Tamils op Ceylon verzetten zich tegen de Singalese overheersing Noodtoestand is opnieuw uitgeroepen M' KOLONIALE ZAKEN'' mèt de koloniën verdwenen Drie panelen vol vroegere DE AFWEZIGEN VEER EEN BOEDDHISTISCHE PREMIER Dahanayake wil van zijn land een republiek maken 7 aalstrijd leidt tot onlusten He r Kostbare erfeniseen voortreffelijke bibliotheek Boekenvenster V B Tekort van S. f 9,2 min. op Surinaamse begroting Goede kansen voor bouw hotelschepen in West-Duitsland De; oppervlakte van het eiland Ceylon is ongeveer tweemaal zo groot als die van Nederland, maar het land heèft slechts ruim negen miljoen inwoners. De nationale economie steunt vooral op de export. De thee-produktie en de thee-handel zijn grotendeels in Britse handen. Deze handel zorgt voor 62 procent van het buitenlands inkomen van het eiland. Andere belangrijke exportprodukten zijn: rubber en kokos noten. Er bestaan op Ceylon geen grote industrieën en maar weinig kleinere industriële bedrijven. Meer dan een derde deel van het nationale inkomen wordt ieder jaar uitgegeven aan de import van voedingsmiddelen als rijst, meel, gedroogde vis, vlees, fruit en zelfs spe cerijen. De Ceylonese economie is uitermate gevoelig voor schommelingen in de wereldmarktprijzen voor produkten als thee, rubber en kokosnoten. De meerderheid van de bevolking van Ceylon wordt gevormd door Singalezen, die uit Noord-Indië zijn gekomen en die zich meer dan tweeduizend jaar ge leden op Ceylon hebben gevestigd. De Singalezen die aanvankelijk over bijna het hele eiland verspreid wa ren, trokken zich in de loop der eeuwen terug in het zuiden en het zuid-westen van het land. Het noorden en het oosten van Ceylon worden sinds vele eeuwen bewoond door Tamils, een volk uit Zuid-Indië dat tot het Dravidische ras behoort. Tussen de Singalezen en de Tamils bestaat een zeer oude tegenstelling, die in het jaar 164 voor Christus al tot uitbarsting kwam in een grote veldslag, waarbij de koningen van de beide volkeren elkaar, gezeten op olifanten, te lijf gingen. Koning Elara van de Tamils werd bij dit gevecht ge dood, en de Singalese geschiedschrijvers zeggen, dat dit feit heeft bepaald welk volk vanaf dat ogenblik de dominerende rol zou spelen op Céylon. et departement van Zaken Overzee, Plein no. 1 in Den Haag, heeft opgehouden te bestaan. Een koloniaal tijdperk van grootse allure enerzijds, ook wel van beschamende dingen anderzijds, is afgesloten. Daar op die muur van dat weinig fraaie gebouw, dat er nu precies honderd jaar staat, wordt niet meer ver meld: Ministerie van Koloniën, noch Ministerie van Overzeese Rijksdelen, noch Ministerie van Zaken Over zee, zoals de laatste benaming was, het heet nu, naar de nieuwe marmeren borden op de voorgevel naast de ingang vermelden: „Ministerie van Binnenlandse Za ken. Directie Nederlands Nieuw-Guinea". Vooral nog „Nederlands", een klein stukje voortzetting van de oude stijl en van de oude mentaliteit, al spreken wij dan ook niet meer van koloniën. Alléén Nieuw-Guinea is er nu nog. Dat bordje vermeldt het: dat is nog Ne derlands. Aan de linkerkant van de ingang hangt nu een mm ander bordje, waarop: „Kabinet Vice-minister-presi dent". Immers sinds 1 september heeft het koloniale vraagstuk, inclusief de Zaken Overzee, hoe goed dit ook klonk, afgedaan. De zaken betreffende Suriname en de Ned, Antillen zijn de vice-minister-president toegevallen, waarom zou hij dus niet op de deur zetten, dat hier het bureau van de vice-minister-president is? Voor Ned. Nieuw-Guinea zorgt nu de minister van Binnenlandse Zaken, geen kolonie dus, maar Binnen land. In werkelijkheid zetelen beide ministers ergens anders. De minister van Binnenlandse Zaken, mr. Toxopeus, op