Kleine oorzaken met
succes-gevolg
Ontwaarding van hoog bezoek
Sleurleven op tijd beëindigd
Heintje van etage zestien lacht
zich naar over dertig jaar
Verlos ons van de valse sint
Geen gezag meer
ST. NICOLAASNUMMER VRIJDAG 27 NOVEMBER 1959
De Sint-Nicolaasdag was dan aan
gebroken. Het was Stil In huis. Me
BIJ DE NADERING van het St.-Nicolaasfeest lopen veel
grootvaders bedrijvig rond. Of zij nu al een baard dragen, of
met een glad geschoren gezicht de goedheiligman tot een
enigszins aftandse vertoning degraderen, doet hierbij niets ter
zake. Voor opa's en aanverwante figuren is het een even
bijzondere tijd als voor de jeugd. De oorzaak van die nerveuze
bedrijvigheid van de oude garde moet stellig gezocht worden in
het bestaan van een zekere verwantschap tussen de Sint en
hen, die menen hem in ouderdom enigszins te benaderen, waar
van overigens geen sprake kan zijn.
In de gesprekken van voornoemde oude garde komt de ver
wantschap tot uitdrukking en men proeft er tevens een soort
bondgenootschap uit met de koning van de strooiavond. Is zijn
positie thans niet veel moeilijker dan voorheen? Het karakter
van het Sinterklaasfeest is immers geheel anders dan vroeger.
De goede oude Sinterklaastijd lijkt voor altijd voorbij te zijn en
welk kind vestigt zijn hoop nog op de oude bisschop met een
overgave, zoals opa dat vroeger deed? Het lijkt er niet meer op.
Inderdaad is ook de viering van het St.-Nicolaasfeest met de
tijd meegegaan, in het gezin, de vereniging, het bedrijfsleven,
de staat en zelfs internationaal.
St.-Nicolaas is thans gedegra
Sint „in zaken
Er hing een vreemde stemming in
te nuisKamer, een gemelijke stem
ming, die niet paste bij het zo gezel
lige vertrek. Tonny, zoals gewoonlijk,
zat niet op een stoel, maar balanceerde
°P de rug van de zware kelimfauteuil.
Haar spijkerbroek-benen rustten op de
armleuningen. „Ga toch eens als een
normaal mens zitten", zei mevrouw
Verhope wat kribbig. „Maar dat kan
ik toch niet, mamaatje! Ben ik nou
een normaal mens", plaagde haar 17-
jarige dochter. „Waarom bent u nou
zo kittelorig, alleen om uw dierbare
Sint-NicoIaas-avond? Kom nou, het is
immers je reinste onzin! Wij allen,
vier volwassen mensen.
„Hm, hm", kuchte haar broer veel
betekenend. „Ja. kuch maar, in jouw
ogen ben ik nog een kind, dat weet
ik", snibde Tonny ineens woedend.
„Jij, met je amper 21 jaar, verbeeldt
je zeker, dat je al een hele heer bent!"
„Ik bewonder je logische gedachten-
gang," repliceerde Hein op plage
rige toon.
„Nou, nou. jongens ter zake", kwam
moeder haastig tussenbeide. „Dus jul
lie wilt deze keer geen St.-Nicolaas-
avond met pakjes en zo. maar een
soort onder-onsje". „Och ja, mams.
Is het niet zoals die volwassen dame
daar zegt? Er zijn hier geen kleine kin
deren en elk jaar geven we elkaar een
paar geschenken over en weer, wat
erop neer komt, dat je ze toch zelf be
taalt. Het is met alle geweld een soort
zelfbedrog volhouden en echt iets uit
een andere tijd dan de onze. Zelfs kin
deren beginnen er tegenwoordig al een
beetje de draak mee te steken."-
„Treurig genoeg" gaf mevrouw toe.
„Wat missen de stakkerds veel, maar
enfin„Och", viel Tonny in, „we
kunnen toch evengoed plezier hebben
door een fijn etentje te arrangeren. He
lemaal niets doen zou ook weer een
beetje raar wezen", vond ze, tamelijk
inconsequent. „We dragen allemaal
bij in de kosten voor een uitgebreid
souper, koffie en banket na en zo. Kost
ons ook heel wat minder en daarna
gaan We gezellig scrabbelen."
„Als jullie het zó zien", zei me
vrouw Verhope, haar beide spruiten
met een tikje teleurgestelde verwon
dering aanziend. „We zullen afwachten
wat vader ervan vindt. „O, paps vindt
het al lang goed. Die had toch nooit
tijd zijn pakjes en gedichten zelf te
maken. Dat liet hij op kantoor doen,
ik weet het best.'
