IB. bij aangrijpende première Theater in Arnhem £eithen u mmmmt na Darwins jaar „ontstaan der soorten Het mysterie van het leven Redt eerst" I de anderen Verbeterde afvloeiingsrege ling voor IJsselmeervissers Gave creatie van Hans Tiemeyer Bensdorp wordt „Internationaal mm SYMPOSION „EVOLUTIE 1959" DAMPO Requiem-mis voor de gevallenen Cursus voor 1100 kloosteroversten V B Raad van Bestuur krijgt de leiding Talrijke slachtoffers bij auto-ongelukken Magnaten, soldaten potentaten, buurlui, stuurlui, de ouders van de bruid, de vroegen, de laten, de leden van de Staten, doorluchtigen, vernuftigen, kwamen tot besluit met Esso bent u beter uit! 'iiiiiimiiiiiniiiiiiniinii^ verkouden In Utrechtse kathedraal Hechtere organisatie kermisexploitanten MAANDAG 23 NOVEMBER 1959 Advertentie BABY ZEPHYR de zachtste voor uw kleine schat Flonkerend lichtGOUDA kaareen WWVsitèfeiff? ytlf V'k door MARGUERITE BOURCET Door bemiddeling van «en verzamelaar verschafte (Wordt vervolgd). „Men overbiedt elkaar met pachten" de wm-: ■- ARNHEM, 22 nov. Een zeel- (liep rakende gebeurtenis is de Nederlandse première van het toneelspel over de man Job, geheten ,,J.B." en geschre ven door de Amerikaan Archibald Mac- leish geworden. Dit zowel om het stuk zelf ais om de wijze waarop het door de toneelgroep Theater, in het bij zonder door Hans Tiemeyer in de titel rol, gespeeld werd. Er worder hier vra gen aangeraakt, die men zelden Op on ze hedendaagse planken hoort genoemd, en dit op een rechtstreekse en zeer menselijke wijze. Vragen, die zo oud zijn als het Oude Testament, en zo actu- Op de buitengewone vergadering van aandeelhouders van Bensdorp zal een statutenwijziging worden voorgesteld, waardoor de structuur en de opzet van de vennootschap enkele wijzigingen on dergaan. De naam Bensdorp N.V. wordt gewijzigd in Bensdorp Internationaal N.V. Deze maatschappij wordt houd stermaatschappij over het bedrijf te Bussum én de buitenlandse Bensdorp- bedrijven. Bovendien wordt de lei ding van de zaken der vennootschap aan een Raad van Bestuur opgedragen. Het maatschappelijk kapitaal van Bensdorp zal van 3 min. op 5 min. worden gebracht. De aandelen, zowel prioriteits- als gewone aandelen zullen een nominale waarde krijgen van 1000 i.p.v. 500. Deze aandelen kunnen koste loos worden gesplitst in 10 onderaande len van 100. Tien onderaandelen ge ven recht op één stem. De winstverdeling der vennootschap ondergaat in de nieuwe statuten ook een wijziging. Na aftrek van 3% divi dend voor prioriteitsaandeelhouders, wordt aan gewone aandeelhouders 5% primair dividend uitgekeerd. Van de resterende winst krijgt elk lid van de Raad van bestuur 5%. Elke commissa ris krijgt 1% tot een maximum van 5% voor de gehele raad van commissarissen. De overige wijzigingen zijn voorname lijk van redactionele aard in verband met de wijziging van „directie" in „raad van bestuur". Noot van de redactie. Wij zullen wel nie'i ver mistasten, indien wij veronder stellen, dat deze juridische structuur wijziging van Bensdorp een voorberei ding vormt op een eventuele introductie tvan de aandelen ter beurze. .EDE, 22 nov. Op Rijksweg 12 tus sen Veenendaal en Ede zijn vanavond tJVee personenauto's met elkaar in bot sing gekomen, toen een door prof ir. W. de Jong uit Wageningen bestuurde wagen door tot nu toe onbekende oor zaak, plotseling de rijbaan verliet en via de tussenberm op de rijbaan voor het tegenliggende verkeer raakte. De heer De Jong, rector magnificus van de landbouwhogeschool en diens echtgenote, die zich eveneens ih het Voertuig bevond, werden zwaar gewond. De gevolgen voor de Inzittenden