In. winterverblijf te Valkenburg
CIRCUSARTISTEN OP HERHALING
KLANTS DRESSUURSCHOOL houdt
het aantal dompteurs op peil
Dierentemmersvak is meer
hard dan avontuurlijk
D
Wanhopige pogingen
tot uitbraak
Tienduizenden tonnen per jaar
Zwaveldioxyde en roet bevuilen
de buitenlucht
steeds
meer
Menselijke luchtwegen weerstaan de
aanval ondanks adembenemende cijfers
STANK rondom PERNIS
zeer moeilijk te verdrijven
Uil
a
II
II
Verhalen van Mar ga Minco
DE ANDERE
V B
ZATERDAG 6 FEBRUARI 1960
mim
li mmm
11 »m»M
Ifjj
II m m mm
I vmmmm
's
(Van een verslaggever)
anneer destijds de tuinders
van Beverwijk hun ver
ontrusting niet kenbaar
hadden gemaakt toen zij de ver
lepte blaadjes van hun gladiolen
en irissen ontdekten, zou men er
misschien nog geen lucht van heb
ben gekregen, dat er met de merk
waardige stof die ons tientallen
malen per minuut van zuurstof
voorziet, iets mis dreigt te gaan.
Zolang man immers niets rook,
placht men zich om luchtveront
reiniging niet te bekommeren.
Onder deskundigen begint een
ander inzicht te rijpen, nu zij
langzamerhand een idee krij
gen van de bronnen die onze at
mosfeer in meerdere of mindere
mate vergiftigen. En voor wie
mocht menen, dat het nog wel
meevalt met die luchtvervuiling,
volgen hier enkele getallen, waar
van ook die deskundigen nog ver
steld staan: De huisbrand in Den
Haag en Delft jaagt jaarlijks 6000
ton zwaveldioxyde door de schoor
stenen, in Rotterdam en om
geving zelfs nog een miljoen
kilogram méér. Daar komen nog
ruim 3000 ton roet en roetachtige
bestanddelen bij, terwijl ook de
hoeveelheid in de lucht geloosde
vliegas niet gering is: 1000 ton.
Inderdaad adembenemende cijfers,
hoewel niemand er minder om zal
inhaleren.
De gezondheid schijnt er, voor
zover we althans kunnen overzien,
geen kwalijke gevolgen van te on
dervinden en dus gaan we rustig
door met ademhalen. Maar wel
is het nuttig, dat nu ongeveer be-
kend is, welke onzuivere elemen
ten de lucht kan bevatten.
•linuneeïd kan worden. Deze fluorver-
-
U 'tó Si
rium", suikergoed voor de beren en
rauw vlees voor de leeuwen.
Ook voor onwillige kamelen is de be
loning in natura een probaat middel
om ze de wil van de temmer op te
leggen. Niemand, die dit beter weet
dan de 23-jarige dompteur Jos Uyter-
linde uit Wassenaar, die momenteel
een kamelennummer voorbereidt voor
het Duitse circus Willy Hagenbeek. Jos
Uyterlinde doet dit vrij zelfstandig,
omdat hij een van de afgestudeerden
van de Valkenburgse dressuurschool
is. Zijn leeftijdgenoot Henk Luycx uit
Schiedam is nog niet zo ver, maar hij
is hard op weg om komend seizoen
het bewijs te leveren, dat ook hij het
„diploma" dompteur waard is. In cir
cus Althoff, zo is het plan, zal hij het
tijgernummer gaan presenteren. Wan
neer hij hiertoe zonder hulp van zijn
leermeesters in staat is, dan staat dit
gelijk met wat wij zouden willen noe
men „het slagen voor zijn eindexa
men." Directeur Klant is er vrijwel
zeker van, dat leerling Luycx de ver
langde prestatie zal leveren. Net zo
goed als hij vrij gauw door heeft,
welk dier al dan niet voor de dres
suur geschikt is, zo weet hij bijna met
een onfeilbare zekerheid of een kandi
daat-leerling al dan niet dompteur zal
worden.
