BLOEM en TUIN in de KUNST
Symbolisme van bloemen op oude schilderijen
SU
Vondstin het zoeklicht
a
DOLFHENKES
Schade door streekplannen
Voorstel van Ged. Staten inzake
vergoeding door provincie
Op naar de wonderen van Gent
m
Hpl
80-jarige avonturier
Rotterdammer en kosmopoliet
mzmmmm
ochio
iodorl 1912
Wmmmmmmmmmmmmmmsmm
7000ste schip in
Rotterdamse haven
Hardnekkige brand
in Schiebroek
Kath. Bouwstichting
in Waterweggebied
v B
ZATERDAG 16 APRIL I960
1
PP
M
do onlgo
„Bezeten" schilder
Open hart
Nieuwe kleuren
Kunstenaars
aan de
Europoort
Chabot licht dat nader toe: de lelie sym
boliseerde de reinheid, het lelietje van
dalen de nederigheid, de roos de liefde
soms ook het zwijgen als men ze op
biechtstoelen beeldhouwde om het biecht
geheim te kennen te geven, het madeliefje
de barmhartigheid, het viooltje de be
scheidenheid, de ranonkel de ongehuwde
staat, de grote viool de meditatie, de be-
reklauw de zachtzinnigheid, de appel de
ongehoorzaamheid, de korenaar het Sa
crament des Altaars, het vijfvingerkruid
de genegenheid. In die tijd begreep ieder
een die godvruchtige taal der bloemen.
In talrijke composities van Maria-Bood-
schnppen van Hugo van der Goes, van
Eyck. Memlinc, de Meester van 1499,
van der Weydcn, Pourbus en andere, ziet
men in de nabijheid van de heilige Maagd
een vaas met lelies, of rozen, irissen
en akeleien, die in hun bloementaal deug
den van Maria uitbeelden: de lelie Haar
reinheid, de roos haar maagddom, of haar
naastenliefde, de iris Haar koningschap
en de akelei waarschijnlijk Haar liefde.
Op het middenpaneel van de Aanbid
ding van het Lam Gods der van Eycks,
staat een lelieplant dicht bij de groep der
maagden, waaronder zich de heilige
Dorothea bevindt, de beschermheilige
van de tuiniers.
Dan zijn er bekende portretten uit de
XVe en de XVIe eeuw, waarop men per
sonages ziet afgebeeld die een anjer in
de hand houden. Wat betekent die bloem
in die portretten? Ongetwijfeld is zij als
een symbool bedoeld, doch een juiste uit
leg schijnt men daar nog niet voor te heb
ben gevonden. Een veronderstelling is, dat
de anjer in die vroege portretten een be
tekenis zou kunnen hebben van liefde en
ook een zinnebeeld van verloving en
huwelijk zou kunnen zijn. In het algemeen
zijn 't mannen die aldus geconterfeit wer
den, zelden vrouwen. Er is de beroemde
„Man met de anjer" van Metsys. Van
Portret van Barbara Arents, genaamd
Spierinck, de grootmoeder van Rubens.
Van Jacob van Utrecht copyright AGL
Brussel)
Joost van Cleve zijn dp de tentoonstel
ling twee portretten in die geest: Keizer
Maximiliaan met drie anjers en een jon
geling met één anjer. Er zijn daar ook
twee portretten van vrouwen die een an
jer in de hand houden, het éne van Ja
cob Ignatius de Roore, die zijn geliefde
aldus uitbeeldde en het andere van Jacob
van Utrecht, dat Barbara Arents, die la
ter de grootmoeder van Rubens zou wor
den, in haar jongemeisjesjaren voorstelt.