het Torentje, de heer Korthals op het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, waar hij waar schijnlijk méér heeft te doen. Suriname en de Antillen redden zich zelf wel. Die komen waarschijnlijk alleen bij de vice-minister-president, die hun zaken behartigt, als er geld nodig is voor hotels of andere projecten. door JOSEPH ALSOPj MfNWLW. IMWIALWl») \KL\ i>im tij NLDLJ^I, WD \»;i W-ni iM Uitgifte 4j/2 grondbrieven Ned. Grondbriefbank van zijn eigen religie Tussen het gebied dat door de Tamils werd bewoond en het gebied van de Sin galezen heeft lange tijd een natuurlijke barrière bestaan, die gevormd werd door een strook ondoordringbaar oer woud. Maar in het recente verleden is men begonnen met de ontsluiting en de ontginning van de jungle. Deze poging nu om de welvaart van het land te verhogen door de bebouwbare opper vlakte te vergroten, heeft tot gevolg ge had, dat het contact tussen de Singale zen en de Tamils toenam en dat ook de oude conflicten tussen de beide vol keren met nieuwe hevigheid oplaaiden. Op Ceylon wonen ongeveer 6 miljoen Singalezen en 1 miljoen inheemse Ta mils. Maar op het eiland bevinden zich nog eens 1 miljoen Zuid-Indische Ta mils, die indertijd door het Britse be stuur als goedkope arbeidskrachten naar Ceylon werden overgebracht. De ze arbeiders werden vooral op de thee plantages te werk gesteld. Toen Ceylon in 1948 onafhankelijkwerd, besloot de eerste premier van de nieuwe staat, D. S. Senanayake, een einde te maken aan de toevloed van Tamils uit Zuid-Indië. Er werd een wet uitgevaardigd die de immigratie drastisch beperkte; een wet die overigens ook de Britten pijnlijk trof. Dé Tamils op Ceylon reageerden op de maatregel met de vorming van krachtige organisaties, dié al spoedig in staat waren om, door middel van sta kingen, de hele theehandel lam te leg gen. Met het conflict tussen de Singale zen en de Tamils op Ceylon gaat een ernstige taalstrijd gepaard. Tot 1948 was Engels uiteraard de offi ciële taal van het land, ofschoon na honderdvijftig jaar Brits bestuur nog slechts 5 tot 6 procent van de bevol king zich van de Engelse taal kon be dienen. Maar alle bestuursmaatregelen werden in het Engels gepubliceerd en ook voor de rechtspraak bediende men zich uitsluitend van deze taal. Toen Ceylon onafhankelijk werd, wil de men het Engels niet langer als de eerste taal handhaven. Maar wat zou dan de officiële taal moeten zijn: Sin- galees of Tamil? De Singalezen, die de meerderheid van de bevolking vor men, vonden, dat om die reden hun taal de landstaal bjj uitstek zou moeten zijn. Maar de Tamils wezen er op dat hun taal in Ceylon en. Indië samen door niet minder dan 50 miljoen mensen werd gesproken, en dat deze taal dus een veel grotere culturele betekenis had dan het Singalees, dat slechts door 6 miljoen mensen op Ceylon werd ge bruikt. Z;j eisten, dat althans in het Ta- mil-gebied van het eiland de taal' van de bewoners als de officiële zou worden erkend. De verkiezingscampagne van 1956 kwam in het teken te staan van de Taalstrijd. De Singalees Bandarana- ike, die tenslotte aan het hoofd kwam te staan van de nieuwe Ceylonese rege ring, had in zijn verkiezingscampagne betoogd, dat het Singalees als de natio nale taal beschouwd zou moeten wor den. Twee maanden nadat hij premier was geworden, vaardigde Bandaranai- ke een wet uit, waarbt) de taalstrijd in het voordeel van de Singalezen beslecht werd. Deze wet gat aanleiding tot ver scheidene ernstige conflicten, die een hoogtepunt bereikten in de bloedige rel letjes van mei en juni 1958. Honderden mensen werden bij deze ongeregeldhe den gedood, en de regering riep de noodtoestand uit, die tot maart van dit jaar werd