Het feit dat Henk Luycx toegela
ten werd tot. de Valkenburgse dres
suurschool zegt al heel wat. De
meeste kandidaatleerlingen brengen
het niet' eens zover. Zij schrijven een
enthousiaste sollicitatiebrief, maar
wanneer het verlangde antwoord niet
dadelijk binnen is neemt hun en
thousiasme voor het in hun ogen te
avontuurlijke beroep snel af. Reeds
bij deze eerste teleurstelling zien zij
van hun voornemen om dompteur te
worden af. Maar goed ook, meent
de heer Klant, want een dierentem
mer behoort allereerst te beschikken
over een grote dosis doorzettingsver
mogen.
En die eigenschap is bij Henk Luycx
sterk ontwikkeld. Zeven jaar lang
schreef hij de ene sollicitatiebrief na
de andere. Eindelijk liet de heer Klant
hem toelatingsexamen doen. Dit exa
men bestaat uit een zware proeftijd
de heer Klant spreekt terecht van een
noviciaat van een half jaar. Gedu
rende deze tijd moeten de aspirant
dompteurs heel wat onaantrekkelijke
karweitjes opknappen: stallen en hok
ken schoonmaken, ambachtelijke klus
jes uitvoeren en dieren verzorgen. Pas
wanneer zij deze proeftijd goed door
staan hebben, begint de eigenlijke op
leiding. Een groot gedeelte van deze
opleiding heeft Henk Luycx reeds ach
ter de rug. Zijn leermeesters, de heer
Klant en diens naaste assistent de heer
Jean Michon, de eerste afgestudeerde
leerling van de reeds vijftien jaar be
staande dressuurschool, die een be
kwaam en vakkundig dompteur is ge
worden. leren hem de laatste kneep
jes van het vak. Samen met Jean
Michon, die oojc deel uitmaakt van de
overwinterende dircusartisten. brengt
de toekomstige tijgertemmer uit Schie
dam heel wat uren per dag in de kooi
door. Bij hun gezamenlijk optreden
zijn leraar en leerling precies hetzelf
de gekleed. Dit is om de scherp kij
kende roofdieren gemakkelijker aan de
nieuwe dompteur te laten wennen. Pas
wanneer de dieren in dit geval zes
prachtige Bengaalse tijgers volko
men vertrouwd zijn met de nieuwe si
tuatie, breekt voor Henk Luycx de gro
te dag aan, waarop hij helemaal alleen
in de tjjgerkooi mag opereren. Lukt
dit, dan verlaat hij de Valkenburgse
dressuurschool binnenkort als circus-
artist.
Het aantal leerlingen van Erik Klant,
dat aan tournees van befaamde Euro
pese circussen deelneemt, wordt dan
weer met één vermeerderd. Sinds de
oprichting van zijn roofdierendressuur-
school te Valkenburg nu bijna vijf
tien jaar geleden is dit nog 'elk jaar
het geval geweest. Voor het hoogge-
eerde circuspubliek van internationaal
erkende ondernemingen als de Franse
circussen „Amar" en „Rancy" en de
Duitse bedrijven Frans Althoff, Willy
Hagenbeek, Krone en Roland, treden
artisten op, die het harde, maar fas
cinerende dompteursvak in Valken
burg hebben geleerd. Wel een teken,
dat Klant's dresSuurschool, waar zo
wel mensen als dieren voor het circus
worden opgeleid, in een behoefte voor
ziet. Ondanks alle sombere voorspellin
gen ten aanzien van de toekomst van
het circus maakt Erik Klant, domp
teur en inspecteur van „de Diergaar
de" te Rotterdam van origine en thans
directeur van een drievoudige onder
neming: dressuurschool, dierentuin en
dierenhandel, zich geen zorgen over
zijn school. Artistiek en zakelijk ver
antwoorde circusbedrijven zullen vol
gens hem nooit verdwijnen en derhal
ve zullen goede dompteurs steeds no
dig zijn.
