Ook de orgelman had strooiavond Teveel zoetigheid VERKEERD Er is gevaarlijk speelgoed Dank zij het kordate aapje Paul Stevens 'in vol ornaat en toen... Oppassen met kleuren en scherp gereedschap ST. NICOLA A S NUMMER VRT.m.Ar? NOVEMBER 1959 EN BETEKENT NA 5 DECEMBER VERMAGEREN Eenzijdig ALS DE FEESTDAGEN in zicht kwamen, kreeg Jasje het altijd moeilijk. En het was net, of dat ieder jaar erger werd. Inplaats dat je er overheen groeide naarmate je groter wérd, beklemde het je inderdaad steeds meer. Toen ze klein was, had ze genoeg gehad aan moeder alleen. Moeder wist. haar hele leventje te vullen en aan al haar kleine behoeften tegemoet te komen. Pas toen de bakvisjaren aanbraken, ontstond er ergens een lege plaats voor Josje. Ze wist niet precies of het een vader was, die ze miste. Maar in ieder geval ontbrak het mannelijk element aan haar leventje. Als ze bij haar vriendinnetjes thuis was, kon ze hen hevig benijden om de sterke, opgewekte vaders, die hun dochters bij hun huiswerk hielpen, hen plaagden of met hen stoeiden. Ze huilde er wel eens om 's avonds in bed. Het was in de jaren, dat je als meisje heel gemakkelijk huilt en de tranen om het minste en geringste kunnen vloeien. Maar moeder mocht er niets van mer ken. Het zou moeder verdriet doen, als ze wist, dat zij Josje niet meer alles geven kon, om haar leven compleet te maken. Ze had het al moeilijk genoeg gehad al die jaren, die lieve moeder. Jong weduwe geworden, had ze van alles moeten aanpakken, om het klein pensioen aan te vullen en Josjes jeugd onbezorgd te houden en haar te kunnen laten leren. Daarom onderdrukte Josje dapper haar neerslachtige buien, haar onrust en haar prikkelbaarheid, die ze zelf nauwelijks verklaren kon. Welk gevaar? Gereedschap Schiettuig >,ZIE GINDS komt de stoomboot uit Spanje weer an, we kenne hem alle die goedheilikman Met een ver beten, krakende stem zong de oude 0rgeldraaier zijn lied, zichzelf bege- izidend met de valse piepgeluiden, die dit zijn buikorgeltje kwamen. Daar bond hij in de gure wind, die grijze Wolkenflarden langs de hemel joeg, Izrwijl gestaag een drenzerige motre gen op zijn versleten kleren neer daalde. Naast hem op een oude lap zat Joko, het aapje, dat een geldbakje in zijn pootje hield en daarmee bij de bhaarse voorbijgangers bedelde om een aalmoes. Neen, het was geen vetpot voor de °ude man. Maar trouw begon hij steeds Weer opnieuw met zijn lied en keek Wet nietsziende ogen voor zich uit. Het lied moest toch succes hebben, want het was vandaag de vijfde december, het feest van de goede bisschop, de helper van kinderen en armen. Maar neen, slechts een heel enkele Voorbijganger wierp een muntstuk in het bakje van Joko, want de meeste Wensen hadden veel haast. Zij repten zich met hun pakjes beladen naar huis om zo snel mogelijk behaaglijk bij de Warme kachel te kunnen zitten. Toen het schemer werd, besloot de ou.de orgelman naar huis te gaanHij ham zijn aapje op de schouder en slen terde weg. Maar bij een pleintje ver anderde de oude van plan. Hier was het nog druk; er liepen veel mensen, misschien kon hij hier nog iets ver dienen. Geleund tegen een lantaarn, die haar gele licht over hem uitstrooi de, draaide hij weer aan het piepende orgeltje en zijn krakerige stem zong Weer van de stoomboot uit Spanje. Joko sprong bedrijvig rond met zijn hakje en ja hoor, hier kwamen er nog Wat munten in. De oude man leefde Weer op. MAAR DE VREUGDE duurde niet langNa een poosje verscheen er een Brote politieagent, die de oude orgel draaier vroeg of hij een vergunning had om op deze standplaats muziek te maken en te bedelen. Neen, die ver gunning had de oude baas niet en dus moest hij mee naar het bureau. Ook Joko werd meegenomen, maar die liet niet toe, dat een vreemde hem beet pakte en venijnig beet hij in de hand Van de politieman. Met een kreet