van de andere auto waren nog ernstiger. Een er van, me vrouw Strack van Schtjndel uit Over- veen, werd op slag gedood. Haar man die de wagen bestuurde en twee zoon tjes liepen ernstig letsel op. Een vriend je van beide jongens kreeg minder zwa re kwetsuren. BRUMMEN, 22 nov. Vanavond is een ernstig verkeersongeluk gebeurd op de Zutphensestraat nabij het Bra- mersgat. Uit de richting Zutphen kwam de motorrijder A. Sangers, 35 jaar, die op de duo zijn dochtertje en een kost ganger meevoerde. De motor kwam in botsing met een fiets die bereden werd door de heer Arendsen uit Oéken. De heer Sangers werd bij deze botsing ge dood. Het dochtertje van de motorrij der, dat ernstig aan het hoofd werd f;wond en de kostganger, de heer leumink, werden naar ziekenhuizen te Zutphen verVoerd. De laatste heeft ver moedelijk een schedelbasisfractuUr op gelopen. Zijn toestand is zeer kritiek. cel als de mens, die vandaag leeft. Waarom laat Gods goedheid, Gods rechtvaardigheid rampen toe, die ons tot niets reduceren, die schuldelozen treffen, kinderen, mannen, vrouwen, die voor Gods aangezicht wandelen en zivh in Zijn zegen lijken te mogen ver heugen. Macleish heeft deze vragen gesteld, zoals ze in het boek Job gegeven zijn, de geschiedenis van de man Job ge transporteerd naar het heden, maar dat met een minimum aan uiterlijke actua liteit, zich volledig concentrerend op de kern. Die kern heeft hij wel met grote zorg en met dichterlijke visie tot diep menselijke tragiek verdicht. Op de beslissende ogenblikken maakt hij ge bruik van het bijbelwoord zelf; wat hij daaromheen in beelden en taal aan wendde was er slechts op uit dit in de hedendaagse begrippen- en gevoelswe reld om te zetten. Hiermede bereikte hij niet alleen een voortdurende sterk geboeide aandacht bij de volle zaal, die, op enkele onvermijdelijke hoesters na, doorlopend doodstil was, maar ook her haaldelijk ogenblikken van intense ge- grepenheid. De vorm, die hij gekozen heeft, doet enigszins denken aan Max well Andersons „Joan of Lorraine", die, zoals men zich wellicht uit de voortref felijke voorstelling van Rie Gilhuys en Joan Remmelts herinnert, de figuur van Jeanne d'Arc een hedendaags pu bliek nader bracht door zijn stuk te componeren als de repetitie van een stuk over de heilige: dit gaf hem gele genheid om regisseur en spelers over haar karakter en geloof te doen discus siëren. Iets dergelijks doet Macleish, maar hij doet het, misschien omdat hij zoveel jaren later schreef, misschien omdat hij meer dichter is, met een gro ter gevoel voor het mysterie. Twee ven ters in een vervallen rondreizend cir cus spelen een stuk over Job, in de cir custent, na afloop van de voorstelling. De een speelt God, de ander de duivel. Zij discussiëren soms ook over het stuk, of over de figuur van Job, maar in het spel, dat zich onder hun ogen afspeelt, grijpen zij slechts een enkele maal in, en dan eigenlijk nog huiverend. Want nau welijks zijn ze samen het spel begonnen, of er klinkt door de ruimte reeds een stem, waarvan zij schrikken. „De souf fleur", zeggen zij aarzelend, maar het mysterie begint daar: het spel dat zij oproepen is meer dan spel, een gebeu ren, dat zich buiten de wetten van het spel om voltrekt. In korte scènes ont wikkelt zich het spel, gesitueerd in een hedendaagse stad, en de rampen, die Job overkomen zijn hedendaagse ram pen: oorlog, verkeer, zedenmisdrijf, atoomgeweld, maar Job blijft Job. „Doe mij weten, waarom 'gij met mij twist" is de vraag, waarmede het eer ste bedrijf sluit, als Job alleen op de mesthoop is achtergebleven. Een krachttoer vormde het tweede bedrijf