BLOEM en TUIN in de KUNST Symbolisme van bloemen op oude schilderijen SU Vondstin het zoeklicht a DOLFHENKES Schade door streekplannen Voorstel van Ged. Staten inzake vergoeding door provincie Op naar de wonderen van Gent m Hpl 80-jarige avonturier Rotterdammer en kosmopoliet mzmmmm ochio iodorl 1912 Wmmmmmmmmmmmmmmsmm 7000ste schip in Rotterdamse haven Hardnekkige brand in Schiebroek Kath. Bouwstichting in Waterweggebied v B ZATERDAG 16 APRIL I960 1 PP M do onlgo „Bezeten" schilder Open hart Nieuwe kleuren Kunstenaars aan de Europoort Chabot licht dat nader toe: de lelie sym boliseerde de reinheid, het lelietje van dalen de nederigheid, de roos de liefde soms ook het zwijgen als men ze op biechtstoelen beeldhouwde om het biecht geheim te kennen te geven, het madeliefje de barmhartigheid, het viooltje de be scheidenheid, de ranonkel de ongehuwde staat, de grote viool de meditatie, de be- reklauw de zachtzinnigheid, de appel de ongehoorzaamheid, de korenaar het Sa crament des Altaars, het vijfvingerkruid de genegenheid. In die tijd begreep ieder een die godvruchtige taal der bloemen. In talrijke composities van Maria-Bood- schnppen van Hugo van der Goes, van Eyck. Memlinc, de Meester van 1499, van der Weydcn, Pourbus en andere, ziet men in de nabijheid van de heilige Maagd een vaas met lelies, of rozen, irissen en akeleien, die in hun bloementaal deug den van Maria uitbeelden: de lelie Haar reinheid, de roos haar maagddom, of haar naastenliefde, de iris Haar koningschap en de akelei waarschijnlijk Haar liefde. Op het middenpaneel van de Aanbid ding van het Lam Gods der van Eycks, staat een lelieplant dicht bij de groep der maagden, waaronder zich de heilige Dorothea bevindt, de beschermheilige van de tuiniers. Dan zijn er bekende portretten uit de XVe en de XVIe eeuw, waarop men per sonages ziet afgebeeld die een anjer in de hand houden. Wat betekent die bloem in die portretten? Ongetwijfeld is zij als een symbool bedoeld, doch een juiste uit leg schijnt men daar nog niet voor te heb ben gevonden. Een veronderstelling is, dat de anjer in die vroege portretten een be tekenis zou kunnen hebben van liefde en ook een zinnebeeld van verloving en huwelijk zou kunnen zijn. In het algemeen zijn 't mannen die aldus geconterfeit wer den, zelden vrouwen. Er is de beroemde „Man met de anjer" van Metsys. Van Portret van Barbara Arents, genaamd Spierinck, de grootmoeder van Rubens. Van Jacob van Utrecht copyright AGL Brussel) Joost van Cleve zijn dp de tentoonstel ling twee portretten in die geest: Keizer Maximiliaan met drie anjers en een jon geling met één anjer. Er zijn daar ook twee portretten van vrouwen die een an jer in de hand houden, het éne van Ja cob Ignatius de Roore, die zijn geliefde aldus uitbeeldde en het andere van Jacob van Utrecht, dat Barbara Arents, die la ter de grootmoeder van Rubens zou wor den, in haar jongemeisjesjaren voorstelt. In Holland en Vlaanderen verspreidde zich snel het schilderen van bloemen. In Noord-Nederland werd het genre aan vankelijk vooral door uitgeweken Vlamin. gen beoefend. Toen Maria de Medici in HENRI DE MONFREID, het is een naam, die de ouderen onder ons onmiddellijk aan avonturen en gewaagde onderne mingen doet denken. Deze Fransman werd Arabier met de Arabieren, maar op een andere wijze dan de beroemde en geheimzinnige Lawrence, van wie tus- i sen twee haakjes kort geleden bekend is 1606 naar Holland kwam. werd haar een geworqen toen zjjn moeder stierf, dat bloemstuk van Jacobus de Gheyn ge- bujtene(,htelijk kind van een be_ kende Engelse aristocraat was. schonken. In Vlaanderen waren toen de bloemenschilders nog veel talrijker. Enke_ le namen: Bosschaert de Oude, de Jezuïet Seghers. van Thielen en diens drie doch ters, Gatharina Ykens, Jacob