gehandhaafd. In Ceylon heerst overigens niet alleen een taalstrijd maar ook een godsdienst oorlog. Bandaranaike heeft zich inder tijd weten te verzekeren van de steun van de Singalese Boeddhistische monni ken, een groep van ongeveer 12000 mannen, die in de verkiezingscampag ne van 1956 een felle actie voerde tegen het regime van Sir John Kotelawala, dat beschuldigd werd van heulen met de Christenen, met name met de ka tholieken. De Boeddhisten hebben in de loop der jaren met alle middelen ge streden tegen de Tamils, die over het algemeen Hindoes zijn. De hoofdredacteur <an de Ceylon Observer", Tarzie Vittachi, heeft naar aanleiding van de onlusten van vorig jaar een boek geschreven on der de titel „Emergency '58". Dit boek, waarin de achtergrond geschil derd wordt van de rassenstrijd op Ceylon, mocjit op het eiland zelf niet gepubliceerd worden. Het is tenslotte uitgegeven door de Londense firma Andre Deutsch. Vittachi, zelf een Sin galees, stond zeer kritisch tegenover zjjn volksgenoot Bandaranaike, en hij werd tot zijn onthullingen bewogen uit oprechte bezorgdheid over het lot van de Ceylonese natie, die door een broedertwist verscheurd werd. erkwaardigerwijze werd de aan slag op Bandaranaike, op 25 sep tember j.I., gepleegd door een Boeddhistisch.: monnik, terwijl het toch juist deze moniken waren die in be langrijke mate henben bijgedragen tot Landaranaikes overwinning bij de ver kiezingen van drie jaar geleden. De moordenaar was een soort arts of me dicijnman, een aanhanger van een ou de Boeddhistische medische school, die gelooft in genezing door middel van iiiiiiiiiitmiiiiiiiimiiiiiiiniiiiiiiiimiiiiiiimiiiimiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiititii massage, warme compressen en het gebruik van bepaalde geheime kruiden. Onder de aanhangers van deze genees methode, die ayurveda genoemd wordt, was de laatste tijd onrust ontstaan, om dat Bandaranaike een voorstander was van een meer verlichte vorm van ge neeskunde. Bandaranaike ging in zijn anti-Westerse houding volgens de Boeddhistische Oosterse „artsen" niet ver genoeg. De moord op de Boeddhist Bandara naike herinnert intussen aan die op een andere Zuid-Aziatische nationalistische leider elf jaar geleden. Ook de Hindoe Gandhi, die evenals Bandaranaike eens advocaat in Londen is geweest, werd door een man doodgeschoten. Solomon West Ridgeway Dias Ban daranaike werd in 1899 geboren. Hij was de zoon van een rijke grootgrond bezitter. De jonge Bandaranaike werd naar Oxford gestuurd, waar hij een studiegenoot was van Sir Anthony Eden. Eden schijnt toen reeds voor speld te hebben, dati de veelbeloven de oosterling eens premier van Cey lon zou worden. Bandaranaike inspireerde zich op het Britse socialisme, en toen hij ten slotte naar Ceylon terugkeerde, stichtte hij er een nationalistische so cialistische beweging, die vergeleken kon worden met de linkervleugel van de Congrespartij in Brits-Indië. Bandaranaike, die op 26 september, een dag na de aanslag, aan zijn verwon dingen bezweek, werd opgevolgd door de 57-jarige W. Dahanayake, die tot dan toe ministe'. van Onderwijs was. Ook de nieuwe premier is een Boed dhistische Singalees. Voor hij in 1935 in de politiek ging, was hij onderwijzer. Tot voor zes jaar was hij nog een vurig lid van de Ceylonese Trotskyistische partij, maar sinds hjj in 1953 met deze partij brak, heeft hij zich meer en meer van de extreem-linkse politici afge keerd. Hij wordt nu beschouwd als een uitgesproken anti-communistische staatsman en hij schijnt nogal pro-Ame rikaans te zjjn. Maar al is Dahanayalu het Westen De nieuwe premier van Ceylon, Wijayananda Dahanayake. niet onvriendelijk gezind, er zijn toch geen aanwijzingen