..HOLLYWOOD" heeft een beetj
krankzinnigheid hard nodig"
Huisdieren-pa rade
WIPPERTJE mag blijven
als SCHIPPERTJE
w
r
MIJNHEER SUUP en, ZIJN TRAM
H
D
GARDESANA
OCCIDENTALE
Kunstminnende
inbrekers in
Frankrijk
Wonderlijke wereld van schijn
'A
door Kees Fens
MARY PICKF0RD LUCHT HAAR HART
FIT MET
A«K5?'
Correspondentie met
Japans meisje
Het kindje van
de olifanten—
r~
A
I
ZATERDAG 9 APRIL I960
PAGINA 13
W
^"3türgische weekkalender
Zwembad met forellen
Henry Ford op het dak
Charlie Chaplin saai
Advertentie
Het westelijke deel van het
Gardameer.
De meest schilderachtige Riviera-
weg van Italië.
Een oeverstrook met Middellandse
Zee-klimaat, bloeiende sinaasappel
en citroengaarden.
GARDONE RIVIERA: „Vittoriale degli
Italiani", waar vroeger de dichter
Gabriele d'Annunzio heeft ge
woond en gewerkt.
SIRMIONE en DESENZANO op de
weg van Milaan naar Venetië.
SALÖ, MADERNO, TOSCOLANO.
GARGNANO. LIMONE.
Inlichtingen: Nationaal Italiaans Ver
keersbureau (ENIT), Rokin 52 - Ente
Provinciale per il Turismo - Brescia
en alle reisbureaus.
JBeauvais, 7 april (UPI) De Fran
se politie zoekt naar een bende kunst
lievende inbrekers, die uit de St.-Pieter
kathedraal in Beauvais een gobelin uit
de 15de eeuw heeft gestolen. De politie
vermoedt met dezelfde bende te doen te
hebben die verantwoordelijk is voor
de diefstal van moderne schilderijen
ter waarde van drie miljoeii frank uit
het beroemde Colombe d'Or restaurant
aan de Rivièra. De gisteren gestolen
gobelin heeft een waarde van naar
schatting 500.000 frank en maakt deel
uit van een serie met voorstellingen
uit bet leven van Petrus. De opdracht
gever was Willem van Holland, bis
schop van Beauvais omstreeks 1450. In
de afgelopen maanden is een reeks
diefstallen van kunstwerken gepleegd
en de politie gelooft met inbrekers te
doen te hebben die veel verstand van
kunst hebben.
Terwijl filmsterren en scenario
schrijvers in Hollywood hun door
bps. staking verkregen vrije tijd
dom fin aan het voeren van onderhan-
°hi ?en met de filmmaatschappijen
stalY''er een eind te maken aan de
"5. heeft Mary Pickford, eens
\>0'"felds hartedief" en de eerste
vv. die een wereldberoemde filmster
Cha»,' tf"renover de Britse journalist
[]a|,i >vinf yci uc
(ies C. Rice haar hart gelucht over
V\'e()(j'^e'iwo°rdige toestanden in Holly-
gekkenhuis is thans in handen
gen ^krankzinnigen". Dat zeiden vol-
tig Mary Pickford de mensen veer-
lih p,ar geleden al, toen Charlie Chap-
e<3hst h Griffith en zijzelf voor het
de hoofden bij elkaar staken om
fich't'gjMted Artists Corporation" op te
de^i?schien, aldus Mary Pickford, was
!tehwp ,erij in die dagen inderdaad gek-
'"derri Misschien waren wij, acteurs,
dat vjaa^ krankzinnig om te menen,
ttiet rt6 teSelijk konden acteren en ons
laste„ .Problemen van de produktie be-
het E Maar als u het mij vraagt, heeft
Je v' §enwoordige Hollywood een beet-
«n de krankzinnigheid uit die dagen
tard
In
nodig
vandai isch opzicht zijn de films van
ïkgaan r?r natuurlijk hard op vooruit-
De onderwerpen zijn rijper ge-
en het spel is natuurlijker,
seij, ondanks al. pnze vooruitgang
da,.: er een zeer belangrijke hoe-
wSheid verloren te zijn gegaan,
fjn^rtig jaar geleden hadden de
blinl hieer fantasie en romantiek en
sj'er meedogenloos realisme. Film
en waren toen veel meer prinsen
in Prinsessen dan gewone mensen, die
pia^'erhemden zonderdas of in
rep
Vi
langs Hollywood Boulevard slen-
nak
het
denk ik met weemoed terug
'I-
Swanson met haar li-
-
^vroegere „krankzinnige" Hol-
varejl waarvan de banken bekleed
^aro met luipaardvel; de avond,
vet
Je
op Carole Lombard een deel van
te
'napark afhuurde om er een feest-
vaq ngoven; Falcon's Lair", het huis
^art Ph Valentino, dat volledig in
fj 1 was uitgevoerd.