voor de schrijver: Gods zwijgen. Mac leish laat hier drie „troosters" optre den, belichamend het historisch materi alisme, de dogmatische godsdienst en de psychiatrie, een scène, die van de toeschouwers geconcentreerde aandacht Vraagt, zoals het verder verloop van het stuk trouwens ook, maar daar ontmoet hij opnieuw het mysterie, dat in dit stuk zo'n overheersende, diep aangrijpende rol speelt. Hans Tiemeyer heeft dit voortdu rend op een bijzonder zuivere manier op zijn toeschouwers overgebracht; en dit zo sterk, dat men, alhoewel het antwoord op de vragen uitblijft, voor zich zelf meende dit antwoord toch te vernemen in dit ondeelbare ogenblik, dat Hans Tiemeyer de volledige aan vaarding in zijn hele persoon waar maakte. Dit was een grootse creatie, juist omdat hij haar bereikte met een uiterste aan soberheid, gepaard aan een uiterste aan concentratie. Hij is, zoals men reeds vele malen heeft kun nen ervaren, een acteur die van een voud houdt, en daaraan ook steeds weer genoeg heeft, omdat zijn rijk dom aan gevoel zich in alle eerlijk heid kan geven. Caro van Eyck was zijn vrouw, die meer innerlijk gewond is en minder door het mysterie ge raakt. In haar spel werd dit eveneens een aangrijpende figuur, met heel die ingehouden tragische kracht, die haar tot een groot actrice maakt. Jacques Snoek en Hans Culeman speelden God en duivel zeer indrukwekkend. Waren hiermede de grote rollen uit stekend bezet, ook de kleinere rollen waren voor het merendeel in goede han den. Zo kon het onder regie van Rob de Vries een voorstelling worden, die zo zeer aangreep, dat men zich nauwelijks kon afvragen of zij goed was. De bijval na afloop scheen niet te willen eindigen. Dr. Victor E. van Vriesland, die voor een prachtig klinkende vertaling had ge zorgd, kreeg daarin te delen, evenals nog een aantal andere medewerkers achter de schermen, Johan Greter voor een goed décor, Ton de Leeuw voor de muziek. Op het slot vestigde Rob de Vries in een kort woord de aandacht op de onderscheiding, die Caro van Eyck in de vorm van de Theo Mann-Bouw- meesterring ten deel is gevallen, het geen haar een uitbundig applaus bezorgde. RUTTEN. Advertentie '7.ïï':V - :2? Hans Culeman, Hans Tiemeyer en Caro van Eyck m Theaterzondag in Arnhem de première gaf. het toneelstuk waar- Advertentie AMSTERDAM, 22 nov. De aula van het tropeninstituut te Amsterdam was vrijdagochtend tot de laatste plaats gevuld met biologen, leraren, studen ten, enz. uit het gehele land, toen de Utrechtse hoogleraar, prof. dr. V. J. Koningsberger, de eerste vergadering opende van het tweedaagse symposium „Evolutie 1959". Onder auspiciën van de biologische raad der koninklijke Nederlandsehe akademie van wetenschappen, en voor bereid door de koninklijke Nederland sehe botanische vereniging, de Neder landse dierkundige vereniging en de Nederlandse genetische vereniging, is dit symposium voor biologen en ont wikkelde leken gehouden ter herden king van het feit, dat honderd jaar ge leden (op 24 november 1859) Darwins werk over het ontstaan der soorten (ori gin of species") het licht zag. Het sym posium beoogde in acht samenhangen de voordrachten een overzicht te geven van de moderne inzichten en aspecten van het evolutieprobleem in de biolo gie. In de ochtendbijeenkomst van de eer ste dag heeft prof. dr. A. G. M. van Melsen, hoogleraar (in de wijsbegeer te) aan de r.