Kleine oorzaken met succes-gevolg Ontwaarding van hoog bezoek Sleurleven op tijd beëindigd Heintje van etage zestien lacht zich naar over dertig jaar Verlos ons van de valse sint Geen gezag meer ST. NICOLAASNUMMER VRIJDAG 27 NOVEMBER 1959 De Sint-Nicolaasdag was dan aan gebroken. Het was Stil In huis. Me BIJ DE NADERING van het St.-Nicolaasfeest lopen veel grootvaders bedrijvig rond. Of zij nu al een baard dragen, of met een glad geschoren gezicht de goedheiligman tot een enigszins aftandse vertoning degraderen, doet hierbij niets ter zake. Voor opa's en aanverwante figuren is het een even bijzondere tijd als voor de jeugd. De oorzaak van die nerveuze bedrijvigheid van de oude garde moet stellig gezocht worden in het bestaan van een zekere verwantschap tussen de Sint en hen, die menen hem in ouderdom enigszins te benaderen, waar van overigens geen sprake kan zijn. In de gesprekken van voornoemde oude garde komt de ver wantschap tot uitdrukking en men proeft er tevens een soort bondgenootschap uit met de koning van de strooiavond. Is zijn positie thans niet veel moeilijker dan voorheen? Het karakter van het Sinterklaasfeest is immers geheel anders dan vroeger. De goede oude Sinterklaastijd lijkt voor altijd voorbij te zijn en welk kind vestigt zijn hoop nog op de oude bisschop met een overgave, zoals opa dat vroeger deed? Het lijkt er niet meer op. Inderdaad is ook de viering van het St.-Nicolaasfeest met de tijd meegegaan, in het gezin, de vereniging, het bedrijfsleven, de staat en zelfs internationaal. St.-Nicolaas is thans gedegra Sint „in zaken Er hing een vreemde stemming in te nuisKamer, een gemelijke stem ming, die niet paste bij het zo gezel lige vertrek. Tonny, zoals gewoonlijk, zat niet op een stoel, maar balanceerde °P de rug van de zware kelimfauteuil. Haar spijkerbroek-benen rustten op de armleuningen. „Ga toch eens als een normaal mens zitten", zei mevrouw Verhope wat kribbig. „Maar dat kan ik toch niet, mamaatje! Ben ik nou een normaal mens", plaagde haar 17- jarige dochter. „Waarom bent u nou zo kittelorig, alleen om uw dierbare Sint-NicoIaas-avond? Kom nou, het is immers je reinste onzin! Wij allen, vier volwassen mensen. „Hm, hm", kuchte haar broer veel betekenend. „Ja. kuch maar, in jouw ogen ben ik nog een kind, dat weet ik", snibde Tonny ineens woedend. „Jij, met je amper 21 jaar, verbeeldt je zeker, dat je al een hele heer bent!" „Ik bewonder je logische gedachten- gang," repliceerde Hein op plage rige toon. „Nou, nou. jongens ter zake", kwam moeder haastig tussenbeide. „Dus jul lie wilt deze keer geen St.-Nicolaas- avond met pakjes en zo. maar een soort onder-onsje". „Och ja, mams. Is het niet zoals die volwassen dame daar zegt? Er zijn hier geen kleine kin deren en elk jaar geven we elkaar een paar geschenken over en weer, wat erop neer komt, dat je ze toch zelf be taalt. Het is met alle geweld een soort zelfbedrog volhouden en echt iets uit een andere tijd dan de onze. Zelfs kin deren beginnen er tegenwoordig al een beetje de draak mee te steken."- „Treurig genoeg" gaf mevrouw toe. „Wat missen de stakkerds veel, maar enfin„Och", viel Tonny in, „we kunnen toch evengoed plezier hebben door een fijn etentje te arrangeren. He lemaal niets doen zou ook weer een beetje raar wezen", vond ze, tamelijk inconsequent. „We dragen allemaal bij in de kosten voor een uitgebreid souper, koffie en banket na en zo. Kost ons ook heel wat minder en daarna gaan We gezellig scrabbelen." „Als jullie het zó zien", zei me vrouw Verhope, haar beide spruiten met een tikje teleurgestelde verwon dering aanziend. „We zullen afwachten wat vader ervan vindt. „O, paps vindt het al lang goed. Die had toch nooit tijd zijn pakjes en gedichten zelf te maken. Dat liet hij op kantoor doen, ik weet het best.' „Krap bij kas?" informeerde moe der met een knipoogje. Hein, eerste