kChiin Wa% een wonderlijke wereld van
®t 1 °P het witte doek zowel als in
r, ieven.
'"arg,.111 <üe vroegere films zo populair
e®n *-*e mensen vonden het heerlijk,
rt'fhnbt lang de werkelijkheid te ont-
a0 gGph en naar een film te kijken,
Vap v n enkele andere pretentie had
ij6 hir?uelMn van een goed verhaal en
1. Ten -1 ervan te geloven, dat de
aren ^üms eveneens figuren
Ult een sprookjesboek.
is
volgens mij ook de reden,
(Advertentie)
Melk
*nis°nflag io
crkrf april: 2e Passiezondag; eigen
k^aanrt prel van H- Kruis' Paars~
^Uig. aê: Mis van ferie; pref. van H.
bi»/ "^Paars-—
RruisVdag: Mis van
Taats—
Rru?®nsda
ferie; pref. van H.
Mis van ferie; pref. van H.
I)q^ Paars-
v2?at: Wi*te Donderdag; eigen mis;
h Vrijd Kruié; ~wit~
ag- Goede Vrijdag: eigen plechtig-
Paaszaterdag; eigen mis; prei.
en hanc igitur van Pasen;
Chrfvt aPril: Verrijzenis
1 A miï of Hoogfeest
.is van O. H.
u rnis-ul noogieest van Pasen;
"ahc eigen pref., communie,
'gitur; —wit—
genoeg behoorde Charlie Chaplin tot de
laatste categorie. Vaker dan wat ook is
me gevraagd: „Hoe was Charlie Chap
lin?" Mijn antwoord luidt; „Als Charlie
niet acteerde, was hij meestal stom
vervelend."
Charlie was de ster van elk gezel
schap, zo lang hij zijn salonstukjes deed.
Anders kon hij vreselijk saai zijn.
Steeds weer kwam hij aan met lange
betogen over droge onderwerpen. Een
van zijn stokpaardjes was het Britse
monetaire systeem en hoe hij dat ver
anderd wilde zien. Maar hoe men ook
over Charlie Chaplin als persoon mo
ge denken, niemand heeft de oude tra
dities hoger gehouden dan hij.
Daarmee wil ik niet zeggen, dat rea
lisme niet goed zou zijn. maar wel
ben ik van mening, dat als wij, Ame
rikanen, en ons amusement steeds
steeds maar wereldwijzer en harder
worden, we op een kwade dag een van
de grootste van alle menselijke hoeda
nigheden verliezen; de kunst om te ge
loven in de schijn.
De mensen houden er heel wat huis
dieren op na. In de stad, in een dorp
en vooral op de boerderijen zorgen de
mensen voor een groot aantal dieren.
En wat zien we? Ook in de Neder
landse taal treden al die dieren op. Let
maar op, daar komen ze aangemar-
cheerd.
Eerst hele rijen katten en honden.
Tientallen uitdrukkingen met hond en
kat. De kat de bel aan binden en de
hond in de pot vinden. En al zorgt de
mens nu niet bepaald voor de muizén,
ze zijn in heel veel huizen te vinden.