Hoefnagel, ae Fluwele Breughel, de Heem. Jan Fijt van Kessel, Houbraken en anderen. In de XVIIe'eeuw heerste de z.g. tul penmanie, veroorzaakt door de Vlaamse edelman Augier Ghislain van Busbeek, die gezant was geweest van keizer Ferdi nand bij Sultan Soliman, te. Constantino- pel en vandaar tulpen meebracht,, die via Antwerpén haar weg naar Nederland von den. Een groot aantal tulpen treft men aan in schilderijen uit de XVIIe eeuw. Er waren ook de Vanitasstukken: doodshoof den met verflenste bloemen, gedoofde kaarsen en uitgegane pijp. Bloemen wer den eveneens aangewend in allegorische taferelen. Onderwerpen als de Vier Ele menten en de Vijf Zinnen, werden ook vaak behandeld en soms kwamen daar ook bloemen en planten bij te pas. Het zelfde was bet geval met de maanden en de seizoenen. In de XVIIIe eeuw geraakte het schilderen van bloemen in verval. Maar er blijft genoeg van daaraan voor afgaande eeuwen over, om een hoge ge dachte van onze bloemenschilders te heb ben, en te Gent een bezoek aan veel van hun werken te brengen. In Gent zijn eerstdaags de vijfjaarlijkse Floraliën weer aan de orde van de dag. Zij worden zaterdag 24 april geopend in aanwezigheid van de koning en tijdens haar kortstondige duur van enkele dagen zullen Groot-Hertogin Charlotte én Prins Felix van Luxemburg van eën staatsiebczoek aan België gebruik maken om haar kleurenweelde te gaan bewonderen. Flora's kinderen, om het met romantische dichters te zeggen, zuilen met haar geuren en kleuren honderdduizenden boeien. Daarna, zal die schoonheid verwelken. Er zijn, ge lukkig, bloemen en planten die, al geuren zij niet, reeds sedert honderden jaren haast even fris en bekoorlijk zijn gebleven als haar zusters uit de natuur eens waren: die prijken op schilderijen en in andere kunstuitingen. „Bloem en tuin in de Vlaamse Kunst" luidt het motto waaronder deze tentoon stelling doorgaat. Wij willen dat verrui men en zeggen: „Bloem en Tuin in de Kunst der Nederlanden". Eveneens in het cude Gent, werd hier van zojuist een zéér merkwaardige ten toonstelling geopend. Zij omvat nagenoeg driehonderd werken, in overgrote meer derheid schilderijen, maar daarnaast ook verluchte handschriften, tekeningen en aquarellen, etsen, boeken, wandtapijten en ceramiekwerken, die door bloemen ge ïnspireerd zijn of die er naast andere voorstellingen op voorkomen. Tot 26 juni zal zij geopend blijven en men verwacht grote belangstelling. Men zal er naast werken van kleine meesters ook schilderijen zien van kunste naars met beroemde namen, zoals Adri- aan Isenbrant, Simon de Vos, Hendrik van Balen, Ambrosius Benson, Robert Campin, Geeraard David, Quinten Met sys, Antoon van Dijck, de Franckens, Ja cob Grimmer, Pieter Pourbus, Jan Pro voost, Rubens, Barend van Orley, de Meester van Flemalle en Jan Breughel, de grootste bloemenschilder van de Breug- hels. Oeze vonden in de bloemen niet al leen sprekende decoratieve, maar ook symbolische elementen. Bestaat er ergens zo zeggen de inrichters van deze tentoon stelling, een verrukkelijker tuin ter we reld dan deze die werd aangelegd en ge durende eeuwen in bloei werd gehouden door kunstenaars van onze gewesten? De bijzonderste promotors van deze al leszins boeiende bloemenshow zijn de he ren Paul Eeckhout, de conservator van het Museum voor Schone Kunsten van Gent, en de voorzitter van het bestuur van dat museum, de heer G. Chabot, fijn estheet en vlot commentator van het geëxposeerde. Het waren de miniaturisten van eeuwen geleden, die de eersten waren om met hun verluchtingen van thans meer dan ooit kostbare getijdenboeken de bloemen des velds in kleuren op hun perkament vast te leggen. De primitieve schilders lieten er zich blijkbaar door bekoren en op hun beurt schiepen zij, op onsterfelijk gebleven