs in een wereldstad als
Inching Round.
Moeder denkt er niet eens over na, zei Celia
geduldig.
Ze is het gewend, mannen te zien komen en gaan.
Als er niemand is, mist ze iets.
Ze keek hem achterdochtig aan.
Zeg eens, ik geloof, dat je er spijt van hebt,
dat je gekomen bent.
Hij protesteerde.
Gekomen bent? waar? We zijn nog niet eens
in Clapham. Nee, ik zal doorbijten. Maar ik vind het
zoeken naar een naald in een hooiberg hoor.
Nietwaar, zei Celia, het is zoeken naar een
schrijver van anonieme brieven in een dorp.
Heeft iemand enig vermoeden geuit wie het is?
Celia beet op haar onderlip. Niemand. Ze voegde
er bitter aan toe: Behalve Graiham en ik natuurlijk.
Hum misschien zijn jij en Graham de enigen,
die zo'n brief ontvangen hebben.
Celia's hoofd was naar het open raampje gekeerd,
maar ze keek niet naar Zuid-Londen. Ze liet in ge
dachten haar buren en kennissen in Inching Round
de revue passeren.
Nee, een boel anderen hebben er ook een gehad.
Je zult het wel merken. Er hangt iets in de atmosfeer.
Er heerst een soort achterdocht; iedereen kijkt de
ander aan alsof hij iets vermoedt, alsof hij hem er
gens van verdenkt, en dan kijken ze weer een andere
kant op, alsof ze zich schamen voor hun gedachten.
Ik beloof je, dat het geen grapje is.
Firth frommelde ongeduldig aan zijn das.
Maar ik begrijp niet, dat twee blijkbaar verstan
dige mensen als jij en Graham zich op stang laten ja
gen door die nonsens door zo'n stelletje stomme
leugens in een anonieme brief.
Celia keek naar de grond.
Ja, zie je, het waren niet allemaal leugens. Ik
bedoel maar, de manier waarop het gezegd werd,
was zo verschrikkelijk., wat er tussen de regels te
lezen stond. Graham verwachtte natuurlijk dat ik
alles zou ontkennen.
En je hebt natuurlijk geweigerd erover te pra
ten?
Ja, ik was boos omdat hij vroeg of ik me wil
de verklaren. Dat had ik Graham ook niel gevraagd.
Dus jij hebt ook een brief gehad?
Ze huiverde. Het was vreselijk. Ik ben begonnen te
lezen en toen heb ik hem verbrand.
Firth lachte.
Wat sportief van je Celia. Ik vind het altijd zo
aardig tegenover een misdadiger, wanneer je het be
wijsmateriaal verbrandt.
Ik kon de gedachte alleen, dat die brief in
huis was, al niet verdragen.
Wist Graham, dat je die brief had?
Ja, maar ik heb er niet verder over gepraat.
Dat had je wel moeten doen, dat zou zijn aan
dacht van de zijne afgeleid hebben. Heeft hij die van
hem ook verbrand?
Ik weet het niet; nadat hij hem aan mij had la
ten zien, stak hij hem in zijn portefeuille, geloof ik.
Was hij van plan ermee naar de politie te
gaan?
Natuurlijk niet. Ze sprak op een toon, alsóf dat.
Vermoeden uit den boze was,
Waarom niet? Dat zou toch het verstandigste ge
weest zijn?
Het zou verschrikkelijk geweest zijn, protesteerde
zij. Zij kennen ons en wij hen. Stel je voor, dat ze op
jacht gegaan waren naar al die brieven en alles wat
ze van ons te weten kwamen hadden opgeschreven?
De politie spreekt niet over hetgeen ze hoort.
Je kunt wel merken, dat je nog nooit in een dorp
gewoond hebt.
Nee, dat is me bespaard gebleven. Maar goed,
dorpsmeisje, je vriend Graham geeft zijn brief dus
niet aan de politie. Waarom bewaart hij hem als
souvenir?
Ze keek een andere kant op.
Ik weet het niet.
Nu, ik persoonlijk zou zotiets bij voorkeur niet in
huis houden. Misschien bewaart hij hem als een
gedachtenis aan zijn vroegere domheden. Misschien
bij wijze van zelfkwelling. Of hij keek haar grijn
zend aan misschien is hij van plan het adres te ver
anderen en hem naar je volgende vlam te sturen.
Het was een schandelijke veronderstelling, maar
de idee, het adres uit te vlakken en het ding als een
kettingbrief door te sturen, deed haar lachen.
Firth's grijns werd breder. Als hij van dit bezoek
hoort, stuurt hij hem, wie weet, wel naar mij. Het
zou natuurlijk een middel zijn om aan bewijsmateri
aal te komen, nietwaar?
Idioot.
Groot gelijk. En toch
Wat en toch?
Hij lachte.
Het is nog te vroeg, geloof ik. Onthoud het maar.
Ik ben één van de weinige aantrekkelijke mannen,
die nog op vrije voeten lopen.
Ja, antwoordde Celia ernstig, ik geloof van wel.
Ik geloof, dat je je heel aantrekkelijk kunt voordoen,
als je wilt.
