Tamils op Ceylon verzetten zich
tegen de Singalese overheersing
Noodtoestand is opnieuw uitgeroepen
M'
KOLONIALE ZAKEN'' mèt
de koloniën verdwenen
Drie panelen vol vroegere
DE AFWEZIGEN
VEER EEN BOEDDHISTISCHE PREMIER
Dahanayake wil van zijn land
een republiek maken
7 aalstrijd leidt tot
onlusten
He
r
Kostbare erfeniseen voortreffelijke
bibliotheek
Boekenvenster
V B
Tekort van S. f 9,2 min.
op Surinaamse
begroting
Goede kansen voor
bouw hotelschepen
in West-Duitsland
De; oppervlakte van het eiland Ceylon is ongeveer
tweemaal zo groot als die van Nederland, maar
het land heèft slechts ruim negen miljoen inwoners.
De nationale economie steunt vooral op de export. De
thee-produktie en de thee-handel zijn grotendeels in
Britse handen. Deze handel zorgt voor 62 procent
van het buitenlands inkomen van het eiland. Andere
belangrijke exportprodukten zijn: rubber en kokos
noten. Er bestaan op Ceylon geen grote industrieën en
maar weinig kleinere industriële bedrijven. Meer dan
een derde deel van het nationale inkomen wordt ieder
jaar uitgegeven aan de import van voedingsmiddelen
als rijst, meel, gedroogde vis, vlees, fruit en zelfs spe
cerijen. De Ceylonese economie is uitermate gevoelig
voor schommelingen in de wereldmarktprijzen voor
produkten als thee, rubber en kokosnoten.
De meerderheid van de bevolking van Ceylon wordt
gevormd door Singalezen, die uit Noord-Indië zijn
gekomen en die zich meer dan tweeduizend jaar ge
leden op Ceylon hebben gevestigd. De Singalezen die
aanvankelijk over bijna het hele eiland verspreid wa
ren, trokken zich in de loop der eeuwen terug in het
zuiden en het zuid-westen van het land. Het noorden
en het oosten van Ceylon worden sinds vele eeuwen
bewoond door Tamils, een volk uit Zuid-Indië dat tot
het Dravidische ras behoort. Tussen de Singalezen en
de Tamils bestaat een zeer oude tegenstelling, die in
het jaar 164 voor Christus al tot uitbarsting kwam in
een grote veldslag, waarbij de koningen van de beide
volkeren elkaar, gezeten op olifanten, te lijf gingen.
Koning Elara van de Tamils werd bij dit gevecht ge
dood, en de Singalese geschiedschrijvers zeggen, dat
dit feit heeft bepaald welk volk vanaf dat ogenblik
de dominerende rol zou spelen op Céylon.
et departement van Zaken Overzee, Plein no. 1
in Den Haag, heeft opgehouden te bestaan. Een
koloniaal tijdperk van grootse allure enerzijds, ook wel
van beschamende dingen anderzijds, is afgesloten.
Daar op die muur van dat weinig fraaie gebouw, dat
er nu precies honderd jaar staat, wordt niet meer ver
meld: Ministerie van Koloniën, noch Ministerie van
Overzeese Rijksdelen, noch Ministerie van Zaken Over
zee, zoals de laatste benaming was, het heet nu, naar
de nieuwe marmeren borden op de voorgevel naast de
ingang vermelden: „Ministerie van Binnenlandse Za
ken. Directie Nederlands Nieuw-Guinea". Vooral nog
„Nederlands", een klein stukje voortzetting van de
oude stijl en van de oude mentaliteit, al spreken wij
dan ook niet meer van koloniën. Alléén Nieuw-Guinea
is er nu nog. Dat bordje vermeldt het: dat is nog Ne
derlands.
Aan de linkerkant van de ingang hangt nu een
mm
ander bordje, waarop: „Kabinet Vice-minister-presi
dent". Immers sinds 1 september heeft het koloniale
vraagstuk, inclusief de Zaken Overzee, hoe goed dit
ook klonk, afgedaan. De zaken betreffende Suriname
en de Ned, Antillen zijn de vice-minister-president
toegevallen, waarom zou hij dus niet op de deur zetten,
dat hier het bureau van de vice-minister-president is?
Voor Ned. Nieuw-Guinea zorgt nu de minister van
Binnenlandse Zaken, geen kolonie dus, maar Binnen
land. In werkelijkheid zetelen beide ministers ergens
anders. De minister van Binnenlandse Zaken, mr.