Liefst nog met hun grootste vijand de
kat samen. Als katjes muizen, mauwen
ze niet. En: als de kat van honk is,
dansen d? muizen op tafel.
Vanaf de boerderij komen nog veel
meer dieren aangestormd. De paarden;
je moet een gegeven paard niet in de
bek zien. Koeien: Geen oude koeien uit
de sloot halen; praat liever over
koetjes en kalfjes. En pas goed op die
jonge kalfjes: want als het kalf ver
dronken is, dempt men de put.
Een ezel is er meestal ook nog wel
in de buurt. Pas maar op: een ezel
stoot zich geen tweemaal aan dezelfde
steen
En de varkens; zorgt een hoer niet
goed voor zjjn varkens? Maar ze moe
ten alles eten, wat hij ze voorzet; want
vieze varkens worden niet vet. Nou ja,
als de boer heel veel varkens heeft, dan
zal hjj ze misschien wel eéns een beetje
minder voer geven: vele varkens ma
ken de spoeling dun. Er is nog een heel
oud spreekwoord over die varkens: Al
regent het varkens, Jan Salie krijgt er
nog geen borstel van.
Jan Salie, dat is de luie gemakzuch-
tige man. Al zouden de varkens, zo
maar te grijp op straat liggen, tegen de
tijd, dat Jan Salie komt om ook iets
van die varkens te krijgen, zijn ze alle
maal verdwenen. Geslacht en wel. Zelfs
de haren, waarvan men borstels maak
te. Zo'n luie Jan Salie!
Schapen worden ook door de mensen
verzorgd. En geen makker beest dan
zo'n schaap. Luister maar, wat onze
taal er van zegt: Er gaan veel makke
schapen in een hok. En: als er één
schaap over de dam is, volgen er meer.
Maar noemen ze jou allemaal het zwar
te schaap van de familie, nou, dan weet
je, dat ze niet veel goeds van je ver
tellen.
In hoeveel stadstuintjes houden de
mensen wel kippen?
De taal zegt het al weer. De mensen
hebben ze goed bekeken: ze gaan ook
wel eens graag vroeg naar bed. En dus
gaan ze met de kippen op stok. Veel
belangstelling is er ook voor de haan.
Zijn haan moet koning kraaien! Hij
moet de baas zijn.
Als niemand ergens meer van horen
zal, zeggen we: daar kraait geen haan
meer naar. Je kunt haantje de voorste
zijn en als je graag opschept, dan hang
je de gebraden haan uit.
Er zijn nog meer van die huisdieren
uitdrukkingen. Let maar eens goed op,
als de parade weer door onze taalschat
marcheert.
iiiiiiiiiniiiiiiiiHimiiiiiiiiiiiHiiiimiiiiiimniiiiiiimiitiimiiii
Wij ontvingen van een veertienjarig
Japans meisje uit Tokio een mooie
brief, waarin zy vraagt of jullie haar
eens willen scliryven (in de Engelse
taal) over Nederlandse gebruiken en ge
woonten, cultnür, wetenschap, enz. Het
zou natuurbjk aardig zijn Ook bijv.
prentbriefkaarten of' postzegels, van Ne-
Haantje de Voorste.
iiiiiimiiitiiiiiniiiiiiimiiiiiiiiiitmiiiiiiiiiiiiiiitimiiiiiiiiimii
„Zeg, vrouw, wat is er aan de hand?"
vroeg Olliedaan, de olifant.
„Ach" zei zijn vrouw Minoesje mat,
„Ik wou dat ik een kindje had".
„Kom, zucht maar niet" zei Olliedaan.
„We nemen gauw een kindje aan".
Maar aeh, er was in 't hele land
geen ertk'le baby-olifant.
derlan'd te sturen, ih ruil 'voor Japanse. Toen namen ze een kleine aap,
Het gaat haar echter yoornameljjk om een bijdehante, leuke knaap.