In Holland en Vlaanderen verspreidde
zich snel het schilderen van bloemen. In
Noord-Nederland werd het genre aan
vankelijk vooral door uitgeweken Vlamin.
gen beoefend. Toen Maria de Medici in
HENRI DE MONFREID, het is een naam,
die de ouderen onder ons onmiddellijk
aan avonturen en gewaagde onderne
mingen doet denken. Deze Fransman
werd Arabier met de Arabieren, maar
op een andere wijze dan de beroemde en
geheimzinnige Lawrence, van wie tus-
i sen twee haakjes kort geleden bekend is
1606 naar Holland kwam. werd haar een geworqen toen zjjn moeder stierf, dat
bloemstuk van Jacobus de Gheyn ge- bujtene(,htelijk kind van een be_
kende Engelse aristocraat was.
schonken. In Vlaanderen waren toen de
bloemenschilders nog veel talrijker. Enke_
le namen: Bosschaert de Oude, de Jezuïet
Seghers. van Thielen en diens drie doch
ters, Gatharina Ykens, Jacob Hoefnagel,
ae Fluwele Breughel, de Heem. Jan Fijt
van Kessel, Houbraken en anderen.
In de XVIIe'eeuw heerste de z.g. tul
penmanie, veroorzaakt door de Vlaamse
edelman Augier Ghislain van Busbeek,
die gezant was geweest van keizer Ferdi
nand bij Sultan Soliman, te. Constantino-
pel en vandaar tulpen meebracht,, die via
Antwerpén haar weg naar Nederland von
den. Een groot aantal tulpen treft men
aan in schilderijen uit de XVIIe eeuw. Er
waren ook de Vanitasstukken: doodshoof
den met verflenste bloemen, gedoofde
kaarsen en uitgegane pijp. Bloemen wer
den eveneens aangewend in allegorische
taferelen. Onderwerpen als de Vier Ele
menten en de Vijf Zinnen, werden ook
vaak behandeld en soms kwamen daar
ook bloemen en planten bij te pas. Het
zelfde was bet geval met de maanden en
de seizoenen. In de XVIIIe eeuw geraakte
het schilderen van bloemen in verval.
Maar er blijft genoeg van daaraan voor
afgaande eeuwen over, om een hoge ge
dachte van onze bloemenschilders te heb
ben, en te Gent een bezoek aan veel van
hun werken te brengen.
In Gent zijn eerstdaags de vijfjaarlijkse Floraliën weer aan de orde van de
dag. Zij worden zaterdag 24 april geopend in aanwezigheid van de koning
en tijdens haar kortstondige duur van enkele dagen zullen Groot-Hertogin
Charlotte én Prins Felix van Luxemburg van eën staatsiebczoek aan België
gebruik maken om haar kleurenweelde te gaan bewonderen. Flora's kinderen,
om het met romantische dichters te zeggen, zuilen met haar geuren en kleuren
honderdduizenden boeien. Daarna, zal die schoonheid verwelken. Er zijn, ge
lukkig, bloemen en planten die, al geuren zij niet, reeds sedert honderden
jaren haast even fris en bekoorlijk zijn gebleven als haar zusters uit de natuur
eens waren: die prijken op schilderijen en in andere kunstuitingen.
„Bloem en tuin in de Vlaamse Kunst"
luidt het motto waaronder deze tentoon
stelling doorgaat. Wij willen dat verrui
men en zeggen: „Bloem en Tuin in de
Kunst der Nederlanden".
Eveneens in het cude Gent, werd hier
van zojuist een zéér merkwaardige ten
toonstelling geopend. Zij omvat nagenoeg
driehonderd werken, in overgrote meer
derheid schilderijen, maar daarnaast ook
verluchte handschriften, tekeningen en
aquarellen, etsen, boeken, wandtapijten
en ceramiekwerken, die door bloemen ge
ïnspireerd zijn of die er naast andere
voorstellingen op voorkomen. Tot 26 juni
zal zij geopend blijven en men verwacht
grote belangstelling.
