..HOLLYWOOD" heeft een beetj krankzinnigheid hard nodig" Huisdieren-pa rade WIPPERTJE mag blijven als SCHIPPERTJE w r MIJNHEER SUUP en, ZIJN TRAM H D GARDESANA OCCIDENTALE Kunstminnende inbrekers in Frankrijk Wonderlijke wereld van schijn 'A door Kees Fens MARY PICKF0RD LUCHT HAAR HART FIT MET A«K5?' Correspondentie met Japans meisje Het kindje van de olifanten— r~ A I ZATERDAG 9 APRIL I960 PAGINA 13 W ^"3türgische weekkalender Zwembad met forellen Henry Ford op het dak Charlie Chaplin saai Advertentie Het westelijke deel van het Gardameer. De meest schilderachtige Riviera- weg van Italië. Een oeverstrook met Middellandse Zee-klimaat, bloeiende sinaasappel en citroengaarden. GARDONE RIVIERA: „Vittoriale degli Italiani", waar vroeger de dichter Gabriele d'Annunzio heeft ge woond en gewerkt. SIRMIONE en DESENZANO op de weg van Milaan naar Venetië. SALÖ, MADERNO, TOSCOLANO. GARGNANO. LIMONE. Inlichtingen: Nationaal Italiaans Ver keersbureau (ENIT), Rokin 52 - Ente Provinciale per il Turismo - Brescia en alle reisbureaus. JBeauvais, 7 april (UPI) De Fran se politie zoekt naar een bende kunst lievende inbrekers, die uit de St.-Pieter kathedraal in Beauvais een gobelin uit de 15de eeuw heeft gestolen. De politie vermoedt met dezelfde bende te doen te hebben die verantwoordelijk is voor de diefstal van moderne schilderijen ter waarde van drie miljoeii frank uit het beroemde Colombe d'Or restaurant aan de Rivièra. De gisteren gestolen gobelin heeft een waarde van naar schatting 500.000 frank en maakt deel uit van een serie met voorstellingen uit bet leven van Petrus. De opdracht gever was Willem van Holland, bis schop van Beauvais omstreeks 1450. In de afgelopen maanden is een reeks diefstallen van kunstwerken gepleegd en de politie gelooft met inbrekers te doen te hebben die veel verstand van kunst hebben. Terwijl filmsterren en scenario schrijvers in Hollywood hun door bps. staking verkregen vrije tijd dom fin aan het voeren van onderhan- °hi ?en met de filmmaatschappijen stalY''er een eind te maken aan de "5. heeft Mary Pickford, eens \>0'"felds hartedief" en de eerste vv. die een wereldberoemde filmster Cha»,' tf"renover de Britse journalist []a|,i >vinf yci uc (ies C. Rice haar hart gelucht over V\'e()(j'^e'iwo°rdige toestanden in Holly- gekkenhuis is thans in handen gen ^krankzinnigen". Dat zeiden vol- tig Mary Pickford de mensen veer- lih p,ar geleden al, toen Charlie Chap- e<3hst h Griffith en zijzelf voor het de hoofden bij elkaar staken om fich't'gjMted Artists Corporation" op te de^i?schien, aldus Mary Pickford, was !tehwp ,erij in die dagen inderdaad gek- '"derri Misschien waren wij, acteurs, dat vjaa^ krankzinnig om te menen, ttiet rt6 teSelijk konden acteren en ons laste„ .Problemen van de produktie be- het E Maar als u het mij vraagt, heeft Je v' §enwoordige Hollywood een beet- «n de krankzinnigheid uit die dagen tard In nodig vandai isch opzicht zijn de films van ïkgaan r?r natuurlijk hard op vooruit- De onderwerpen zijn rijper ge- en het spel is natuurlijker, seij, ondanks al. pnze vooruitgang da,.: er een zeer belangrijke hoe- wSheid verloren te zijn gegaan, fjn^rtig jaar geleden hadden de blinl hieer fantasie en romantiek en sj'er meedogenloos realisme. Film en waren toen veel meer prinsen in Prinsessen dan gewone mensen, die pia^'erhemden zonderdas of in rep Vi langs Hollywood Boulevard slen- nak het denk ik met weemoed terug 'I- Swanson met haar li- - ^vroegere „krankzinnige" Hol- varejl waarvan de banken bekleed ^aro met luipaardvel; de avond, vet Je op Carole Lombard een deel van te 'napark afhuurde om er een feest- vaq ngoven; Falcon's Lair", het huis ^art Ph Valentino, dat volledig