„Krap bij kas?" informeerde moe
der met een knipoogje. Hein, eerste
jaarsstudent en doorgaans niet ver
legen, kreeg een kleur. „Nou", lach
te hij. „dat ben ik bijna altijd. „Toch
moet je wat zuiniger aan gaan doen
jongen. Je krijgt heus genoeg toela
ge en hebt nog het voordeel dat je
hier kunt en wilt wonen. Kost en inwo
ning betekent heel wat voor een stu
dent". „Natuurlijk, mam, ik weet het
maar al te goed. Maar weet u, het
gaat zo ongemerkt. Daar heb je
nou„Nee, spaar me asjeblieft
je studentikoze perikelen. Ik weet dat
je geen onverantwoordelijke dingen
zult doen en misschien wil vader je toe
lage wel wat verhogen voor de dure
decembermaand." „Mams, je bent een
zeldzaam specimen van het vrou
welijk geslacht en wordt beslist niet
genoeg naar waarde geschat! Maar in
elk geval wel door mij, hoor! Met een
overdreven gebaar nam hij haar hand
eq drukte er een kus op. „Ja, ja, schiet
maar op! Wat een zegen dat die ka
mer op de zolderverdieping zo goed
voor jou te gebruiken was. Stel je
voor, dat we al die studentenstreken
hier beneden moesten aanhoren,
brrr," kwam mevrouw Verhope met
een kwasi-wanhopig gezicht. Hein
grijnsde breed, sprong op zijn moeder
toe. pakte haar om het middel, sleepte
haar in een rondedans mee en zong:
en Hein, Hein, Hein
heeft het fijn, fijn, fijn
op zijn hok, hok, hok
in de nok, nok, nok!
Lachend liet zijn moeder hem be
gaan en danste met hem mee. Ze had
altijd erg van dansen gehouden en
deed het uitstekend.
„Mam", riep Tonny, toen de twee
buiten adem ophielden, „het is eigen
lijk een schande, dat jij nooit meer
danst. Dat vader en jij nooit eens sa
men uitgaan! Jullie bent toch nog jong
genoeg. Als ik daarbij Bob's ouders
vergelijk zij zag niet, dat haar
moeders gezicht even vertrok voor ze
antwoordde. „Die hebben een ander le
ven dan wij. Je vader offert zich nu
eenmaal op voor zijn fabriek en .om
ons alles te geven wat hij nodig acht,
en méér. De stakker heeft soms niet
eens tijd om behoorlijk te eten".
„Ja, beroerde boel", kwam Hein uit
de hoek. „Goede zaken is best, maar
wat heeft een mens op die manier
aan zijn leven?'
Ondanks heftige tegenstand van de
heer Verhope, die maar niet be
grijpen kon wat er opeens in zijn kin
deren was gevaren en het „aanstelle
rij van moderne jeugd" noemde, wist
zijn vrouw hem toch te overtuigen
„Weet je," zei ze, „als ze het nu zo
voelen en wij zouden er toch op
staan als vanouds te doen, dan gaat
het immers niet van harte en heb je
de hele avond zo'n onware, opge
schroefde vertoning." Dit zag haar
echtgenoot wel in en mopperend
gaf hij toe. „Toch ben ik benieuwd naar
de stemming die er dan nu zal wezen.
Zal ook wel niet je ware zijn, let maar
eens op!" „Nee, we moeten nu niet bij
voorbaat de zaak torpederen door met
een afwijzende houding te beginnen,"
vond mevrouw. „Eerlijk meedoen en
als het blijkt dat het hun goed bevalt
en ze geen gemis voelen, wel. ze
zuchtte even, „dan is er weer iets liefs
en dierbaars tot herinnering gewor
den." „Ja, zoals jij ook altijd alles
weet te schikken en te plooien om het
iedereen naar de zin te maken," sput
terde Verhope nog met een halve glim
lach.
Zijn vrouw beet zich op de lip en
w«n leek het alsof het huilen haar na-
de7 stond dan het lachen. Ze herstelde
•sich echter dadelijk weer. „Bovendien
ben ik nog blij ook", kwam ze, „dat ze
nog allebei zo'n avond bij ons thuis
willen doorbrengen. Dat zal heus nog
wel eens veranderen". „Tja"zucht
te haar man op zijn beurt.
vrouw Verhope kreeg een beetje heim-
wee-achtig gevoel bij de gedachte aan
de herrie en het geheimzinnige gedoe
van vroeger op de 5e december. De tra
ditie getrouw was haar man ook al eer
der van kantoor gekomen. „Al doen we
er dan niets aan ik kan toch moeilijk
alleen op kantoor blijven". Het klonk
haast als een verontschuldiging. „Kan
ik, voordat de orgie begint, nog wat
werken?" Het was zijn stereotiepe
vraag, waarop hij niet eens meer ant
woord verwachtte. Hij was dan ook al
in zijn werkkamer verdwenen.