Van wat ik zo hier en daar opgevangen heb,
weet ik, dat ik nogal een omvangrijk publiek heb.
Je bent met jezelf ingenomen.
Nee, ik ben realistisch. Waarom net doen alsof
je 't niet weet, als het tegendeel waar is? Wat kun je
eraan doen als je achttien geweest bent en heilig
noch achterlijk bent? Ik ben geen van beide. Maar
wat voor zin heeft het, door te borduren. Ik verwacht
niet, dat het je interesseert. Hij strekte zijn lange be
nen uit en legde zijn voeten op de bank tegenover
hem. Als we toch de rest van °ns leven in deze
stoomslak moeten doorbrengen, dan kunnen we het
ons beter gemakkelijk maken. Hij leunde naar ach
teren en zij stelde verontwaardigd vast, dat hij van
plan was te gaan slapen.
Hij had natuurlijk gelijk dacht zij geërgerd. De
vrouwen zouden wel heel wat drukte over hem ma
ken. Ze zag dat zijn oogwimpers lang en dik waren
als bij een meisje. En in zijn bruine haar lag een
veel te mooie golf voor een> man. Zijn gelaatstrek
ken waren regelmatig en fijn besneden en toch niet
zwak, en om de hoeken van zijn nogal brede mond
trilde meestal een glimlachje, dat je het onzekere
gevoel gaf, dat hij je dadelijk uit zou gaan lachen. Je
moest ongetwijfeld boven het gemiddelde uitsteken,
wilde hij je au serieux nemen. Hij was slank, maar
ze herinnerde zich, hoe gemakkelijk hij haar zware
koffers in het net gelegd had.
Wat kan het me ook eigenlijk schelen, dacht ze
hardop.
Wat? Hij scheen zich met moeite te herinneren,
dat zij er ook was.
Ik zei:
Wat kan het me ook eigenlijk schelen.
O ja, ik hoorde je wel, maar ik kon zo gauw de
draad niet vinden. Zonder zijn hoofd uit het kussen te
lichten, keek hij haar aan. Omdat je mijn type niet
bent. Ik bedoel natuurlijk: ik ben jouw type niet.
O, dus ik heb wel een eigen type?
O, maar een erg veelomvattend type. Ik bedoel:
er zijn tal van mogelijkheden lang, slank gespierd
geleerd, joviaal een hele keus, zou ik zeggen.
Maar, Celia, je zou nooit, nooit in Londen aarden.
Hoe weet je dat?
O, natuurlijk, je zou komen en zelfs een tijd in
een huis wonen. Een huis, let wel. Geen flat. Maar in,
je hart zou je aldoor buiten vertoeven.
En jij natuurlijk niet?
Hij schudde zijn hoofd.
Nee. Zelfs niet terwillc van Celia.
Dan weten we dus hoe de zaken staan. 7c hoop
te, dat hij haar welgekozen sarcasme zou opmerken.
Maar hij knikte tevreden en zei;
Ja nietwaar? Het is prettig, dat we elkaar begrij
pen. Zijn lange wimpers gleden weer over zijn ogen
en Firth viel in slaap. Bedaard en elegant, maar niet
temin: in slaap: en wat meer is: hij bleef lang sla
pen, de hele eindeloos lange reis. En alsof dat nog
niet genoeg was, moest ze hem ook nog wakker schud
den, toen ze Inching Round naderden.
Zijn we er? Hoe heerlijk, Celia. Heb je ook goed
geslapen?
Dank je. Ik heb gelezen.
Wel, ieder het zijne. Ik word ongeduldig wanneer
ik in de trein lees.
Je hebt gesnurkt.
Hij schudde zijn hoofd.
Nee, Celia, nee, ik kan een heel leger getuigen
doen aanrukken, die zweren zullen, dat ik nooit snurk.
Hij kwam met tegenzifi overeind.
Te oordelen naar het heftig geslinger meen ik,
dat de slakkengang in stilstand dreigt over te gaan.
Moet ik verwachten afgehaald te worden, of gaan we
op eigen gelegenheid naar huis?.
We gaan wandelen.
Werkelijk? En wie draagt dan de klerenkoffer,
die we bij ons hebben?
Celia lachte.
Tob maar niet. Het behoort tot do tradities van
het dorp, dat onze kruier, Ted Mattock, in zijn eigen
tijd alle bagage op de kruiwagen van de spoorwe
gen rondbrengt.
Aha, traditie, en wat meer is: Ted.
Ted was de enige op het perron toen zij uitstapten.
Hij zette zijn horloge bij in de geruststellende over
tuiging, dat deze trein althans gewoon over tijd was
Maar de heer, die tegelijk met juffrouw Sim uit
stapte, bracht hem toch wel even van zijn apropos.
Die zei, alsof hij hem al jaren kende:
Goeienavond Ted.
Navond meneer, zei Ted, niet wetend, zoals hij
later beweerde, wat hij anders moest zeggen.
Wil je de bagage op de traditionele wijze, als
een brave kerel, op de kruiwagen laden?Goeie
avond, Ted.