Je moet een gegeven paard niet in de bek zien!
iiitiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinKiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiimiiiiiiiiimiiiHiiiiiiiiimHiiiiiiiiHiiiiniiiiiiiiiiiii
vriendschappoiyk met elkaar te corres
ponderen. Het adres is:
Yasuko Mashimo
2864 Kokubunji
Tokyo, Japan.
IIIIIIIIIIIIIIIIItllltlllllllllllllllllliliiiiiiuilllllllllllllllHIlllllllll
(Advertentie)
Mary Pickford: „De kunst om te geloven
in de schijn".
Ik ben er vast van overtuigd, dat de
mensen tegenwoordig heus niet zoveel
van hen verschillen. Ondanks al onze
levenswijsheid hebben we nog een groot
verlangen naar de wereld van de schijn.
Ik herinner me nog als de dag van
gisteren Theda Bara's auto met rijk
geborduurde gordijntjes voor de ruiten.
Theda Bara, de eerste „vamp", was
volgens de jongens van de publiciteit
een Egyptische prinses. In werkelijk
heid heette ze Theodosia Goodman en
was ze geboren in Cincinnati.
Tegenwoordig stellen de persagenten
in Hollywood alles in het werk om de
mensen ervan te overtuigen, dat de
sterren doodgewone mensen zijn, net
als de buren. In de oude tijd zou iede
re publiciteitsman, die het publiek er
van probeerde te overtuigen, dat een
ster in Hollywood net was als ieder
een, op staande voet zijn ontslagen.
We beschouwden het als een deel van
ons werk om anders te zijn.
John Barrymore bijvoorbeeld hield er
een fabelachtig huis in Oosterse stijl op
na, dat hij zijn „Chinese tent" noem
de. Het had drie zwembaden, twee voor
mensen en een derde, waarin hij forel
len hield.
Sommige sterren waren even schil
derachtig als ze in de populaire film
blaadjes werden afgeschilderd. Met één
hunner ben ik getrouwd geweest Dou
glas Fairbanks. Van hem zou je rustig
kunnen zeggen, dat hij het leven door
ging, zwaaiend van de ene lamp naar
de andere, precies als in zijn films. Hij
was geen aansteller, alleen een groot,
uitgelaten kind. Op één van onze rei
zen dineerden we eens in de „Tour
d' Argent" te Parijs. Evenals de an
dere gasten was ik vol bewondering
voor het prachtige uitzicht op de Notre
Dame en zelfs Douglas leek onder de
indruk te komen. Maar plotseling zei
hij: „Zeg, Mary, ik geloof vast, dat
er genoeg steunpunten zijn om langs
die toren rechts naar de top te klau
teren".
Een andere keer brachten Douglas
en ik een bezoek aan de woning van
Henry Ford in Californië. Ik had diep
ontzag voor de stugge, oude miljonair,
Douglas niet. Hij maakte voortdurend
grapjes en samen gingen ze het land
goed bezichtigen.Ik bleef met mevrouw
Ford in de zitkamer achter. Toen het
tijd werd om weer te vertrekken, ging
ik naar buiten om Douglas te zoeken.
Hij zat schrijlings op de nok van het
dak, drie verdiepingen hoog en naast
hem zat Henry Ford, zich tranen
lachend.
Toen we weer alleen waren en ik
Douglas vertelde, wat ik van hem dacht
antwoordde hij diep beledigd: „Geen
schijn van gevaar. Ik heb de steun
punten tweemaal geprobeerd, eer ik
hem er op liet klimmen"
Het was inderdaad een tijd van won
derbaarlijke nonsens. Maar het was
leuk en er stak geen kwaad in. Daar
voor zorgde het publiek wel. Het klein
ste schandaaltje kon een eind maken
aan de loopbaan van een ster.
De opvattingen waren toen zo strikt,
dat menige ster er vaak het onschuldi
ge slachtoffer van is geworden. Toen
een bekende regisseur, William Des-
mond Taylor, op een geheimzinnige
manier werd vermoord, was het afge-
lpen met de carrière van Mabel Nor
mand, hoewel ze niets met de moord
te maken had. Ze had zich alleen met
Taylor een paar maal in het openbaar
vertoond.