Kort nadat Hein was gearriveerd,
werden aanstalten gemaakt bet souper
op te dienen.
In de eetkamer had mevrouw de ta
fel al tevoren feestelijk gedekt met het
mooiste servies en het anders zorgvul
dig opgeborgen kristal. Er brandden
kaarsen. De bloemenversiering, de
wijn en de stemming lieten niets te
wensen over. De kreten van bewonde
ring en verrukking waren niet van de
lucht. „Aan jou is een prima keuken
meid verloren gegaan, of eigenares van
een exclusief restaurant! Tjonge wat
had jij een geld kunnen verdienen",
riep Hein, al smikkelend. Tonny bleek
bijzonder spraakzaam en vertelde aller
lei grappige voorvallen van school.
Zelfs mijnheer Verhope scheen geen
ogenblik de ouderwetse Sinterklaas
avond te betreuren. Ondanks haar
eigen weemoed, keek zijn vrouw de ta
fel eens rond. Wel, als zij allen tevre
den waren, kon zij het immers ook zijn,
dacht ze, en die gedachte typeerde haar
hele levenshouding.
„Ik geloof dat ik met de chocolade
melk en het banket maar een poosje
zal wachten. Jullie hebt zo schandelijk
veel gegeten," zei zij na de kaas.
„Hoor eens hier, mater," riep Hein,
die zich ongegeneerd languit op de bank
had uitgestrekt, is het soms de be
doeling dat we al die verrukkelijke
dingen voor de helft laten staan". Maar
ik weet er wel raad op, wacht even!"
De student sprong overeind. „Tonny
help eens" en hij begon vlug stoelen
aan de kant te zetten, waarna hij haas
tig een grammofoonplaat uitzocht.
„Voor de spijsvertering is een dansje
goed. Vader let op". Hij boog diep
voor zijn eerst nog tegenstribbelende
moeder en even later danste hij met
haar op de maat van een heerlijke En
gelse wals door de kamer. „Nou, paps,
wat zeg je ervan", vroeg Tonny aan
haar vader, die met grote verbaasde
ogen het tafereel aanschouwde.
Voor hij wist wat hem overkwam
draaide hij met zijn dartele dochter
in het rond. Steeds opnieuw echter
moest hij naar zijn vrouw kijken. Ja,
dat was zijn Lisadeze knappe
vrouw met haar jeugdig figuur, die
daar kennelijk genietend, met schitte
rende ogen, zo gracieus door het ver
trek zweefde. Het leek alsof er eens
klaps een luikje openviel, dat hem een
blik gunde op een andere wereld, een
wereld die hij van vroeger kende, maar
vergeten was.
Hij zag zichzelf als in een flits, een
man, amper 45 jaar, in de volle kracht
van zijn leven, die alleen maar leefde
voor zijn zaken. Een kleurloos sleur
leven, nu al!! En deze mooie vrouw,
jonger nog dan hij, leefde naast hem
voort rustig, schijnbaar tevreden
terwijl één blik op haar stralende ogen
hem een totaal andere vrouw voor
ogen toverde, een vrouw, die onmoge
lijk tevreden en gelukkig kon zijn met
dit leven.
De plaat was afgedraaid. Toen zijn
vrouw, nog nalachend, met Tonny naar
de keuken verdween, voelde hij, dat
hij de plotseling op hem aanstormende
gedachten even rustig moest verwer
kenalleen.
„Ik kom zo terug", riep hij, „zetten
jullie het scabblebord maar vast op".
En zonder antwoord af te wachten
vluchtte hij zijn kamer in en sloot de
deur achter zich af.
Ongestoord moest hij zijn, nu. Wat
voor vreemds had hem daar overval
len! Hij pakte zijn pijp, trouwe bondge
noot en liep met lange passen het ver
trek op en nqgr. Hij moest denken, den
ken over wat hem daar ineens was ge
openbaard door dat overmoedige gedo'e
van zijn kinderen. Zijn kinderen, waar
hij de laatste jaren ook al zo weinig
contact mee. had en dan meestal nog
met hun moeder als tussenpersoon. Hun
moeder, die zij blijkbaar met andere
betere ogen zagen dan hij, haar echtge
noot! Zaken en nog eens zaken, steeds
meer en betere zaken, jawel, maar
ten koste van wat? Al jaren leefde zijn
vrouw zo voort, zonder eisen voor zich
zelf. Een enkele keer naar een goed
concert, een toneelstuk of film, waar
ze dan nog met de kinderen, een kennis
of familielid naar toe moest, want hij
had immers nooit tijd! Dat was alles,
wat haar persoonlijk als ontspanning
ten deel viel.