jaarsstudent en doorgaans niet ver legen, kreeg een kleur. „Nou", lach te hij. „dat ben ik bijna altijd. „Toch moet je wat zuiniger aan gaan doen jongen. Je krijgt heus genoeg toela ge en hebt nog het voordeel dat je hier kunt en wilt wonen. Kost en inwo ning betekent heel wat voor een stu dent". „Natuurlijk, mam, ik weet het maar al te goed. Maar weet u, het gaat zo ongemerkt. Daar heb je nou„Nee, spaar me asjeblieft je studentikoze perikelen. Ik weet dat je geen onverantwoordelijke dingen zult doen en misschien wil vader je toe lage wel wat verhogen voor de dure decembermaand." „Mams, je bent een zeldzaam specimen van het vrou welijk geslacht en wordt beslist niet genoeg naar waarde geschat! Maar in elk geval wel door mij, hoor! Met een overdreven gebaar nam hij haar hand eq drukte er een kus op. „Ja, ja, schiet maar op! Wat een zegen dat die ka mer op de zolderverdieping zo goed voor jou te gebruiken was. Stel je voor, dat we al die studentenstreken hier beneden moesten aanhoren, brrr," kwam mevrouw Verhope met een kwasi-wanhopig gezicht. Hein grijnsde breed, sprong op zijn moeder toe. pakte haar om het middel, sleepte haar in een rondedans mee en zong: en Hein, Hein, Hein heeft het fijn, fijn, fijn op zijn hok, hok, hok in de nok, nok, nok! Lachend liet zijn moeder hem be gaan en danste met hem mee. Ze had altijd erg van dansen gehouden en deed het uitstekend. „Mam", riep Tonny, toen de twee buiten adem ophielden, „het is eigen lijk een schande, dat jij nooit meer danst. Dat vader en jij nooit eens sa men uitgaan! Jullie bent toch nog jong genoeg. Als ik daarbij Bob's ouders vergelijk zij zag niet, dat haar moeders gezicht even vertrok voor ze antwoordde. „Die hebben een ander le ven dan wij. Je vader offert zich nu eenmaal op voor zijn fabriek en .om ons alles te geven wat hij nodig acht, en méér. De stakker heeft soms niet eens tijd om behoorlijk te eten". „Ja, beroerde boel", kwam Hein uit de hoek. „Goede zaken is best, maar wat heeft een mens op die manier aan zijn leven?' Ondanks heftige tegenstand van de heer Verhope, die maar niet be grijpen kon wat er opeens in zijn kin deren was gevaren en het „aanstelle rij van moderne jeugd" noemde, wist zijn vrouw hem toch te overtuigen „Weet je," zei ze, „als ze het nu zo voelen en wij zouden er toch op staan als vanouds te doen, dan gaat het immers niet van harte en heb je de hele avond zo'n onware, opge schroefde vertoning." Dit zag haar echtgenoot wel in en mopperend gaf hij toe. „Toch ben ik benieuwd naar de stemming die er dan nu zal wezen. Zal ook wel niet je ware zijn, let maar eens op!" „Nee, we moeten nu niet bij voorbaat de zaak torpederen door met een afwijzende houding te beginnen," vond mevrouw. „Eerlijk meedoen en als het blijkt dat het hun goed bevalt en ze geen gemis voelen, wel. ze zuchtte even, „dan is er weer iets liefs en dierbaars tot herinnering gewor den." „Ja, zoals jij ook altijd alles weet te schikken en te plooien om het iedereen naar de zin te maken," sput terde Verhope nog met een halve glim lach. Zijn vrouw beet zich op de lip en w«n leek het alsof het huilen haar na- de7 stond dan het lachen. Ze herstelde •sich echter dadelijk weer. „Bovendien ben ik nog blij ook", kwam ze, „dat ze nog allebei zo'n avond bij ons thuis willen doorbrengen. Dat zal heus nog wel eens veranderen". „Tja"zucht te haar man op zijn beurt. vrouw Verhope kreeg een beetje heim- wee-achtig gevoel bij de gedachte aan de herrie en het geheimzinnige gedoe van vroeger op de 5e december. De tra ditie getrouw was haar man ook al eer der van kantoor gekomen. „Al doen we er dan niets aan ik kan toch moeilijk alleen op kantoor blijven". Het klonk haast als een verontschuldiging. „Kan ik, voordat de orgie begint, nog wat werken?" Het was zijn stereotiepe vraag, waarop hij niet eens meer ant woord verwachtte. Hij was dan ook al