-k. universiteit te Nijme gen, een algemene inleiding gehouden. „De herdenking van Darwins „origin of species" biedt," aldus prof. Van Melsen, „niet alleen de biologen stof tot nadenken. Want de evolutieleer raakt aan zeer algemene problemen. Daarenboven is zij ook uit weten schapstheoretisch oogpunt interessant, want zij staat op het kruispunt van de natuurwetenschap, de geschiedenis en de wijsbegeerte. Toch is het interessant op te merken dat we nu honderd jaar na Darwin ons kunnen concentreren op 82 De hertog van Alengon had alles zelf geregeld. Aan de geringste verlangens, uitgedrukt in het testament van zijn vrouw, had hij gevolg gegeven. Dat was de laatste eer die hij haar kon bewijzen. „Een uit vaart zonder bloemen, zonder muziek." Er was geen muziek behalve de verheven klaagzang van de grego riaanse Dodenmis als een laatste straal van de liturgische schoonheid die zij zozeer had bemind. Er waren geen bloemen. Men had een overvloed van kransen gezonden: enkel de linten versierden haar kist. Maar de hertogin had er niet aan gedacht het licht te verbieden. Haar man had rond de baar een zee van kaarsen laten ontsteken. In het schip van de kerk verdrong zich een stoet van vorstelijke personen: Bourbons, Wittelbachers, Habsburgers. Bragances. En in die stoet ontmoetten elkaar twee mensen, wier gelukkig huwelijk, later tragisch gebroken, de wereld op haar beurt zou ontroeren: Albert, kroon prins van België en Elisabeth, hertogin in Beieren. Eindelijk, op 1'5 mei, bracht men de hertogin van Alengon over naar Dreux. Opnieuw was het weer verrukkelijk. Langzaam gleed de trein door de geurige lentevelden. Aan weerszijden van de spoorlijn strekten appelbomen i hun bloeiende takken uit. Ook in dé lijkwagen ston- 1 den bloemen, de enige: zij kwamen van Elisabeth. Het was een wonderlijk kruis, gevormd door witte rozen en lelies, een smetteloos, kinderlijk kruis. Voor Elisabeth was Sof ie Charlotte altijd „het kleine ïesje" gebleven, de naïeve troosteres van vroeger. Nauwelijks hersteld wilde de hertog van Alengon vanaf het station van Dreux te voet de lange weg volgen die naar de kapel leidt. Hij liep moeilijk. Een zwarte zijden doek verborg de nog niet geheelde brandwonden aan zijn hoofd. Zonder dat zwarte ver band zou men hem niet herkennen. Hij liep voorover gebogen en over heel zijn gezicht lag de leegte van een diep geschokte ziel. Schouder aan schouder stonden de mensen op de smalle trottoirs van het stadje. Van de kathedraal en van de kapel luidden de doodsklokken. De kapel van de H. Lodewijk was met zwart floers bekleed. De stoet daalde af in het schemerduister van de crypte. Men legde de hertogin van Alengon in... het graf dat zij zelf had verlangd: naast het graf, dat men voor haar man had gereserveerd. Deze naderde om haar voor het laatst te zegenen. Op dat ogenblik scheen de innerlijke kracht, waar van hij tot dan toe blijk had gegeven, hem te ver laten. Wankelend, niet meer bij machte zijn tranen in te houden, deed hij enkele passen naar voren en boog zich voorover. Men zag hem een klein voorwerp op de kist plaatsenWat? Niemand durfde te kijken. Hij had het al die tijd verborgen gehouden tussen zijn krampachtig samengetrokken vingers. Terwijl het nog warm was van zijn hand sloot hij het weg in de aarde, samen met haar. Tenslotte vermande hij zich, richtte zich met moeite op en verliet de kapel. Nadat de hertog van Alengon weer in Parijs was teruggekeerd in zijn verlaten huis, vroegen zijr. vrienden zich bezorgd af, of hij psychisch bestand zou blijken tegen de zware slag, welke hem getrol fen had. Het enige waarmee hij zich de eerste dager bezig kon houden, was het rangschikken van de ver trouwde snuisterijen van zijn overleden vrouw, van haar lievelingsboeken, van de papieren op haai schrijftafel. Het onderbroken werk scheen nog op haar