Hoewel heel wat sterren in die da
gen bijna even bizar waren als de rol
len, die ze speelden, was dat met tal
van anderen niet het geval. Wonderlijk
gezonde
beweging
Verjong Uzelf en ook Uw fiets!
ippertje was een heel klein man
netje. Hij was beslist niet gro
ter dan de wijsvinger van je
moeder. Dan was Wippertje natuurlijk
een kabouter, zeg je nu meteen. Maar
dat heb je mis. Want Wippertje had
geen lange baard en geen puntmuts. En
hoe kun je nu zonder die twee dingen
een echte kabouter zijn?
Omdat Wippertje dus geen kabouter
was, wilde hij ook niet by de kabouters
gaan wonen. Hij had er wel eens een
poosje gelogeerd, dat wel. Maar Wip
pertje vond toch op de duur, dat hij
er eigenlijk niet thuis hoorde. En
daarom was hij maar weer weggetrok
ken. Weg, de wijde wereld in.
Waar moet ik heen gaan? dacht Wip
pertje. Voor de mensen ben ik te klein.
En voor de kabouters ben ik te anders.
Waar zou er ergens een plekje op de
wereld zijn, voor een Wippertje als ik?
En zonder dat Wippertje op die
vraag het antwoord wist, trok hp ver
der van het ene bos naar het andere.
Soms bleef hij een paar dagen in een
paddestoel wonen. Dan dacht hy: het
is hier best. Ik denk dat ik hier maar
blijf. Maar na een poosje kwam er dan
een spin of een kever, of anders toch
wel een kleine muis, die zei: hoor eens,
ik wou graag in die paddestoel wonen.
Het spyt me erg om je op straat te
zetten, maar tenslotte hóór ik in het
bos en jq niet. Probeer dus maar er
gens anders een huisje te vinden.
Dan zat er voor Wippertje niets an
ders op, dan maar weer verder te trek
ken. Het ïykt wel of ik nergens thuis
hoor, zuchtte Wippertje dan.
Een andere keer had hy een holle
boom gevonden, waar je prachtig in
wonen kon. Wippertje vond het eigenlijk
Telkens werd hy weggejaagd. Ook die
keer toen hij een struik vol zoete bessen
had gevonden. Hy zat juist heerlijk te
smullen, toen hij op zpn schouder werd
getikt en er een boskikker achter hem
stond.
De bessen-oogst is maar zo-zo dit
jaar, zei de boskikker. Als we genoeg
bessen hadden, zou ik er niets van zeg
gen, maar er zqn er bijna geen. Daar
om moeten deze bessen bewaard biy-
ven voor de bewoners van dit bos. Ik
vind het sneu om het je te moeten zeg
gen.
En wat denk je van die keer, toen
het heel warm was en Wippertje in de
Ze noemden hem Kid Wibidc
en hij zei daad'lijk Pa en Moe.
Des morgens ging hij in het bad.
Dan spoten ze hem lekker nat.
En 's middags sprong hij op de rug
van Pa naar Moe, en veer terug.
Maar 's avonds, als hij slapen ging,
dan was het uit met dat gespring.
Dan zei Papaatje Olliedaan:
„Nu rustig ventje. Slapen gaan".
En olifant Minoesje zong:
„Dat apenkindje houdt me jong.
Slaap wel, mijn kleine Wibidoe".
Dan vielen aapjes oogjes toe.
VERA WITTE
IHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHtllllllllllllllllllHIIIIllllHIIIIIIIIIIIIIIII
ter is toch voor iedereen.
Kwekwek, zei de eend, neem me niet
.kwalijk, maar de bosvnver is niet groot
genoeg om igdereen zomaar toe te la
ten. Ik snap wel dat je het niet prettig
vindt, maar ik kan het ook niet helpen.