Toxopeus, op het Torentje, de heer Korthals op het
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, waar hij waar
schijnlijk méér heeft te doen. Suriname en de Antillen
redden zich zelf wel. Die komen waarschijnlijk alleen
bij de vice-minister-president, die hun zaken behartigt,
als er geld nodig is voor hotels of andere projecten.
door
JOSEPH ALSOPj
MfNWLW.
IMWIALWl»)
\KL\
i>im tij
NLDLJ^I, WD
\»;i W-ni iM
Uitgifte 4j/2 grondbrieven
Ned. Grondbriefbank
van zijn eigen religie
Tussen het gebied dat door de Tamils
werd bewoond en het gebied van de Sin
galezen heeft lange tijd een natuurlijke
barrière bestaan, die gevormd werd
door een strook ondoordringbaar oer
woud. Maar in het recente verleden is
men begonnen met de ontsluiting en de
ontginning van de jungle. Deze poging
nu om de welvaart van het land te
verhogen door de bebouwbare opper
vlakte te vergroten, heeft tot gevolg ge
had, dat het contact tussen de Singale
zen en de Tamils toenam en dat ook
de oude conflicten tussen de beide vol
keren met nieuwe hevigheid oplaaiden.
Op Ceylon wonen ongeveer 6 miljoen
Singalezen en 1 miljoen inheemse Ta
mils. Maar op het eiland bevinden zich
nog eens 1 miljoen Zuid-Indische Ta
mils, die indertijd door het Britse be
stuur als goedkope arbeidskrachten
naar Ceylon werden overgebracht. De
ze arbeiders werden vooral op de thee
plantages te werk gesteld. Toen Ceylon
in 1948 onafhankelijkwerd, besloot de
eerste premier van de nieuwe staat, D.
S. Senanayake, een einde te maken aan
de toevloed van Tamils uit Zuid-Indië.
Er werd een wet uitgevaardigd die de
immigratie drastisch beperkte; een wet
die overigens ook de Britten pijnlijk
trof. Dé Tamils op Ceylon reageerden
op de maatregel met de vorming van
krachtige organisaties, dié al spoedig in
staat waren om, door middel van sta
kingen, de hele theehandel lam te leg
gen.
Met het conflict tussen de Singale
zen en de Tamils op Ceylon gaat
een ernstige taalstrijd gepaard.
Tot 1948 was Engels uiteraard de offi
ciële taal van het land, ofschoon na
honderdvijftig jaar Brits bestuur nog
slechts 5 tot 6 procent van de bevol
king zich van de Engelse taal kon be
dienen. Maar alle bestuursmaatregelen
werden in het Engels gepubliceerd en
ook voor de rechtspraak bediende men
zich uitsluitend van deze taal.
Toen Ceylon onafhankelijk werd, wil
de men het Engels niet langer als de
eerste taal handhaven. Maar wat zou
dan de officiële taal moeten zijn: Sin-
galees of Tamil? De Singalezen, die
de meerderheid van de bevolking vor
men, vonden, dat om die reden hun
taal de landstaal bjj uitstek zou moeten
zijn. Maar de Tamils wezen er op dat
hun taal in Ceylon en. Indië samen door
niet minder dan 50 miljoen mensen
werd gesproken, en dat deze taal dus
een veel grotere culturele betekenis had
dan het Singalees, dat slechts door 6
miljoen mensen op Ceylon werd ge
bruikt. Z;j eisten, dat althans in het Ta-
mil-gebied van het eiland de taal' van
de bewoners als de officiële zou worden
erkend. De verkiezingscampagne van
1956 kwam in het teken te staan van
de Taalstrijd. De Singalees Bandarana-
ike, die tenslotte aan het hoofd kwam
te staan van de nieuwe Ceylonese rege
ring, had in zijn verkiezingscampagne
betoogd, dat het Singalees als de natio
nale taal beschouwd zou moeten wor
den. Twee maanden nadat hij premier
was geworden, vaardigde Bandaranai-
ke een wet uit, waarbt) de taalstrijd in
het voordeel van de Singalezen beslecht
werd. Deze wet gat aanleiding tot ver
scheidene ernstige conflicten, die een
hoogtepunt bereikten in de bloedige rel
letjes van mei en juni 1958. Honderden
mensen werden bij deze ongeregeldhe
den gedood, en de regering riep de
noodtoestand uit, die tot maart van dit
jaar werd gehandhaafd.