te wachten. Hij opende de kleerkast, waar uit als een schim een lichte geur van lavendel en heliotroop hem tegemoet zweefde. Eén toilet ont brak er: het laatste, dat het atelier had afgeleverd op de morgen van de 4de mei. Hij ontbood de naai ster en gaf haar opdracht de verbrande japon nauw keurig na te maken. hij zich alle krantenknipsels die betrekking hadden op het noodlottig einde van de hertogin van Alengon. Zo achterhaalde hij alle bijzonderheden, die men voor hem had willen verbergen, ook de wrede episo de van het Palais de l'Industrie. Gebogen over die artikelen trachtte hij een ant woord te vinden op de vraag, die onophoudelijk in hem knaagde en die hij in de brieven uit de dagen na de ramp tot in het oneindige had uitgeplozen: „Waarom heb ik haar niet gevonden? Waar was zij, toen ik terugkwam bij haar stand? Hoe hebben wij elkaar zo kunnen mislopen?" Uiteindelijk leek hem slechts één oplossing mogelijk, de bovenna tuurlijke: „Er bestaat maar èèn antwoord: God wilde het, Hij heeft alles zó beschikt, dat zij niet kon ontsnap pen. Wat rest mij nog te zeggen? God heeft ons gescheiden om mij te beletten haar te redden. Bid voor mij." Hij gaf aan al degenen, die haar hadden gekend, een bidprentje, waarop haar laatste portret was afge beeld en onder andere deze teksten waren gedrukt: ..Wij hebben haar gezien, zoals zij zichzelf vergat, ten einde toe." „De ijver voor Gods Huis heeft haar verteerd." In de kapel van de Dominicanen liet hij een votief- kapelletje voor haar oprichten. Op het voetstuk van het altaar stonden de namen geschreven van allen, die aan de brand ten offer waren gevallen. Op hun verjaardagen droeg men er het H. Misoffer op voor hun zielerust. Dan liet de hertog van Alengon de bidstoel van zijn vrouw versieren met theerozen en Parmezaanse viooltjes. Naar de heiligdommen waar zij samen hadden gebeden, stuurde hij een ex-voto, waaruit een bijna vrouwelijke tederheid spreekt die ons bij een man als hij verwondert: de japonnen, door de overlede ne gedragen in de gelukkige dagen van Vincennes an die vermaakt waren tot kerkelijke paramenten. „Gij hebt u niet vergist, Eerwaarde Moeder," schreef hij aan de priorin van Tarbes, „het fluwelen parament dat ik u heb doen toekomen, heeft inder daad deel uitgemaakt van de kleren van mijn wel beminde vrouw. Het vormt een aandenken aan haar en het is tevens een gave, die in haar naam gedaan is (21 mei 1897)." de biologische aspecten, omdat wij ons nu meer bewust zijn van de onderschei den aard van bijvoorbeeld theologische, wijsgerige, natuurwetenschappelijke en historische problemen. Darwins ver dienste is dat hij het biologische aspect klaar en duidelijk heeft gesteld. Hij wist het natuurwetenschappelijk en histo risch aspect te verbinden tot een biolo gisch aspect Dat de biologische evolu tieleer beide aspecten heeft behouden blijkt uit de noodzakelijke samenwer king van paleontologen en genetici; de eersten onderzoeken de historische do cumenten, de anderen experimentele mógelijkheden. Wat betreft, de ruimere wijsgerige perspectieven, waarvoor de evolutie leer ons stelt, met name wanneer zij doordacht wordt (wat Darwin nog nauwelijks deed) naar het ontstaan van het leven en naar de menswor ding, dan moet men onderscheid ma ken tussen de natuurwetenschappelij ke aanpak van deze problemen, die volkomen gerechtigd is, en de stel ling dat het leven en de mens niet méér zou zijn dan de stof. De natuur wetenschap is een abstracte weten schap, die dus altijd slechts een be perkte verklaring vindt. Zou het over- rigens gelukken het leven uit de alge mene materie-wetten