in zijn werkkamer verdwenen. Kort nadat Hein was gearriveerd, werden aanstalten gemaakt bet souper op te dienen. In de eetkamer had mevrouw de ta fel al tevoren feestelijk gedekt met het mooiste servies en het anders zorgvul dig opgeborgen kristal. Er brandden kaarsen. De bloemenversiering, de wijn en de stemming lieten niets te wensen over. De kreten van bewonde ring en verrukking waren niet van de lucht. „Aan jou is een prima keuken meid verloren gegaan, of eigenares van een exclusief restaurant! Tjonge wat had jij een geld kunnen verdienen", riep Hein, al smikkelend. Tonny bleek bijzonder spraakzaam en vertelde aller lei grappige voorvallen van school. Zelfs mijnheer Verhope scheen geen ogenblik de ouderwetse Sinterklaas avond te betreuren. Ondanks haar eigen weemoed, keek zijn vrouw de ta fel eens rond. Wel, als zij allen tevre den waren, kon zij het immers ook zijn, dacht ze, en die gedachte typeerde haar hele levenshouding. „Ik geloof dat ik met de chocolade melk en het banket maar een poosje zal wachten. Jullie hebt zo schandelijk veel gegeten," zei zij na de kaas. „Hoor eens hier, mater," riep Hein, die zich ongegeneerd languit op de bank had uitgestrekt, is het soms de be doeling dat we al die verrukkelijke dingen voor de helft laten staan". Maar ik weet er wel raad op, wacht even!" De student sprong overeind. „Tonny help eens" en hij begon vlug stoelen aan de kant te zetten, waarna hij haas tig een grammofoonplaat uitzocht. „Voor de spijsvertering is een dansje goed. Vader let op". Hij boog diep voor zijn eerst nog tegenstribbelende moeder en even later danste hij met haar op de maat van een heerlijke En gelse wals door de kamer. „Nou, paps, wat zeg je ervan", vroeg Tonny aan haar vader, die met grote verbaasde ogen het tafereel aanschouwde. Voor hij wist wat hem overkwam draaide hij met zijn dartele dochter in het rond. Steeds opnieuw echter moest hij naar zijn vrouw kijken. Ja, dat was zijn Lisadeze knappe vrouw met haar jeugdig figuur, die daar kennelijk genietend, met schitte rende ogen, zo gracieus door het ver trek zweefde. Het leek alsof er eens klaps een luikje openviel, dat hem een blik gunde op een andere wereld, een wereld die hij van vroeger kende, maar vergeten was. Hij zag zichzelf als in een flits, een man, amper 45 jaar, in de volle kracht van zijn leven, die alleen maar leefde voor zijn zaken. Een kleurloos sleur leven, nu al!! En deze mooie vrouw, jonger nog dan hij, leefde naast hem voort rustig, schijnbaar tevreden terwijl één blik op haar stralende ogen hem een totaal andere vrouw voor ogen toverde, een vrouw, die onmoge lijk tevreden en gelukkig kon zijn met dit leven. De plaat was afgedraaid. Toen zijn vrouw, nog nalachend, met Tonny naar de keuken verdween, voelde hij, dat hij de plotseling op hem aanstormende gedachten even rustig moest verwer kenalleen. „Ik kom zo terug", riep hij, „zetten jullie het scabblebord maar vast op". En zonder antwoord af te wachten vluchtte hij zijn kamer in en sloot de deur achter zich af. Ongestoord moest hij zijn, nu. Wat voor vreemds had hem daar overval len! Hij pakte zijn pijp, trouwe bondge noot en liep met lange passen het ver trek op en nqgr. Hij moest denken, den ken over wat hem daar ineens was ge openbaard door dat overmoedige gedo'e van zijn kinderen. Zijn kinderen, waar hij de laatste jaren ook al zo weinig contact mee. had en dan meestal nog met hun moeder als tussenpersoon. Hun moeder, die zij blijkbaar met andere betere ogen zagen dan hij, haar echtge noot! Zaken en nog eens zaken, steeds meer en betere zaken, jawel, maar ten koste van wat? Al jaren leefde zijn vrouw zo voort, zonder eisen voor zich zelf. Een enkele keer naar een goed concert, een toneelstuk of film, waar ze dan nog met de kinderen, een kennis of familielid naar toe moest, want hij had immers nooit tijd! Dat was alles, wat