panelen, nooit verwelkende bloemen die in hun ogen een ingetogen hulde waren aan hun Schepper. De taal der bloemen ontlokte ook aan dichters en schrijvers gevoelens van schoonheid en devotie. Schreef niet een Gezelle: „Mij spreekt de blomme een ta le, mij is het kruid beleefd, mij groet het altemale dat God geschapen heeft". Vaas met bloemen in een nis. Van Am brosius de Oude (Verzameling S. J. v. d. Bergh te Wassenaar) (Copyright AOL te Brussel) Véél exposities werden reeds gewijd aan het thema van de bloemen in de kunst. Doch voor zover specialisten als conservator Eeckhout bekend is, ging in geen énkele dezer de aandacht naar de symbolische betekenis of naar de evo lutie der bloemen-iconografie. Van dat symbool en die iconografie, heeft men thans de essentie gemaakt van de Gentse tentoonstelling. Deze beperkt zich, volgens de promo tors, tot het gebied der Vlaamse kunst. Zij hebben die echter opgevat in de ruimste betekenis van het woord en in dit ver. band zowel kunstenaars van onze oude provinciën omvattende, als van Vlamin gen die naar de noordelijke Nederlanden Frankrijk, Engeland of Duitsland waren uitgeweken. Het aantal op deze expositie vertegen woordigde Vlaamse schilders die hetzij wegens godsdienstonlusten of voor het uit voeren aldaar van opdrachten in Noord- Nederland zijn gaan werken, is groot. De selectie van werken van markante bloemenschilders of van vooraanstaan de schilders die bloemen in hun voorstel lingen verwerkt hebben en die gaan van de XVe tot de XVIIIe eeuw, zal voor de éér ste maal kunstgeleerden in de gelegenheid stellen leerzame vergelijkingen te maken tussen stijl en techniek van die schilders. In dit opzicht zal de aanwezigheid van niet minder dan vijftien werken van de beroemde bloemenschilder van het ge slacht der Breughels, Jan Breughel de Oude, volgens kenners het bewijs leveren dat hij torenhoog boven zijn navolgers staat en zal men, vroeg of laat, een schifting kunnen maken tussen de goede schilderijen die werkelijk van hem zijn en minderwaardig werk van anderen, dat abusievelijk aan hem wordt toegeschre ven. De heer Chabot, die een diepgaande studie heeft gemaakt van de bloemen- schilderijen in onze gewesten in hoger- genoemde periode, heeft uitgemaakt dat het nederige veldbloemen waren, die het éérst werden uitgebeeld. Onze miniatu risten uit de XVe en het begin van de XVIe eeuw, zegt hij, bewonderden de korenbloem, de bolderik, de akelei het viooltje en het madeliefje. Zij kenden ook de twee aristocraten onder de bloe men de roos reeds bezongen door Sapppho en de anjer door Kruisvaarders naar on- Feest in een park vol bloemen, planten en bomen. Van David Vinceboons (Copyright ACL, Brussel) ze streken gebracht. Met vaardige en kwistige hand strooiden zij al die bloemen in de handschriften die zij verluchtten. Dan kwamen de primitieven. Zij zetten bloemen en planten in hun schilderijen, doch niet meer als hoofdmotief. Toch ga ven zij blijk van een grote kennis en van fijngevoeligheid voor de natuur. Volgens Chabot is de beroemde Lam Godspo lyptiek der van Eycks niet alleen een theologisch geheel, maar om zo te zeggen ook een herbarium, waarin zij de paar debloem, de stinkende gouw, de klaver, de waterkers, de lisbloem, het geurende ruwkruid, het duizendblad, de aardbei, het madeliefje, het viooltje, de- witte le lie, het lelietje van dalen, de blauwe iris, de dovenetel en de akelei tot in de kleinste bijzonderheden hebben ontleed en uitge beeld. Uit een Latijnse tekst op het graf van Jan van Eyck kon men lezen, dat zijn tijdgenoten hem prezen, niet alleen om levende wezens te hebben weergege ven, maar ook om gewassen te hebben geschilderd Het lelietje van dalen en de dovenetel bekoorden Dirk Bouts. Ook van der Weyden beeldde bescheiden planten