In Ceylon heerst overigens niet alleen
een taalstrijd maar ook een godsdienst
oorlog. Bandaranaike heeft zich inder
tijd weten te verzekeren van de steun
van de Singalese Boeddhistische monni
ken, een groep van ongeveer 12000
mannen, die in de verkiezingscampag
ne van 1956 een felle actie voerde tegen
het regime van Sir John Kotelawala,
dat beschuldigd werd van heulen met
de Christenen, met name met de ka
tholieken. De Boeddhisten hebben in de
loop der jaren met alle middelen ge
streden tegen de Tamils, die over het
algemeen Hindoes zijn.
De hoofdredacteur <an de Ceylon
Observer", Tarzie Vittachi, heeft
naar aanleiding van de onlusten van
vorig jaar een boek geschreven on
der de titel „Emergency '58". Dit
boek, waarin de achtergrond geschil
derd wordt van de rassenstrijd op
Ceylon, mocjit op het eiland zelf niet
gepubliceerd worden. Het is tenslotte
uitgegeven door de Londense firma
Andre Deutsch. Vittachi, zelf een Sin
galees, stond zeer kritisch tegenover
zjjn volksgenoot Bandaranaike, en hij
werd tot zijn onthullingen bewogen
uit oprechte bezorgdheid over het lot
van de Ceylonese natie, die door een
broedertwist verscheurd werd.
erkwaardigerwijze werd de aan
slag op Bandaranaike, op 25 sep
tember j.I., gepleegd door een
Boeddhistisch.: monnik, terwijl het toch
juist deze moniken waren die in be
langrijke mate henben bijgedragen tot
Landaranaikes overwinning bij de ver
kiezingen van drie jaar geleden. De
moordenaar was een soort arts of me
dicijnman, een aanhanger van een ou
de Boeddhistische medische school, die
gelooft in genezing door middel van
iiiiiiiiiitmiiiiiiiimiiiiiiiniiiiiiiiimiiiiiiimiiiimiiiiiiiiiiiiii
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiititii
massage, warme compressen en het
gebruik van bepaalde geheime kruiden.
Onder de aanhangers van deze genees
methode, die ayurveda genoemd wordt,
was de laatste tijd onrust ontstaan, om
dat Bandaranaike een voorstander was
van een meer verlichte vorm van ge
neeskunde. Bandaranaike ging in zijn
anti-Westerse houding volgens de
Boeddhistische Oosterse „artsen" niet
ver genoeg.
De moord op de Boeddhist Bandara
naike herinnert intussen aan die op een
andere Zuid-Aziatische nationalistische
leider elf jaar geleden. Ook de Hindoe
Gandhi, die evenals Bandaranaike eens
advocaat in Londen is geweest, werd
door een man
doodgeschoten.
Solomon West Ridgeway Dias Ban
daranaike werd in 1899 geboren. Hij
was de zoon van een rijke grootgrond
bezitter. De jonge Bandaranaike werd
naar Oxford gestuurd, waar hij een
studiegenoot was van Sir Anthony
Eden. Eden schijnt toen reeds voor
speld te hebben, dati de veelbeloven
de oosterling eens premier van Cey
lon zou worden.
Bandaranaike inspireerde zich op
het Britse socialisme, en toen hij ten
slotte naar Ceylon terugkeerde,
stichtte hij er een nationalistische so
cialistische beweging, die vergeleken
kon worden met de linkervleugel van
de Congrespartij in Brits-Indië.
Bandaranaike, die op 26 september,
een dag na de aanslag, aan zijn verwon
dingen bezweek, werd opgevolgd door
de 57-jarige W. Dahanayake, die tot
dan toe ministe'. van Onderwijs was.
Ook de nieuwe premier is een Boed
dhistische Singalees. Voor hij in 1935 in
de politiek ging, was hij onderwijzer.
Tot voor zes jaar was hij nog een vurig
lid van de Ceylonese Trotskyistische
partij, maar sinds hjj in 1953 met deze
partij brak, heeft hij zich meer en meer
van de extreem-linkse politici afge
keerd. Hij wordt nu beschouwd als
een uitgesproken anti-communistische
staatsman en hij schijnt nogal pro-Ame
rikaans te zjjn.