haar persoonlijk als ontspanning ten deel viel. Wat hemzelf betrof, nij kon zich de tijd niet heugen, een mooie opera of operette, waar hij zo dol op was, te hebben gezien. Zo jong waren ze al getrouwd, hij 22, zij 17. Toen gingen ze vaak samen uit, maar al kort na de ge boorte van Hein had hij de fabriek van zijn vader moeten overnemen en die had gaandeweg volkomen beslag op hem gelegd. Hij was als het ware met de fabriek groot geworden en zijn hele ambitie ging ernaar uit. Grote plannen voor uit breiding, dan terugslag, malaise waar na wederom opleving en nieuwe con necties in binnen- en buitenland. Eer zucht dreef hem voort tot steeds gro tere objecten. Had niet zijn procura tiehouder, een oude getrouwe, hem ge waarschuwd? „Doet u toch wat kalmer aan, mijn heer Verhope, u hebt geen leven zo. Het kan nu toch gemakkelijk". Ja het kon, dat wist hij. Dat zijn jongen geen zin had in de fabriek vond hij wel jam mer, maar van het begin af had bij hem vastgestaan, dat zijn zoon zijn ei gen zin moest kunnen volgen in het kiezen van een beroep. Al gauw had hij een medevenoot gevonden, een prima zakenman, relatie nog van zijn vader. Deze vennoot had ook een zoon en die jongen was als geboren voor de fa briek. Rob, zo heette hij, was nu al bij na dertig jaar, getrouwd en bij hem wag de fabriek later in goede handen. Natuurlijk zou hij, Henk, zo lang hij leefde, zijn deel aan de fabriek behou den maar dat de beide Brandsma's het zonder hem ook best zouden klaar spe len had hij al lang beseft. Zijn aan deel in het werk zou dan ten slotte op Rob moeten overgaan en een enkele toespeling van Rob in die richting deed hem begrijpen, dat de jonge man meer wilde, dan een toch afhankelijke, positie, al was die nog zo goed. Maar hij was nog zo vol werklust, zijn dy namische natuur vond bevrediging in deze inspannende arbeid. Dat hij er meer en meer door in beslag werd ge nomen, was zo geleidelijk gegaan dat hij het zich nooit had gerealiseerd en zo waren de jaren verstreken. Zo zelden maar waren ze samen met vakantie geweest, hij was immers al zo vaak tussen de wielen. Dan reis de hij naar het buitenland, waar hij een relatie moest bezoeken, zodat ze zich alleen moest amuseren in die tijd. En lieve hemel, ze had nog medelijden ook met hem, met zijn gezwoeg, zoals ze het noemde. Als hij haar aanspoor de, alleen een reisje te maken met de kinderen, wilde ze er niet van horen. Ja, toen ze klein waren ging ze met hen een paar weken naar zee, terwijl hij in de stad bleef en af en toe in ijl tempo eens kwam kijken. Dat ze dan altijd zo blij was, weer thuis te zijn, had hem wel eens verbaasd, maar hij had er nooit lang over nagedacht. Zijn werk, de fabriek die hadden het leeuweaandeel in zijn gedachten, niet zijn vrouw en kinderen. Maar nog was het niet te laat. Deze Sinterklaasavond zou hij niet licht vergeten. Dat zo'n betrekkelijke kleinigheid zulke gevol gen kon hebben. Aan hun kinderen had hij het te danken, aan het toeval, dat Hein, die impulsieve hekkespringer met zijn moeder had gedanst. Toeval? Neen, hij wist het opeens zeker, geen toeval, een vingerwijzing was het geweest en nog juist op tijd. Hij keerde naar de zitkamer terug, waar hij zijn drietal een beetje verbou wereerd vond kijken naar een doos die ze na veel gebons op de deur vol gens de geijkte ouderwetse methode op de stoep hadden gevonden. Van wie kan dat nou zijn", verbaasde Tonny zich „er staat helemaal niets op". „Mis schien is het niet eens voor ons', op perde haar moeder. „Nou, ik maak het toch maar open", vond Hein, dan we ten we het tenminste". Een beetje zenuwachtig ontdeed hij de doos van touw en papier en maakte haar open. En te voorschijn kwam een prachtig porseleinen beeld van een ruiter te paard, in middeleeuwse klederdracht. Paarden waren Heins grootste lief hebberij, paarden en paardrijden, wat hij sinds