Waar Erik Klant zich wel zorgen
over maakt, dat is over de exploi
tatie van zijn dierentuin. In tegen
stelling tot alle andere dierenpa"'
ken in ons land, die op de een 01
andere manier gesubsidieerd wo('
den, hetzjj in de vorm van een jaar*
lijkse bijdrage, hetzjj in de vorm va"
verlaging van de vermakelijkheid^
belasting, ontvangt zijn dierentu1"
geen steun van de gemeentelijk®
overheid. Elk jaar dient hij subsidic'
aanvragen in bjj het gemeenteb®'
stuur van het druk bezochte toeris'
tenoord Valkenburg, maar tot
nu toe steeds tevergeefs. Zo gaim
het nieuwe toeristenseizoen aanbreek"
zal hij weer een nieuwe poging ondet'
nemen.
Voorlopig komt de directeur van d®
Valkenburgse dierentuin aan dez®
jaarlijks terugkerende bezigheid
niet toe, te druk bezig als hij tha"s
is met de opleiding van circusartiste"'
die de naam van Klant's dressuur
school in Europa moeten hoog houde"'
COR BERTRANP-
Jean Michon een volleerd dompteur leert zijn jongere collega Henk Luycx de kneepjes van het moeilijke vak.
i e zomerse levendigheid ln het
toeristenstadje Valkenburg maakt
's winters plaats voor een bijna
dorpse rust. De vele huis-aan-huis-pen-
sions staan dan leeg en de talrijke
attractiebedrijven houden hun royale
toegangspoorten gesloten. Ook Klant's
Dierentuin op de Cauberg is dicht,
maar ondanks de afwezigheid van be
zoekers heersen hier ook 's winters
drukte en bedrijvigheid.
Een groot aantal circusartisten, dat
elk jaar in Valkenburg komt overwin
teren, zorgt hiervoor. Niet zodra zoe
ken de circussen hun winterkwartie
ren op, of diverse dompteurs en domp-
teuses komen in Klanrs dierentuin sa
men. Niet om er een gezellige reünie
te houden en nog minder om er aan
een winterslaap te beginnen. Voor niets
van dit alles hebben zij tjjd, druk in
beslag genomen als zij worden door
het instuderen van nieuwe nummers,
Urenlang bestudeert de leerling-temmer de aard en de aanleg van de te dresseren
roofdieren.
Marga Minco debuteerde in 1957
met het boekje „Het bittere
kruid", dat in twee jaar eén bij
na klassiek werkje geworden is. Als va
riant op Abel Herzbergs meesterwerk
zou men „Het bittere kruid" een
„kleine kroniek van de jodenvervolging"
kunnen noemen. Voor het proza van
Marga Minco kan men het best het
woord „argeloos" gebruiken: zij schrijft
zonder enige nadruk, vanzelfsprekend
haast, zonder één enkele poging tot
literatuur. De gebeurtenissen uit „Het
bittere kruid" kleine voorvallen met
een heel diepe achtergrond vertegen
woordigen, door het literaire niveau
van het boekje, het leed van duizenden
lotgenoten van de schrijfster, uitgesto
tenen eens als zjj.
Na haar succes is Marga Minco zui
nig gebleven op haar talent. Enige tijd
leek het er zelfs op, dat de uniekheid
van „Het bittere kruid" ook de enig
heid ervan zou betekenen. Maar nu,
ruim twee en een half jaar na haar
debuut, publiceerde Marga Minco een
bundeltje verhalen, „De andere kant",
waarvan de totale omvang nog kleiner
is dan die van „Het bittere kruid", dat
in twee verhalen uit de bundel een na
spel krijgt. Die verhalen staan tussen
de andere evenwel niet misplaatst.
Want het toevallige van de oorlogssi
tuatie: de dood die eenzaam is, buiten
de gemeenschap gesloten is, blijft ho
pen maar slechts gedesillusioneerd
wordt, blijkt voor de schrijfster het
wezenlijke van het mens-zijn te beteke
nen. Haar figuren zijn buitengeslote-
ner, eenzamen, die hunkeren naar con
tacten, zich in hun dromen een ogen-
b'ik opgenomen en aanvaard wanen,
ar wier illusies alleen maar aan
ierven vallen. Even klinkt er dan ge-
Absolute stilte en eenzaamheid
U De pogingen van de mensen,
uit te breken uit hun afgeslotenheid,
zije vaak wanhopig, soms naargeestig
altijd meelijwekkend maar ook
steeds te vergeefs.
