Jn die strijd herleven
uit het roemruchte
de helden
verleden
Uit het GRAND-GUIGNOL klinken
schrille kreten en doffe knallen
Maar grote kunst is er niet meer bij
I
m
My fair ladyblies de doedelsak
terwijl sij voortjoeg op haar waterski's
■A
Zalm en forel
ffiöIRD GUIGROE
BLOED STROOMT OVER HET TONEEL
Parijs' griezeltheater houdt
zich met moeite staande
MMp
Bi m i
1
SS
cw uot een trillende, gekmakende
hi»iohun krijgsmelodieën pijpén, nog
trh n hit bet „auld lang syne". Zij
ais de strijders die zich achter
Prince Charles Edward Stuarts
T gu,rc* schaarden, toen die van glenn
Öo 6 rn>n trok, uit iedere clan de weer-
?nen oproepend die met hem
mi
V B
ZATERDAG 16 JANUARI 1960
PAGINA 11
WÊ«
iwi
-<« -
kracht en behendigheid vereist is.
port is een van de zaken waarmee de Schot ernst maakt. Zo
behoort, in een andere orde, ook het drinken van bier en
whisky tot het complex van zijn overtuigingen. Dat kan men
aan de wijze waarop hij, van Midlothian tot Sutherland, zijn
I opheft; men voelt het in de „pubs deze contemplatieve insti-
a voor „serious drinking". Zo maakt hij ook ernst met de historie
Raar verdichtsels. AI ziet de vreemdeling keer op keer vergeefs
'?r het dak van de nederige St.-Margaretkapel in Edinburgh, de
v aot zal volhouden dat sinds de dagen van Macbeth en Malcolm III
II Pur tot uur vogels cirkelen om deze geheiligde plaats.
sport past dus in het ernstig geloven van de Schot. Zij is niet,
S hij ons, een bedrijf dat eigenlijk maar net zestig jaar is, maar
k Aangelegenheid met een eeuwenoud verleden. Sport is voor hem:
J bewijzen aan de helden en sterken, vriendschap aan allen uit
v sfreek, bewondering voelen voor de krijgslist, de moed toejuich
en
een verwerkte nederlaag en de vreugde van de overwinning
en dat alles zonder te beseffen dat men zelf een van die belden
11 berken is.
aarafftwr;
entree
n de kleine Parijse Rue Chap-
tal klinkt duidelijk hoorbaar
een schrille kreet, lang en
doordringend, als van een mens
in doodsnood, even later gevolgd
door een doffe knal, die heel sterk
doet denken aan een pistoolschot.
En toch trapt de surveillerende
politieagent het kleine steentje
rustig verder voor zich uit en slaat
ook de dikke man in de deurope
ning van zijn café geen enkel
alarm. Hij werpt een veelbeteke
nende hl ik op zijn reusachtig pols
horloge, alsof hij zich wil overtui*-
gen van iets dat hem door de
kreet en het schot al duidelijk
werd, namelijk dat de avond ge
vorderd is tot elf uur. Straks zul
len in dat sombere, ietwat afge
legen gebouwtje tegenover hem
de lichten aanspringen, de deu
ren opengaan en enkele tiental
len mensen het smalle straatje
vullen met hun opgewonden ge
praat over al dat gruwelijke, dal
zij in een paar uur tijds hebben
meegemaakt. Pas als dan de laat
ste voetstappen zijn weggestor
ven, zal hij op de toog van zijn
vervallen établissementje twee
glazen pernod klaarmaken. Hij
weet, dat twee slecht afge-
schminkte mannen die met enkele
teugen zullen ledigen. Dat is nu
eenmaal de gewoonte van de
„giller en de „schutter", de en
gerds van het Grand-Guignol-
■"vA
ÉliW*
mmm!Ë
theatertje, die elkaar avond aan
avond vermoorden, omwille van
hen, die zo dolgraag eens echt
willen griezelen.
De Schotse krijg werd sport
ïiT
- f 1
e Schotse sport, die op de krijg gelijkt, zijn de sporters helden en geweldenaren. De foto links spreekt op dit punt
v zich. De visser rechts spreekt minder sterk tot de verbeelding. De ervaring echter leert, dat daarvoor nog grotere
kracht en behendigheid vereist is.
land en Noorwegen zijn instructeurs
gerekruteerd en er wordt thans, tot
elke avond een glorieuze purperen
gloed over de toppen valt, geoefend
en gedraaid om de in het verschiet
liggende insignes te behalen.