Maar al is Dahanayalu het Westen
De nieuwe premier van Ceylon,
Wijayananda Dahanayake.
niet onvriendelijk gezind, er zijn toch
geen aanwijzingen dat hij een essentiële
wijziging zal brengen in de neu-
tralistische koers die door zijn voor
ganger werd ingeslagen, terwijl men
voorts mag verwachten dat hij zal pro
beren Ceylon de status van een repu
bliek te geven, een doel dat ook door
Bandaranaike werd nagestreefd. (Sinds
1948 is het eiland een Brits dominion.)
Evenals Indië en Pakistan, dié reeds
republieken zijn, zou Ceylon ook als
republiek lid willen blijven van het
Gemenebest.
De grootste problemen waarmee Da
hanayake geconfronteerd wordt, liggen
intussen niet op het terrein van de bui
tenlandse politiek. Hij komt aan de re
gering in een tijd waarin het conflict
tussen de Boeddhistische Singalezen en
de Hindoeïstische Tamils hoog is opge
lopen, en het was dan ook niet zonder
reden, dat de gouverneur-generaal van
Ceylon, Sir Olive" "oonetilleke, onmid
dellijk 'na de aai g op Bandaranaike
de nobdtoestand weer uitriep, die
slechts enkele maanden tevoren was
opgeheven. De dramatische gebeurte
nissen van eind september zouden wel
eens de aanleiding kunnen worden tot
nieuwe ernstige onlusten.
HANS BRONKHORST.
Ue Surinaamse regering heeft de be
groting voor 1980 ingediend met een te
kort van ongeveer S 9,2 min. De mi
nister van financiën denkt het totale te
kort te financieren uit buitenlandse le-
lingcn tot een bedrag van S 6 miljoen
(te lenen van de Ned. Handelmaat
schappij), uit binnenlandse leningen in
de vorm van belastingverhoging tot een
bedrag van 1 miljoen gulden en door
een miljoen gulden over te schrijven uit
de lening van de Suriname Aluminum
Company.
Op de gewone dienst van de begroting
is er een overschot van S 1.766.000. Op
de buitengewone dienst is het tekort
echter 10.955.000 gulden.
Volgens de memorie van toelichting
zullen de uitgaven van de gewone dienst
voor 1960 op 3,8 miljoen gulden hoger
moeten worden gesteld, dan voor 1959
het geval was. Dit kan nu worden opge
vangen door een ongeveer even grote
verhoging van de raming der middelen
van de gewone dienst (3,7 miljoen).
Van de lening van 6 miljoen gulden
welke met de N.H.M. was aangegaan
tot dekking van het geraamde begro
tingstekort voor dit dienstjaar behoefde
in de afgelopen 9 maanden nog niets te
worden, opgenomen. Zodoende kon het
worden gereserveerd voor 1960.
Wel zegt de minister van financiën,
dat de financiering van zo'n groot ge
deelte van de ontwikkelingsuitgaven uit
eigen middelen heeft geleid tot een niet
onaanzienlijke verslechtering van de
kaspositie van het land. Deze verslech
tering is niet zozeer een gevolg van de
budgetaire tekorten als wel van de om
standigheid dat voor de financiering
van de kapitaalsuitgaven van de over
heid tot dusverre een te gering beroep
op kapitaalmarktmiddelen is gedaan.
Teneinde een verdere verslechtering
van de kaspositie te voorkomen zal het
zelfs noodzakelijk z\jn dat een groter be
roep op de markt wordt gedaan.
De president van de Hamburgse
scheepswerven, dr. W. Scholz, heeft in
New York verklaard dat de Westduitse
minister van Economische Zaken dr.
Erhard zeer onder de indruk is gekomei^
van de plannen van de hotelmagnaat
H. B. Cantor tot de bouw en exploitatie
van 2 transatlantische passagierssche
pen, z.g. hotelschepen, waarvan de pas-
sageprijs 50 zou bedragen. Naar hij
zeide zal de Westduitse regering waar
schijnlijk 70% garanderen van de finan
ciering van het 160 miljoen dollar pro
ject.
Hij vertelde dat Cantor ijn plannen
onlangs aan minister Erhard in Wash
ington heeft voorgelegd en dat de mi
nister dr. Scholz wenst te spreken wan
neer hij de volgende week in Duitsland
zal zijn teruggekeerd. Dr. Scholz heeft
alle hoop dat de schepen gebouwd zullen
worden.