T .:en illusie en dodelijke desillu
sie bewegen zich alle verhalen uit „De
andere kant"; ze zijn alle op een gelijk
patroon geborduurd, de kleur is soms
inniger, dan weer feller, maar voor het
overige; verschil is er niet. En daarom
is het gelukkig, dat het aantal verha
len van de bundel beperkt is. De maat
was hier juist vol: één verhaal meer
en de eenvormigheid had zich .gewro
ken, de „valse triste" was monotoon
geworden. De bundel is al op het kant
je af: in het slotverhaal, dat tevens het
titelverhaal is, wordt het thema over
spannen, geforceerd. De droom, de il
lusie is te gewoon gekleurd om de tra
giek van de desillusie waar te maken.
Waar gedreven, doorgedreven wordt,
moet een auteur oppassen, hij forceert
zijn talent en wekt bovendien bij de le
zer ongeloof aan de ongezochtheid van
het thema. Ik geloof, dat Marga Minco
zich voor eentonigheid moet hoeden;
het gelijke patroon van de verhalen
sluit verrassingen uit. De lezer weet
het wel na enkele keren. En lezers
die het weten, zijn geen doorlezers.
Het onmiskenbare schrijftalent van
Marga Minco is in de verhalen van
„De andere kant" rijk aanwezig. De
argeloosheid van haar proza ver
bluft opnieuw. Het lijkt, of de pen
het papier niet of nauwelijks heeft
geraakt, zo onnadrukkelijk is de taal,
zo gewoon. Men aarzelt niet, het
woord „nuchter" te gebruiken; klei
ne zakelijke mededelingen volgen el
kaar op, de dialoog is strak en
uiterst sober, omgeven door stilten
als het ware, want de figuren uit de
verhalen maken met woorden geen
contact, zij reiken er slechts mee in
de leegte. Die nuchterheid van taal,
de scherpe waarneming van talrijke
kleine details maken de wereld helder
aanwezig, zo helder, dat ze doorzich
tig wordt en uitzicht geeft op een
leegte. De schrijfster laat slechts zien.
maar haar wijze van belichten maakt
de wereld tot Mar wereld, een leeg
land van eenzamen en hunkerenden,
dat somber is, voor sommigen wel
licht onaannemelijk zal zijn, maar
dat zonder twijfel voor velen een
realiteit is: de vreemdelingen, de
„displaced persons", die alleen kun
nen dromen van een vaderland en
die, als ze pogen thuis te komen, in
een vreemde, vijandige omgeving be
land blijken.
K.F.
het temmen van roofdieren of het in
strueren van aankomende dresseurs.
Bezigheden, welke zich dagelijks af
spelen in Klant's roofdierendressuur-
school, waarvan de meeste van de
overwinterende artisten oud-leerlingen
zijn. Bij leraar Klant komen zij op her
halingsoefening. Pas afgestudeerde,
maar ook volleerde dompteurs, want
voor allen valt er nog wel altijd iet?
te leren.
Door zijn contacten met circusdi
recteuren in geheel Europa weet de
leider van Neerlands enige dressuur
school, welke nummers in het ko
mende seizoen de beste kansen ma
ken. Dit jaar is de vraag naar, ijs
beren en olifanten bijzonder groot.
Voor artisten die enkele seizoenen
met leeuwen of tijgers hebben ge
werkt, kan dit betekenen, dat zij een
§eheel ander nummer, b.v. met ijs-
eren, moeten gaan brengen en dat
is voorwaar geen kleinigheid. Een
ijsbeer is volkomen anders van aard
dan een leeuw of een tijger. Een goe
dig uitziende ijsbeer is minder te
vertrouwen dan een vervaarlijk brul
lende leeuw.
Toch zal een goed dompteur in staat
moeten zijn om tijdig het moment te
onderkennen, waarop én de leeuw én
de ijsbeer werkelijk kwaad worden.