Men zal er naast werken van kleine
meesters ook schilderijen zien van kunste
naars met beroemde namen, zoals Adri-
aan Isenbrant, Simon de Vos, Hendrik
van Balen, Ambrosius Benson, Robert
Campin, Geeraard David, Quinten Met
sys, Antoon van Dijck, de Franckens, Ja
cob Grimmer, Pieter Pourbus, Jan Pro
voost, Rubens, Barend van Orley, de
Meester van Flemalle en Jan Breughel, de
grootste bloemenschilder van de Breug-
hels. Oeze vonden in de bloemen niet al
leen sprekende decoratieve, maar ook
symbolische elementen. Bestaat er ergens
zo zeggen de inrichters van deze tentoon
stelling, een verrukkelijker tuin ter we
reld dan deze die werd aangelegd en ge
durende eeuwen in bloei werd gehouden
door kunstenaars van onze gewesten?
De bijzonderste promotors van deze al
leszins boeiende bloemenshow zijn de he
ren Paul Eeckhout, de conservator van
het Museum voor Schone Kunsten van
Gent, en de voorzitter van het bestuur
van dat museum, de heer G. Chabot, fijn
estheet en vlot commentator van het
geëxposeerde.
Het waren de miniaturisten van eeuwen
geleden, die de eersten waren om met
hun verluchtingen van thans meer dan
ooit kostbare getijdenboeken de bloemen
des velds in kleuren op hun perkament
vast te leggen. De primitieve schilders
lieten er zich blijkbaar door bekoren en
op hun beurt schiepen zij, op onsterfelijk
gebleven panelen, nooit verwelkende
bloemen die in hun ogen een ingetogen
hulde waren aan hun Schepper.
De taal der bloemen ontlokte ook aan
dichters en schrijvers gevoelens van
schoonheid en devotie. Schreef niet een
Gezelle: „Mij spreekt de blomme een ta
le, mij is het kruid beleefd, mij groet het
altemale dat God geschapen heeft".
Vaas met bloemen in een nis. Van Am
brosius de Oude (Verzameling S. J. v. d.
Bergh te Wassenaar) (Copyright AOL
te Brussel)
Véél exposities werden reeds gewijd
aan het thema van de bloemen in de
kunst. Doch voor zover specialisten als
conservator Eeckhout bekend is, ging in
geen énkele dezer de aandacht naar de
symbolische betekenis of naar de evo
lutie der bloemen-iconografie. Van dat
symbool en die iconografie, heeft men
thans de essentie gemaakt van de Gentse
tentoonstelling.
Deze beperkt zich, volgens de promo
tors, tot het gebied der Vlaamse kunst. Zij
hebben die echter opgevat in de ruimste
betekenis van het woord en in dit ver.
band zowel kunstenaars van onze oude
provinciën omvattende, als van Vlamin
gen die naar de noordelijke Nederlanden
Frankrijk, Engeland of Duitsland waren
uitgeweken.
Het aantal op deze expositie vertegen
woordigde Vlaamse schilders die hetzij
wegens godsdienstonlusten of voor het uit
voeren aldaar van opdrachten in Noord-
Nederland zijn gaan werken, is groot.
De selectie van werken van markante
bloemenschilders of van vooraanstaan
de schilders die bloemen in hun voorstel
lingen verwerkt hebben en die gaan van de
XVe tot de XVIIIe eeuw, zal voor de éér
ste maal kunstgeleerden in de gelegenheid
stellen leerzame vergelijkingen te maken
tussen stijl en techniek van die schilders.
In dit opzicht zal de aanwezigheid van
niet minder dan vijftien werken van de
beroemde bloemenschilder van het ge
slacht der Breughels, Jan Breughel de
Oude, volgens kenners het bewijs leveren
dat hij torenhoog boven zijn navolgers
staat en zal men, vroeg of laat, een
schifting kunnen maken tussen de goede
schilderijen die werkelijk van hem zijn
en minderwaardig werk van anderen, dat
abusievelijk aan hem wordt toegeschre
ven.