Zo is het laatste honderdjarig bewind,
vanuit dit gebouw gevoerd, nu historie
geworden. In de grote vergaderzaal
van dit gebouw hangen nog de portret
ten van alle G.G.'s, die over het voor
malig Nederlandsch-Indië het bewind
Koloniën" onder mr. Paulus van der
Helm. Daarna kwam er een andere
combinatie: „Ministerie van Marine en
Koloniën", totdat in 1810 Nederland bjj
Frankrijk werd ingelijfd. Aan het „Mi
nistère de la Marine et des Colonies"
werd toen een „Division Hollandaise"
toegevoegd.
1813 bracht de bevrijding en het werd
een departement voor de zaken van
Een kanaal op Ceylon, dat Colombo met Negombo verbindt,
overdekte vaartuigen. De foto geeft een beeld van de
Het transport over dit kanaal geschiedt in primitieve
weelderige tropische plantengroei op het eiland.
hebben gevoerd. Het zijn drie grote pa
nelen, die elk zestien van de G.G.'s om
lijsten, die ons koloniaal Rijk in Indië
mede hebben groot gemaakt. De twee
laatsten zijn apart ingelijst, omdat er
niemand meer na hen kwam om een
nieuw paneel te vullen. De laatste is
jhr. mr. A. W. C. Tjarda van Starken
borgh Stachouwer, alleen en eenzaam,
omdat het derde paneel al vol was en
het faillissement van het koloniaal tijd
perk geen vierde paneel meer gedoog
de. Daarom kwamen jhr. de Jonge en
A. W. C. Tjarda van Starkenborgh
Stachouwer, duur ingelijst, alleen naast
hun voorgangers te hangen en Tjarda
heeft dat geloven wij, ook wei verdiend.
De eerste op het eerste paneel is Pie-
ter Both, die G.G. was van 1610 tot 1614.
Allen hangen zij daar in hun staatsie
gewaad van gouverneur-generaal.
Als vierde hangt daar ook Jan Pie-
tersz Coen, die dit ambt tweemaal
bekleedde en wel van 1619 tot 1623 en
van 1627 tot 1629. Terwijl wjj zo naar
de Hoornse Jan Pieterszoon Coen
staan te kijken, beseffen wij, dat hij
toch maar vier maal met een zeil
schip die reis over de oceaan heeft
gemaakt, een reis van zo ongeveer
vier maanden. Dat betekende in die
tijd nogal wat, als bijvoorbeeld ge
rantsoeneerd water, scheurbuik, af
gebeulde weesjongens, die als ma
troos waren geronseld en min of meer
nette meisjes, die uitgezonden wer
den om in Indië schrijvers en ambte
naren aan een vrouw te helpen. Zó
erg zachtaardig was men toen ook
weer niet.
Dit alles is nu historie. Hier in dit
ministerie van koloniën, dat eigenlijk
geen ministerie meer is, hangen al die
portretten van de machthebbers daar,
van Pieter Both tot. Tjarda, die al naar
de aard van de tijd hun maatregelen
namen. Dit is fini. Maar het ministerie
is niet gesloten. Er zijn alleen andere
bordjes aan de gevel gekomen, zoals in
het verleden al zo dikwijls is geschied.
Het begon na de opheffing van de
West Indische Compagnie in 1792 met
een „Directie ad Interim" voor de
West Indische Koloniën. Op 1 juli van
datzelfde jaar werd het „Comité tot de
Zaken van Koloniën en Bezittingen op
de kust van Guinea en in Amerika".
In 1798 werden ingesteld een „Raad
I voor het Bestuur van de West Indische
1 Bezittingen en Coloniën in Amerika en
de kust van Nieuw-Guinea" en een
„Raad der Aziatische Coloniën en Be
zittingen". Koning Lodewijk Napoleon
maakte daar een eind aan en formeer
de een „Ministerie van Koophandel en
Jhr. mr. Tjarda van Starkenborgh
Stachouwer, de laatste gouverneur-
generaal.
Koophandel en Koloniën. Eerlijke taal
dus, het wilde zeggen, dat voor ons die
Koloniën een zaak van koophandel was.