Als straks al de eerste geuren van
horting en mirte de lucht beademen,
komen in diezelfde bergen, maar ho
ger, de jongelieden met hun nylon-
touwen, stijgijzers en houwelen. Het
zijn uitdagende bergen; de namen van
hun pieken Lairig Ghru, Beinn Mac-
dhui, Braeriach, Cairn Toul, lokken
als de Lorelei. Ooit zijn hier giganti
sche brokken uit de bergflanken ge
broken, maar nu liggen hier de meeste
stenen voor altijd vast. De nieuweling
kan zich hier vrij zeker voelen, ware
het niet, dat andere dreigingen op de
loer liggen. Plotseling kan hier, ook
's zomers, sneeuw vallen, kan een
dikke mist opsteken of zonder waar
schuwing een hurricane losbarsten.
Zonder gids, kaart, kompas, extra
voedsel en kleren moet men hier niet
op stap gaan. Beneden heeft men geen
idee van het nog slapende geweld,
boven kan men, staande in de zon,
soms op drie verschillende plaatsen
in de verte slagregens zien neerstor
ten: dan beseft men misschien wel dat
men met een ongekend grillige natuur
te doen heeft. Brittannië's hoogste
top, Ben Nevis, wordt zelfs door een
Himalayaklimmer gerespecteerd, laat
ons die dus maar niet aanbevelen.
In hetzelfde seizoen zijn ook de wa
tersporten van Schotland begonnen. In dit
verband moeten wij onmiddellijk aan
enige van die stoere, kameraadschappe
lijke Schotten denken, heiden van het
land, als de grote, sterke Ewan Camé-
ron, de hoteleigenaar uit Lochearnhead,
die in één vakantie de spieren van zijn
gasten zo staalt, dat Ze op hun water
ski's als scheermessen over het spat
tende water van het grote meer razen.
Men moet Ewan Cameron zelf eens zijn
gang zien gaan, of anders zijn blonde
rivale, wier naam wij niet konden ont
houden, maar die wij voor het gemak
„My fair lady" noemden. Men heeft ons
verteld, dat zij het kampioenschap voor
dames gewonnen heeft, terwijl zij op de
lange latten voor de ogen van de jury
een arabesk in het water trok.
Jock Kerr Hunter, even trouw aan
zijn gastvrije man'ieren als aan zijn
lichtgroene kilt,, is een andere favo
riet van ons. Hij is directeur van de
Schotse raad voor de ontwikkeling
van de sport, maar het zeilen heeft
pas echt zijn hart. Nu moet men aan
zeilen niet zozeer denken als een ge
noeglijke, frisse allemanssport, ook al
is het evenals de andere sporten in
Schotland niet duur en al kan ieder
(voor alle sporten) zijn materieel en
uitrusting tegen zeer redelijke bédra
gen huren. Neen, men moet denken
aan die grote oceaanarmen die te
midden van de heuvels ver het land
in reiken, aan de straffe zeewind.
Men moet zich de weidse Clyde voor
ogen houden, waar men zich op een
gegeven moment een Viking gaat wa-
Zie hoe deze kerels, als boomstronken
zo knoestig, elkaar nu bekampen, hoe
ze springen en rennen, de hamers als
projectielen wegslingeren, de zware
heipalen met oerkracht naar de eind
streep torsen, hoe verwoed zij klimmen
en hoe behendig zij op hun paarden
Zijn.
De krijg van vroeger heet nu sport.