zijn twaalfde jaar uitstekend deed. „Tjonge, dat is niet gering, wie stuurt jou zo'n kostbaar cadeau?" vroeg zijn vader, terwijl ze allen vol bewondering naar het werkelijk sublie me kunstwerk keken. Tonny had het gedicht bemachtigd en begon voor te lezen. Het raadsel werd hierdoor meteen opgelost. Het bleek dan, dat Hein „met zijn fenome nale brein" een vroegere klasgenoot met veel opoffering van vrije tijd ter zijde had gestaan, om hem door een examen heen te helpen. Hein vertelde over de vroegere klasgenoot van het gymnasium, Kees R. die altijd nogal lui was uitgevallen, maar overigens een bijzonder aardige jongen. Wel was Hein hem vooruit ge komen, maar het contact was altijd gebleven. De ouders van de jongen waren schatrijk en veel op reis waar door de kinderen drie in getal, van wie Kees de jongste was, vaak aan het personeel en zichzelf waren over gelaten. Daardoor kwam het waar schijnlijk, dat Kees weinig studeerde, maar ten slotte was hij verstandig ge noeg om te begrijpen, dat hij zijn ide aal, veearts te worden, nooit zou berei ken, als hij niet beter aanpakte. Door de paardesport waren Kees en Hein de laatste tijd meer bevriend gewor den en zo had Hein, die hetzelfde ide aal had, Kees kunnen helpen. „O, is het die blonde jongen, die hier nogal eens komt en dan altijd liever beneden op je wil wachten?", vroeg Hein's moeder. „Die is het en dat be neden wachten is denkelijk omdat hij het hier zo gezellig vindt. Heeft-ie ook al tegen mij gezegd trouwens". „Och!" Meteen vol medelijden bood mevrouw aan „laat hem maar komen, hoor en vraag hem gerust maar eens te eten". „Wat ben je toch een troelemoetje van een moedertje", voegde Hein weer een nieuw woord aan zijn wonderlijke vocabulaire toe. ,Hoe zit het, scrabbelen we nog? En waar blijft het banket, de speculaas, de chocolade? Moet ik soms verhonge ren?" riep Tonny. De avond verliep verder heel rustig. Toen het tijd ging worden om op te breken, kwam de heer des huizes tot ieders verrassing met het voorstel, nog een glas te drinken op deze bijzondere avond. Hij zag de ver baasde ogen van zijn vrouw, toen hij Pief van toen en Pief van nu Een tier zonderlingste mannen, Die de samenleving biedt, Een der grootste zielepoten Is die goeie zwarte Piet: 't Jaar telt twee en vijftig weken, Maar en dat is Pieters pech, Vijftig van die twee en vijftig Is Piet niemand. Is Piet wég. Maar in die veertien dagen, dat Piet er wél is, is Piet er. En hoe! Dan komt hij handen en benen en ogen en oren te kort, dan is hij de ge- veltourist bij uitnemendheid, dan is hij Sints rechterhand. Sints vraagbaak, Sints secretaris, Sints spion; of, met een netter woord, Sints Intelligence Service. Piet is een hele piet, maar natuurlijk niet de énige Piet op Pietgebied; er is een heel leger van Pieten en dat brengt mee, dat er ook een Pietenbond is, of beter gezegd een Pietenvakbond, maar aangezien die ongeschikt is voor Pieten van alle gezindten, zijn er ook vakbonden voor getinte gezindten in alle gezindtetinten, tinten, die nét zo rijk geschakeerd zijn als de lichamelij ke tinten van de Pieten zélf, varie- erend van licht tot donker zwart. En het spreekt wel van zélf, dat ieder van die Pietenvakbonden ook over een Pietenvakbondsorgaan be schikt; welnu: in één van die orga nen zijn bijpassend tintsorgaan heeft een van de pieterigste Pieten, moe van al het gepieter, zijn Pieter- hart eens uitgestort. Wij ontlenen daaraan het volgende. Mijn vader, Piet Senior en mijn grootvader, Piet Senilior, hebben mij dikwijls over hun werk verteld toen ik nog maar net op de voorbereidende on derbouw van de Pietercursus was. Die oudjes, op non-actief, die niet Drees- den en het dus lang niet breed hadden, gingen er dan zo echt gemoedelijk voor zitten en dan kwamen hun verhalen los: Wij gluurden door de ruiten, Wij loerden door het raam: Wij zagen de families