De heer Chabot, die een diepgaande
studie heeft gemaakt van de bloemen-
schilderijen in onze gewesten in hoger-
genoemde periode, heeft uitgemaakt dat
het nederige veldbloemen waren, die het
éérst werden uitgebeeld. Onze miniatu
risten uit de XVe en het begin van de
XVIe eeuw, zegt hij, bewonderden de
korenbloem, de bolderik, de akelei het
viooltje en het madeliefje. Zij kenden
ook de twee aristocraten onder de bloe
men de roos reeds bezongen door Sapppho
en de anjer door Kruisvaarders naar on-
Feest in een park vol bloemen, planten
en bomen. Van David Vinceboons
(Copyright ACL, Brussel)
ze streken gebracht. Met vaardige en
kwistige hand strooiden zij al die bloemen
in de handschriften die zij verluchtten.
Dan kwamen de primitieven. Zij zetten
bloemen en planten in hun schilderijen,
doch niet meer als hoofdmotief. Toch ga
ven zij blijk van een grote kennis en van
fijngevoeligheid voor de natuur. Volgens
Chabot is de beroemde Lam Godspo
lyptiek der van Eycks niet alleen een
theologisch geheel, maar om zo te zeggen
ook een herbarium, waarin zij de paar
debloem, de stinkende gouw, de klaver,
de waterkers, de lisbloem, het geurende
ruwkruid, het duizendblad, de aardbei,
het madeliefje, het viooltje, de- witte le
lie, het lelietje van dalen, de blauwe iris,
de dovenetel en de akelei tot in de kleinste
bijzonderheden hebben ontleed en uitge
beeld. Uit een Latijnse tekst op het graf
van Jan van Eyck kon men lezen, dat
zijn tijdgenoten hem prezen, niet alleen
om levende wezens te hebben weergege
ven, maar ook om gewassen te hebben
geschilderd Het lelietje van dalen en de
dovenetel bekoorden Dirk Bouts. Ook van
der Weyden beeldde bescheiden planten
uit: de steenbreek, de brandnetel, de
wilde vlier, de clematis, de alsem, het
kruiskruid, de papaver, het vijfvinger
kruid, de weegbree, de klimop, de wilde
narcis en het vergeet-mij-nietie. In wer
ken van Memlinc vindt men de met ver
tedering geschilderde aardbei, de veld-
ahjer, de'salie, het duizendguldenkruid.
de paardebloem, de ganzebloem en het
vuurbloemetje.
Waarom zoveel bloemen, zal men vra
gen en waarom werd er door de schil
ders zoveel belang aan gehecht? Eenvou
dig omdat voor mensen uit de XVe eeuw
de natuur op een woud vol zinnebeelden
geleek en in hun ogen de bloem door
drongen was van een betekenis. De heer
Henri de Monfreid heeft vele jaren
rond en over de Rode Zee rondgezwor
ven Reeds in het begin van deze eeuw
toog hij naar Yemen, om er koffie te ko
pen Dat was in die dagen een hoogst ge
vaarlijke onderneming. Later legde hij
zelf een koffieplantage aan. doch het
eentonige leven van koffieplanter beviel j
hem op de duur niet. Hij sloot zich aan i
bij een troep parelduikers in de Rode Zee,
waarbij hij telkens overvallen van .piraten
te verduren had.
Het gelukte hem, zich deze lieden van
het lijf te houden, dóór rond zijn schip
cigén gemaakte mijnen, met dynamiet
gevuld, neer te leggen. De boten der pi-
raten vlogen in de lucht
Van parelvisser werd hjj smokkelaar
in hasjisj, het beruchte verdovingsmid
del, dat in de Arabische landen bijna te
gen goud opweegt. Hij drong tot diep in
AbeSsynië door en zwierf ook door de
Soedan en Egypte.
Zijn avonturen beschreef hij in inder
tijd veel gelezen boeken.