dat hij een essentiële wijziging zal brengen in de neu- tralistische koers die door zijn voor ganger werd ingeslagen, terwijl men voorts mag verwachten dat hij zal pro beren Ceylon de status van een repu bliek te geven, een doel dat ook door Bandaranaike werd nagestreefd. (Sinds 1948 is het eiland een Brits dominion.) Evenals Indië en Pakistan, dié reeds republieken zijn, zou Ceylon ook als republiek lid willen blijven van het Gemenebest. De grootste problemen waarmee Da hanayake geconfronteerd wordt, liggen intussen niet op het terrein van de bui tenlandse politiek. Hij komt aan de re gering in een tijd waarin het conflict tussen de Boeddhistische Singalezen en de Hindoeïstische Tamils hoog is opge lopen, en het was dan ook niet zonder reden, dat de gouverneur-generaal van Ceylon, Sir Olive" "oonetilleke, onmid dellijk 'na de aai g op Bandaranaike de nobdtoestand weer uitriep, die slechts enkele maanden tevoren was opgeheven. De dramatische gebeurte nissen van eind september zouden wel eens de aanleiding kunnen worden tot nieuwe ernstige onlusten. HANS BRONKHORST. Ue Surinaamse regering heeft de be groting voor 1980 ingediend met een te kort van ongeveer S 9,2 min. De mi nister van financiën denkt het totale te kort te financieren uit buitenlandse le- lingcn tot een bedrag van S 6 miljoen (te lenen van de Ned. Handelmaat schappij), uit binnenlandse leningen in de vorm van belastingverhoging tot een bedrag van 1 miljoen gulden en door een miljoen gulden over te schrijven uit de lening van de Suriname Aluminum Company. Op de gewone dienst van de begroting is er een overschot van S 1.766.000. Op de buitengewone dienst is het tekort echter 10.955.000 gulden. Volgens de memorie van toelichting zullen de uitgaven van de gewone dienst voor 1960 op 3,8 miljoen gulden hoger moeten worden gesteld, dan voor 1959 het geval was. Dit kan nu worden opge vangen door een ongeveer even grote verhoging van de raming der middelen van de gewone dienst (3,7 miljoen). Van de lening van 6 miljoen gulden welke met de N.H.M. was aangegaan tot dekking van het geraamde begro tingstekort voor dit dienstjaar behoefde in de afgelopen 9 maanden nog niets te worden, opgenomen. Zodoende kon het worden gereserveerd voor 1960. Wel zegt de minister van financiën, dat de financiering van zo'n groot ge deelte van de ontwikkelingsuitgaven uit eigen middelen heeft geleid tot een niet onaanzienlijke verslechtering van de kaspositie van het land. Deze verslech tering is niet zozeer een gevolg van de budgetaire tekorten als wel van de om standigheid dat voor de financiering van de kapitaalsuitgaven van de over heid tot dusverre een te gering beroep op kapitaalmarktmiddelen is gedaan. Teneinde een verdere verslechtering van de kaspositie te voorkomen zal het zelfs noodzakelijk z\jn dat een groter be roep op de markt wordt gedaan. De president van de Hamburgse scheepswerven, dr. W. Scholz, heeft in New York verklaard dat de Westduitse minister van Economische Zaken dr. Erhard zeer onder de indruk is gekomei^ van de plannen van de hotelmagnaat H. B. Cantor tot de bouw en exploitatie van 2 transatlantische passagierssche pen, z.g. hotelschepen, waarvan de pas- sageprijs 50 zou bedragen. Naar hij zeide zal de Westduitse regering waar schijnlijk 70% garanderen van de finan ciering van het 160 miljoen dollar pro ject. Hij vertelde dat Cantor ijn plannen onlangs aan minister Erhard in Wash ington heeft voorgelegd en dat de mi nister dr. Scholz wenst te spreken wan neer hij de volgende week in Duitsland zal zijn teruggekeerd. Dr. Scholz heeft alle hoop dat de schepen gebouwd zullen worden. Zo is het laatste honderdjarig bewind, vanuit dit gebouw gevoerd, nu historie geworden. In de grote vergaderzaal van dit gebouw hangen nog de portret ten van alle G.G.'s, die over het voor malig Nederlandsch-Indië het bewind Koloniën" onder mr. Paulus van der Helm. Daarna kwam er een andere combinatie: „Ministerie van Marine en Koloniën", totdat in 1810 Nederland bjj Frankrijk werd ingelijfd. Aan het „Mi nistère de la Marine et des Colonies" werd toen een „Division Hollandaise" toegevoegd. 