Gezelligjes te saam. Wij hoorden door de schoorsteen Hun Sinterklazenzang, 't Was om de ronde tafel Een vreugde van belang. De dobbelstenen rolden Op 't oude ganzebord En alle spelers hadden Een pepernoottekort. Ha! oma in de herberg! En opa in de put!! (Het kon hem weinig schelen, Want hij was ingedut.) Oom zat stééds op een gansje. Zijn voorsprong werd vergroot, Tot nummer achtenvijftig: Ha, lékker, oom is dood. Daar warén appelbollen En letters van banket En dampende anijsmelk Stond klaar op het buffet. Daar kwamen leuke pakjes Met een gedicht er bij, 'n Gedicht, dat béter rijmde Dan „Nieuwe" Poëzij. En geestige surprises! Géén inval was te dwaas: Dat was, in vroeger jaren, Het feest van Sinterklaas. En kwamen wij dan binnen, De goede Sint en ik, Dan was dat voor 't gezelschap Een plechtig ogenblik. Dan werd een lied gezongen, Een versje opgezegd, De Sint en Pieter waren Geen namaak, maar écht echt. En dikwijls keken d'oudjes Elkander even aan; Dan dachten ze aan „vroeger", Vandaar dan vaak een traan Dat waren de ondervindingen van mijn voor-ouders, elk jaar weer, tot ze uitgepieterd waren; toen er nog echte, hechte huiselijke banden met bijbeho rende gezelligheid bestonden, toen de Sinten nog Sinten waren, die hun inko pen contant betaalden, die echt uit Spanje kwamen, die op echte schim mels in plaats van in een taxi en tegen een honorarium van 2-50 hun bezoek aflegden inclusief consumptie, die gro tendeels in hun baard bleef hangen en een sigaar, die dezelve soms onwelrie kend schroeide; toen Piet bij het ver trek bij de voordeur nog een douceur tje van het dienstmeisje kreeg, waar van zij de zwarte kwitantie op haar wang droeg. Maar hoe gaat het óns, Sinten en Pie ten van thans? De verkeken kans op zo'n douceur tje laat ik daar; dat is force majeur, want er zijn geen dienstmeisjes meer, tenminste geen echte en als ze er zijn zijn ze vóór die tijd al weer weg. Ons beroep is een „vrij" beroep ge worden en binnenkort zullen we wel gecoördineerd, geprijsbeheerst en ook gebestedingsbeperkt worden; we zul len een examen moeten afleggen en dan door bemiddeling van een speci aal ministerie worden uitgezonden in publiekrechtelijk verband, als een soort 5-decemberdivisie. De romantiek gaat verloren, maar onze schuld is het niet. Het zijn de ménsen. 'k Krijg het misschien met de kinders Door mijn huidskleur aan de stok Als hun kinderziel besmet is Met de sfeer van Little Rock En als ik nog verder denk, aan mijn nazaatpieten, dan zie ik de toekomst nog zwarter in dan ik zelf ben. Hel zou me niets verwonderen, als mijn klein- of achterkleinzoon op zijn beurt in zijn vakblad schreef: Ga ik door de ruiten gluren. Ga ik luist'ren aan een raam, Reken maar, dat ik me dikwijls Erger en geneer en schaam. Gestileerde stalen tafel In een paars geschilderd flat; In de hoeken is een viertal Tapdartsstoelen neergezet. Pa en ma en een paar kinders. Die soms van de buren zijn, Zitten met elkaar te bridgen In de neonlampenschijn. Aan de muren: schilderijen, Niemand weet wat of hij ziet; Als er eens een op zijn kop hangt Laat maar zo, het hindert niet. Het woord „pepernoot" kent nie mand. 't Is een lang verklonken klank, De anijsmelk is vervangen Door een complicatiedrank. De familiebridge gaat vérder En dan, na een hele poos, Zegt mama: 'k moet naar mijn club hoor, Dus nu éérst gauw de cadeaus Zij geeft pa een bon voor dassen,' Krijgt een bon voor een japon, Zus geeft broer een bon voor 'n voet bal. Broer geeft zus een lipstiftbon. Als zo iedereen zijn bon geeft, Wordt het bedtijd voor 't gezin: Klappend klappen d'opklapbedden En dan kruipen ze er in Nog een poos na-kauwgomkauwend Denkt de kleine Janneman: 5 december, Sinterklaasfeest, 'k Vind er hélemaal niks an. In de Televisiegids keek Hij nog het programma na: „Sinterklaas in vroeger tijden" O wat melig! geeuwde pa. Kauwgomkauwend