in fj 1 was uitgevoerd. kChiin Wa% een wonderlijke wereld van ®t 1 °P het witte doek zowel als in r, ieven. '"arg,.111 <üe vroegere films zo populair e®n *-*e mensen vonden het heerlijk, rt'fhnbt lang de werkelijkheid te ont- a0 gGph en naar een film te kijken, Vap v n enkele andere pretentie had ij6 hir?uelMn van een goed verhaal en 1. Ten -1 ervan te geloven, dat de aren ^üms eveneens figuren Ult een sprookjesboek. is volgens mij ook de reden, (Advertentie) Melk *nis°nflag io crkrf april: 2e Passiezondag; eigen k^aanrt prel van H- Kruis' Paars~ ^Uig. aê: Mis van ferie; pref. van H. bi»/ "^Paars-— RruisVdag: Mis van Taats— Rru?®nsda ferie; pref. van H. Mis van ferie; pref. van H. I)q^ Paars- v2?at: Wi*te Donderdag; eigen mis; h Vrijd Kruié; ~wit~ ag- Goede Vrijdag: eigen plechtig- Paaszaterdag; eigen mis; prei. en hanc igitur van Pasen; Chrfvt aPril: Verrijzenis 1 A miï of Hoogfeest .is van O. H. u rnis-ul noogieest van Pasen; "ahc eigen pref., communie, 'gitur; —wit— genoeg behoorde Charlie Chaplin tot de laatste categorie. Vaker dan wat ook is me gevraagd: „Hoe was Charlie Chap lin?" Mijn antwoord luidt; „Als Charlie niet acteerde, was hij meestal stom vervelend." Charlie was de ster van elk gezel schap, zo lang hij zijn salonstukjes deed. Anders kon hij vreselijk saai zijn. Steeds weer kwam hij aan met lange betogen over droge onderwerpen. Een van zijn stokpaardjes was het Britse monetaire systeem en hoe hij dat ver anderd wilde zien. Maar hoe men ook over Charlie Chaplin als persoon mo ge denken, niemand heeft de oude tra dities hoger gehouden dan hij. Daarmee wil ik niet zeggen, dat rea lisme niet goed zou zijn. maar wel ben ik van mening, dat als wij, Ame rikanen, en ons amusement steeds steeds maar wereldwijzer en harder worden, we op een kwade dag een van de grootste van alle menselijke hoeda nigheden verliezen; de kunst om te ge loven in de schijn. De mensen houden er heel wat huis dieren op na. In de stad, in een dorp en vooral op de boerderijen zorgen de mensen voor een groot aantal dieren. En wat zien we? Ook in de Neder landse taal treden al die dieren op. Let maar op, daar komen ze aangemar- cheerd. Eerst hele rijen katten en honden. Tientallen uitdrukkingen met hond en kat. De kat de bel aan binden en de hond in de pot vinden. En al zorgt de mens nu niet bepaald voor de muizén, ze zijn in heel veel huizen te vinden. Liefst nog met hun grootste vijand de kat samen. Als katjes muizen, mauwen ze niet. En: als de kat van honk is, dansen d? muizen op tafel. Vanaf de boerderij komen nog veel meer dieren aangestormd. De paarden; je moet een gegeven paard niet in de bek zien. Koeien: Geen oude koeien uit de sloot halen; praat liever over koetjes en kalfjes. En pas goed op die jonge kalfjes: want als het kalf ver dronken is, dempt men de put. Een ezel is er meestal ook nog wel in de buurt. Pas maar op: een ezel stoot zich geen tweemaal aan dezelfde steen En de varkens; zorgt een hoer niet goed voor zjjn varkens? Maar ze moe ten alles eten, wat hij ze voorzet; want vieze varkens worden niet vet. Nou ja, als de boer heel veel varkens heeft, dan zal hjj ze misschien wel eéns een beetje minder voer geven: vele varkens ma ken de spoeling dun. Er is nog een heel oud spreekwoord over die varkens: Al regent het varkens, Jan Salie krijgt er nog geen borstel van. Jan Salie, dat is de luie gemakzuch- tige man. Al zouden de varkens, zo maar te grijp op straat liggen, tegen de tijd, dat Jan Salie komt om ook iets van die varkens te krijgen, zijn ze alle maal verdwenen. Geslacht en wel. Zelfs de haren, waarvan men borstels maak te. Zo'n luie Jan Salie! Schapen worden ook door de mensen verzorgd. En