Als juffrouw Celia d'r niet bij geweest was, dan
zou ik mijn oren niet geloofd hebben. Stel je voor,
dat ze zelfs in Londen van mijn kruiwagen af weten.
Wat is de wereld toch klein hè6 Goeie avond, juffrouw
Celia.
Alles goed?
Nou, u vraagt dat nou, maar d'r is hier het een
en ander gepasseerd, juffrouw. D'r is zogezegd een
moord gebeurd.
Een moord?, lachte Celia, wil je mij voor de
gek houden?
Nou, de een of ander heeft die ouwe juffrouw
Pewsey, met een stomp voorwerp op d'r hoofd ge
slagen, en nou is ze uit de tijd. Lijkt dat op een moord
of niet, juffrouw?
Celia stond stokstijf. Ook Firth verroerde zich niet,
hij was een en al oor.
Juffrouw Pewsey vermoord?
Wis en waarachtig, juffrouw Celia.
Maar waarom nee maar, hoe is dat moge
lijk?
Celia voelde Firth's hand onder haar arm.
Moord is een eigenaardig iets Celia. Je verwacht
het maar zelden. En als het gebeurt, dan denk je
eerst kalm na en begint dan pas te praten
Goede reis met de koffers, Ted. Goeie avond. Hij
trok haar zachtjes mee, het station uit en de weg op.
Het was een heldere, stille avond.
Het meisje kreeg het gevoel of de anders altijd
vriendelijke sfeer plots veranderd was. Het zachte
briesje scheen geheimzinnig te fluisteren. Voor 't eerst
in haar leven was ze blij, dat ze niet alleen liep op
de korte lommerrijke weg, die van het station naar
het dorp leidde. Het was bespottelijk. Alleen maar,
omdat er iemapd gestorven was neen, er was
iemand vermoord. Dat was iets anders, dat beteken
de, dat er een moordenaar was. Iemand, die om
zichtig naderbij sloop, zonder kloppen binnenwipte,
en weer geluidloos verdween, dood en verderi ach
ter latend.
Ik geloof, dat ik me deze reis had kunnen be
sparen, niet, Celia? zei Firth bedaard.
Hoe bedoel je dat?
Het mysterie is al opgelost.
Wou je zeggen, dat
Als er iemand anonieme brieven stuurt en er
wordt iemand vermoord, dan valt het niet moeilijk
te raden, wie de schrijver van die anonieme brieven
is, wel?
Juffrouw Pewsey AngelaIk
Verbaast het je?
Celia scheen verwonderd over haar eigen woorden.
Nee, nee. eigenlijk niet, geloof ik. Ze was een
vreselijke heks. Maar, o, ze is dood!.
Ja, ze heeft een van haar dorpsgenoten onder
schat.
Maar waarom juffrouw Pewsey?
Zodra je het hoorde, heb je haar toen niet dade
lijk in verband gebracht met die brieven, Celia?
Ja, dat moet wel. De hele sfeer was ook zo
ik weet niet, maar.
Dus dat is dat, nietwaar? Hij scheen opgelucht.
Maar, Firth, wie kan haar vermoord hebben?
Dat is natuurlijk een zaak voor de politie. Het
spijt me, er de nadruk op te leggen, beste meid,
maar het is van het begin af al hun zaak geweest.
Denk je dat, als ik direct naar haar toe ge
gaan was, ze nu nog zou leven?
Hij schudde zijn hoofd.
Ik ben van mening, dat een dame als juffrouw
Pewsey toch te eniger tijd haar eigen graf wel ge
dolven zou hebben. Natuurlijk heeft ze gedacht, eens
goed plezier te kunnen hebbenIs dat daar de kroeg?
Ja. Wou je iets drinken?
Waarom niet? We hebben ons mysterie opgelost;
wat ontspanning hebben we wel verdiend.
Als Firth alleen „De Lustige Jagers" was binnenge
gaan, zou hij als een vreemdeling behandeld zijn. Nu
hij met Celia kwam, was hij nog wel een vreemde,
maar dan onder goed geleide. Ruw geschat werd
hij door twintig stamgasten aangestaard, niet onbe
schaamd, weliswaar, maar hij werd toch heel dege
lijk opgenomen. Hij was een stadsmens en als zoda
nig zag hij er uit, maar dat pleitte in geen enkel op
zicht tegen hem. Als iemand uit de stad zich als
een dorpeling trachtte te kleden, dat konden ze niet
zetten.
De waard van „De Lustige Jagers" was een klein
manneke en als hij iets vertrouwelijks mee te delen
had, moest hij op zijn tenen gaan staan om over
de tapkast te leunen. Celia stelde hem aan Firth
voor.„Thomas Trippeltree.
Hoe maakt u het, mijnheer?. Zijn gegroefd, spits
snuitje spleet tot een lach. Het doet ons altijd genoe
gen kennissen van juffrouw Celia te ontmoeten. Al
tijd keurige nette heren.
Firth wierp Celia een glimlach toe en dacht aan de
stoet keurige nette heren, waarvan hij tot nog toe de
laatste was.
Prettig om in zulk goed gezelschap te verkeren.
Wat is er te drinken?
(Wordt vervolgd)