De trotse, roekeloze en kameraadschap
pelijke Hooglander heeft er, buiten zijn
traditionele spelen om, wat moderner
vormen aan gegeven en namen als
jacht- en dinghiezeilen, ponytrekking,
waterskiën. En hij is weer intensief
gaan vissen op forel en zalm, kanoën
door stroomversnellingen, klimmen naar
steile bergtoppen. Hij coquetteert er
sinds enige jaren mee, ten behoeve van
de vreemdelingenindustrie. Maar is het
een wonder dat de vreemdeling, door
deze sporten aangetrokken, hier de
krachtige impuls van het land en zijn
verleden voelt, en ze als een sensatie
ondergaat. De eindeloze hei met tussen
de zwerfkeien nog het bloed uit het
wrede verleden, de hellingen met pijn
bomen en zilverberken, de lochs als
gevuld met de tranen van een mateloos
verdriet en de rappe, bochtige stromen
die met hun water het telkens nieuwe,
vruchtbare leven aanvoeren, het is een
groots en aangrijpend decor, al is het
arama al lang uitgespeeld.
Nu zijn de bomen berijpt en de ber
gen bedekt met sneeuw. De sneeuw m
de Cairngorms, het hoogste berggebied
van Groot-Brittannië, ligt er langer
dan in Zwitserland en Oostenrijk, tot
april en misschien wel mei. Men heeft
zich gehaast hier het skiën in te voe
ren, bouwt naarstig wat ski-wegen en
stoeltjesliften. Uit Oostenrijk, Zwitser-
waterskiën behoort tot de in
a^rto geliefde en veel beoefende
St/1' Met gratie en bravour schieten
ers in een vaak aany staan jagende
vaart over het water.
er om dat men eerbiedig het
it6 Vt, taPijt van St. Andrews betreedt,
ty®nsrabelste van alle golflinks in
Dit domein van het meer
Wipyeehonderd jaar oude Royal and
is het Mekka der golfspelers.
J *1 rt niet in hel midden te bren-
h?8 het kolven in friesland van
kU!wUcler oorsprong is. Want St. Ati-
kAj.-' met relieken omkranst, is de
5>at van golf. Trouwens, Wat zou
i« ar i friesland spréken in een land
ti -Nn golflinks gezamenlijk evenveel
t^clevi beslaan als de weilanden en
t® i-'bikten voor het vee, waar men
•t. twee Schotten één golfspeler
Ojj.
'°B'- $e zin voor sport te begrijpen
Si
5'e töt het wezen der Schotten
kan men, nog beter dan een
opwandelen, de volksspelen in
nden bijwonen. Want dan aan-
U men, terwijl de stram exer-
>k e doedelzakbands in hun bonte
"■«Selsi
e troon moesten, heroveren.
nen, omdat men weet: nog twee of
drie landtongen en dan alleen maar
water, zee tot Labrador toe.
Ponytxekking is in korte tijd als
een van de grootste attracties ont
dekt. Eenieder voelt zich na een uur
vertrouwd met de sterke, vriendelij
ke dieren, die met hun luie pas feilloos
de met gras overgroeide oude kudde
sporen volgen, elke handicap in het
bergland veilig en onverstoorbaar
overwinnend. Voor wie wat geoefen
der is op een paard en liefhebber van
kamperen is het „trail-riding" inge
voerd. Men herbeleeft daarmee zijn
avanturen uit zijn meest geliefde jon
gensboeken van vroeger. Het zijn, zou
men kunnen zeggen, strooptochten,
jachten op wild en o zoet gekoes
terde, nooit gestorven illusie op
bandieten. Elke avond belandt men
in eert andere ,,inn", of bij afwezig
heid daarvan, in een gereedstaande
caravan. Het is Stuart Mcintosh in
Edinburgh die deze tochten als eerste
heeft ingevoerd en daarvoor vurige
IJslandse pony's heeft laten komen.
Met hem kan men ervaren hoe onder-
bevolkt de Hooglanden wel zi)n.