geen makker beest dan zo'n schaap. Luister maar, wat onze taal er van zegt: Er gaan veel makke schapen in een hok. En: als er één schaap over de dam is, volgen er meer. Maar noemen ze jou allemaal het zwar te schaap van de familie, nou, dan weet je, dat ze niet veel goeds van je ver tellen. In hoeveel stadstuintjes houden de mensen wel kippen? De taal zegt het al weer. De mensen hebben ze goed bekeken: ze gaan ook wel eens graag vroeg naar bed. En dus gaan ze met de kippen op stok. Veel belangstelling is er ook voor de haan. Zijn haan moet koning kraaien! Hij moet de baas zijn. Als niemand ergens meer van horen zal, zeggen we: daar kraait geen haan meer naar. Je kunt haantje de voorste zijn en als je graag opschept, dan hang je de gebraden haan uit. Er zijn nog meer van die huisdieren uitdrukkingen. Let maar eens goed op, als de parade weer door onze taalschat marcheert. iiiiiiiiiniiiiiiiiHimiiiiiiiiiiiHiiiimiiiiiimniiiiiiimiitiimiiii Wij ontvingen van een veertienjarig Japans meisje uit Tokio een mooie brief, waarin zy vraagt of jullie haar eens willen scliryven (in de Engelse taal) over Nederlandse gebruiken en ge woonten, cultnür, wetenschap, enz. Het zou natuurbjk aardig zijn Ook bijv. prentbriefkaarten of' postzegels, van Ne- Haantje de Voorste. iiiiiimiiitiiiiiniiiiiiimiiiiiiiiiitmiiiiiiiiiiiiiiitimiiiiiiiiimii „Zeg, vrouw, wat is er aan de hand?" vroeg Olliedaan, de olifant. „Ach" zei zijn vrouw Minoesje mat, „Ik wou dat ik een kindje had". „Kom, zucht maar niet" zei Olliedaan. „We nemen gauw een kindje aan". Maar aeh, er was in 't hele land geen ertk'le baby-olifant. derlan'd te sturen, ih ruil 'voor Japanse. Toen namen ze een kleine aap, Het gaat haar echter yoornameljjk om een bijdehante, leuke knaap. Je moet een gegeven paard niet in de bek zien! iiitiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinKiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiimiiiiiiiiimiiiHiiiiiiiiimHiiiiiiiiHiiiiniiiiiiiiiiiii vriendschappoiyk met elkaar te corres ponderen. Het adres is: Yasuko Mashimo 2864 Kokubunji Tokyo, Japan. IIIIIIIIIIIIIIIIItllltlllllllllllllllllliliiiiiiuilllllllllllllllHIlllllllll (Advertentie) Mary Pickford: „De kunst om te geloven in de schijn". Ik ben er vast van overtuigd, dat de mensen tegenwoordig heus niet zoveel van hen verschillen. Ondanks al onze levenswijsheid hebben we nog een groot verlangen naar de wereld van de schijn. Ik herinner me nog als de dag van gisteren Theda Bara's auto met rijk geborduurde gordijntjes voor de ruiten. Theda Bara, de eerste „vamp", was volgens de jongens van de publiciteit een Egyptische prinses. In werkelijk heid heette ze Theodosia Goodman en was ze geboren in Cincinnati. Tegenwoordig stellen de persagenten in Hollywood alles in het werk om de mensen ervan te overtuigen, dat de sterren doodgewone mensen zijn, net als de buren. In de oude tijd zou iede re publiciteitsman, die het publiek er van probeerde te overtuigen, dat een ster in Hollywood net was als ieder een, op staande voet zijn ontslagen. We beschouwden het als een deel van ons werk om anders te zijn. John Barrymore bijvoorbeeld hield er een fabelachtig huis in Oosterse stijl op na, dat hij zijn „Chinese tent" noem de. Het had drie zwembaden, twee voor mensen en een derde, waarin hij forel len hield. Sommige sterren waren even schil derachtig als ze in de populaire film blaadjes werden afgeschilderd. Met één hunner ben ik getrouwd geweest Dou glas Fairbanks. Van hem zou je rustig kunnen zeggen, dat hij het leven door ging, zwaaiend van de ene lamp naar de andere, precies als in zijn films. Hij was geen aansteller, alleen een groot, uitgelaten kind. Op één van onze rei