van Pijn liet de man hem los en blazend en grommend van kwaadheid plaatste Joko zich tussen zijn baas en de agent. £>e oude orgeldraaier sprak het diertje énkele kalmerende woorden toe, nam het op zijn schouder en samen liepen ve met de agent mee naar het bureau. Daar aangekomen, werd er verbaal opgemaakt. De oude man jammerde, dat hij geen geld had om dit te beta len, maar het recht moest, zijn loop hebben, geen geld, dan in de gevan gen is. Zo verdween de oude. orgelman in de cel op het politiebureauMet het tapje was het een moeilijke zaak. Het diertje wilde bij zijn baas blijven, maar de agenten wilden dat niet, neen, Joko moest apart opgesloten worden. Zo'n aap was niet zindelijk en zou de cel van de oude man misschien bevui len. Na een hevige strijd wisten de mannen Joko in een kooi te zetten en die werd in de wacht gezet. DE OUDE MAN zat in de cel op een bankje, met zijn hoofd in de handen. In plaats van thuis samen te eten met Joko, moest hij nu de Sint-Nicolaas- avond in de cel doorbrengen. De tra ven liepen de man over de wangen. Zo verstreek de tijd. Joko was echter he lemaal niet tevreden met zijn lot. Hij Wilde uit de kooi en bij zijn baas zijn, Waar dat lukte niet. En Joko berustte Viaar. Na een poosjehet was al helemaal donker geworden, stopte er een rijtuig Voor de deur van het politiebureau. De agenten van de wacht keken nieuws gierig op toen de deur openging en wie kwam daar binnen? Sint-Nicolaas en zijn Zwarte Piet. Er ging een luid ge juich op. Zwarte Piet droeg een grote mand mee, vol met allerlei leuke pak jes. Nu kwamen de agenten in een goede stemming Sint-Nicolaas had weinig tijd en moest weer verder, want er waren meer mensen en vooral kinderen, die op hem wachtten. Alle politiemannen Wilden de goede Sint uitgeleide doen en zo trokken ze samen naar buiten, Waar nog druk werd gepraat en ge lachen. Joko begreep dat dit zijn kans was. blij was een slimme aap en had heel goed gezien hoe de agent het deurtje met een pin dichtgedaan had. Vlug duwde hij zijn pootje door de tralies én hij kon juist de pin grijpen. Na Veel wrikken en wringen had. hij het ding er uit. JUIST toen hij het deurtje wilde openduwen, naderden er voetstappen. Natuurlijk hield het aapje zich muis stil en bleef zitten waar het zat. De deur ging open en 'n agent kwam bin nen met een gevangene, een grote boom van een kerel, die verschrikke lijk tegenstribbelde. De agent had zijn handen vol, want die man was erg groot en sterk. Hij was flink dronken en schreeuwde en bralde hevig. De agent duwde hem op een bank. „Ga daar rustig zitten!" commandeerde hij en liep naar een .afel, waarop wat pa pieren lagen om proces-verbaal op te maken. De man liet het er niet bij. Achter de rug van de agent stond hij op, kwam een paar passen naar voren en haalde een groot scherp mes uit zijn zak. Joko zag alles met een kloppend hartje aan. Wat zou er nu gaan gebeu ren? Instinctief voelde hij gevaar. Toen de man vlak achter de agent was en zijn arm met het mes ophief, sprong het aapje uit zijn kooi en bliksemsnel vloog hij tegen de man omhoog en beet zich vast in de opgeheven arm. De man, die de aap helemaal niet gezien hadschrok ontzettend en gaf een af grijselijke gil. Het mes kletterde op de grond. Maar juist op dat moment draaide de agent zich om en keeic stomverbaasd naar het tafereel voor hem. Dadelijk begreep hij wat er achter hem gebeurd moest zijn. Hij raapte het més op en gooide het op tafel. De man gilde, „Help, help! Grijp dat monster! Au, au!" De agent had echter geen haast. Rustig stapte hij op de gevan gene toe en greep het aapje beet. Maar het diertje wilde niet loslaten. Op dat moment kwamen de andere agenten, alsook de Sint en zijn zwarte knecht die buiten het rumoer hadden gehoord, binnenhollen. ,,Wat is hier aan de hand?" riep een brigadier. Kort vertelde