Gedurende de Eerste Wereldoorlog
voerde hij op eigen houtje oorlog in de
Rode Zee, veroverde er een eiland op de
Turken en stelde het Frankrijk ter be
schikking Na de oorlog hervatte hij zijn
avontuurlijke leven, dat eindigde in de
Tweede Wereldoorlog, toen hij in Abes-
synië door de Engelsen gevangen geno
men werd, omdat hij met da Italianen
gecollaboreerd had.
Ze sloten hem op in een concentratie-
kam in Kenya, doch na de oorlog
lieten ze hem los en Henri de Monfreid
vestigde zich in het zuiden van Frankrijk,
waar hij ging boeren.
Het leek wel, of men nooit meer iets
j van hem zou horen, maar twee jaar ge
leden reisde hij onverwachts naar zijn
zoon, die op het eiland Réunion als ar
chitect werkzaam is. Men hoorde, dat
de voormalige avonturier nog eens voor
het laatst zich op weg had begeven, om
deel te nemen aan een riskante onderne-
ming en wel het zoeken naar de fabel
achtige schat van de beruchte piraat
Olivier Levasseur, bijgenaamd La Buse
La Buse behoorde tot de laatste Boe
kaniers van de Caraïbische Zee, die na
dat de Engelsen resoluut tegen hen wa-
I ren opgetreden, de wijk naar de Indische
Oceaan hadden genomen en op Madagas
kar een aantal roversnesten hadden ge
sticht. Een er van was een soort repu
bliek.
De Franse koloniale autoriteiten op
Madagaskar lieten de aanwezigheid van
de piraten oogluikend toe, zolang ze de
op Indië varende Franse schepen met
rust lieten. Ten slotte echter besloot de
régering te Paijrs een einde aan hun be-
driji te maken. Ze kondigde een amnestie
af voor hen, die de piraterij zouden op
geven. De Fransen ónder hen konden zich
vrij in Frankrijk vestigen.
La Buse was de enige, die er geen ge
bruik van maakte. Hij had kort te vo
ren op het eiland Réunion een Portu
gees schip overmeesterd, dat uit Indië
komend, met zware averij de haven van
Saint Paul was binnengelopen.
Het schip moet onmetelijke schatten
aan boord hebben gehad. Volgens ver
halen, die heden ten dage op Réunion
nog de ronde doen, kreeg elke opvarende
van La Buse's schip veertig prachtige
diamanten als aandeel in de buit. La Bu
se zelf hield het grootste gedeelte voor
zichzelf. Hij verborg het in een grot op
het eiland en weer volgens de legende
liet hij de toegang van de grot dichtmet-
sèlen, terwijl de mannen, die de kost
baarheden er voor hem heengebracht
hadden, er zich nog in bevonden.
Met enkele trawanten maakte hij la
ter korte metten. Hij bleef op Réunion.
Daar Verschcên op een voor hem kwa
de dag een Frans oorlogsschip, welks
commandant La Buse op verraderlijke
wijze gevangen nani Het is weer de le
gende, die vertelt, dat de piraat tijdens
zijn transport naar het schip een kaart
heeft weggeworpen, waarop de plaats
stond aangegeven, waar zijn schat ver
borgen lag.
Henri de Monfreid en zijn zoon Da
niël gingen er naar op zoek, maar hun
boot raakte onklaar en ze moesten terug
keren. In Frankrijk liet hij een nieuwe
bouwen en daarmee is hij nu, als tachtig
jarige, weer op zoek naar de schat van
La Buse
Zoals bekend is, zijn voor verschillen
de gebieden van onze provincie streek
plannen in voorbereiding.
Het ligt in de bedoeling van Ged. St.
naast het reeds aangeboden ontwerp-
herziening streekplan Brielse Maas, bin
nen afzienbare tijd nog een aantal streek
plannen ter vaststelling voor te leggen.
Evenals zulks het geval is bi,i de vast
stelling van gemeentelijke stedebouwkun-
dige maatregelen, rijst ook bij de vast
stelling van streekplannen de vraag, of
en in hoeverre schade, die daaruit voor
belanghebbenden kan voortvloeien, voor
vergoeding in aanmerking komt en zo
ja of daarvoor een zgn. schadevergoe
dingsverordening in het leven dient te
worden geroepen. Hieromtrent merken
wij het volgende op.