keek 't gezel schap En toen zei de kleine Jan: Het is wél een echte schimmel, Maar 't is een verklede man. Wat onmogelijk onnozel Om aan Zwarte Piet te g'loven Was in vroeger tijd een kind En dat sprookje van de Sint! Heintje van étage zestien Zei vanmorgen: 'k lach me naar! t Is precies dezelfde nonsens Als paashaas en ooievaar. CLINGE DOORENBOS (Nadruk verboden). |V: Hij teas teel lieel zoet geweest en dus kwam het goed voor elkaar. met een van zijn fijnste flessen uit. de kelder kwam. ,Goed zo, pipa", begon Hein enthousiast, maar zweeg abrupt, toen hij het ernstige gezicht van zijn vader zag. Nadat hij allen had ingeschonken, nam Henk Verhope zijn glas en trad op zijn vrouw toe, die hem nog steeds verwonderd aanstaarde. „Ik stel een dronk in op de liefste en beste aller vrouwen en moeders. Vanavond heb ik een groot geschenk gekregen van de goede Sint. Hij zette het plompverlo ren voor mijn verblinde ogen. Daar door kreeg ik een prachtkans, geheel nieuwe en ingrijpende plannen te ver wezenlijken". Hij wachtte even als om zich te be zinnen maar lette scherp op de reac ties bij vrouw en kinderen. Deze of der gelijke woorden waren immers altijd voorboden geweest van nóg minder vrije tijd, nóg meer reizen en afwe zigheid. En ja, hij zag het. Hein frons te de wenkbrauwen, Tonny keek met verschrikte blik naar haar moeder en deze, zijn trouwe, geduldige Lisa, had haar ogen neergeslagen, maar het ze nuwachtige gepruts aan haar ringen zei hem genoeg. Hoe had hij al die ja ren zo blind kunnen zijn, dwaas die hij was. Ze hadden dus alle drie wel degelijk een gemis gevoeld, iets waar aan hij zelfs tot op dit moment nog had getwijfeld. „Ja", vervolgde hij met een verhef fing van stem, die Lisa deed opzien. „Van nu af gaat er veel anders wor den en zal ik me eens wat meer met jullie allemaal bemoeien. Zo gaat dat niet langer, er moet maar eens een krachtige mannenhand hier in huis gevoeld worden". Drie paar verschrikte grote ogen staarden hem aan. „En", ging hij voort, op kwasi-barse toon, daarom heb ik besloten, mij langzaam aan wat terug te trekken uit de fabriek". Even hing er een stilte, toen begonnen ze alle drie tegelijk opgewonden te praten. ,Maar, maar", hoorde hij Lisa zeggen, „hoe kan dat".. „Ja, heus het kan", stelde hij haar gerust en hij voegde er zacht aan toe „het had al veel eerder ge kund ik hoop dat je me kunt verge ven. Morgen zal ik je alles uitleggen". Hij sloeg zijn arm om de totaal ver bouwereerde Lisa en kuste haar. „Hoera voor de Pipa", gilde Tonny. Hein kwam eindelijk los en gaf Tonny zo'n verrukte stomp, dat ze „au" gilde. Hij liep naar de pick-up, waarop nog de walsplaat stond en even later klonken de tonen uitnodigend door het vertrek. Hein boog voor zijn zus „mag ik de eer?" Henk begreep het gebaar van zijn zoon zette zijn glas haastig neer en nam zonder veel plichtplegingen zijn vrouw in de ar men om, zoals hij haar influisterde te bewijzen dat hij nog geen „dorre ouwe kerel" was geworden. Toen de plaat was afgespeeld moest hij wel even met zijn zakdoek over zijn voorhoofd ve gen „Het is ook alweer was jaartjes geleden", verontschuldigde hij zich „en ik ben in die tijd zeker wat dikker geworden. Maar durf je het nog met mij aan!" Lisa begreep, dat deze vraag een dubbele betekenis had en er kwam een vochtig waas voor haar ogen. „Begrijpen doe ik het niet", zei ze met een dappere poging, tot glimla chen, „wat er met je is gebeurd, zo in eens, maar, oh, het zou heerlijk zijn". „Dat zal het en zo blijft het", beloof de haar echtgenoot, nu oqk wat ont roerd. „En nu naar bed, jongelui, het was een avond vol emoties. Een heel bij zondere St.