de agent wat er gebeurd was, terwijl andere agenten rustig en voor zichtig probeerden Joko van de man los te krijgen. Maar het diertje was helemaal over zijn zenuwen heen en hield vast wat het had. TOEN KWAM de agent, die de or gelman meegenomen had naar het bureau op een idee. „Ik haal de orgel man even!" riep hij en holde de gang in naar de cel. Even later kwam hij terug met de oude baas en toen Joko zijn baasje terugzag, liet hij dadelijk los en sprong op diens schouder. Door een paar stevige agenten werd de vechtersbaas naar de cel gebracht. Natuurlijk was de agent, die door Joko was gered, erg blij en hij prees het diertje voor zijn dapperheid. De goede Sint, die dit alles hoorde en ook vernam dat de orgelman voor het zin gen op straat in de cel was gestopt, deed bij de brigadier een goed woordje en.... het lukte, de oude baas behoef de niet terug in de cel. „Maar ik weet een andere straf voor hem", lachte de politieman. „Orgelman, jij blijft van avond bij ons, je speelt op je orgel en zingt en je aapje deelt voor ons de cadeautjes rond uit de mand, die zwarte Piet hier binnenbracht, want de Sint moet met spoed weer verder." Nu, daar had de oude man geen be zwaar tegen. Hier binnen brandde de kachel en was het gezellig. Toen de Sint vertrokken was en ze allemaal zaten, werd er koffie met speculaas rondgedeeld en Joko kon beginnen. De brigadier haalde de pak jes Uit de mand en las de naam op die er op stond. Dan wees hij het aapje aan wie hij het moest geven en Joko had er veel plezier in. Hij holde maar heen en weer van de mand naar de geluk kige voor wie het cadeautje was en terugEn inmiddels zong de orgelman Sint-N icolaasliederen. EINDELIJK was de mand bijna leeg. Op de bodem lag nog één pakje, maar er stond geen naam op. Met opgetrok ken wenkbrauwen keek dé brigadier er naar. Wat moest hij daarmee? „Dat is voor de orgelman en zijr. aap!" rie pen de agenten in koor. „Je ziet brig- ges, de goede Sint heeft overal aan gedacht" en ze sloegen zich op de knieën van plezier. Joko bracht het pakje naar zijn baas, die niet wist wat hem gebeurde. Hij kreeg een cadeautje van Sint-Nicolaas, maar dat was in jaren niet gebeurd Met trillende handen nam hij het van zijn aapje aan en toen hij het open maakte, zag hij daarin een keurig op gevouwen, lekker stevige regenjas. Tjonge, dat was nog eens een geschenk. Nu behoefde hij niet tot op zijn huid nat te worden, wanneer het regende en hij de gehele dag op straat stond. De orgelman had een heel goede Sint-Ni colaas deze keer. „En kijk eens wat Sint-Nicolaas mij gaf", riep de brigadier, terwijl hij een papieren zak in de hoogte hield. „Dat is voor dappere Joko!" En hij haalde uit de zak een hele kam mooie gele bananen. Terwijl de mensen heerlijk van hun koffie en de snoeperijen ge noten, zat Joko achter de kachel in een warm hoekje en smulde van zijn bananen. Tjonge, wat was dat een feest! Het was een sinterklaasavond, die de orgelman en zijn aapje nooit meer vergaten en van dat moment af waren ze de beste vrienden met de politie mannen, Die zorgden er voor, dat cle oude man toestemming kreeg van de burgemeester om muziek te maken op straat en wanneer ze hem ontmoetten, maakten ze steeds een praatje met de oude baas en zijn aapje. (Nadruk verboden) Het begint al in de laatste dagen van september. Mensen die pakketten wil len versturen aan familie, die 5 decem ber viert onder de tropenzon of in de ijzigheden van verre continenten, wor den daaraan herinnerd door uitstallin gen met boter- en chocoladeletters. En bij ons aan huis begint de bakker om die tijd te leuren met banketstaven ,,voor aanstaande zondag", waarmee hij bij de huisvrouwen meestal suc ces heeft. De maand oktober en voor al november vertonen dan natuurlijk een steil stijgende lijn in de verkoop en het eten van Sinterklaassnoep. Te gen