Het vaststellen van een stedebouwkun.
dige maatregel is een rechtmatige over-
heidsdaad, waaraan in het algemeen geen
recht op schadevergoeding kan worden
ontleend. Slechts in incidentele gevallen
heeft de wet, terzake van door de over
heid, bij de vervulling van haar taak be
rokkende schade een recht op schadever
goeding voor de gelaedeerden in het le
ven geroepen. Het bekendste voorbeeld
daarvan is wel de Zuiderzeesteunwet.
Er is evenwel een ontwikkeling in de
rechtsopvattingen gaande om, ook bui
ten het geval dat de wet dit regelt, een
aanspraak op schadevergoeding te er
kennen voor het geval een belanghebben
de door een rechtmatige handeling van
de overheid onevenredig zwaar wordt
getroffen. Ook in de jurisprudentie van
de Hoge Raad inzake artikel 1401 van
het Burgerlijk Wetboek valt deze ont
wikkeling te onderkennen, zoals blijkt uit
arresten van de Hoge Raad.
Belanghebbenden kunnen ook als ge
volg van het streekplan zelve worden ge
schaad. In zodanig geval kan een tege
moetkoming op grond van het gelijkheids
beginsel gerechtvaardigd zijn.
Uit overwegingen van Koninklijke be
sluiten blijkt, dat de Kroon van oordeel
is, dat belanghebbenden, die door of
tengevolge van het streekplan of de daar
bij behorende voorschriften onevenredig
in hun belangen worden geschaad en die
geen beroep op een gemeentelijke scha
devergoedingsverordening kunnen doen,
een aanspraak op tegemoetkoming in
deze schade ten laste van de provincie
i moet worden gegeven.
I Gezien het vorenstaande zouden Ged.
St. thans in verband met de aan de orde
te stellen streekplannen, ook voor deze
provincie een schadevergoedingsverorde
ning fn het leven willen roepen.
Zoals ook door de Kroon is uitgespro
ken, komt slechts onevenredige schade
voor vergoeding in aanmerking. Dit vloeit
eveneens voort uit bet beginsel van de
jelijkheid van de burgers ten opzichte van
de publieke lasten. Hiermede wordt tot
ritdrukking gebracht, dat een ieder zijn
deel behoort te dragen van de offers, wel
ke de overheid, behartigende de belan
gen van de gehele gemeenschap, daar
voor van de leden van die gemeenschap
vraagt. Het normale risico van het maat
schappelijk leven behoren de deelgeno
ten der gemeenschap zelf te dragen.
Slechts voorzover het offer voor een
bepaald lid van de gemeenschap of voor
een bepaalde groep onevenredig zwaar
is te noemen, is er uit billijkheidsover
wegingen plaats voor verlichting van
dit offer door het toekennen van een te
gemoetkoming in de geleden schade.
Hierdoor wordt als het ware het oneven
redige of ernstige karakter aan de scha-
1 de ontnomen. Wat in het algemeen als
„onevenredige Schade" moet worden
aangemerkt is bezwaarlijk te zeggen.
Dit zal van geval tot geval moeten wor
den beoordeeld na zorgvuldige afweging
van alle daarbij betrokken belangen.
In de praktijk zal zich een bepaalde op
vatting terzake moeten vormen.
De woorden „als onmiddellijk gevolg
van het streekplan" willen tot uitdruk
king brengen, dat er een aanwijsbaar
causaal verband tussen de geleden (on
evenredige) schade en het streekplan moet
bestaan.
Hierbij zij nog opgemerkt, dat het, zo
als uit het bovenvermelde blijkt, veelal
de minister zal zijn, die de schade be
rokkent, doch hierbij dient te worden be
dacht, dat dit i.e. geschiedt op grond van
het streekplan en het terzake door gede
puteerde staten uitgebrachte advies, dat
in de praktijk altijd pleegt te worden ge
vraagd.