Wippertje reisde verder en verder en
hy dacht er zelfs over om maar weer
terug te gaan naar de kabouters. Ik
voel me wel een beetje kaal zonder
baard, zei hij by zichzelf, maar dat zal
wel wennen. Tenslotte zijn de kabou
ters altyd heel aardig voor me ge
weest.
Juist had Wippertje dat gedacht,
toen hy voor een brede bos"beek stond.
Hoe kom ik aan de overkant? dacht
Wippertje. Er is nergens een brug te
zien. En om helemaal naar de andere
wel een erg grote woning, maar het bosvijveÉ wou pootie-baden? Er kwam kant te zwemmen, dat ïykt me wel wat
was pr Hrnnor on warm on Vm HanTit* rror>
was er droog en warm en hy dacht:
hier zit ik goed.
Toen kwam er een haasje dat zei:
ik vind het jammer voor jou, vriend,
maar we komen in dit bos massa's
huizen te kort en omdat jij niet van
deze streken bent, moet er in deze holle
boom een dier gaan wonen, dat hier
wél altyd gewoond heeft.
Arme Wippertje werd er verdrietig
van. Overal was het 't zelfde liedje.
een dikke eend aangezwommen, die
snaterde: ons zwembad is alleen be
stemd voor de bosdieren. Kwek-
kwekwek
Ze wees daarbij met haar ene poot
over haar schouder, alsof ze zeggen
wou: ga er maar gauw uit.
U bent zeker de badjuffrouw? vroeg
Wippertje zuchtend. Och-och, waar
moet het heen, als ze zelfs in de bos-
vyver een badjuffrouw hebben! Het wa-
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIMIIIII1IIIIII1IIIIIIIIII|II|||||||||||||||||||||||||||||||||||||IIIIII,IIIIII|I,,IIII|||III,I,I,||I|,||||I|||||III|II|II,IIIIIIII,IIII,I,I||||II||,|||I|||,II,||,I||||||,|],|||II|II|||III,II,|,I||II|I||III|IIII||I||II||||I|||||II||,II|I||||||,|II,II|I||II|,II,I,||II„II„,„I
HOOFDSTUK I
et zonlicht spetterde op de kiezelsteen
tjes van de tuin, waarin mijnheer Suup
in een oranje ligstoel een beetje lag te
suffen. Hij sliep niet, maar keek met half ge
sloten ogen naar een vogeltje dat op een tak
van de kastanjeboom zat te fluiten van plezier.
Van plezier om het mooie weer. Behalve het
fluiten van het vogeltje was er niets te horen.
Want het was september en alle kinderen wa
ren pas weer naar school. Het was een heel
mooie nieuwe school met grote ramen.
Hoefde mijnheer Suup niet te werken? Nee.
Toch had hij geen vakantie. Mijnheer Suup
was pas vijfenzestig jaar geworden. Vijfen
veertig jaar had hij gewerkt. Nu mocht hij
van al die jaren uitrusten. Vandaag in dé
oranje ligstoel in de tuin. Nooit meer zou mijn
heer Suup heel vroeg, als zelfs de kippen van
zijn buurman nog sliepen, op hoeven te staan,
en ook nooit meer heel laat thuiskomen. Mijn
heer Suup was van nu af eigen baas. Hij kon
doen wat hij wilde.
Waarom moest mijnheer Suup vaak zo vroeg
op? Mijnheer Suup was vijfenveertig jaar bij
de tram geweest. Niet bij de stadstram, die
van het Station naar het Plein rijdt en dan
weer terug. De tram waar mijnheer Suup bij
had gewerkt, was een heel grote van drie wa
gens. En die tram reed van de stad naar de
zee. Het was een deftige tram, met brede flu
welen banken en heel mooie bagagenetten. „Als
je met die tram gaat, ben je echt uit", zeiden
de mensen en mijnheer Suup dacht altijd bij
zichzelf „Het is een tram, waarin je alleen
maar sigaren kunt roken, grote sigaren met
gouden bandjes. Het is een salon op wielen".
Op die mooie tram nu was mijnheer Suup
bestuurder geweest, „wagenvoerder", zoals de
directeur van de tram dat noemde.