het eigenlijke feest is menigeen er al verzadigd van en kunnen alleen de kinderen nog meer, steeds meer zoetigheid verwerken. Sommige kleintjes proppen zich maximaal vol op Sinterklaasavond of op de volgende dag, als het lekkers en de cadeautjes in de nacht door zwarte Piet bezorgd zijn. Anderen tonen zich bedachtzaam, vragen en krijgen een trommeltje van hun moeder, waar ze de snoeperij in bewaren om er nog we kenlang dagelijks een stukje van te nemen. Natuurlijk moet er een eind komen aan die zwelgerij. Zoals iedereen te genwoordig weet dat zwaar roken verkeerd is, zo is ook algemeen het be sef doorgedrongen dat veel zoetigheid en gebak eten de gezondheid bedreigt. Zeker: suiker, meel en vet zijn goede voedingsmiddelen, die ons de moge lijkheid verschaffen ons lichaam op temperatuur te houden en onze werk zaamheden te verrichten. Maar toch kunnen we bij deze voedselbestandde- len alléén niet gezond blijven! Het is veel te eenzijdig als we uitsluitend die koolhydraten en vetten gebruiken. En Josjes droomgezicht werd een heerlijke werkelijkheid Met de feestdagen in zicht werd het erg moeilijk, zich opgewekt voor te blijven doen. Ze wist dan, hoe het in andere huizen toeging. Vrolijke grote gezinnen, waar gezamenlijk Sinter klaas, Kerstmis en oud-en-nieuw ge vierd werd. Waar ze grappige surpri ses voor elkaar verzonnen en zo har telijk gelachen werd. Daar was warm te, vreugde en geluk. Zij zat op zulke dagen met moeder alleen en het leek zinloos, er dan nog een feest van te maken. O, niet dat moeder haar best niet deed, om de sfeer te scheppen. Dat was juist het erge, moeder deed altijd aandoenlijke pogingen om het ge woon te negeren, dat er bij hen iets ontbrak; dat ze maar een half gezin vormden en je elkaar eigenlijk een beetje voor de gek zat te houden. Er was banketletter met Sinterklaas en chocolademelk. En later op de avond warme bisschopswijn. Moeder had leu ke pakjes gemaakt en Josje had na tuurlijk ook lieve verrassingen voor moeder. Maar de hele tijd was het toch net, of het niet helemaal écht was En na het feest lag Josje in bed te huilen en vroeg ze zich af, of moeder nu ook zo'n verdrietig, onvoldaan ge voel zou hebben. En dan viel ze in slaap met de tranen nog aan haar wimpers, maar met een verzaligd lachje om haar mond. Want dan kwam de droom. De droom van die grote, sterke man, waar haar hart zo naar verlangde. Éérst had hij de plaats van een vader ingenomen, maar de laatste tijd dacht zij, dat het meer iemand was met wie zij zou willen trouwen en die dan haar hele verdere leven veilig bij haar zou behoren Een gezicht had die droomfiguur nooit bezeten. Hij was eigenlijk maar iets heel vaags. Ze wist alleen, dat hij haar hoofdje kon laten rusten. En ster ke armen, waar ze helemaal in weg kon kruipen en die haar nog weer een heel ander gevoel van rust en gebor genheid gaven dan moeders armen, wanneer die haar naar zich toetrok. Hoe vaag hij ook was, toch herken de ze hem onmiddellijk, toen ze hem voor het eerst in werkelijkheid ont moette. Dat gebeurde na de zomerva kantie. Josje kwam toen in de vierde klas van de H.B.S. Net 16 was ze; de jongste van haar klas, die nóg jonger leek met haar kinderlijk figuurtje en de argeloze oogopslag. Ze wisten, dat ze een nieuwe leraar voor Engels zouden krijgen en natuur lijk waren ze allemaal benieuwd, wat dat er voor eentje zou zijn. Het bleek een knappe man te zijn met dik donker haar, dat aan de slapen grijs de. Josje zag zijn gezicht alleen van opzij, toen ze het lokaal binnenkwam Maar zodra hij het vol naar haar toe keerde, wist ze dat „hij" het was. Er ging een vreemde schok door haar heen. Zo iets, wat iedereen wel eens gevoeld heeft, van „dit heb ik al eer der meegemaakt. Precies zó". Maar waar en wannéér, weet je niet. Wat Josje wél wist was, dat haar droomfi guur op dit moment