ROTTERDAM, 16 april. Vanmorgen
vroeg is het 7000e schip van het jaar de
Rotterdamse haven binnengelopen. Het is
het 443 Zweedse tankschip „Tliankbritt",
dat thans gemeerd ligt aan de eerste Pe
troleumhaven. Het vorig jaar liep het
7000e schip binnen op 23 april.
ROTTERDAM, 15 april. Een hard
nekkige brand heeft vandaag de brand
weer tot driemaal toe naar de Telders-
weg in Schiebroek geroepen. Met elkaar
is zij er ongeveer vijf uren werkzaam ge
weest.
Er is daar een flatgebouw in wording
en men trekt het in twee secties op. Op
de scheiding van beide delen staan twee
buitenmuren met een tussenruimte van
ongeveer 3 centimeter, welke is gevuld
met zachtboard en bitumen.
Waarschijnlijk bij loodgieterswerkzaam
heden op donderdagavond is deze vul
ling gaan gloeien. Reeds om kwart over 7
vanmorgen kwam de brandweer in actie
met koolzuurwagen 3, gereedschapswagen
7, nevelwagen 7 en bluseenheid 215. On
der leiding van brandmeester L. Koetsier
bleef men tot half 9bezig. Om kwart
over 2 werd opnieuw brand ontdekt. Ge
blust werd tot half 5 en men dacht dat
er nu afdoende werk was geleverd, maar
s avonds begon het feest opnieuw. Men
hoopt, dat de beide nevelstralen thans
de laatste vonk hebben gedoofd.
ROTTERDAM, 16 april. -Naar wij in
het jaarverslag van de r.-k. Bouwvereni
ging „Voor het Huisgezin" te Rotterdam
lezen worden er door deze vereniging
met haar zustervereniging „Voor het Ge
zin" te Schiebroek besprekingen gevoerd
om te komen tot de oprichting van een
Stichting van r.-k. Bouwverenigingen in
het Waterweggebied.
(van onze kunstredactie)
DOLF HENKES (56)
staat op een houten stel
ling midden tussen de
telkens van aanzien ver
anderende chaos die
Dijkzicht- ziekenhuis- in
aanbouw heet. Op de
tweede etage in de hall
van het toekomstige po
liocentrum bewerkt hij
een kale wand tot deze
met een vriendelijke bo
mengroep in lentetooi en
wat spelende kinderen
bedekt is. In de linker
hoek priemen enkele ka
le stammen in strakke
kleuren, in de rechter
hoek heeft hij met een
luchtige pointillage de
bomen reeds van een
pluimkruin voorzien die
het kunstlicht in zich op
zuigt en zo deze hall tot
een feest voor het oog
en het hart maakt.
De bouwvakkers die
er werken, kunnen best
met hem opschieten. Op
zijn stelling schreven ze
OUDE HENKES. Hij
maakte er ouwe van.
Geen wonder dat ze goed
met Henkes overweg
kunnen.
Deze rasartiest is in,
hart en nieren Rotter
dammer. Geboren in Ka-
tendrecht, werd hij al
vroeg bankwerker en la
ter machinist. Zo zwierf
hij de wereld over. Te
gelijk echter legde hij al
les wat hem imponeerde
vast. Wat Henkes ziet
grijpt hij tegelijk met
zijn kunstenaarsoog. De
ze jongen uit het volk
deed, toen hij 26 jaar was,
de keus die zijn leven
zou bepalen: hij ging zich
geheel, aan zijn kunst
wijden. Als op iemand
het graag gebezigde be
grip „bezeten" van toe
passing is, dan wel op
Dolf Henkes. Hij drinkt
de wereld met zijn ogen
in en hij transponeert de
ze weer in verf, met een
eigen signatuur, doordacht
en tot de kern benaderd.