In 1818 probeerden we te suggereren,
dat het toch niet helemaal zo was, maar
dat het erom ging die volken te bescha
ven en werd de zaak van de koloniën
ondergebracht bijOnderwijs en Na
tionale Nijverheid, maar wij waren wel
zo nijver, dat in 1824 onderwijs werd
afgestoten. Wat had men in de koloniën
aan onderwijs? In 1830 kwam het bij
Waterstaat en de Nationale Nijverheid
kwam er toen ook weer aan te pas. Zij,
die zich verbaasd hebben over de ver
schillende naamsveranderingen der
laatste jaren, zien dus, dat hier alleen
maar sprake was van een voortzetting
der traditie, Eepst in 1834 noemde men
het kind bij de naam en heette het naar
waarheid „Ministerie van Koloniën".
Het was echter alsof men zich bewust
was, dat het onjuist was in verband
met het varen naar Indië de Marine te
hebben uitgeschakeld en dus kwam
spoedig weer die combinatie van Ma
rine en Koloniën als departement terug.
Washington Communistisch
China heeft een grootscheep
se interne beroering doorge
maakt. Dit feit, dat tot dusver niet
meer dan een veronderstelling was,
is thans zozeer bevestigd, dat men
er nauwelijks nog ffan kan twijfelen.
Het bewijs is geleverd door de op
stelling van de hoogwaardigheidsbe
kleders bij de feestelijkheden ter ge
legenheid van de tiende verjaardag
van de Chinese communistische re
volutie in Peking. Niet minder dan
vier leden van het negentien man
tellende Chinese poiitburo, alsmede
een van de zes plaatsvervangende
leden, waren opzienbarend afwezig.
Ook ontbraken andere hooggeplaat
ste personen op het appèl, zoals de
onlangs ontslagen staf-chef van het
leger, generaal Huang Ko-tsjeng.
Op grond vans de vreemde regelen,
die van kracht zijn in de totalitair
geregeerde helft van de wereld, is
iemands, plaats bii een gelegenheid
als de feesten te Peking te beschou-
wen als een 'duidelijke aanwijzing
voor 's mans politieke beursnotering.
Zijn volslagen afwezigheid uit het
rijtje betekent doorgaans, tenzij hij
ernstig ziek is, dat zijn fonds niet
langer de moeite waard is genoteerd
te worden. Vandaar,, dat de duide
lijk waarneembare afwezigheid
van zo'n groot aantal topfiguren van
zeer ingrijpende betekenis is. De af
wezige politburo-leden waren: Tsjen
Joen, vice-voorzitter van de Chinese
partij, officieel geheten „de trouwe
wapenbroeder van Mao Tse-toeng"
en een van de belangrijkste vetera
nen van de Chinese revolutie; gene
raal Peng Teh-hoeai, held van de
Koreaanse oorlog en minister van
defensie, totdat hjj een week of wat
geleden opeens wérd ontslagen; en
Ko Tsjin-sji en Li Tsjeng-tsjen, twee
provinciale partijgroten, die onge
veer een jaar geleden in het poiit
buro zijn opgenomen, blijkbaar in
samenhang met het rampzalige pro
gramma van de volkscommunes.
Het afwezige plaatsvervangende lid
van het poiitburo was Tsjang Wen-
tien, de eerste Chinese ambassadeur
te Moskou en onderminister van bui
tenlandse zaken tot aan zijn ontslag.
Dit ontslag viel samen met dat van
de minister van defensie, Peng Teh-
hoeai, en de stafchef van het leger,
Huang Ko-tsjeng.
Men dient verder te weten,
dat deze drie ontslagen slechts
de belangrijkste waren van
een reusachtige lijst. Hele scharen
hoge functionarissen zijn blijkbaar
tezelfdertijd de laan uitgestuurd.
De zwaarste verliezen werden ge
leden op de economische ministeries
en de planbureaus, hetgeen doet
denken aan een onderling verband
tussen de zuivering en de misluk
king van het program van de com
munes. Het politieke belang van de
zuivering wordt ook onderstreept
door het feit, dat niet minder dan
zes leden van het centrale comité van
de communistische partij van het
toneel zijn verdwenen. Niet alle ont
slagenen zijn tevens verdwenen. Zo
is bijvoorbeeld meegedeeld, dat
Wang Tsja-hsiang, die vice-minis
ter van buitenlandse zaken was tot
dat hij samen met Tsjang Wen-tien
werd ontslagen, bij de feesten te Pe
king tegenwoordig was. Toch zijn de
aanwijzingen, dat er een grote in
wendige beroering heeft plaats ge
had, thans te beschouwen als vrij
wel definitief. Miehail Soeslov, die
in opdracht van Nikita Khroesjtsjev
namens de Sovjet-Unie het woord
voerde op de vergadering te Pe
king, schonk zelfs aandacht aan de
moeilijkheden binnen de Chinese par
tij op zichzelf een stap zonder
weerga. De fanatieke Soeslov maak
te duistere toespelingen op „deviatio-
nisten" eri zei tot zijn Pekings ge
hoor, dat alle goede Chinese commu
nisten zich „ongetwijfeld achter
Mao Tse-toeng" zouden scharen.