Wat hemzelf betrof, nij kon zich de
tijd niet heugen, een mooie opera of
operette, waar hij zo dol op was, te
hebben gezien. Zo jong waren ze al
getrouwd, hij 22, zij 17. Toen gingen ze
vaak samen uit, maar al kort na de ge
boorte van Hein had hij de fabriek
van zijn vader moeten overnemen en
die had gaandeweg volkomen beslag
op hem gelegd.
Hij was als het ware met de fabriek
groot geworden en zijn hele ambitie
ging ernaar uit. Grote plannen voor uit
breiding, dan terugslag, malaise waar
na wederom opleving en nieuwe con
necties in binnen- en buitenland. Eer
zucht dreef hem voort tot steeds gro
tere objecten. Had niet zijn procura
tiehouder, een oude getrouwe, hem ge
waarschuwd?
„Doet u toch wat kalmer aan, mijn
heer Verhope, u hebt geen leven zo. Het
kan nu toch gemakkelijk". Ja het kon,
dat wist hij. Dat zijn jongen geen zin
had in de fabriek vond hij wel jam
mer, maar van het begin af had bij
hem vastgestaan, dat zijn zoon zijn ei
gen zin moest kunnen volgen in het
kiezen van een beroep. Al gauw had hij
een medevenoot gevonden, een prima
zakenman, relatie nog van zijn vader.
Deze vennoot had ook een zoon en die
jongen was als geboren voor de fa
briek. Rob, zo heette hij, was nu al bij
na dertig jaar, getrouwd en bij hem
wag de fabriek later in goede handen.
Natuurlijk zou hij, Henk, zo lang hij
leefde, zijn deel aan de fabriek behou
den maar dat de beide Brandsma's het
zonder hem ook best zouden klaar spe
len had hij al lang beseft. Zijn aan
deel in het werk zou dan ten slotte op
Rob moeten overgaan en een enkele
toespeling van Rob in die richting
deed hem begrijpen, dat de jonge man
meer wilde, dan een toch afhankelijke,
positie, al was die nog zo goed. Maar
hij was nog zo vol werklust, zijn dy
namische natuur vond bevrediging in
deze inspannende arbeid. Dat hij er
meer en meer door in beslag werd ge
nomen, was zo geleidelijk gegaan dat
hij het zich nooit had gerealiseerd en zo
waren de jaren verstreken.
Zo zelden maar waren ze samen
met vakantie geweest, hij was immers
al zo vaak tussen de wielen. Dan reis
de hij naar het buitenland, waar hij
een relatie moest bezoeken, zodat ze
zich alleen moest amuseren in die tijd.
En lieve hemel, ze had nog medelijden
ook met hem, met zijn gezwoeg, zoals
ze het noemde. Als hij haar aanspoor
de, alleen een reisje te maken met de
kinderen, wilde ze er niet van horen.
Ja, toen ze klein waren ging ze met
hen een paar weken naar zee, terwijl
hij in de stad bleef en af en toe in ijl
tempo eens kwam kijken. Dat ze dan
altijd zo blij was, weer thuis te zijn,
had hem wel eens verbaasd, maar
hij had er nooit lang over nagedacht.
Zijn werk, de fabriek die hadden het
leeuweaandeel in zijn gedachten, niet
zijn vrouw en kinderen. Maar nog was
het niet te laat. Deze Sinterklaasavond
zou hij niet licht vergeten. Dat zo'n
betrekkelijke kleinigheid zulke gevol
gen kon hebben. Aan hun kinderen had
hij het te danken, aan het toeval, dat
Hein, die impulsieve hekkespringer
met zijn moeder had gedanst.
Toeval? Neen, hij wist het opeens
zeker, geen toeval, een vingerwijzing
was het geweest en nog juist op tijd.
Hij keerde naar de zitkamer terug,
waar hij zijn drietal een beetje verbou
wereerd vond kijken naar een doos
die ze na veel gebons op de deur vol
gens de geijkte ouderwetse methode
op de stoep hadden gevonden. Van wie
kan dat nou zijn", verbaasde Tonny
zich „er staat helemaal niets op". „Mis
schien is het niet eens voor ons', op
perde haar moeder. „Nou, ik maak het
toch maar open", vond Hein, dan we
ten we het tenminste". Een beetje
zenuwachtig ontdeed hij de doos van
touw en papier en maakte haar open.
En te voorschijn kwam een prachtig
porseleinen beeld van een ruiter te
paard, in middeleeuwse klederdracht.