Bovendien behoort hij te weten, welke
kunstjes beide dieren het best liggen.
Een leeuw kan hij bezwaarlijk een „ach-
terpotendans" laten uitvoeren en een
beer moeilijk een springnummer laten
weggeven.
Minder moeilijk zijn de studiepro
blemen, waarmee de cursisten die
niet aan een gedwongen omschakeling
toe zijn, te maken hebben, maar ook
voor hen is de herhalingsoefening
geenszins eenvoudig. Heel vaak moe
ten zij een jong roofdier in hun groep
inwerken en ook dit is geen sinecure.
Carola Michon kan hierover meepra
ten.
Verleden jaar trad zij met zes
leeuwen in een Deens circus op. Een
van haar leeuwen is intussen gestor
ven en moet door een nieuwe ver
vangen worden. De moeilijkheden
beginnen al bij het zoeken van een
vervanger. Lang niet alle leeuwen
zijn geschikt voor dressuur. Van al
le roofdieren die de heer Klant uit
Afrika. Azië en Rusland importeert
komt hooguit vijf en twintig procent
in aanmerking om gedresseerd te
worden. Is eenmaal de goede kandi
daat gevonden, dan begint het dres
seren en tenslotte het wennen van
de groep aan' de nieuweling en om
gekeerd de nieuweling aan de groep.
Dit alles gaat heus niet vanzelf. Het
vereist veel geduld en nog meer tact
van de temmer. Met zweepslagen be
reikt hij niets, maar wel met zachte
woorden, strenge vermaningen en wat
heel belangrijk is ook met het op zijn
tijd verstrekken van het „temhonora-
w
Rotterdam bouwt een nieuwe electri-
sche centrale aan de Waalhaven, die
in eerste instantie een capaciteit zal
krijgen van 320 miljoen watt, eventu
eel uit te breiden tot 700 a 800 miljoen
watt. Maar de thans bestaande cen
trales, capaciteit 360 miljoen watt,
brengen ieder jaar al 18.500 ton zwa
veldioxyde in de lucht alsmede 4560
ton vliegas. Den Haag brengt het tot
6300 ton S02 en 1880 ton vliegas, al
een aanmerkelijk verschil, dat met het
in gebruik nemen van de niev we centra
le in Rotterdam nog zal toenemen.
Maar de meest sprekende cijfers le
vert ons de industrie, die in Rotter
dam, Schiedam, Vlaardingen en Maas
sluis, volgens een berekening van ir.
L. J. Brasser van het Instituut voor
Gezondheidstechniek T.N.O., per jaar
21.500 ton zwaveldioxyde en 2100 ton
roetachtige stoffen in de atmosfeer
verspreidt. In Den Haag en Delft zijn
deze cijfers resp. 2000 en 720. Ir.
Brasser baseert zijn gegevens op een
schatting van het gemiddelde brand
stofverbruik hij vermoedt zelfs, dat
de werkelijkheid deze cijfers nog wel
zal overtreffen. Geweldige hoeveelhe
den gas en stof komen dus dagelijks
vrij in de lucht, waar de wind ze mee
neemt naar alle richtingen. Het over
grote deel bereikt de begane grond in
sterk verdunde vorm, die voor nie
mand schadelijk is. Daarom zijn de uit
laatgassen van het motorverkeer, die ook
nog tot beklemmende uitkomsten leiden,
van meer betekenis. In Rotterdam is
het wegverkeer schuldig aan het
jaarlijks verspreiden van 430 ton
zwaveldioxyde en 250 ton roetachtige
bestanddelen. Voor Den Haag en Delft
samen zijn de cijfers iets lager, maar
nog indrukwekkend genoeg. Al deze
afvalprodukten komen met ons lichaam
in aanraking en dringen onze longen
binnen.