In Schotland dient men nog een an
der slag helden dan die van de spelen
te erkennen, nl. de zalm, de zeeforel
en de bruine forel, zij zijn de edellieden
onder hun soortgenoten en zullen, ver
schalkt op hun rotsachtige bed, vechten
tot het laatst, tot ze wild happend met
hun scherpgetande bek aan de spies
kronkelen, 's Avonds aan hét diner ziet
men deze tegenstander terug, maar nu
getemd, gekortwiekt, zonder dat een
smeuïg sausje hem in zijn kracht be
ledigt. Voordat men met hem in het
strijdperk kan treden, zal men toch een
vr;j lange training onder bekwame lei
ding moeteh qpdergaan. Natuurlijk,
iedereen kan wel met een hengel in een
bootje gaan zitten of met laarzen tot
de heup in de woelige spoelende rivier
stappen. Zelfs zou men met enige hulp
zo'n geangeld vliegje met van die
mooie namen als Hairy Mary, Brave
John, enz. aan een nylon draad kunnen
knopen. Stel desnoods hét onwaar
schijnlijke geval dat men bij een of an
dere toevallig gelukte worp een dutten
de, domme forel tot bijten verleidt, dan
zal men toch al direct in het komende
gevecht als Jonas belachelijk gemaakt
worden. Zalm en forel vissen is hoge
school, zelfs voor vele volhardende vis-
liefhebbers onbereikbaar. Wij weten
dat er jaarlijks uit Nederland heel wat
naar Joegoslavië of naar Noorwegen
trekken om het te proberen. Meestal
met póver resultaat.
Men gaat bemerken met welk een
kunst men te doen heeft als men onder
de hoede van een van die befaamde
Schotse instructeurs geweest is. Tom
my Edwards bijvoorbeeld, deze listi
ge. pekelharige duivel uit Lochinver,
of McLaren, die met 58,5 meter we
reldrecordhouder is in het werpen
met zalmvliegen, of de eeuwig met
een Sherlock Holmes-petje bedekte
mr. Stewart Ritchie uit Affric, die het
bestaan heeft tien zalmen op één dag
te vangen: om hen zijn al vele vis
serslegenden geweven. Er is reden
deze legenden serieus te nemen, se
rieus als de whisky, waarover Robert
Burns al zong: „O thou, my Muse,
guid auld Scotch Drink." En zo se
rieus als de sport.
HENK SUèR
AHTISTES
Het Parijse griezeltheatertje G-rand-Guignol.
N ..v V.
f
Skiën in de Schotse Hooglanden is een veel geliefde sport, waarvoor men grondig wordt voorbereid en getraind.
De gebochelde schurk, die vrouwen ontvoert, het geraamte, de pistolen, de mes
sen, de schaar, de spijkers, het machinegeweer en de man met het wanhopige
gezicht, dit alles speelt een rol in de drama's, die in het Grand Guignol-theater
aan de lopende band. worden opgevoerd.
tal bereikte het toppunt van zijn
roem. De grootste acteurs beschouw
den het als een hoge eer om daar
op het krappe toneeltje elkaar op de
meest afschuwelijke wijze „toe te ta
kelen" ten gerieve van een goed pu
bliek, dat de kundig in elkaar ge
draaide griezelwerkjes „savoureer
de" met zichtbaar welgevallen.
Langzaam maar zeker 5s de roem
van Grand-Guignol gaan tanen. Er ont
stond een geweldige concurrentie in
de vorm van griezelfilms en daarte
gen moest zij het tenslotte afleggen.
De vampiers en de monsters op het
witte doek wonnen het van de gebo
chelde schurk met 3e zwarte lap op
zijn rechteroog, die vrouwen ontvoer
de, hen met zwepen sloeg en met mes
sen stak. Grand-Guignol werd een stuk
vergane glorie, waarvoor zich nog
slechts de Parijse faubourgs, de bewo
ners van de randgemeenten, provincia
len en de vreemdelingen interesseer
den, welke laatste groep meestal niet
verder kwam dan de noge, sombere
hal van het oude kapelletje en een
nieuwsgierige blik in het kleine zaal
tje, omdat dan voor hen de curiositeit
er wel van af was.
Overdag toont het zich als een schat
van een gebouwtje, het kleine theater
tje, dat met zijn lichtgele tint heel On
schuldig aandoet. Als wij de stokoude
concierge moeten geloven, is dat ook
niet zo verwonderlijk, omdat het des
tijds gebouwd is als kapel. De goede
père Didon hield er gevoelige preek-
jes, maar daarvoor bestond tenslotte zo
weinig belangstelling, dat men de eiken
houten poortjes maar sloot. Een nieu
we bestemming voor het kapelletje was
echter gauw gevonden. Zonder veel
aan het interieur te veranderen, kreeg
men een prachtig expositie/aaltje. En
Om de overgang niet at te groot te
maken bestond de eerste tentoonstel
ling uit een verzameling religieuze
kunstvoorwerpen. Toen men daar op
uitgekeken was, brak er weer een
moeilijke tijd aan voor het knusse ge
bouwtje, dat door een nogal lange op
rijlaan bijna geheel schuil gaat achter
de asgrauwe gevels van de Rue Chap-
tal. De vermaarde schilder Roche-
grosse vond het een uitstekende ruim
te om er rustig te kunnen werken en
zo werd de derde bestemming die van
atelier, Rochegrosse hanteerde de
kwasten in alle rust en voltooide er en
kele van zijn vermaardste doeken, tot
dat omstreeks 1895 de theaterman
Maurice Magnier het oude kapelletje
„cntdekte".