Paarden waren Heins grootste lief
hebberij, paarden en paardrijden, wat
hij sinds zijn twaalfde jaar uitstekend
deed. „Tjonge, dat is niet gering, wie
stuurt jou zo'n kostbaar cadeau?"
vroeg zijn vader, terwijl ze allen vol
bewondering naar het werkelijk sublie
me kunstwerk keken.
Tonny had het gedicht bemachtigd
en begon voor te lezen. Het raadsel
werd hierdoor meteen opgelost. Het
bleek dan, dat Hein „met zijn fenome
nale brein" een vroegere klasgenoot
met veel opoffering van vrije tijd ter
zijde had gestaan, om hem door een
examen heen te helpen.
Hein vertelde over de vroegere
klasgenoot van het gymnasium, Kees
R. die altijd nogal lui was uitgevallen,
maar overigens een bijzonder aardige
jongen. Wel was Hein hem vooruit ge
komen, maar het contact was altijd
gebleven. De ouders van de jongen
waren schatrijk en veel op reis waar
door de kinderen drie in getal, van
wie Kees de jongste was, vaak aan
het personeel en zichzelf waren over
gelaten. Daardoor kwam het waar
schijnlijk, dat Kees weinig studeerde,
maar ten slotte was hij verstandig ge
noeg om te begrijpen, dat hij zijn ide
aal, veearts te worden, nooit zou berei
ken, als hij niet beter aanpakte. Door
de paardesport waren Kees en Hein
de laatste tijd meer bevriend gewor
den en zo had Hein, die hetzelfde ide
aal had, Kees kunnen helpen.
„O, is het die blonde jongen, die hier
nogal eens komt en dan altijd liever
beneden op je wil wachten?", vroeg
Hein's moeder. „Die is het en dat be
neden wachten is denkelijk omdat hij
het hier zo gezellig vindt. Heeft-ie ook
al tegen mij gezegd trouwens". „Och!"
Meteen vol medelijden bood mevrouw
aan „laat hem maar komen, hoor en
vraag hem gerust maar eens te eten".
„Wat ben je toch een troelemoetje
van een moedertje", voegde Hein weer
een nieuw woord aan zijn wonderlijke
vocabulaire toe.
,Hoe zit het, scrabbelen we nog? En
waar blijft het banket, de speculaas,
de chocolade? Moet ik soms verhonge
ren?" riep Tonny. De avond verliep
verder heel rustig. Toen het tijd ging
worden om op te breken, kwam de heer
des huizes tot ieders verrassing met
het voorstel, nog een glas te drinken op
deze bijzondere avond. Hij zag de ver
baasde ogen van zijn vrouw, toen hij
Pief van toen en Pief van nu
Een tier zonderlingste mannen,
Die de samenleving biedt,
Een der grootste zielepoten
Is die goeie zwarte Piet:
't Jaar telt twee en vijftig weken,
Maar en dat is Pieters pech,
Vijftig van die twee en vijftig
Is Piet niemand. Is Piet wég.
Maar in die veertien dagen, dat Piet
er wél is, is Piet er. En hoe!
Dan komt hij handen en benen en
ogen en oren te kort, dan is hij de ge-
veltourist bij uitnemendheid, dan is hij
Sints rechterhand. Sints vraagbaak,
Sints secretaris, Sints spion; of, met
een netter woord, Sints Intelligence
Service.
Piet is een hele piet, maar natuurlijk
niet de énige Piet op Pietgebied; er is
een heel leger van Pieten en dat
brengt mee, dat er ook een Pietenbond
is, of beter gezegd een Pietenvakbond,
maar aangezien die ongeschikt is voor
Pieten van alle gezindten, zijn er ook
vakbonden voor getinte gezindten in
alle gezindtetinten, tinten, die nét zo
rijk geschakeerd zijn als de lichamelij
ke tinten van de Pieten zélf, varie-
erend van licht tot donker zwart.
En het spreekt wel van zélf, dat
ieder van die Pietenvakbonden ook
over een Pietenvakbondsorgaan be
schikt; welnu: in één van die orga
nen zijn bijpassend tintsorgaan
heeft een van de pieterigste Pieten,
moe van al het gepieter, zijn Pieter-
hart eens uitgestort.
Wij ontlenen daaraan het volgende.
Mijn vader, Piet Senior en mijn
grootvader, Piet Senilior, hebben mij
dikwijls over hun werk verteld toen ik
nog maar net op de voorbereidende on
derbouw van de Pietercursus was. Die
oudjes, op non-actief, die niet Drees-
den en het dus lang niet breed hadden,
gingen er dan zo echt gemoedelijk voor
zitten en dan kwamen hun verhalen
los:
Wij gluurden door de ruiten,
Wij loerden door het raam:
Wij zagen de families
Gezelligjes te saam.