te verklaren, dan zou dit geen opheffing van het mysterie van het leven betekenen maar wel, dat wij het mysterie van het leven eerder moeten zien als ont vouwing van de mogelijkheden van de stof. Soortgelijke overwegingen kun nen ten aanzien van de mens ge maakt worden, want de natuurweten schap kan nooit de gehele mens ver klaren." Prof. dr. M. J. Sirks, hoogleraar in de variabiliteit en de erfelijkheidsleer te Groningen, besprak op dit symposium de basis van de variabiliteit. Prof. L. dt Ruiter, hoogleraar in de vergelijken de fysiologie aan de Groningse univer siteit, hield een voordracht over metin gen van selectie in de natuur. Prof. dr. ir. J. C. Dorst, hoogleraar in de teelt en veredeling der landbouwgewassen aan de landbouwhogeschool te Wagenin gen, sprak over plantenveredeling en evolutie. Op de tweede en laatste dag van het symposium heeft prof. dr. I. M. van der Vlerk, hoogleraar in de historische geologie en paleontologie te Leiden, een voordracht gehouden over „Paleontolo gie en Evolutie". Na enkele voorbeel den van gedetailleerd onderzoek te hebben gesproken en geïnterpreteerd, kwam prof. Van der Vlerk tot de con clusie dat de paleontoloog veel kan bij dragen ter beantwoording van het „hoe" der evolutie en dat hij de gene ticus een indruk kan geven van de gro te betekenis van de factor tijd. Bij de beantwoording van het „waarom" kan zijn taak slechts controlerend zijn. De tweede voordracht was die van dr. J. van der Vecht, wetenschappelijk ambtenaar aan het Rijksmuseum voor- natuurlijke historie te Leiden, over „Systematiek en evolutie". Op de slotbijeenkomst behandelde prof. dr. G. H. R. von Koenigswald, hoogleraar in de stratigrafie en paleon tologie te Utrecht, hot onderwerp „De evolutie van de mens". De Jaatste voordracht, gewijd aan „De oorsprong van het leven: verken ning in het onbekende", werd gehouden door dr. A. Quispel, secretaris van de Kon. Ned. botanische vereniging te Amsterdam. Er zijn, aldus dr. Quispel, nog niet volledig bewijzende, argumenten aan te voeren om de aanwezigheid van en oplossing van verschillende organische stoffen, een „oerbouiljon", aan te ne men. Maar men tast nog geheel in het duister hoe deze ongeordende hoeveel heid stoffen geordend kon worden tot de gecompliceerde, hoog georganiseer de structuur van de levende cel. Dit kan alleen wanneer op een of andere wijze een richtingbepalende invloed ge werkt heeft en de natuurlijke selectie kan reeds hier zo'n richtingbepalende factor geweest zijn bijv. doordat auto- katalytische reacties de overhand moesten krijgen of doordat bepaalde koppelingen van reacties een grotere onafhankelijkheid van het milieu en daardoor een grotere kans op herha ling en voortbestaan kregen. Het is zeer waarschijnlijk, dat reeds voor de vorming van de cellen, zoals we deze thans kennen een grote variabiliteit en daarmee samenhangende evolutie is opgetreden. Dit alles blijft echter nog van speculatieve aard en de grote be tekenis ervan moet daarom niet in de eerste plaats worden gezocht in de denkbeelden zelf. dan wel in de richt lijnen, die ze ons bieden voor verder on derzoek op dit gebied: Advertentie (Van onze Utrechtse redacteur) UTRECHT, 21 nov. Hedenmor gen droeg de hoofd-luchtmachtaal- moezenier lt. kol. R. H. M. Verhoe ven, in de Utrechtse kathedraal een plechtige H. Requiemmis op voor d® zielerust van de in de oorlog geval lenen. Assistentie verleenden rector J. Doesburg, geestelijk adviseur van Katholiek Thuisfront als diaken en de vlootaalmoezenier kapitein-luite nant ter zee B. J. Wilmink als sub diaken, terwijl kapelaan J. Vreden- daal