zen dineerden we eens in de „Tour d' Argent" te Parijs. Evenals de an dere gasten was ik vol bewondering voor het prachtige uitzicht op de Notre Dame en zelfs Douglas leek onder de indruk te komen. Maar plotseling zei hij: „Zeg, Mary, ik geloof vast, dat er genoeg steunpunten zijn om langs die toren rechts naar de top te klau teren". Een andere keer brachten Douglas en ik een bezoek aan de woning van Henry Ford in Californië. Ik had diep ontzag voor de stugge, oude miljonair, Douglas niet. Hij maakte voortdurend grapjes en samen gingen ze het land goed bezichtigen.Ik bleef met mevrouw Ford in de zitkamer achter. Toen het tijd werd om weer te vertrekken, ging ik naar buiten om Douglas te zoeken. Hij zat schrijlings op de nok van het dak, drie verdiepingen hoog en naast hem zat Henry Ford, zich tranen lachend. Toen we weer alleen waren en ik Douglas vertelde, wat ik van hem dacht antwoordde hij diep beledigd: „Geen schijn van gevaar. Ik heb de steun punten tweemaal geprobeerd, eer ik hem er op liet klimmen" Het was inderdaad een tijd van won derbaarlijke nonsens. Maar het was leuk en er stak geen kwaad in. Daar voor zorgde het publiek wel. Het klein ste schandaaltje kon een eind maken aan de loopbaan van een ster. De opvattingen waren toen zo strikt, dat menige ster er vaak het onschuldi ge slachtoffer van is geworden. Toen een bekende regisseur, William Des- mond Taylor, op een geheimzinnige manier werd vermoord, was het afge- lpen met de carrière van Mabel Nor mand, hoewel ze niets met de moord te maken had. Ze had zich alleen met Taylor een paar maal in het openbaar vertoond. Hoewel heel wat sterren in die da gen bijna even bizar waren als de rol len, die ze speelden, was dat met tal van anderen niet het geval. Wonderlijk gezonde beweging Verjong Uzelf en ook Uw fiets! ippertje was een heel klein man netje. Hij was beslist niet gro ter dan de wijsvinger van je moeder. Dan was Wippertje natuurlijk een kabouter, zeg je nu meteen. Maar dat heb je mis. Want Wippertje had geen lange baard en geen puntmuts. En hoe kun je nu zonder die twee dingen een echte kabouter zijn? Omdat Wippertje dus geen kabouter was, wilde hij ook niet by de kabouters gaan wonen. Hij had er wel eens een poosje gelogeerd, dat wel. Maar Wip pertje vond toch op de duur, dat hij er eigenlijk niet thuis hoorde. En daarom was hij maar weer weggetrok ken. Weg, de wijde wereld in. Waar moet ik heen gaan? dacht Wip pertje. Voor de mensen ben ik te klein. En voor de kabouters ben ik te anders. Waar zou er ergens een plekje op de wereld zijn, voor een Wippertje als ik? En zonder dat Wippertje op die vraag het antwoord wist, trok hp ver der van het ene bos naar het andere. Soms bleef hij een paar dagen in een paddestoel wonen. Dan dacht hy: het is hier best. Ik denk dat ik hier maar blijf. Maar na een poosje kwam er dan een spin of een kever, of anders toch wel een kleine muis, die zei: hoor eens, ik wou graag in die paddestoel wonen. Het spyt me erg om je op straat te zetten, maar tenslotte hóór ik in het bos en jq niet. Probeer dus maar er gens anders een huisje te vinden. Dan zat er voor Wippertje niets an ders op, dan maar weer verder te trek ken. Het ïykt wel of ik nergens thuis hoor, zuchtte Wippertje dan. Een andere keer had hy een holle boom gevonden, waar je prachtig in wonen kon. Wippertje vond het eigenlijk Telkens werd hy weggejaagd. Ook die keer toen hij een struik vol zoete bessen had gevonden. Hy zat juist heerlijk te smullen, toen hij op zpn schouder werd getikt en er een boskikker achter hem stond. De bessen-oogst is maar zo-zo dit jaar, zei de boskikker. Als we genoeg bessen hadden, zou ik er niets van zeg gen, maar er