Wij hoorden door de schoorsteen
Hun Sinterklazenzang,
't Was om de ronde tafel
Een vreugde van belang.
De dobbelstenen rolden
Op 't oude ganzebord
En alle spelers hadden
Een pepernoottekort.
Ha! oma in de herberg!
En opa in de put!!
(Het kon hem weinig schelen,
Want hij was ingedut.)
Oom zat stééds op een gansje.
Zijn voorsprong werd vergroot,
Tot nummer achtenvijftig:
Ha, lékker, oom is dood.
Daar warén appelbollen
En letters van banket
En dampende anijsmelk
Stond klaar op het buffet.
Daar kwamen leuke pakjes
Met een gedicht er bij,
'n Gedicht, dat béter rijmde
Dan „Nieuwe" Poëzij.
En geestige surprises!
Géén inval was te dwaas:
Dat was, in vroeger jaren,
Het feest van Sinterklaas.
En kwamen wij dan binnen,
De goede Sint en ik,
Dan was dat voor 't gezelschap
Een plechtig ogenblik.
Dan werd een lied gezongen,
Een versje opgezegd,
De Sint en Pieter waren
Geen namaak, maar écht echt.
En dikwijls keken d'oudjes
Elkander even aan;
Dan dachten ze aan „vroeger",
Vandaar dan vaak een traan
Dat waren de ondervindingen van
mijn voor-ouders, elk jaar weer, tot ze
uitgepieterd waren; toen er nog echte,
hechte huiselijke banden met bijbeho
rende gezelligheid bestonden, toen de
Sinten nog Sinten waren, die hun inko
pen contant betaalden, die echt uit
Spanje kwamen, die op echte schim
mels in plaats van in een taxi en tegen
een honorarium van 2-50 hun bezoek
aflegden inclusief consumptie, die gro
tendeels in hun baard bleef hangen en
een sigaar, die dezelve soms onwelrie
kend schroeide; toen Piet bij het ver
trek bij de voordeur nog een douceur
tje van het dienstmeisje kreeg, waar
van zij de zwarte kwitantie op haar
wang droeg.
Maar hoe gaat het óns, Sinten en Pie
ten van thans?
De verkeken kans op zo'n douceur
tje laat ik daar; dat is force majeur,
want er zijn geen dienstmeisjes meer,
tenminste geen echte en als ze er zijn
zijn ze vóór die tijd al weer weg.
Ons beroep is een „vrij" beroep ge
worden en binnenkort zullen we wel
gecoördineerd, geprijsbeheerst en ook
gebestedingsbeperkt worden; we zul
len een examen moeten afleggen en
dan door bemiddeling van een speci
aal ministerie worden uitgezonden in
publiekrechtelijk verband, als een
soort 5-decemberdivisie. De romantiek
gaat verloren, maar onze schuld is het
niet. Het zijn de ménsen.
'k Krijg het misschien met de kinders
Door mijn huidskleur aan de stok
Als hun kinderziel besmet is
Met de sfeer van Little Rock
En als ik nog verder denk, aan mijn
nazaatpieten, dan zie ik de toekomst
nog zwarter in dan ik zelf ben. Hel
zou me niets verwonderen, als mijn
klein- of achterkleinzoon op zijn beurt
in zijn vakblad schreef:
Ga ik door de ruiten gluren.
Ga ik luist'ren aan een raam,
Reken maar, dat ik me dikwijls
Erger en geneer en schaam.
Gestileerde stalen tafel
In een paars geschilderd flat;
In de hoeken is een viertal
Tapdartsstoelen neergezet.
Pa en ma en een paar kinders.
Die soms van de buren zijn,
Zitten met elkaar te bridgen
In de neonlampenschijn.
Aan de muren: schilderijen,
Niemand weet wat of hij ziet;
Als er eens een op zijn kop hangt
Laat maar zo, het hindert niet.
Het woord „pepernoot" kent nie
mand.
't Is een lang verklonken klank,
De anijsmelk is vervangen
Door een complicatiedrank.
De familiebridge gaat vérder
En dan, na een hele poos,
Zegt mama: 'k moet naar mijn club
hoor,
Dus nu éérst gauw de cadeaus
Zij geeft pa een bon voor dassen,'
Krijgt een bon voor een japon,
Zus geeft broer een bon voor 'n voet
bal.
Broer geeft zus een lipstiftbon.
Als zo iedereen zijn bon geeft,
Wordt het bedtijd voor 't gezin:
Klappend klappen d'opklapbedden
En dan kruipen ze er in
Nog een poos na-kauwgomkauwend
Denkt de kleine Janneman:
5 december, Sinterklaasfeest,
'k Vind er hélemaal niks an.