1813 bracht de bevrijding en het werd een departement voor de zaken van Een kanaal op Ceylon, dat Colombo met Negombo verbindt, overdekte vaartuigen. De foto geeft een beeld van de Het transport over dit kanaal geschiedt in primitieve weelderige tropische plantengroei op het eiland. hebben gevoerd. Het zijn drie grote pa nelen, die elk zestien van de G.G.'s om lijsten, die ons koloniaal Rijk in Indië mede hebben groot gemaakt. De twee laatsten zijn apart ingelijst, omdat er niemand meer na hen kwam om een nieuw paneel te vullen. De laatste is jhr. mr. A. W. C. Tjarda van Starken borgh Stachouwer, alleen en eenzaam, omdat het derde paneel al vol was en het faillissement van het koloniaal tijd perk geen vierde paneel meer gedoog de. Daarom kwamen jhr. de Jonge en A. W. C. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, duur ingelijst, alleen naast hun voorgangers te hangen en Tjarda heeft dat geloven wij, ook wei verdiend. De eerste op het eerste paneel is Pie- ter Both, die G.G. was van 1610 tot 1614. Allen hangen zij daar in hun staatsie gewaad van gouverneur-generaal. Als vierde hangt daar ook Jan Pie- tersz Coen, die dit ambt tweemaal bekleedde en wel van 1619 tot 1623 en van 1627 tot 1629. Terwijl wjj zo naar de Hoornse Jan Pieterszoon Coen staan te kijken, beseffen wij, dat hij toch maar vier maal met een zeil schip die reis over de oceaan heeft gemaakt, een reis van zo ongeveer vier maanden. Dat betekende in die tijd nogal wat, als bijvoorbeeld ge rantsoeneerd water, scheurbuik, af gebeulde weesjongens, die als ma troos waren geronseld en min of meer nette meisjes, die uitgezonden wer den om in Indië schrijvers en ambte naren aan een vrouw te helpen. Zó erg zachtaardig was men toen ook weer niet. Dit alles is nu historie. Hier in dit ministerie van koloniën, dat eigenlijk geen ministerie meer is, hangen al die portretten van de machthebbers daar, van Pieter Both tot. Tjarda, die al naar de aard van de tijd hun maatregelen namen. Dit is fini. Maar het ministerie is niet gesloten. Er zijn alleen andere bordjes aan de gevel gekomen, zoals in het verleden al zo dikwijls is geschied. Het begon na de opheffing van de West Indische Compagnie in 1792 met een „Directie ad Interim" voor de West Indische Koloniën. Op 1 juli van datzelfde jaar werd het „Comité tot de Zaken van Koloniën en Bezittingen op de kust van Guinea en in Amerika". In 1798 werden ingesteld een „Raad I voor het Bestuur van de West Indische 1 Bezittingen en Coloniën in Amerika en de kust van Nieuw-Guinea" en een „Raad der Aziatische Coloniën en Be zittingen". Koning Lodewijk Napoleon maakte daar een eind aan en formeer de een „Ministerie van Koophandel en Jhr. mr. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, de laatste gouverneur- generaal. Koophandel en Koloniën. Eerlijke taal dus, het wilde zeggen, dat voor ons die Koloniën een zaak van koophandel was. In 1818 probeerden we te suggereren, dat het toch niet helemaal zo was, maar dat het erom ging die volken te bescha ven en werd de zaak van de koloniën ondergebracht bijOnderwijs en Na tionale Nijverheid, maar wij waren wel zo nijver, dat in 1824 onderwijs werd afgestoten. Wat had men in de koloniën aan onderwijs? In 1830 kwam het bij Waterstaat en de Nationale