voor haar ogen gestalte kreeg. En een gezicht. Hulpeloos en bijna verschrikt lag haar blik gevangen in de grijze ogen van de nieuwe leraar. Ze voelde zich vuurrood worden. Dat was altijd zo iets verschrikkelijks dat blozen! Ze had niets liever gewild, dan dat de grond zich boven haar sloot, dat ze had kunnen wegkruipen. Maar tegelijk had ze heel dicht bij hem willen gaan staan. Hij begon tegen haar te glimlachen. Hij zei: „Jij bent zeker onze Benja min, he?". Josje hield over het alge meen niet van zulke grapjes. Ze kon het niet goed uitstaan dat ze altijd voor nóg jonger werd aangezien dan ze was. Maar van hém hinderde het niet. Hij zei het niet spottend of kleine rend. Het klonk van hem eerder als een soort liefkozing. Vreemde emoties begonnen zich van Josje meester te maken in de weken, die voorbij gingen. Het leven werd op windend. Altijd had je iets om naar te verlangen en naar uit te kijken: de En gelse lessen. Of je kon hem zomaar op de gang tegenkomen! En in ieder ge val waren er iedere avond voor het in slapen die zalige ogenblikken, dat ze zijn gezicht heel duidelijk voor zich zag en het helemaal voor haar alleen was. De doorschijnend lichte ogen, de grijzende slapen. Gedurende de lesuren was het of er zich een stille intimiteit tussen hen weefde, zonder dat ze ooit met elkaar alléén gesproken hadden of hij ook maar enig onderscheid maakte tussen haar en de andere leerlingen. De eer ste weken, ja zelfs maanden, verlang de Josje niets anders, dan stilletjes vanaf haar plaats naar hem te kun nen kijken en over hem te dromen. Maar nu zou het gauw weer decem ber zijn. De feestdagen naderden. De oude onrust kwam terug. Pijnlijker, heviger dan ooit tevoren. Ze wist niet waarom. Op een dag had ze na schooltijd nog wat op te ruimen in haar lessenaar. Maar toen dat klaór was, kon ze er toch nog niet toe besluiten, weg te gaan. In haar bank bleef ze zitten dro men. Het lokaal was leeg. Het hele ge bouw was zo stil, dat het uitgestorven leek. Iedereen zou wel weg zijn. Hij ook. Hij zou 'n gezin hebben, zoals ie der ander. Over een paar weken zou hij Sinterklaas vieren temidden van zijn gezin en iedereen bij hem thuis zou blij en gelukkig zijn, dat hij erbij was En toen stond hij plotseling naast haar bank en hij zei; ,,Wel Benjamin, waarom zit je hier zo alleen?" „Ik ben graag alleen", zei ze en vocht met haar malle tranen. „Zal ik je een ge heimpje vertellen?" vroeg hij. „Ik mag soms ook zo graag alleen zijn. Vooral als ik een hele dag voor de klas gestaan heb". Zie je wel! Ze begrepen elkaar; ze voelden elkaar haarfijn aan! Natuur lijk had je met heel je hart behoefte aan andere mensen; maar het moes ten de juiste mensen zijn. Alsof Ijij haar gedachten raadde, vroeg hij: „Zou mijn gezelschap je hinderen?" Heel kinderlijk en heel eenvoudig ant woordde ze: „Ik vind het juist fijn, als u bij me bent." En toen werd opeens alles zó heerlijk, dat je het bijna niet bevatten kon. Hij schoof naast haar in de bank. Ze praatten over van aller lei en voor Josje was het net, of ze écht bij elkaar hoorden. Ze sloeg haar ogen naar hem op. Heel mooie, verlangende, heel kinder lijk onschuldige, fluweelblauwe ogen. Ze bleven even rusten in de kalme, grijze diepten van de zijne. De man voelde zich zonderling ontroerd. „Kind", zei hij zacht. „Wat heb je een lief gezicht. Kom laten we gaan. Ik breng je naar huis, er wacht toch nie mand op mij." Er wacht toch niemand op mij Had hij dan geen gezinMaar wat dan Om haar bevangenheid weg te praten, vertelde ze hem onderweg over moeder. Wat moeder allemaal gedaan had om haar een goede oplei ding te kunnen geven. En moeder had het allemaal alleen moeten doen, want vader was al gestorven, toen ze nog maar heel klein was. „En verlang je nooit naar een va der"? vroeg hij. „Ik weet het niet," zei ze. ,.Ik dacht van wel, maar nu weet ik het niet meer." Nee, ze wist het niet meer. Hoe kon je nog ergens anders naar verlangen, als je al zo verschrik kelijk veel gekregen had. Ze wist niet goed raad met dat gevoel van verstik kende tederheid, dat in haar ontwaakt was. 