„Zondag zag ik een
man voor mijn woning
aan de Veerkade in-
eengezak op het trot
toir liggen. Dat gebeurt
nog" en hij toont ons een
krabbel van een nauwe
lijks definieerbaar hoopje
mens. Want Henkes is
een man die niet alleen
estetisch bewogen raakt.
Zijn portretten bewijzen
dit. Hij haalde eens een
jongen die bij zijn atelier
aan het Haringvliet stond
te kijken, naar binnen.
Hij wilde hem schilderen,
geboeid als hij was door
diens felrode trui. Toen
hij klaar was met zijn
portret, werd de jongen
kwaad. Hij voelde zich
betrapt. Zijn handen le
ken verwijfd tot in de
vingertoppen waarmee
hij een sigaret hanteerde.
En uit de enkele lijnen
die het gelaat tekenden,
sprak een voosheid die
waarschijnlijk de jongen
zelf geschokt heeft. Het
schilderij werkte als een
röntgenopname. Geroerd
was Henkes toen hij zo
van nabij het opblazen
van de haven meemaakte,
getuige een imposante
r
map met zwart-witteke-
ningen. En een schilderij
dat hij uit het stof te
voorschijn haalt, nog ge
schilderd in het karakte
ristiek monochrome,
Rembrandteske goud
bruin uit zijn eerste pe
riode, toont ons een krib
be waaromheen wat ar
beiders geschaard staan.
Deze bewogenheid is ook
terug te vinden in de
prachtige schilderijen die
hij tijdens zijn tweejarig
verblijf in Curacao maak
te, een ervaring die voor
zijn kleurgebruik van in
grijpende betekenis was.
Daar zag hij die door
een felle zon beschenen
kleurvlakken als coulis
sen, die veel van zijn
laatste werk kenmerken.
„Ik heb in 1945 de kleur
terug gevonden die ik nog
kende van het oude Soes
man-variété van voor de
oorlog op de Coolsingel",
kleuren als van de ge
camoufleerde schepen die
hij in de oorlog schilder
de. Hij maakte er ook
die magnifieke Madonna
aan het rif, een mees
terlijk werk dat in geen
kerk zou misstaan. Na
Curacao vertrok hij naar
Mexico dat hij het meest
inspiratieve land vindt
dat hij kent, vol grote
volumes, niet licht van
kleur, maar wat valig,
geladen met spanningen
waartoe de bittere armoe
leidt. Je raakt er nooit
uitgewerkt. Elke minuut
die je daar kijkt, is een
nieuw schilderij. In de
tropen ontdekte hij on
vermoede kleuren, zag
hij een voluptueuze we
reld die voor zijn toch
al niet schraal palet een
nieuwe rijkdom beteken
de. Zo is Henkes in staat
zich steeds te verjongen.
De man die zegt:
„wat ik zie, teken ik, wat
ik voel, kleur ik", ver
baast door een creativi
teit die zo driftig is als
onze haven zelf, zo breed
als de armen waarmee
Rotterdam de wereld ont
vangt en zo recht op de
man af als een zeeman.
Dolf Henkes heeft de tijd
van De Gemeenschap
meegemaakt voor welk
toonaangevend katholiek
tijdschrift hij jarenlang
illustraties heeft gete
kend. Hij toonde toen irt
zijn werk, duidelijker nog
dan nu het geval is, zijn
bewondering voor iEl
Greco en Picasso die ge
paard ging aan een sterk
monumentale inslag.
Henkes ig het sombere
Katendrecht en de grijs
grauwe havenkleur te bo
ven gekomen. Zijn reizen
naar Ierland, Spanje, Ita
lië, Frankrijk, Amerika
de tropen en Grieken
land hebben hem gehol
pen zijn kennis van de
voortbrengselen van de
allergrootste kunstenaars
te vergroten; zij hebben
van hem een kosmopoliet
gemaakt die achter zijn
echt Rotterdamse accen*
vandaan treedt als een
hartelijk mens en een
boeiend artiest.