Om het grimmige beeld te vol
tooien moet men ook nog vast
stellen, dat de nieuwe minis
ter van defensie generaal Lin Piao
waarschijnlijk zeer ziek is, terwijl
de nieuwe chef van de legerstaf het
vroegere hoofd van de geheime po
litie is, generaal Lo Zjoeitsjing. De
benoeming van de Chineese Beria tot
chef van de landstrijdkrachten is
op zichzelf een verbijsterende ont
wikkeling. Ze wijst op de angst
voor een wijd-verspreide oproerig
heid in het leger, de grondslag van
de Chinese communistische staat.
Sommige Amerikaanse waarnemers
twijfelen eraan, of dit wel de juis
te interpretatie is van de verande
ringen in het leger. Maar als men
dan nog in aanmerking neemt het
vernietigende bewijs van de afwezi
gen ter feestviering in Peking, dan
is het waarschijnlijk, dat de som
berste mening tevens de juiste is.
Niemand kan natuurlijk met abso
lute zekerheid iets zeggen. Toch
Ujkt het nu waarschijnlijk, dat Mao
Tse-toeng en zijn naaste medewer
kers bewijzen hebben gevonden (of
Lin Piao, de nieuwe Chinese minister
van defensie.
wat zij daar voor hielden) voor het
bestaan van een komplot tegen het
regime, misschien juist bij de mili
taire leiding, maar dan toch met ver
takkingen tot in de hoogste niet-mili-
taire regionen van de Chinese par
tij. Na de invoering van het pro
gramma van de communes is Chi
na in een nationale crisis gestort,
die analoog is aan de Russische
crisis, die leidde tot de bloedige zui
veringen van de jaren dertig. Na
tionale crises verwekken komplot-
ten; en zij scheppen ook een atmos
feer, waarin gemakkelijk het be
staan van komplotten wordt ver
moed, ook al .bestaan zij niet in
werkelijkheid.
Copyright N.-Y.-H.-Tribune)
Eerst in 1842 werd Koloniën weer een
afzonderlijk departement en zo bleef
het tenslotte.
Maar toen wenste men voor dat
eigen departement ook een eigen ge
bouw. Dat gebouw kwam er. Het
werd gebouwd door de landsbouw-
meester Rose in 1859/'60, dus nu juist
honderd jaar geleden op de plaats
waar het nu nog staat. Die plaats was
de vroegere „Koolhof" de voorhof
van het Binnenhof. Het niet zo fraaie
gebouw, dat men nu een nieuw kleur
tje geeft, werd betrokken in 1861. De
bouwkosten bedroegen 209.130,-.
Voordien was het Ministerie van Ko
loniën gehuisvest in het „Huygens-
huys" op de hoek van Plein en Poten,
waar nu het Ministerie van Justitie
staat. Toen dan „Koloniën" uit het Huy-
genshuys trok, werd dit jammer genoeg
afgebroken en op die plaats werd het
Ministerie van Justitie gebouwd.
In 1883 vond men dat het Ministerie
van Koloniën moest worden uitgebreid.
Er werd een vleugel aangebouwd voor
de civiele prijs van 22.753,42!*. Juist
die laatste halve cent was het symbool
van ons financieel beleid.
Wat is er nu van al die koloniale za
ken overgebleven?
In ieder geval iets zeer belangrijks.
Een prachtige koloniale bibliotheek,
die onder de supervisie van de heer
Westerbeek een vraagbaak is voor Oost
en West. Men vraagt daar een boek
over de problemen van Ghana en het
is er. De heer Westerbeek heeft die bi
bliotheek geordend en tot een weten
schappelijk historisch archief van de
eerste orde gemaakt. Wjj hebben dan
practisch wel geen koloniën meer,
maar wij hebben een koloniaal archief,
dat meer dan een miljoen waard is en
waar iedereen uit kan putten, die iets wil
weten van de opbouw der koloniale rij
ken. Hier is alles te vinden wat men
maar weten wil over Ghana, Rhodesia,
Indië en Laos en men kan de boeken
thuis bezorgd krijgen. Tenminste als zij
niet al te kostbaar zijn. Deze biblio
theek is uniek in de wereld. Van over
al komen aanvragen om boeken en do-
cumentaties. Déze bibliotheek is wat
ons rest van ons koloniaal tijdperk.