's Avonds in bed vroeg ze zich af, of dit nu liefde was? Voelde je je zó, als je iemand liefhad? Zo diep en zacht bewogen en volkomen tevre den, als je alleen maar aan hem dacht? te beter bij vader dan bij een geliefde. Én als dat andere dan niet kon, wil de ze ook best als van een vader van hem houden. „Ik zou u graag als vader willen heb ben", hoorde ze haar stem met rijke warmte zeggen. „Het moet fijn zijn, 'n vader zoals u "En tegelijk wist ze dat geen van de vaders van haar vrien dinnetjes, die ze zo vaak benijd had. haalde bij hem In de schemering trok hij haar arm door de zijne. Het was on uitsprekelijk goed tussen hen. Ze voel de zich zo veilig en beschermd en durf de geen woord te zeggen, om dit heer lijke niet te verstoren. Zacht vroeg hij; „Zal ik het je ver tellen? Aan jou kan ik wel vertellen, waar ik nooit met iemand over praat. Ze zou net zo oud geweest zijn, als jij nu. Ze heette Karin en ze was zo'n mooi, lief en blij kind. Je doet me aan haar denken. Niet omdat je bepaald op haar lijkt. Maar je hebt datzelfde ongerepte; dat warme en spontane, of je het hele leven wel in wilt drinken. Én ook dat reine en onschuldige, dat maakt, dat niemand je ooit maar kwaad zou kunnen doen. Ze was 13 toen het gebeurde. Vier jaar geleden. We maakten in de va kantie een grote autotocht. Wij drie tjes, mijn vrouw, ons dochtertje Ka rin en ik. Ik zat achter het stuur, toen het gebeurde. Het was niet mijn schuld, dat is bewezen. Maar wat hielp dat? Ik kreeg hen er niet door terug. Je raakt het niet meer kwijt, hoe ze daar lagen Ze hebben het niet overleefd. Mijn vrouw niet en Karin niet. Alleen ik moest verder leven. De wonden helen natuurlijk op de duur, maar de nachten zijn soms nog wel erg. Dan zie je het weer voor je..,, tk ben blij, dat' ik jou heb mogen vin- de Je hebt iets van haar terugge bracht. Maar zonder pijn. Ik wist het dadelijk, toen ik je zag." „Ik wist het ook dadelijk", fluisterde ze. Meer wist ze niet te zeggen. Ze was nog zo jong en bevangen. Hoe zou ze hem in woor den kunnen laten weten, dat ze hem begreep en graag wilde troosten. Maar het zwijgen tussen hen was niet be klemmend. Al lang tevoren was er iets tussen hen overbrugd. ,,Wat is het voelen", zei hij na een poos. Ze hield onbeschrijflijk veel van hem. Haar hart liep er van over. Het gaf niet, hoe ze van hem hield, als van een geliefde of van een vader, als ze maar goed voor hem mocht zijn. Ze hoefde niets anders te wezen dan een klein meisje, dat hem aan Karin deed denken, zo dat hij er troost uit kon putten. jes aan, die aan de gloed van kaarsen deden denken. daar komt het immers bij uitbundig snoepen wel op neer! Wat we daarnaast nodig hebben als energiebron en tevens als opbouwma- teriaal zijn de eiwitstoffen van melk en karnemelk, van vlees, vis en eie ren. Bovendien moeten flink groente en iedce dag ook wa' vers fruit wor den gebruikt, om te voorzien in de toevoer van minerale zouten van vita mine C, terwijl de voorziening met de verdere vitamines eveneens slechts i- gewaarborgd als er zeer gevarieerd voedsel op tafel komt. Dik, maar ondervoed! Iemand die zich eenzijdig voedt is eigenlijk ondervoed! Hij kan dan wel dik zijn maar hij komt geregeld een aantal onmisbare voedingsstoffen te kort Daar komt nog bij, dat corpulent- heid tegenwoordig onesthetisch wordt gevonden en dat wat nog erger is, vet zucht op zichzelf schadelijk voor de gezondheid is, voornamelijk doordat daardoor de functie van het hart en de bloedvaten wordt belemmerd. Het beste is vanzelfsprekend om het niet tot dik-worden te laten komen, ook niet in de