zqn er bijna geen. Daar om moeten deze bessen bewaard biy- ven voor de bewoners van dit bos. Ik vind het sneu om het je te moeten zeg gen. En wat denk je van die keer, toen het heel warm was en Wippertje in de Ze noemden hem Kid Wibidc en hij zei daad'lijk Pa en Moe. Des morgens ging hij in het bad. Dan spoten ze hem lekker nat. En 's middags sprong hij op de rug van Pa naar Moe, en veer terug. Maar 's avonds, als hij slapen ging, dan was het uit met dat gespring. Dan zei Papaatje Olliedaan: „Nu rustig ventje. Slapen gaan". En olifant Minoesje zong: „Dat apenkindje houdt me jong. Slaap wel, mijn kleine Wibidoe". Dan vielen aapjes oogjes toe. VERA WITTE IHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHtllllllllllllllllllHIIIIllllHIIIIIIIIIIIIIIII ter is toch voor iedereen. Kwekwek, zei de eend, neem me niet .kwalijk, maar de bosvnver is niet groot genoeg om igdereen zomaar toe te la ten. Ik snap wel dat je het niet prettig vindt, maar ik kan het ook niet helpen. Wippertje reisde verder en verder en hy dacht er zelfs over om maar weer terug te gaan naar de kabouters. Ik voel me wel een beetje kaal zonder baard, zei hij by zichzelf, maar dat zal wel wennen. Tenslotte zijn de kabou ters altyd heel aardig voor me ge weest. Juist had Wippertje dat gedacht, toen hy voor een brede bos"beek stond. Hoe kom ik aan de overkant? dacht Wippertje. Er is nergens een brug te zien. En om helemaal naar de andere wel een erg grote woning, maar het bosvijveÉ wou pootie-baden? Er kwam kant te zwemmen, dat ïykt me wel wat was pr Hrnnor on warm on Vm HanTit* rror> was er droog en warm en hy dacht: hier zit ik goed. Toen kwam er een haasje dat zei: ik vind het jammer voor jou, vriend, maar we komen in dit bos massa's huizen te kort en omdat jij niet van deze streken bent, moet er in deze holle boom een dier gaan wonen, dat hier wél altyd gewoond heeft. Arme Wippertje werd er verdrietig van. Overal was het 't zelfde liedje. een dikke eend aangezwommen, die snaterde: ons zwembad is alleen be stemd voor de bosdieren. Kwek- kwekwek Ze wees daarbij met haar ene poot over haar schouder, alsof ze zeggen wou: ga er maar gauw uit. U bent zeker de badjuffrouw? vroeg Wippertje zuchtend. Och-och, waar moet het heen, als ze zelfs in de bos- vyver een badjuffrouw hebben! Het wa- IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIMIIIII1IIIIII1IIIIIIIIII|II|||||||||||||||||||||||||||||||||||||IIIIII,IIIIII|I,,IIII|||III,I,I,||I|,||||I|||||III|II|II,IIIIIIII,IIII,I,I||||II||,|||I|||,II,||,I||||||,|],|||II|II|||III,II,|,I||II|I||III|IIII||I||II||||I|||||II||,II|I||||||,|II,II|I||II|,II,I,||II„II„,„I HOOFDSTUK I et zonlicht spetterde op de kiezelsteen tjes van de tuin, waarin mijnheer Suup in een oranje ligstoel een beetje lag te suffen. Hij sliep niet, maar keek met half ge sloten ogen naar een vogeltje dat op een tak van de kastanjeboom zat te fluiten van plezier. Van plezier om het mooie weer. Behalve het fluiten van het vogeltje was er niets te horen. Want het was september en alle kinderen wa ren pas weer naar school. Het was een heel mooie nieuwe school met grote ramen. Hoefde mijnheer Suup niet te werken? Nee. Toch had hij geen vakantie. Mijnheer Suup was pas vijfenzestig jaar geworden. Vijfen veertig jaar had hij gewerkt. Nu mocht hij van al die jaren uitrusten. Vandaag in dé oranje ligstoel in de tuin. Nooit meer zou mijn heer Suup heel vroeg, als zelfs de kippen van zijn buurman nog sliepen, op hoeven te staan, en ook nooit meer heel laat thuiskomen. Mijn heer Suup was van nu af eigen baas. Hij kon doen wat hij wilde. Waarom moest mijnheer Suup vaak zo vroeg op? Mijnheer Suup was vijfenveertig jaar bij de tram