Richten ze daar schade aan? De
wetenschap moet op deze vraag in
alle objectiviteit het antwoord nog
schuldig blijven. De berichten, dat er
rechtstreeks verband zou bestaan
tussen het inademen van onverbran-
de benzineresten en longkanke^ heb
ben slechts betrekking op bepaalde
gevallen, waar sprake was van een
hoge concentratie en langdurige
blootstelling. Trouwens, nog altijd is
niet zeker, welke speciale stof dan
aansprakelijk moet worden gesteld.
Onder invloed van het licht kunnen
in de uitlaatgassen weer chemische
reacties optreden, die ozon verwek
ken. Ook loodverbindingen komen in
de benzine met verhoogd octaangetal
voor, terwijl van de koolstofreeks het
giftige, reukloze koolmonoxyde het
bekendst is.
De ideale toestand zou zijn bereikt,
als de verbrandingsresten slechts zou
den bestaan uit zuiver water en zuiver
koolzuur. Zover is de techniek echter
nog niet, al verrichten de olie-maat-
bindingen zijn zeer schadelijk \'Oc
land. en tuinbouw. Eén kwart gram P®_
honderd vierkante meter is in Ned®"'
land de maximaal toelaatbare hoeve®1'
heid. Sommige fabrieken var superfos'
taat verkopen de gewonnen fluorid®1]
aan Amerika, waar het aan het drink'
water wordt toegevoegd ter bestrijdi"®
van caries. Zo blijken deze stoffen n°'
dienstbaar te zijn aan de volksgezond
heid terwijl ze deze vroeger eerder b®'
nadeelden.
Zoals al uit de boven aangehaald®
cijfers was te concluderen, zijn vooj'
al stookolie en kolen debet aan
verontreiniging van de lucht. Bei"®
brandstoffen bevatten namelijk zW"'
vel, kolen ongeveer 1,3 pet. en
olie Uit het middenoosten 3 tot 5 pct:
Döor het verbrandingsproces kor":
zwaveldioxyde vrij, een op zichz®"
wel giftige stof, maar in de verduf1'
ning waarin het de grond bereik1;
meestal onschadelijk. Toch zal b®
Westland, dat steeds meer van k~
„De andere kant" verscheen bij Bert
Bakker/Daamen NJV. te Den Haag.
schapppen, zich bewust van hun ver
antwoordelijkheid, veel research in de
ze richting.
De industrie in het algemeen, ook in
Nederland, spant zich trouwens wel in
om luchtverontreiniging tegen te gaan.
De klachten in Kennemerland hebben
bjj de Hoogovens en andere bedrijven
tot ingrijpende maatregelen geleid. In
Beverwijk had de plantengroei te kam
pen met een regelmatige neerslag van
fluorverbindingen, die bleken vrij te ko
men bij het gebruik van calciumfluori-
de, een slakverdunningsmiddel in de
staalproduktie. Een uitgebreid onder
zoek had tot resultaat, dat in de plaats
hiervan ook bauxiet kon worden ge
bruikt, zij het met iets minder rende
ment. terwijl het lozen van de zwavel
dioxyde (dagelijks ongeveer 6 ton) met
behulp van zwavelarme, overigAs
duurdere, stookolie kon worden tegen
gegaan. Het is ook mogelijk beide gas
sen in water op te lossen, maar deze
methode vond het hoogovenbedrijf toch
te kostbaar. Het gebruik van de zwa
velarme olie betekent toch al een ex
tra post van 180.000 per jaar. Kool
monoxyde komt nog wel vrij, maar in
geringe hoeveelheden, terwijl evenmin
de gele pluim van stikstofoxyden scha
delijk is voor het welzijn van mens,
dier of plant.