als presbyter assistens fungeer de. Op het priesterkoor hadden plaats genomen, de aartsbisschop mgr. dr. B. J. Alfrink, de hoofdaalmoezenier mgr. H. J. M. van Straelen en de ken mgr. A. Wiegerink. Tot de aanwezigen behoorden verder de staatssecretaris P. de Jong, de vice- admiraal H. Pröpper en lt. gen. van der Kroon, voorzitter van de ARKO en vele familieleden van de gesneuvelden. De plechtigheid kreeg een bijzonder treffend karakter door het eerbetoon van militairen van het kaderbataljon van de schooltechnische dienst van de Kromhoutkazerne te Utrecht, die bij de katafalk, gedekt met een helm, yoor het altaar de dodenwacht hadden be trokken. Majoor aalmoezenier H. M- van Beek A. A. hield een predikatie, waarin hij zei, dat de zegen van de vrijheid dag aan dag offers van de le venden vraagt, maar ook bezinning op onze uiteindelijke bestemming. Het kruis op het graf van onze doden is niet alleen een teken, maar ook een richtingwijzer naar een hoger leven- DEN BOSCH, 23 nov. Donderdag zullen 1100 plaatselijke oversten van practisch alle vrouwelijke religieuze con- gregaties in Nederland in Den Bosch bijeen komen, om er een korte cursus mee te maken. De bedoeling is daardoor de zorg voor de vorming van de vrou- welijke religieuzen in ons land, die on- geveer 30.000 in getal zijn, in het licht der hedendaagse vroomheid en heden daagse behoeften te plaatsen. De aarts bisschop van Utrecht en de vicatis-gene- raal van Den Bosch zullen beiden de oversten toespreken. Ter toelichting van deze gebeurtenis wordt ons meegedeeld, dat de vrouwe lijke religieuze congregaties zich sinds 1957 georganiseerd hebben in een stich ting, welke zich ten doel stelt de ëe' meenschappelijke belangen van orden, congregaties en genootschappen te be hartigen. Daartoe is een secretariaat ëe' sticht te Nijmegen, waarvan de prak' tische uitwerking van de doelstelling is opgedragen. Dat wil dus zeggen, dat het secretariaat de vraagstukken van de mo derne kloosterorden en congregaties met al hun godsdienstige, psychologische en juridische aspecten onder ogen neemt, de contacten tussen de samenwerkende in stellingen vestigt en tenslotte ook alle leden, waar dat nodig is, van advie5 dient. Een der belangrijkste initiatieven is no de cursus voor huisoversten, welke don derdag wordt gehouden. Na een H. Mis met preek van mgr. M- A. P. J. Oomens, vicaris-generaal van Den Bosch, volgt de bijeenkomst in het Casino, waar mgr. dr. B. J. Alfrink spreekt over datgene, wat de Kerk van de religieuzen verwacht. UTRECHT, 22 nov. De r.-k. Bond van Kermisvakgenoten en de Bond van Kermisbedrijfhouders hebben besloten samen te gaan werken, teneinde g®za' menljjk de moeilijkheden te bestrijden, waaronder het kermisbedrijf volgens de beide besturen momenteel gebukt gaan- Tijdens een in Utrecht gehouden ge' zamenlijke vergadering werd met alge' mene stemmen besloten tot de vorming van een federatiebestuur, dat bestaat u1* de bestuursleden van de van nu af aan samenwerkende bonden. Zo wil men een eind maken aan de naar de smaak van de kermisexploitan ten enorme hoge pachten, die de laat ste jaren voor een standplaats op d® Nederlandse kermis worden betaald- Duizenden guldens worden volgens de beide besturen te veel betaald, omdd men elkaar overbiedt. De kermisexpl01' tanten kennen enorme hoge inkomsten- maar zien hun winsten verloren ga®11 aan de gigantische pachtsommen en de belasting. Bepaalde acties x7an gemeentebestu ren zal men thans gezamenlijk het hoof9 bieden. Zo zijn de kermisexploitanten niet voornemens zich neer te leggen hv het besluit van het Utrechtse gemeen