Sinterklaastijd, Matig gebruik van de speciale lekkernijen verhoogt het genoegen en de gezellig heid in het gezin, maar overdrijving wordt de oorzaak van bedorven magen of van ongezonde vadzigheid. Roer om! Wie niet zo wijs is geweest dit te voorkómen, zal er goed aan doen zijn levenswijze radicaal om te schakelen zodra de feestdagen voorbij zijn. Liever na Nieuwjaar dan helemaal niet. maar nog lieyer na 5 december dan na Kerstmis! Voor de kinderen dreigt niet zozeer het gevaar van dik worden: hun stofwisseling weet meestal beier raad met de overmaat aan vette en zoete snoeperij dan die van hun ouders Toch moeten zij niet wennen aan de schadelijke gewoonte van het snoe pen. Krijgen ze, in de weken vóór het Sinterklaasfeest af en toe al een aar digheid in hun schoentje, laat het dan ook eaus in plaats van marsepeinen fruit een lekkere appel of echte sinaasappel zijn. En laat de verrassingen op de dag zelf meer bestaan in leuke kleine ge schenken, dan in taai-taaipoppen, reu zesuikerbeesten en letters van choco la. Dr. H. W. Scalogne. (Nadruk verboden). En zo is het gebeurd, dat Paul Ste vens op Sinterklaasavond in vol ornaat zijn eerste entree maakte in het huis van Josjes moeder en dat deze Sin terklaasavond een keerpunt in het le ven van drie mensen werd. Ofschoon Josje werkelijk de leeftijd ontgroeid was, om aan Sinterklaas te geloven, was ze bereid het voor deze keer nog éénmaal met volle overgave te doen. Immers alléén Sinterklaas is in staat om je allerstoutste en vrijwel onmo gelijke wensen in vervulling te doen gaan. Het werd zomer vóór mams en Paul gingen trouwen. Maar evengoed heeft Josje op die mooie huwelijksdag heel zachtjes in zichzelf: „Dank je Sin terklaasje" gezegd. Het gebeurde nu wel eens meer, dat hij met haar meeliep na schooltijd. Ze had hem ook al toevertrouwd, hoe ze opzag tegen de naderende Sinterklaas avond. Toen hadden er pretlichtjes in zijn ogen geblonken en hij had ge vraagd: „Je hebt toch geen kwaad ge weten, dat je bang moet zijn voor Sin terklaas?" Het was afschuwelijk, dat ze altijd zo moest blozen. Dan voelde ze zich hopeloos kinderachtig en scho ten haar iedere keer de tranen naar de ogen. „Dat is het niet," bracht ze er met moeite uit. „Maar zulke avon den met zijn tweetjes alleen, moeder en ik, dat is toch niet echt Bij 't zien van haar hulpeloos gezicht je veranderde de uitdrukking op het zijne en werden zijn ogen heel zacht. Hij zei: „Weet je, dat ik jou tot doch- er zou willen hebben? Je weet niet. hoeveel herinneringen je in me wakker maakt en hoe ik me daardoor aan je ben gaan hechtenZijn dochter? Dit woord zou een illusie in haar stuk moeten slaan. Maar dat deed het niet. Ineens wist ze, dat het óók goed zo zijn, als een vader aan hem te den ken. Een inniger band dan tussen va der en dochter bestond er immers niet. Hij had ook al grijze slapen. Dat pas- Is het zwartkijkerij als wij ouders grootouders en liefhebbende andere familieleden waarschuwen tegen het cadeau geven van bepaald speelgoed? Wij geloven van niet. Het is van groot belang, dat kinderen het juiste speel goed krijgen en daarom mogen we er zeker allereerst wel eens bij stilstaan of sommige moderne en ouderwetse bedenksels van de fabrikanten mis schien schadelijk voor de jeugd kun- goed, weer vrede te nen zijn. Eigenlijk een vreemde kwestie: wie speelgoed maakt doet dat in de hoop het te kunnen verkopen en degenen die het aanschaffen verwachten toch, dat de kinderen er plezier van zullen hebben, maar niet dat ze zich er mee zullen verwonden of vergiftigen Een minimum-eis luidt werkelijk dat speel tuig ongevaarlijk moet zijn! Uit de diepte van deze overstelpen de gewaarwordingen durfde ze het op eens te vragen: „Als u toch ook alleen bent, waarom komt u dan niet bij ons Sinterklaas vieren? Mams wil u vast graag leren kennen.. Ik heb al