geweest. Niet bij de stadstram, die van het Station naar het Plein rijdt en dan weer terug. De tram waar mijnheer Suup bij had gewerkt, was een heel grote van drie wa gens. En die tram reed van de stad naar de zee. Het was een deftige tram, met brede flu welen banken en heel mooie bagagenetten. „Als je met die tram gaat, ben je echt uit", zeiden de mensen en mijnheer Suup dacht altijd bij zichzelf „Het is een tram, waarin je alleen maar sigaren kunt roken, grote sigaren met gouden bandjes. Het is een salon op wielen". Op die mooie tram nu was mijnheer Suup bestuurder geweest, „wagenvoerder", zoals de directeur van de tram dat noemde. Als je aan mijnheer Suup vroeg, waarom hij nu bij de tram was gegaan, dan werd hij altijd een beetje verlegen. Hij zei dan glimlachend „zo maar Maar de werkelijke reden was heel anders. Vijfenyeertig jaar geleden was mijnheer Suup twintig jaar. Hij woonde in een smalle straat waa.r iedereen hem gewoon Ger- rit" noemde. Tegenover mijnheer Suup vvoon- Suup aardig vond? Ja, dat wist mijnheer Suup nu juist ook niet. Hij zou Mientje kunnen vr..- gen, maar dat durfde hij niet. „Ik moet haar aandacht kunnen trekken", dacht mijnheer Suup. „Maar hoe?" Toen hoorde mijnheer Suup, dat ze bij die grote tram wagenvoerders vroegen. Een wa genvoerder droeg een mooi zwart uniform met zilveren knopen en een pet met zilveren bie zen, die gloeiden in de zon. Er was een schok door mijnheer Suup gegaan. Als hij eens wa genvoerder was met die prachtige knopen en die feestelijke pet. Dan zou hij trots door de straat lopen, en dandan zou Mientje mis schien wel naar hem kijken. Langs dat geheimzinnige zijpaadje was mijn- heer Suup bij de tram gekomen, en nu had den Mientje en hij de veertigjarige bruiloft al gevierd en in de tweede klas van de nieuwe school met de grote ramen zat Gerritje Suup, die tegen mijnheer Suup „Opa" moest zeggen. de het meisje Mientje. Mijnheer Suup vond Mientje heel aardig. Of Mientje ook mijnheer e tram van mijnheer Suup reed dus van de stad naar de zee. Daar deed die tram precies één uur over. Als mijn heer Suup nu „vroege dienst" had, zoals dat heette, moest hij al om vijf uur 's morgens de deur uit. Maar dat vond hij helemaal niet erg. Hij liep dan zachtjes fluitend naar de re mise, een groot gebouw waar de trams, net jes naast elkaar, 's nachts slapen en uitrusten om de volgende dag weer van de stad naar de zee en van de zee naar de stad te kunnen rijden. Onvermoeibaar. Om half zes stond Mijnheer Suup op de tram. Hij liet de fluit feestelijk klinken als een start sein en vertrok dan met de conducteur als enige passagier naar de zee, naar een klein badplaatsje. Een prachtige tocht was dat, voor al in de zomer, als alle vogels net wakker wa ren geworden, alle bomen pas gewassen wa ren en de zon, nog een beetje bleek van de lange reis door de nacht, aan de hemel glim lachte. Twintig minuten lang reed de tram al leen maar door bossen en duinen, als door een heel lange groene tunnel, en dan plotseling was daar het badplaatsje, waar de huizen nog slaperig stonden te suffen en alleen een mijn heer met een hondje op straat liep. In het badplaatsje stapten een paar mensen in, die heel vroeg in de stad aan het werk moesten. Mijnheer Suup kende ze allemaal en zij mijnheer Suup. Sommigen zeiden zelfs „Ger- rit" tegen hem. Zij keken 's morgens alle maal nog een beetje bezorgd, maar dan liet mijnheer Suup de fluit eens vrolijk zingen, in de zomer zette hij alle ramen open, zodat de tram wel een open-lucht-tram leek: het rook er net zo heerlijk en fris als in de bossen en de duinen. De mensen werden dan vanzelf vro lijk. Een paar begonnen te zingen, anderen vergaten helemaal de