Nijverheid kwam er toen ook weer aan te pas. Zij, die zich verbaasd hebben over de ver schillende naamsveranderingen der laatste jaren, zien dus, dat hier alleen maar sprake was van een voortzetting der traditie, Eepst in 1834 noemde men het kind bij de naam en heette het naar waarheid „Ministerie van Koloniën". Het was echter alsof men zich bewust was, dat het onjuist was in verband met het varen naar Indië de Marine te hebben uitgeschakeld en dus kwam spoedig weer die combinatie van Ma rine en Koloniën als departement terug. Washington Communistisch China heeft een grootscheep se interne beroering doorge maakt. Dit feit, dat tot dusver niet meer dan een veronderstelling was, is thans zozeer bevestigd, dat men er nauwelijks nog ffan kan twijfelen. Het bewijs is geleverd door de op stelling van de hoogwaardigheidsbe kleders bij de feestelijkheden ter ge legenheid van de tiende verjaardag van de Chinese communistische re volutie in Peking. Niet minder dan vier leden van het negentien man tellende Chinese poiitburo, alsmede een van de zes plaatsvervangende leden, waren opzienbarend afwezig. Ook ontbraken andere hooggeplaat ste personen op het appèl, zoals de onlangs ontslagen staf-chef van het leger, generaal Huang Ko-tsjeng. Op grond vans de vreemde regelen, die van kracht zijn in de totalitair geregeerde helft van de wereld, is iemands, plaats bii een gelegenheid als de feesten te Peking te beschou- wen als een 'duidelijke aanwijzing voor 's mans politieke beursnotering. Zijn volslagen afwezigheid uit het rijtje betekent doorgaans, tenzij hij ernstig ziek is, dat zijn fonds niet langer de moeite waard is genoteerd te worden. Vandaar,, dat de duide lijk waarneembare afwezigheid van zo'n groot aantal topfiguren van zeer ingrijpende betekenis is. De af wezige politburo-leden waren: Tsjen Joen, vice-voorzitter van de Chinese partij, officieel geheten „de trouwe wapenbroeder van Mao Tse-toeng" en een van de belangrijkste vetera nen van de Chinese revolutie; gene raal Peng Teh-hoeai, held van de Koreaanse oorlog en minister van defensie, totdat hjj een week of wat geleden opeens wérd ontslagen; en Ko Tsjin-sji en Li Tsjeng-tsjen, twee provinciale partijgroten, die onge veer een jaar geleden in het poiit buro zijn opgenomen, blijkbaar in samenhang met het rampzalige pro gramma van de volkscommunes. Het afwezige plaatsvervangende lid van het poiitburo was Tsjang Wen- tien, de eerste Chinese ambassadeur te Moskou en onderminister van bui tenlandse zaken tot aan zijn ontslag. Dit ontslag viel samen met dat van de minister van defensie, Peng Teh- hoeai, en de stafchef van het leger, Huang Ko-tsjeng. Men dient verder te weten, dat deze drie ontslagen slechts de belangrijkste waren van een reusachtige lijst. Hele scharen hoge functionarissen zijn blijkbaar tezelfdertijd de laan uitgestuurd. De zwaarste verliezen werden ge leden op de economische ministeries en de planbureaus, hetgeen doet denken aan een onderling verband tussen de zuivering en de misluk king van het program van de com munes. Het politieke belang van de zuivering wordt ook onderstreept door het feit, dat niet minder dan zes leden van het centrale comité van de communistische partij van het toneel zijn verdwenen. Niet alle ont slagenen zijn tevens verdwenen. Zo is bijvoorbeeld meegedeeld, dat Wang Tsja-hsiang, die vice-minis ter van buitenlandse zaken was tot dat hij samen met Tsjang Wen-tien werd ontslagen, bij de feesten te Pe king tegenwoordig was. Toch zijn de aanwijzingen, dat er een grote in wendige beroering heeft plaats ge had, thans te beschouwen als vrij wel definitief. Miehail Soeslov, die in opdracht van Nikita Khroesjtsjev namens de Sovjet-Unie