De bedrijven in Pernis staan ook niet
meer in zo'n kwade reuk als vroeger
het geval was. De Shell bracht voor
de oorlog zonder veel gewetensbezwaar
per dag 3000 kilogram zwaveldioxyde
in de lucht, een onwelriekend goedje
dat veel hinder veroorzaakte. Thans
levert de Shell dit produkt via een
pijpleiding aan de Albatros-kunstmest-
fabriek, die er zwavelzuur en zwavel
van maakt. De eeuwige vlam is een
belangrijk middel om stank te voorko
men. Tal van afvalgassen worden hier
verbrand en van hun schadelijke wer
king beroofd. Zwaveldioxyde komt nog
wel vrij, maar in zulke kleine hoeveel
heden, dat de concentraties meestal
lager zijn dan drietiende deel op een
miljoen delen lucht. Ondanks al deze
en nog veel neer voorzorgsmaatrege
len is de lucht boven Pernis :i Hoog
vliet zelden geheel reukloos. De nog
resterende stank is voornamelijk te wij
ten aan mercaptanen, uiterst kleine
gasdeeltjes, die zelfs in concentraties
van één op een miljard nog merkbaar
zijn. Het zou voorlopig onmogelijk zijn'
deze bestanddelen radicaal te verwij
deren.
Superfosfaattabrieken zijn verant
woordelijk voor het verspreiden van
fluorhoudende gassen, hoewel door mo-
De Shell Nederland, Raffinaderij N.V. te Pernis. Rechts de polymerisatie-inrichting; links een waakvlam, waardoor deme methoden ongeveer 90 net °el
eventuele schadelijke gassen worden verbrand, -» - y- K
j- '«r-jv-
len- op oliestook overschakelt, mof'
ten oppassen. Thans reeds lozen
talrijke schoorstenen in de „tuin va"
Holland" per jaar 7500 ton zwaV®1'
dioxyde in de lucht, meer dan de beI
volking van Rotterdam. Aan i'°®ï
wordt ongeveer 3.000 ton per ja":
afgegeven, een hoeveelheid die A
gezamenlijke industrie in het Nieu>v®
Waterweggebied niet eens bereikt.
Als veel produkten niet onder g1"]
waren beschermd, zou de situatie vze»
eens heel wat minder rooskleurig hev
ben kunnen zijn dan destijds in Bev®r'
wijk en omtrek. Maar bij de overhe®"'
sende zuidwestenwind is het Westla""
uiteraard ook terecht beducht voor
voortgaande industrialisatie van Roze"'
burg. Voorzover het elimineren v3y
schadelijke gassen en roet niet te vei'
mijden is, kunnen zeer hoge schoorst®'
nen, reeds toegepast in IJmuiden, R°.,
terdam en Zuid-Limburg, wellicht btf'
dragen de luchtverontreiniging tegen ie
gaan.
Tenslotte bevat de lucht ook grot®
hoeveelheden stof, waarvan het onm°'
geljjk is de herkomst te bepalen. Ieder
bedrijf maar ook ieder individu V®1'
spreidt stof om zich heen van 1
meest uiteenlopende samenstelling. R
mens blijkt over het algemeen v°K
doende weerstand te hebben om d'
zonder schade dag in dag uit in jf
ademen. Metingen hebben aangetoond;
dat op een winterse dag in Den Had»
zich in één kubieke centimeter luc"1
700 vaste deeltjes beyonden. Per kubi®'
ke meter krijgen we dan het imposa"'
te getal van 0,7 miljard stofjes Dit
overigens nog minder dan de helft; va"
het in Engeland maximaal toegelate"
aantal voor arbeiders, nl. 1,8 miljar"
deeltjes.
Alleen wanneer deze fijn verdeeld®
stof kiezelverbindingen bevat, ka"
gevaar voor de gezondheid optrede":
Deeltjes groter dan 5 mikron ofW®
l-200ste milimeter in doorsnee dri"'
gen trouwens de longen niet binn®"
en worden via de trilhaarbewegi""
van het slijmvlies in de ademhaling®'
wegen weer naar buiten gewerkt. P®
hoeveelheid vaste stofjes in het ge
bied van de Nieuwe Waterweg is 11
dermate groot, dat hier niet lang®"
een inhoudsmaat, maar een g®'
wichtsmaat wordt toegepast. Natuurt
Ujk hangt hun concentratie in sterk®
mate af van de klimatologische on1',
standigheden. en in geen geval is er
reden tot enige ongerustheid. Maa?
ook deze kleine deeltjes dragen bij,
tot het vervuilen van de atmosf®®1.
en horen daarom mede thuis in ~he
onderzoek dat momenteel