Als je aan mijnheer Suup vroeg, waarom hij
nu bij de tram was gegaan, dan werd hij altijd
een beetje verlegen. Hij zei dan glimlachend
„zo maar Maar de werkelijke reden was
heel anders. Vijfenyeertig jaar geleden was
mijnheer Suup twintig jaar. Hij woonde in een
smalle straat waa.r iedereen hem gewoon Ger-
rit" noemde. Tegenover mijnheer Suup vvoon-
Suup aardig vond? Ja, dat wist mijnheer Suup
nu juist ook niet. Hij zou Mientje kunnen vr..-
gen, maar dat durfde hij niet. „Ik moet haar
aandacht kunnen trekken", dacht mijnheer
Suup. „Maar hoe?"
Toen hoorde mijnheer Suup, dat ze bij die
grote tram wagenvoerders vroegen. Een wa
genvoerder droeg een mooi zwart uniform met
zilveren knopen en een pet met zilveren bie
zen, die gloeiden in de zon. Er was een schok
door mijnheer Suup gegaan. Als hij eens wa
genvoerder was met die prachtige knopen en
die feestelijke pet. Dan zou hij trots door de
straat lopen, en dandan zou Mientje mis
schien wel naar hem kijken.
Langs dat geheimzinnige zijpaadje was mijn-
heer Suup bij de tram gekomen, en nu had
den Mientje en hij de veertigjarige bruiloft al
gevierd en in de tweede klas van de nieuwe
school met de grote ramen zat Gerritje Suup,
die tegen mijnheer Suup „Opa" moest zeggen.
de het meisje Mientje. Mijnheer Suup vond
Mientje heel aardig. Of Mientje ook mijnheer
e tram van mijnheer Suup reed dus van
de stad naar de zee. Daar deed die
tram precies één uur over. Als mijn
heer Suup nu „vroege dienst" had, zoals dat
heette, moest hij al om vijf uur 's morgens
de deur uit. Maar dat vond hij helemaal niet
erg. Hij liep dan zachtjes fluitend naar de re
mise, een groot gebouw waar de trams, net
jes naast elkaar, 's nachts slapen en uitrusten
om de volgende dag weer van de stad naar de
zee en van de zee naar de stad te kunnen
rijden. Onvermoeibaar.
Om half zes stond Mijnheer Suup op de tram.
Hij liet de fluit feestelijk klinken als een start
sein en vertrok dan met de conducteur als
enige passagier naar de zee, naar een klein
badplaatsje. Een prachtige tocht was dat, voor
al in de zomer, als alle vogels net wakker wa
ren geworden, alle bomen pas gewassen wa
ren en de zon, nog een beetje bleek van de
lange reis door de nacht, aan de hemel glim
lachte. Twintig minuten lang reed de tram al
leen maar door bossen en duinen, als door een
heel lange groene tunnel, en dan plotseling
was daar het badplaatsje, waar de huizen nog
slaperig stonden te suffen en alleen een mijn
heer met een hondje op straat liep.
In het badplaatsje stapten een paar mensen
in, die heel vroeg in de stad aan het werk
moesten. Mijnheer Suup kende ze allemaal en
zij mijnheer Suup. Sommigen zeiden zelfs „Ger-
rit" tegen hem. Zij keken 's morgens alle
maal nog een beetje bezorgd, maar dan liet
mijnheer Suup de fluit eens vrolijk zingen, in
de zomer zette hij alle ramen open, zodat de
tram wel een open-lucht-tram leek: het rook
er net zo heerlijk en fris als in de bossen en
de duinen. De mensen werden dan vanzelf vro
lijk. Een paar begonnen te zingen, anderen
vergaten helemaal de krant te lezen: zij gingen
zitten kijken, naar de bomen, de bloemen, de
weiden, de koeien en de paarden. Mijnheer
Suup keek dan eens stiekem om, zag allé men
sen blij kijken en liet dan van plezier de fluit
nog eens heel hoog fluiten.