In de Televisiegids keek
Hij nog het programma na:
„Sinterklaas in vroeger tijden"
O wat melig! geeuwde pa.
Kauwgomkauwend keek 't gezel
schap
En toen zei de kleine Jan:
Het is wél een echte schimmel,
Maar 't is een verklede man.
Wat onmogelijk onnozel
Om aan Zwarte Piet te g'loven
Was in vroeger tijd een kind
En dat sprookje van de Sint!
Heintje van étage zestien
Zei vanmorgen: 'k lach me naar!
t Is precies dezelfde nonsens
Als paashaas en ooievaar.
CLINGE DOORENBOS
(Nadruk verboden).
|V:
Hij teas teel lieel zoet geweest en dus kwam het goed voor elkaar.
met een van zijn fijnste flessen uit. de
kelder kwam. ,Goed zo, pipa", begon
Hein enthousiast, maar zweeg abrupt,
toen hij het ernstige gezicht van zijn
vader zag.
Nadat hij allen had ingeschonken,
nam Henk Verhope zijn glas en trad
op zijn vrouw toe, die hem nog steeds
verwonderd aanstaarde. „Ik stel een
dronk in op de liefste en beste aller
vrouwen en moeders. Vanavond heb
ik een groot geschenk gekregen van
de goede Sint. Hij zette het plompverlo
ren voor mijn verblinde ogen. Daar
door kreeg ik een prachtkans, geheel
nieuwe en ingrijpende plannen te ver
wezenlijken".
Hij wachtte even als om zich te be
zinnen maar lette scherp op de reac
ties bij vrouw en kinderen. Deze of der
gelijke woorden waren immers altijd
voorboden geweest van nóg minder
vrije tijd, nóg meer reizen en afwe
zigheid. En ja, hij zag het. Hein frons
te de wenkbrauwen, Tonny keek met
verschrikte blik naar haar moeder en
deze, zijn trouwe, geduldige Lisa, had
haar ogen neergeslagen, maar het ze
nuwachtige gepruts aan haar ringen
zei hem genoeg. Hoe had hij al die ja
ren zo blind kunnen zijn, dwaas die
hij was. Ze hadden dus alle drie wel
degelijk een gemis gevoeld, iets waar
aan hij zelfs tot op dit moment nog had
getwijfeld.
„Ja", vervolgde hij met een verhef
fing van stem, die Lisa deed opzien.
„Van nu af gaat er veel anders wor
den en zal ik me eens wat meer met
jullie allemaal bemoeien. Zo gaat dat
niet langer, er moet maar eens een
krachtige mannenhand hier in huis
gevoeld worden".
Drie paar verschrikte grote ogen
staarden hem aan. „En", ging hij voort,
op kwasi-barse toon, daarom heb ik
besloten, mij langzaam aan wat terug
te trekken uit de fabriek". Even hing
er een stilte, toen begonnen ze alle drie
tegelijk opgewonden te praten. ,Maar,
maar", hoorde hij Lisa zeggen, „hoe
kan dat".. „Ja, heus het kan", stelde
hij haar gerust en hij voegde er zacht
aan toe „het had al veel eerder ge
kund ik hoop dat je me kunt verge
ven. Morgen zal ik je alles uitleggen".
Hij sloeg zijn arm om de totaal ver
bouwereerde Lisa en kuste haar.
„Hoera voor de Pipa", gilde Tonny.
Hein kwam eindelijk los en gaf
Tonny zo'n verrukte stomp, dat ze
„au" gilde. Hij liep naar de pick-up,
waarop nog de walsplaat stond en even
later klonken de tonen uitnodigend
door het vertrek. Hein boog voor zijn
zus „mag ik de eer?" Henk begreep
het gebaar van zijn zoon zette zijn
glas haastig neer en nam zonder veel
plichtplegingen zijn vrouw in de ar
men om, zoals hij haar influisterde te
bewijzen dat hij nog geen „dorre ouwe
kerel" was geworden. Toen de plaat
was afgespeeld moest hij wel even met
zijn zakdoek over zijn voorhoofd ve
gen „Het is ook alweer was jaartjes
geleden", verontschuldigde hij zich
„en ik ben in die tijd zeker wat
dikker geworden. Maar durf je het nog
met mij aan!" Lisa begreep, dat deze
vraag een dubbele betekenis had en er
kwam een vochtig waas voor haar ogen.
„Begrijpen doe ik het niet", zei ze
met een dappere poging, tot glimla
chen, „wat er met je is gebeurd, zo in
eens, maar, oh, het zou heerlijk zijn".
„Dat zal het en zo blijft het", beloof
de haar echtgenoot, nu oqk wat ont
roerd.