Maar het is dan ook een bibliotheek,
die, zoals gezegd, geschat wordt op de
waarde van een miljoen gulden en waar
vele buitenlandse studenten de stof ko
men halen voor hun dissertaties. Ze
omvat meer dan honderdduizend delen.
Daar staat bijvoorbeeld de „Historie
ofte Jaeriijckse Verhael der Geoktroy-
eerde West Indische Compagnie", een
den in p
Een korf vol bijen
„Een korf vol bijen" (Paris, Amster
dam) is geen onleesbare imkersverhan-
i deling, maar wel een imkersverhande-
i ling. Dat blijkt pas later, als men het
boek van John Crompton al voor een
helft als humoristische lectuur heeft ge-
j noten en men is dan intussen wel zo in
het bijenleven geïnteresseerd, dat men
i het niet erg vindt, integendeel. Type
rend voor de stijl waarin het grootste
deel van het boek geschreven is, lijkt
ons het voorwoord, waarin de Engels
man opmerkt dat er genoeg boeken
over bijen zijn. „Er zijn er zelfs zoveel,
dat de meeste schrijvers over dit veel
verhandelde onderwerp met veront
schuldigingen beginnen, daarna uit
vluchten zoeken en dan de redenen noe
men waarom hun boeken toch in een
behoefte voorzien. Ik ben dadelijk be
reid om mijn verontschuldigingen aan
te bieden, maar ik kom niet met uit
vluchten, om de eenvoudige reden dat
ik die niet kan vinden. Maar 'ben boek
over bijen doet, integenstelling tot som
mige andere boeken, geen kwaad en
niemand is verplicht het te lezen". Wij
kunnen u zijn lectuur echter van harte
aanbevelen. Verrukkelijk is de manier
waarop hij vertelt over zijn eerste er
varingen met imkers en bijen, steken
en honing, „die door veel meer men
sen als medicijn zou worden gebruikt
als ze vies smaakte". Hier is de imker
al aan het woord, die in de volgende
hoofdstukken met kennis van zaken uit
eigen waarneming vertelt over de boei
ende gedragingen van het bijenvolk. Hij
doet dat op een oorspronkelijke, geen
ogenblik dorre manier, waarbij hij de
situatie verduidelijkt door een zo opge
legd antropomorfisme, dat het volko
men acceptabel is. Alleen in het laatste
hoofdstuk „De laatste last" derailleert
de schrijver, door een sentimentele,
dramatische schets te geven van een
bijenleven. Hier kent men de humorist
van het eerste hoofdstuk niet meer te
rug. Voor de rest is het een boeiend en
leerzaam boek, zowel voor imkers als
voor „leken".
V.L
De Nederlandsche Grondbriefbank te
Amsterdam geeft tot nadere aankondi
ging af 4!*% grondbrieven (30-jarige
lening) a f 1.000 series S en T tegen de
koers van 100%. Aflossing van de grond
brieven zal gedurende de eerste 10 ja
ren niet plaats vinden, daarna aflosbaar
in 20 termijnen. Vervroegde gehele of
gedeeltelijke aflossing is de eerste 15 ja
ren niet toegestaan. Mocht de vervroeg
de aflossing plaats vinden gedurende
de jaren 1975/1979 dan zal deze geschie
den tegen de koers van 101!!%, daarna
in de laatste 10 jaren van de looptijd van
1980 t/m 1989 tegen de koers van 101%.
werk van drie zware band
perka
ment, geschreven door Joannes de Laet
in 1644. Daar is Rumphius' Ambonisch
Kruydboek van 1743 en van Valentijn
de „Beschrijving van Oud en Nieuw
Indië uit 1724, ook in verschillende de
len.
Deze bibliotheek zal nog een grote we
tenschappelijke én historische rol kun
nen spelen in de koloniale geschiedenis.
Ook al behoort die nu bijna tot het ver
leden. Want geschiedenis behoort nooit
tot het verleden.
F. S.