tebestuur, dat in het vervolg op he Vredenburch geen kermissen zullen wor den gehouden. DEN HAAG, 21 nov. De ministers Marijnen en Korthals hebben aan de Tweede Kamer voorstellen gedaan voor een verbeterde afvloeiingsregeling voor IJsselmeervissers. De ministers zijn tot dé conclusie gekomen dat de uitkeringen voor afgevloeide vissers gehandhaafd dienen- te blijven op 2820,- per jaar voor vergunninghouders en 2640,- per jaar voor deelvissers. Deze tegemoet komingen zullen echter in tegenstel ling tot de regeling van de Zuiderzec- steunwet 1925 ook worden uitbetaald aan vissers die geboren zijn in de jaren 1907 tot en met 1912. Tevens dient de voortgezette uitkering na het 65e jaar voor vergunninghouders te worden ver hoogd van 372,- tot maximaal 700,- (herekend volgens de maatstaf dat de voortgezette uitkering 25% zaï zijn van de tegemoetkoming voordien)Bij het be reiken van de 65-jarige leeftijd zouden deze rechten op levenslange uitkering kunnen worden afgekocht niet een dus danig bedrag, dat de uitkering van tot de genoemde 25% verzekerd is. De voort gezette uitkering wordt ook van toepas sing verklaard op belanghebbenden, ge boren na 1 januari 1890. De voortgezette uitkering aan deelvissers zal ongeveer 10 pet minder bedragen dan de uitkering aan vergunninghouders. In aanmerking komen slechts de deelvissers die geduren de 15 jaar waaronder de periode 1947- 1950 aan de IJsselmeervisserij deel namen. Aan de weduwe van een vergunning houder, wiens vergunning is vervallen, wordt een tegemoetkoming verleend, ge lijk aan de voortgezette uitkering. Het regeringsvoorstel bevat verder nog enige aanvullende regelen waaronder een tege moetkoming in de schade die wordt ge leden doordat netten en schepen over bodig zijn geworden. De afvloeiingsrege ling zal ook gelden voor belanghebben den die na 1950 het bedrijf hebben ver laten. De regering wil verder de vergen ninghouders bij het bereiken van "f 65-jarige leeftijd voor de keuze stelle' om óf de vergunning in te leveren in aanmerking te komen voor een ud kering óf de visser;) te blijven voof' zetten met verlies van rechten. Tend'", de de oudere vergunninghouders niet d zeer korte termijn voor een dergelijk onvoorziene keuze te stellen, zal hwj toe echter na een aantal jaren, bv. J' 1965, worden overgegaan. De kuiltijd voor aal en de zomervB' serij met staande netten op snoekbad* en baas worden beperkt en de zegenVJ®' ser;j zal geheel worden verboden. In de toelichting op deze regeling®.^ wordt gezegd, dat er op het Ussf~ meer, als alle voorgenomen inpold ringen zijn voltooid, nog maar pi", zal zijn voor 300 bedrijven. De rege. ring wil er namelijk van uitgaan d®, de IJsselmeervisser in de visser" volledige werkgelegenheid moet v" den, terwijl gewaakt moet worde' tegen overbevissing. De hoeveelheden aangevoerde zijn sinds 1950 al regelmatig terugge'" pen. Per 1 juli bedroeg het aantal v®l„ gunningen nog 623, waarvan 172 ward gereserveerd ten behoeve van niet-9'' tieve vissers. Bij het overzicht van de huidige tuatie valt op dat Volendam een zonderingspositie inneemt. Er kan e?- onderscheid worden gemaakt tussen plaatsen, die ook na de voltooiing Vid je.<§ de inpoldering nog aan open water bd, ven en plaatsen die bq sluiting van 9 dijk Lelystad-Enkhuizen afgeslote; worden van het noordelijke (open) de\ van het IJsselmeer. Volendam behoOÏ tot de laatste categorie, maar de lee' tijd van de actieve vissers is er bel"|[ rijk lager en ook het schepenmateri", vertoont geheel het beeld van dat v de havens aan open water.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1959 | | pagina 4