„En nu naar bed, jongelui, het was
een avond vol emoties. Een heel bij
zondere St.-Nicolaasavond en een
pakje hebben we tóch nog gehad,"
plaagde Henk zijn kroost.
„Ja," kwam Tonny met een klein
stemmetje „ik geloof dat ik volgend
jaar ook maar weer pakjes ga maken,
die doos was toch eigenlijk erg leuk.
Wat vinden jullie?"
„Dat onze goede, onvervangbare
Sint in ere moet blijven. Aan zijn in
vloed ontkomen we niet, dat zie je
maar weer," besloot Hein filosofisch,
met een guitige knipoog naar zijn
ouders.
(Nadruk verboden).
(Van onze economische medewerker)
Allereerst is er een gezagscrisis
rondom de figuur van Sint-Nico-
laas. Die stond vroeger boven alle
partijen. De kinderen aanbaden
hem of vreesden zijn gerechte
straf. De rijpere jeugd gaf zich
over aan een romantische Sinter
klaasviering in verenigings- of an
der verband. Onze ouders bereid
den de hoge gast uit Spanje een
andere ontvangst dan wij thans. Er
is geen voldoende afstand meer
tussen de enigszins wereldlijke
bisschop en het ontvangend ge
slacht.
In het gezin was de vijfde de
cember voorheen de geschenkdag
van het jaar. Mogelijk werd daar
een verjaardag aan toegevoegd,
maar voor de rest van het jaar
kwam het woord geschenk nauwe
lijks over iemands lippen.
deerd tot een van de verschijnse
len, die aanleiding geven tot fees
telijkheden.
Voorts is de figuur van de Sint
gebruikt, en men mag rustig zeg
gen misbruikt, om een rol te spe
len in het economische leven. Men
spreekt van een sinterklaas-top in
de verkoop, waar wij voorheen het
woord taai-pop bezigden. Men
houdt openlijk discussies over de
stimulerende invloed van de Sint
op de algemene economische toe
stand en de commerciële bedrijvig
heid. Alles goed en wel, maar wat
blijft er in een dergelijke gemoeds
toestand over van een gezellige
Sinterklaasviering, waarin iemand
op zijn zwakheden en feilen wordt
gewezen met hulp van een ver
gulde gard of een fopsigaar?
Neen, het kan ons niet bekoren
dat alle bij.komsten van vereni
gingen en bed ijfsgenoten thans
worden opgeluisterd met een be
zoek van Sinterklaas. Op de vijfde
december lopen er zoveel goede
Klazen op de weg, dat wij onmo
gelijk nog de echte, onvervalste
Sint van een reeks imitaties kun
nen onderscheiden. In plaats dat
de Sint een bindend element bete
kent in de gezinskring, wordt zijn
verjaardag door velen aangegre
pen om in een vreemdsoortig ge
kleurde gekante rok met een staf
in de hand en een mijter op het
hoofd in een taxi of geleende auto
een aantal adressen langs te rijden
om er met een diepe basstem en
een aantal doorzichtige smoesjes
aan kinderen iets bij te verdienen.
HET BEDRIJFSLEVEN en de
personeelsverbanden hebben zich
ook al met de mijter en staf ge
tooid. Om de goede Sint? Om de
kindervriend te doen uitgroeien
tot een gewaardeerde gast voor
jong en oud?
Ook de verenigingen willen de
banden tussen de leden versterken
en dus houden zé ook een Sinter
klaasfeest. Men besteedt als echt
verenigingsmens jaarlijks een
weekinkomen aan suprises en men
schrikt rond de vijfde december
als eens ergens niet over een
stoomboot wordt gezongen, of
wanneer men een gezelschap treft
waar geen staf en mijter in het
centrum tronen.
MET AL DEZE ACTIES is de
sinterklaas-surprise zijn doel voor
bijgeschoten.
Het geschenk devalueert daar
mee tot een vorm van omkoperij,
die op internationaal niveau reeds
gewoonte is geworden. Op natio
naal terrein begint hij terrein te
winnen en op commercieel terrein
wordt Sinterklaas ingelijfd in de
sector der „public relations".
Nodig is een algemene zuivering
van de Sinterklaas-viering. Wij
moeten terug naar een spontaan
volksfeest, waar hel gezin in het
centrum van de bisschoppelijke
belangstelling staat. Verlos ons
van de beroepssinterklazen en be
vrijd ons van de onwaarachtige
Sint.
De komst van St.-Nicolaas is
niet een jaarlijkse terugkeer van
een aanvullende sociale maatre
gel, maar een spontane uiting van
romantiek en fantasie in het ge
zinsleven. Als wij de valse Sint
niet meer van de echte kunnen
onderscheiden, zal de bisschop
over enkele jaren in zijn hemd
staan.
(Nadruk verboden)