zoveel over u verteld." „En ik wil jouw mams graag leren kennen, naar wat je me van haar verteld hebt. Boven dien moet zo iets liefs als mijn klei ne Josje wel een héél lieve moeder hebben". Op dat ogenblik flitste er iet» door Josje heen, dat bijna te fantastisch was om te verwerken. Mans en hij...... als ze elkaar werkelijk eens heel lief gingen vinden? Als ze met elkaar wilden trouwen Dan werd hij echt vader. Dan zou ze hem nooit meer hoe ven missen. En hij zou niet meer een zaam zijn. En mams zou na al die jaren van moeite en zorgen óók het geluk weer vinden. O, ze zouden alle drie ongelooflijk gelukkig worden. Struikelend over haar woorden van opwinding, begon ze: „Ik weet wat u komt bij ons voor Sinterklaas spe len. Dan is het pas echt een verras sing voor mams. Ik geef u de cadeau tjes en u komt ze brengen. Verkleed natuurlijk. Mams zal er niets van snap pen. Wat zullen we een pret hebben. Dan is het pas echt Sinterklaas. En dan blijft u natuurlijk de hele avond. En later vertellen we aan mams. wie u bent Haar hele gezichtje straalde en in de We noemden al enkele algemene schadelijkheden, maar niet iedereen kan zich daarbij iets voorstellen en we zullen dus eens onder de loep ne men wat er zoal voor gevaarlijks in een speelgoedwinkel kan liggen of door de jongelui zelf geknutseld kan wor den. Op giftigheid moet men aller eerst bedacht zijn wanneer kleurstof fen worden gebruikt: afgevende verf op slordig gemaakte wagentjes, ballen, tollen en poppen, maar ook wel kleur- krijtjes, die door kleine kinderen in de mond worden gestopt. Het maakt met de schadelijk heid of gevaarlijkheid van speelgoed soms wel veel verschil voor welke leeftijd het bedoeld is. Oudere kinde ren, die al op school gaan zullen ver standiger met gekleurd materiaal om gaan dan hun kleine broertjes of zus jes. Dat geldt ook voor het hanteren van beitels en scharen. Grote kinderen kun nen dikwijls erg gelukkig worden ge- ogen van de man gingen warme licht- maakt met goede spullen om zelf te timmeren en te handwerken. Wie zijn zoons en dochters dit genoegen wil gunnen, moet zich er terdege reken schap van geven of ze daar al rijp voor zijn. Zo ja dan niet aarzelen en echt degelijk materiaal kopen, ook al is dat meestal vrij kostbaar. Kleintjes zijn soms ook wel tevreden met een schaar van plastic, maar echt bruikbaar als werktuig is zoiets natuurlijk niet! T. a. v. het aanschaf fen van een stevig padvindersmes moet men lange tijd terughoudend blijven, ook al zou het nóg zo'n hartewens zijn. En zeker moet er op worden toege zien, dat allerlei scherpe voorwerpen, gereedschapsdozen en knutselbeno- digdheden, die toebehoren aan de oud ste kinderen van een gezin, niet rond slingeren op plaatsen, waar de kleu ters ze in handen kunnen krijgen. Een afzonderlijke plaats neemt het schiettuig in, dat bestaat van de meest onschuldige vormen tot aan tamelijk bedenkelijke toe. Te allen tijde is na tuurlijk paffen en knallen bij de jeugd populair geweest. Het hoort bij het ro- vertje en cowboy spelen en geen en kele echte jongen zou dat willen mis sen. Maar tegenwoordig maken "e het daarmee toch wel erg bar. Niet alleen dat sommig schiettuig directe schade en verwonding (ogen!) kan aanrichten, maar er wordt té .natuurgetrouw" gedaan en té gemakkelijk mee omge gaan. In ieder geval moeten wij ons niet gedragen of wij moorden en overval len plegen óók zo vanzelfsprekend vin den, maar laten we proberen de jeugd van de straat en uit de bioscoop te houden door hun iets anders aan te bieden hetzij thuis of op sportvelden en bij jeugdverenigingen, ze iets te laten doen wat ze even leuk of leuker vinden dan straatschenderij en waarbij hun lichaam en geest zich ge zond kunnen ontplooien. Dr. Afr. Briede. (Nadruk verboden).

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1959 | | pagina 17