„Une salie de spectacle" riep hij
enthousiast uit en binnen niet al te
lange tijd had Parijs er een klein,
maar fijn theatertje bij. „Théètre-Sa-
lon" heette het en de eerste bezoe
kers zagen er „Chand d'Habits", de
fameuze pantomime van Catulle-Men-
dès. Een jaar duurde dit slechts,
want toen verscheen de man die het
oude kapelletje een naam bezorgde,
welke grote bekendheid kreeg: Max
Maurey. Hij vond de juiste formule
voor het grote succes van Grand-
Guignol, oftewel „Grote poppenkast",
door er de vreselijkste drama's af te
wisselen met de vrolijkste comedies.
Grand-Guignol werd een sensatie
zonder weerga. Het veroverde stor
menderhand het grote Parijse publiek
en zijn naam kreeg ook buiten Frank
rijk bekendheid. Zo kon het gebeu
ren, dat in de twintiger jaren onder
de grote Willem Royaards in de Hol
landse Schouwburg aan de Plantage
,.het grand-guignolesque" griezelstuk
Huis der duisternis werd gespeeld.
Het kleine theatertje in de Rue Chap-1
Voor Grand-Guignol braken mage
re jaren aan en nog altijd is de situa
tie heel précair. Men heeft al van al
les geprobeerd, het roer zelfs tótaal
omgegooid door ai die griezelari) op
te geven. Grand-Guignol werd het
theater van de jonge artiesten. Daar
konden zij debuteren met luchtige
stukjes en het publiek zou er voor
weinig geld hartelijk kunnen iachen.
Maar deze plannen eindigden in een
grandioze debécle. De lachertjes de
den het niet en voor de jeugdige be
ginnelingen bestond niet de minste
belangstelling. Sinds enkele wéken nu
hanteert de directrice, madame Chris-
tiane Wiégant, weer de oude formu
le van de jrama's. zij het dan nu
met bescheiden materiaal. Zeker tot
de uitrusting van Grand-Guignol be
hoort nog altijd een indrukwekkende
verzameling messen, scharen, tan
gen, priemen, naalden, beugels,
klemmen, revolvers, pistolen, kara
bijnen en zelfs machinegeweren, en
er hangen in de oude stoffige kast
achter het toneel nog twee geraam
tes, maar het zijn niet. meer de gro
te rqcnsen uit het vak, die ze gebrui
ken; de „sterren" waarvoor zich des
tijds de Parijzenaars naar Grand-
Guignol spoedden en soms dagen van
tevoren in de rij gingen staan, om
dat het zaaltje maar nauwelijks 300
mensen kan bevatten. Zeker, de Vier
mannen en de drie vrouwen, nu de
vaste artiesten, doen hun uiterste
best en vaak genoeg hebben zij nog
succes, maar de allure, de grote
kunst van zo'n 30 jaar terug, is er
niet meer bij. De sterren van toen
hadden geen strip-tease nodig. Voor
hen stond men in de rij en thans is
men al blij als het zaaltje redelijk
gevuld is.
Wij hebben een avondje in Grand-
Guignol meegemaakt, bij de hoge
kassa op een soort panorama'tje onze
plaats zorgvuldig uitgezocht en in de
hal kennis gemaakt met madame Wié
gant, een rasechte Parijse, met haar
enigszins afgedragen bontmantel non
chalant over de schouders, een sigaret
achteloos tussen haar sterk gekleurde
lippen. Tachtig pet. van de Parijse
theaters hebben vrouwen als directri
ces. Zij zijn vaak harder dan hun man
nelijke collega's en hebben een gevoel
van intuïtie om bij he. zaken doen
steeds de juiste beslissingen te nemen.