In de winter was het altijd erg stil op de
:ram. Er gingen dan geen mensen van de stad
naar het badplaatsje. Maar in de lente en in
de zomer was het druk, vooral op warme zon
dagen, als de stad zó warm was alsof er over
al grote kachels brandden. De mensen in de
stad liepen dan allemaal te zuchten. Zij wilden
naar de zee, waar de wind in je gezicht woei,
waar ze konden zwemmen of door een donkere
bril kijken naar die goeie zon, die vandaag zo
hard werkte. De kinderen wilden in hun bad
pak uren kuilen graven of forten bouwen van
zand met echte grachten, ol met een grote
rode bal naar de blauwe Jucht gooien. Dat
konden ze allemaal niet in de stad: daar was
geèn zand, alleen maar steen, en met een bal
mocht je nooit ver gooien, anders konden er
weleens ruiten breken.
Zulke drukke zondagen waren voor mijn
heer Suup feestdagen. Hij vond niets
fijner dan al die blije mensen, al die
kinderen met emmertjes, scheppen en ballen
uit de warme stad naar de koele zee te rijden.
Hij zei dan altijd bij zichzelf: Ik ben een ge
lukkig man. Wie maakt zó veel kinderen blii
als ik?
(Wordt vervolgd)
ver.
Toen kreeg Wippertje een idee. Hij
zocht in het bos een stevige plank en
ook nog een paar rechte takjes. Die
sleepte hij naar het water, stapte er
zelf boven op en roeide toen gezellig
naar de overkant. De stevige plank
was zijn boot en de rechte takjes de
roeispanen, begrijp je.
Juist sprong hij aan de andere kant
aan wal, toen er een konyntje kwam
aangesprongen.
Hoor eens, riep het konyntje snuffe
lend, ik moet naar de overkant. Ik heb
verschrikkeiyk veel haast. Ik moet in
kopen gaan doen op het Knolletjes veld
en straks komen de konynekindertjes
thuis uit school en dan moet ik terug
zijn. Bedoel je, dat ik je naar de over
kant moet brengen? vroeg Wippertje.
Als het niet te veel gevraagd is, héél
graag, zei het konyntje.
Toen zei Wippertje: stap maar op en
hy roeide voor het konijntje nog even
naar de andere kant terug. Maar daar
stonden ook al twee dieren te wachten.
Het waren een kleine mol en een ezel
tje. Ze riepen: schippertje, schippertje,
zet ons over!
Wippertje vond het wel leuk dat de
dieren hem schippertje noemden. Hij
zei: zeker dames, een ogenblikje alstu
blieft. Even mevrouw Konqn laten uit
stappen. Komt u maar hoor. Niet wie
belen en niet overboord hangen!
Het leek wel of de dieren het tegen
elkaar vertelden: er is een schipper op
de bosbeek, die je met zijn bootje naar
de overkant brengt. Want van alle kan
ten kwamen er dieren aangesprongen
en ze riepen: mogen wy ook mee,
schipper?
Meneer Hert, de burgemeester van
het bos kwam er ook by. Hy zei: het
is een heel goede gedachte geweest
schipper, om hier een bootje neer te
leggen. Waar woon je ergens?
Nergens, zei Wippertje. En hy ver-
telde heel zqn treurige geschiedenis,
van steeds maar verder reizen, omdat
hy nergens thuishoorde.
Maar voor iemand die iets nuttigs
wil doen, is altyd wel een huisje te
vinden, zei de burgemeester. En ala er
geen te vinden is, dan bouwen we er
een.
Had ik dat maar eerder geweten, zei
Wippertje verrast. Maar beter laat dan
nooit.
Toen liet burgemeester Hert voor de
schipper een huisje bouwen aan de wa
terkant. Hü mocht voortaan ook pootje
baden in de bosvijver. En c-venveel van
de bessen snoepen als de anderen.
En zo zie je maar weer eens: waar
je wat voor anderen doen wilt, daar
hoor je tenslotte tóch thuis.
LEA SMULDERS