-Nicolaasavond en een pakje hebben we tóch nog gehad," plaagde Henk zijn kroost. „Ja," kwam Tonny met een klein stemmetje „ik geloof dat ik volgend jaar ook maar weer pakjes ga maken, die doos was toch eigenlijk erg leuk. Wat vinden jullie?" „Dat onze goede, onvervangbare Sint in ere moet blijven. Aan zijn in vloed ontkomen we niet, dat zie je maar weer," besloot Hein filosofisch, met een guitige knipoog naar zijn ouders. (Nadruk verboden). (Van onze economische medewerker) Allereerst is er een gezagscrisis rondom de figuur van Sint-Nico- laas. Die stond vroeger boven alle partijen. De kinderen aanbaden hem of vreesden zijn gerechte straf. De rijpere jeugd gaf zich over aan een romantische Sinter klaasviering in verenigings- of an der verband. Onze ouders bereid den de hoge gast uit Spanje een andere ontvangst dan wij thans. Er is geen voldoende afstand meer tussen de enigszins wereldlijke bisschop en het ontvangend ge slacht. In het gezin was de vijfde de cember voorheen de geschenkdag van het jaar. Mogelijk werd daar een verjaardag aan toegevoegd, maar voor de rest van het jaar kwam het woord geschenk nauwe lijks over iemands lippen. deerd tot een van de verschijnse len, die aanleiding geven tot fees telijkheden. Voorts is de figuur van de Sint gebruikt, en men mag rustig zeg gen misbruikt, om een rol te spe len in het economische leven. Men spreekt van een sinterklaas-top in de verkoop, waar wij voorheen het woord taai-pop bezigden. Men houdt openlijk discussies over de stimulerende invloed van de Sint op de algemene economische toe stand en de commerciële bedrijvig heid. Alles goed en wel, maar wat blijft er in een dergelijke gemoeds toestand over van een gezellige Sinterklaasviering, waarin iemand op zijn zwakheden en feilen wordt gewezen met hulp van een ver gulde gard of een fopsigaar? Neen, het kan ons niet bekoren dat alle bij.komsten van vereni gingen en bed ijfsgenoten thans worden opgeluisterd met een be zoek van Sinterklaas. Op de vijfde december lopen er zoveel goede Klazen op de weg, dat wij onmo gelijk nog de echte, onvervalste Sint van een reeks imitaties kun nen onderscheiden. In plaats dat de Sint een bindend element bete kent in de gezinskring, wordt zijn verjaardag door velen aangegre pen om in een vreemdsoortig ge kleurde gekante rok met een staf in de hand en een mijter op het hoofd in een taxi of geleende auto een aantal adressen langs te rijden om er met een diepe basstem en een aantal doorzichtige smoesjes aan kinderen iets bij te verdienen. HET BEDRIJFSLEVEN en de personeelsverbanden hebben zich ook al met de mijter en staf ge tooid. Om de goede Sint? Om de kindervriend te doen uitgroeien tot een gewaardeerde gast voor jong en oud? Ook de verenigingen willen de banden tussen de leden versterken en dus houden zé ook een Sinter klaasfeest. Men besteedt als echt verenigingsmens jaarlijks een weekinkomen aan suprises en men schrikt rond de vijfde december als eens ergens niet over een stoomboot wordt gezongen, of wanneer men een gezelschap treft waar geen staf en mijter in het centrum tronen. MET AL DEZE ACTIES is de sinterklaas-surprise zijn doel voor bijgeschoten. Het geschenk devalueert daar mee tot een vorm van omkoperij, die op internationaal niveau reeds gewoonte is geworden. Op natio naal terrein begint hij terrein te winnen en op commercieel terrein wordt Sinterklaas ingelijfd in de sector der „public relations". Nodig is een algemene zuivering van de Sinterklaas-viering. Wij moeten terug naar een spontaan volksfeest, waar hel gezin in het centrum van de bisschoppelijke belangstelling staat. Verlos ons van de beroepssinterklazen en be vrijd ons van de onwaarachtige Sint. De komst van St.-Nicolaas is niet een jaarlijkse terugkeer van een aanvullende sociale maatre gel, maar een spontane uiting van romantiek en fantasie in het ge zinsleven. Als wij de valse Sint niet meer van de echte kunnen onderscheiden, zal de bisschop over enkele jaren in zijn hemd staan. (Nadruk verboden)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1959 | | pagina 15