het woord voerde op de vergadering te Pe king, schonk zelfs aandacht aan de moeilijkheden binnen de Chinese par tij op zichzelf een stap zonder weerga. De fanatieke Soeslov maak te duistere toespelingen op „deviatio- nisten" eri zei tot zijn Pekings ge hoor, dat alle goede Chinese commu nisten zich „ongetwijfeld achter Mao Tse-toeng" zouden scharen. Om het grimmige beeld te vol tooien moet men ook nog vast stellen, dat de nieuwe minis ter van defensie generaal Lin Piao waarschijnlijk zeer ziek is, terwijl de nieuwe chef van de legerstaf het vroegere hoofd van de geheime po litie is, generaal Lo Zjoeitsjing. De benoeming van de Chineese Beria tot chef van de landstrijdkrachten is op zichzelf een verbijsterende ont wikkeling. Ze wijst op de angst voor een wijd-verspreide oproerig heid in het leger, de grondslag van de Chinese communistische staat. Sommige Amerikaanse waarnemers twijfelen eraan, of dit wel de juis te interpretatie is van de verande ringen in het leger. Maar als men dan nog in aanmerking neemt het vernietigende bewijs van de afwezi gen ter feestviering in Peking, dan is het waarschijnlijk, dat de som berste mening tevens de juiste is. Niemand kan natuurlijk met abso lute zekerheid iets zeggen. Toch Ujkt het nu waarschijnlijk, dat Mao Tse-toeng en zijn naaste medewer kers bewijzen hebben gevonden (of Lin Piao, de nieuwe Chinese minister van defensie. wat zij daar voor hielden) voor het bestaan van een komplot tegen het regime, misschien juist bij de mili taire leiding, maar dan toch met ver takkingen tot in de hoogste niet-mili- taire regionen van de Chinese par tij. Na de invoering van het pro gramma van de communes is Chi na in een nationale crisis gestort, die analoog is aan de Russische crisis, die leidde tot de bloedige zui veringen van de jaren dertig. Na tionale crises verwekken komplot- ten; en zij scheppen ook een atmos feer, waarin gemakkelijk het be staan van komplotten wordt ver moed, ook al .bestaan zij niet in werkelijkheid. Copyright N.-Y.-H.-Tribune) Eerst in 1842 werd Koloniën weer een afzonderlijk departement en zo bleef het tenslotte. Maar toen wenste men voor dat eigen departement ook een eigen ge bouw. Dat gebouw kwam er. Het werd gebouwd door de landsbouw- meester Rose in 1859/'60, dus nu juist honderd jaar geleden op de plaats waar het nu nog staat. Die plaats was de vroegere „Koolhof" de voorhof van het Binnenhof. Het niet zo fraaie gebouw, dat men nu een nieuw kleur tje geeft, werd betrokken in 1861. De bouwkosten bedroegen 209.130,-. Voordien was het Ministerie van Ko loniën gehuisvest in het „Huygens- huys" op de hoek van Plein en Poten, waar nu het Ministerie van Justitie staat. Toen dan „Koloniën" uit het Huy- genshuys trok, werd dit jammer genoeg afgebroken en op die plaats werd het Ministerie van Justitie gebouwd. In 1883 vond men dat het Ministerie van Koloniën moest worden uitgebreid. Er werd een vleugel aangebouwd voor de civiele prijs van 22.753,42!*. Juist die laatste halve cent was het symbool van ons financieel beleid. Wat is er nu van al die koloniale za ken overgebleven? In ieder geval iets zeer belangrijks. Een prachtige koloniale bibliotheek, die onder de supervisie van de heer Westerbeek een vraagbaak is voor Oost en West. Men vraagt daar een boek over de problemen van Ghana en het is er. De heer Westerbeek heeft die bi bliotheek geordend en tot een weten schappelijk historisch archief van de eerste orde gemaakt. Wjj hebben dan practisch wel geen koloniën meer, maar wij hebben een koloniaal archief, dat meer dan een miljoen waard is en waar iedereen uit kan putten, die iets wil weten van de opbouw der koloniale rij ken. Hier is alles te vinden wat men