krant te lezen: zij gingen zitten kijken, naar de bomen, de bloemen, de weiden, de koeien en de paarden. Mijnheer Suup keek dan eens stiekem om, zag allé men sen blij kijken en liet dan van plezier de fluit nog eens heel hoog fluiten. In de winter was het altijd erg stil op de :ram. Er gingen dan geen mensen van de stad naar het badplaatsje. Maar in de lente en in de zomer was het druk, vooral op warme zon dagen, als de stad zó warm was alsof er over al grote kachels brandden. De mensen in de stad liepen dan allemaal te zuchten. Zij wilden naar de zee, waar de wind in je gezicht woei, waar ze konden zwemmen of door een donkere bril kijken naar die goeie zon, die vandaag zo hard werkte. De kinderen wilden in hun bad pak uren kuilen graven of forten bouwen van zand met echte grachten, ol met een grote rode bal naar de blauwe Jucht gooien. Dat konden ze allemaal niet in de stad: daar was geèn zand, alleen maar steen, en met een bal mocht je nooit ver gooien, anders konden er weleens ruiten breken. Zulke drukke zondagen waren voor mijn heer Suup feestdagen. Hij vond niets fijner dan al die blije mensen, al die kinderen met emmertjes, scheppen en ballen uit de warme stad naar de koele zee te rijden. Hij zei dan altijd bij zichzelf: Ik ben een ge lukkig man. Wie maakt zó veel kinderen blii als ik? (Wordt vervolgd) ver. Toen kreeg Wippertje een idee. Hij zocht in het bos een stevige plank en ook nog een paar rechte takjes. Die sleepte hij naar het water, stapte er zelf boven op en roeide toen gezellig naar de overkant. De stevige plank was zijn boot en de rechte takjes de roeispanen, begrijp je. Juist sprong hij aan de andere kant aan wal, toen er een konyntje kwam aangesprongen. Hoor eens, riep het konyntje snuffe lend, ik moet naar de overkant. Ik heb verschrikkeiyk veel haast. Ik moet in kopen gaan doen op het Knolletjes veld en straks komen de konynekindertjes thuis uit school en dan moet ik terug zijn. Bedoel je, dat ik je naar de over kant moet brengen? vroeg Wippertje. Als het niet te veel gevraagd is, héél graag, zei het konyntje. Toen zei Wippertje: stap maar op en hy roeide voor het konijntje nog even naar de andere kant terug. Maar daar stonden ook al twee dieren te wachten. Het waren een kleine mol en een ezel tje. Ze riepen: schippertje, schippertje, zet ons over! Wippertje vond het wel leuk dat de dieren hem schippertje noemden. Hij zei: zeker dames, een ogenblikje alstu blieft. Even mevrouw Konqn laten uit stappen. Komt u maar hoor. Niet wie belen en niet overboord hangen! Het leek wel of de dieren het tegen elkaar vertelden: er is een schipper op de bosbeek, die je met zijn bootje naar de overkant brengt. Want van alle kan ten kwamen er dieren aangesprongen en ze riepen: mogen wy ook mee, schipper? Meneer Hert, de burgemeester van het bos kwam er ook by. Hy zei: het is een heel goede gedachte geweest schipper, om hier een bootje neer te leggen. Waar woon je ergens? Nergens, zei Wippertje. En hy ver- telde heel zqn treurige geschiedenis, van steeds maar verder reizen, omdat hy nergens thuishoorde. Maar voor iemand die iets nuttigs wil doen, is altyd wel een huisje te vinden, zei de burgemeester. En ala er geen te vinden is, dan bouwen we er een. Had ik dat maar eerder geweten, zei Wippertje verrast. Maar beter laat dan nooit. Toen liet burgemeester Hert voor de schipper een huisje bouwen aan de wa terkant. Hü mocht voortaan ook pootje baden in de bosvijver. En c-venveel van de bessen snoepen als de anderen. En zo zie je maar weer eens: waar je wat voor anderen doen wilt, daar hoor je tenslotte tóch thuis. LEA SMULDERS

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1960 | | pagina 13