Madame Wiégart is een van hen; een
meedogenloze vrouw, hard voor haar
personeel, hard voor zichzelf. Haar
ogen gingen voortdurend langs ons
heen. haar het kleine spichtige vrouw
tje achter de hoge kassa, dat af en
toe met beide handen naar haar keel
greep, als wilde zij met dit voorproef
je van griezelen de laatste aarzeling
bij enkele nieuwsgierigen wegnemen'.
Madame Wiégant ontging niets, elk
kaartje dat verkocht werd, elke bezoe
ker van haar theatertje werd geteld.
Zij gaf de moeilijkheden ronduit toe.
Met een zware, hese stem vertelde zij
over de concurrerende films, de ver
wende Parijzenaars, die het allemaal
ai een keer gezien hebben en het daar
bij willen laten, over haar rotsvast ver
trouwen in het ware toneel van haar
artiesten, waarvoor gemiddeld 1.000
francs pér kaartje toch echt niet te veel
gevraagd is, vooral niet wanneer men
bedenkt, dat daarbij is inbegrepen dat
zij die flauw vallen worden bijgebracht
met goede parfum en koffie, door haar
ouvreuses, die daarin zeer bedreven
zijn.
Messen en bloed
In het kleine zaaltje, waar de hou
ten engelen langs de muur plechtig op
ons neerkeken, hebben wij dan gegrie
zeld. Alleen met onszelf, in een van de
vijf nisjes achterin, die door gaaswerk
van de overige ruimte zijn gescheiden.
Van daaruit hebben wij gezien hoe twee
louche kappers hun reusachtige scheer
messen in de kelen van luid gillende
cliënten drukten, totdat hun helderwit
te schorten waren besmeurd met bloed,
vol ontzetting aanschouwd hoe een mes
tergend Jangzaam in een bovenarm
werd gestoken en toen net zo lang werd
doorgehaald tot het er bij de pols weer
uitkwam, bleek en ontdaan beleefd hoe
een boofd zonder enig commentaar tus
sen een bankschroef werd geklemd,
waarna een bijzonder sadistisch man
netje de schroef doordraaide, onder het
afschuwelijk gekerm van zijn slachtof
fer, die ofschoon het dezelfde was
van het mes opnieuw vele liters
bloed duidelijk zichtbaar prijs gaf.
Natuurlijk geschiedde dit alles in
étappes en kreeg men echt wel de ge
legenheid om na iedere opwindende
scène bij te komen Daarvoor werden
op bepaalde tijdstippen, net als in het
Amsterdamse Centraal Theater, de
gordijnen en de deuren langs de zij
kant van de zaal geopend en kon men
elkaar in de hal „kleur bekennen". Pas
dan viel op, dat ook hier alles rood
was. De muren, de deuren, de vloei
en zelfs de bar waaraan men zijn dro
ge keel kon verfrissen, was van een
diepe bloedrode kleur. De buffetjuf
frouw keek ongeïnteresseerd rond en
de juffrouw van de garderobe gaapte
luid. Haar voet stampte mee op de
maat van pittige marsmuziek, die uit
de luidsprekers klonk, zoals dat ook
in de rust tijdens voetbalwedstrijden
gebruikelijk is.
De films mogen dan vandaag de da"
tot heel wat in staat zijn, wij beken
nen eerlijk, dat wij op het witte doek
toch nooit zoveei griezels en gruwels
bij elkaar hebben gezien als op deze lu
gubere avond in het Grand-Guignol. In
ons donkere nisje zijn wij witjes wegge
trokken, terwijl de rillingen elkaar na
joegen over onze rug. Bij de „Loterie
de la- Mort konden wij het nog uit
houden, maar b\j het bloedbad van ,,La
rage au ventre", zyn wij weggesneld,
de lange donkere oprijlaan af, waar
allerlei schimmen dreigend op ons af
schenen te komen, Pas toen we aan de
overkant in het oude cafeetje op een
stoel ploften, wisten wij, dat we dit
griezelige avontuur hadden overleefd.
HAYE THOMAS