maar weten wil over Ghana, Rhodesia, Indië en Laos en men kan de boeken thuis bezorgd krijgen. Tenminste als zij niet al te kostbaar zijn. Deze biblio theek is uniek in de wereld. Van over al komen aanvragen om boeken en do- cumentaties. Déze bibliotheek is wat ons rest van ons koloniaal tijdperk. Maar het is dan ook een bibliotheek, die, zoals gezegd, geschat wordt op de waarde van een miljoen gulden en waar vele buitenlandse studenten de stof ko men halen voor hun dissertaties. Ze omvat meer dan honderdduizend delen. Daar staat bijvoorbeeld de „Historie ofte Jaeriijckse Verhael der Geoktroy- eerde West Indische Compagnie", een den in p Een korf vol bijen „Een korf vol bijen" (Paris, Amster dam) is geen onleesbare imkersverhan- i deling, maar wel een imkersverhande- i ling. Dat blijkt pas later, als men het boek van John Crompton al voor een helft als humoristische lectuur heeft ge- j noten en men is dan intussen wel zo in het bijenleven geïnteresseerd, dat men i het niet erg vindt, integendeel. Type rend voor de stijl waarin het grootste deel van het boek geschreven is, lijkt ons het voorwoord, waarin de Engels man opmerkt dat er genoeg boeken over bijen zijn. „Er zijn er zelfs zoveel, dat de meeste schrijvers over dit veel verhandelde onderwerp met veront schuldigingen beginnen, daarna uit vluchten zoeken en dan de redenen noe men waarom hun boeken toch in een behoefte voorzien. Ik ben dadelijk be reid om mijn verontschuldigingen aan te bieden, maar ik kom niet met uit vluchten, om de eenvoudige reden dat ik die niet kan vinden. Maar 'ben boek over bijen doet, integenstelling tot som mige andere boeken, geen kwaad en niemand is verplicht het te lezen". Wij kunnen u zijn lectuur echter van harte aanbevelen. Verrukkelijk is de manier waarop hij vertelt over zijn eerste er varingen met imkers en bijen, steken en honing, „die door veel meer men sen als medicijn zou worden gebruikt als ze vies smaakte". Hier is de imker al aan het woord, die in de volgende hoofdstukken met kennis van zaken uit eigen waarneming vertelt over de boei ende gedragingen van het bijenvolk. Hij doet dat op een oorspronkelijke, geen ogenblik dorre manier, waarbij hij de situatie verduidelijkt door een zo opge legd antropomorfisme, dat het volko men acceptabel is. Alleen in het laatste hoofdstuk „De laatste last" derailleert de schrijver, door een sentimentele, dramatische schets te geven van een bijenleven. Hier kent men de humorist van het eerste hoofdstuk niet meer te rug. Voor de rest is het een boeiend en leerzaam boek, zowel voor imkers als voor „leken". V.L De Nederlandsche Grondbriefbank te Amsterdam geeft tot nadere aankondi ging af 4!*% grondbrieven (30-jarige lening) a f 1.000 series S en T tegen de koers van 100%. Aflossing van de grond brieven zal gedurende de eerste 10 ja ren niet plaats vinden, daarna aflosbaar in 20 termijnen. Vervroegde gehele of gedeeltelijke aflossing is de eerste 15 ja ren niet toegestaan. Mocht de vervroeg de aflossing plaats vinden gedurende de jaren 1975/1979 dan zal deze geschie den tegen de koers van 101!!%, daarna in de laatste 10 jaren van de looptijd van 1980 t/m 1989 tegen de koers van 101%. werk van drie zware band perka ment, geschreven door Joannes de Laet in 1644. Daar is Rumphius' Ambonisch Kruydboek van 1743 en van Valentijn de „Beschrijving van Oud en Nieuw Indië uit 1724, ook in verschillende de len. Deze bibliotheek zal nog een grote we tenschappelijke én historische rol kun nen spelen in de koloniale geschiedenis. Ook al behoort die nu bijna tot het ver leden. Want geschiedenis behoort nooit tot het verleden. F. S.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1959 | | pagina 4