uit: de steenbreek, de brandnetel, de wilde vlier, de clematis, de alsem, het kruiskruid, de papaver, het vijfvinger kruid, de weegbree, de klimop, de wilde narcis en het vergeet-mij-nietie. In wer ken van Memlinc vindt men de met ver tedering geschilderde aardbei, de veld- ahjer, de'salie, het duizendguldenkruid. de paardebloem, de ganzebloem en het vuurbloemetje. Waarom zoveel bloemen, zal men vra gen en waarom werd er door de schil ders zoveel belang aan gehecht? Eenvou dig omdat voor mensen uit de XVe eeuw de natuur op een woud vol zinnebeelden geleek en in hun ogen de bloem door drongen was van een betekenis. De heer Henri de Monfreid heeft vele jaren rond en over de Rode Zee rondgezwor ven Reeds in het begin van deze eeuw toog hij naar Yemen, om er koffie te ko pen Dat was in die dagen een hoogst ge vaarlijke onderneming. Later legde hij zelf een koffieplantage aan. doch het eentonige leven van koffieplanter beviel j hem op de duur niet. Hij sloot zich aan i bij een troep parelduikers in de Rode Zee, waarbij hij telkens overvallen van .piraten te verduren had. Het gelukte hem, zich deze lieden van het lijf te houden, dóór rond zijn schip cigén gemaakte mijnen, met dynamiet gevuld, neer te leggen. De boten der pi- raten vlogen in de lucht Van parelvisser werd hjj smokkelaar in hasjisj, het beruchte verdovingsmid del, dat in de Arabische landen bijna te gen goud opweegt. Hij drong tot diep in AbeSsynië door en zwierf ook door de Soedan en Egypte. Zijn avonturen beschreef hij in inder tijd veel gelezen boeken. Gedurende de Eerste Wereldoorlog voerde hij op eigen houtje oorlog in de Rode Zee, veroverde er een eiland op de Turken en stelde het Frankrijk ter be schikking Na de oorlog hervatte hij zijn avontuurlijke leven, dat eindigde in de Tweede Wereldoorlog, toen hij in Abes- synië door de Engelsen gevangen geno men werd, omdat hij met da Italianen gecollaboreerd had. Ze sloten hem op in een concentratie- kam in Kenya, doch na de oorlog lieten ze hem los en Henri de Monfreid vestigde zich in het zuiden van Frankrijk, waar hij ging boeren. Het leek wel, of men nooit meer iets j van hem zou horen, maar twee jaar ge leden reisde hij onverwachts naar zijn zoon, die op het eiland Réunion als ar chitect werkzaam is. Men hoorde, dat de voormalige avonturier nog eens voor het laatst zich op weg had begeven, om deel te nemen aan een riskante onderne- ming en wel het zoeken naar de fabel achtige schat van de beruchte piraat Olivier Levasseur, bijgenaamd La Buse La Buse behoorde tot de laatste Boe kaniers van de Caraïbische Zee, die na dat de Engelsen resoluut tegen hen wa- I ren opgetreden, de wijk naar de Indische Oceaan hadden genomen en op Madagas kar een aantal roversnesten hadden ge sticht. Een er van was een soort repu bliek. De Franse koloniale autoriteiten op Madagaskar lieten de aanwezigheid van de piraten oogluikend toe, zolang ze de op Indië varende Franse schepen met rust lieten. Ten slotte echter besloot de régering te Paijrs een einde aan hun be- driji te maken. Ze kondigde een amnestie af voor hen, die de piraterij zouden op geven. De Fransen ónder hen konden zich vrij in Frankrijk vestigen. La Buse was de enige, die er geen ge bruik van maakte. Hij had kort te vo ren op het eiland Réunion een Portu gees schip overmeesterd, dat uit Indië komend, met zware averij de haven van Saint Paul was binnengelopen. Het schip moet onmetelijke schatten aan boord hebben gehad. Volgens ver halen, die heden ten dage op Réunion nog de ronde doen, kreeg elke opvarende van La Buse's schip veertig prachtige diamanten als aandeel in de buit. La Bu se zelf hield het grootste gedeelte voor zichzelf. Hij verborg het in een grot op het eiland en weer volgens de legende liet hij de toegang van de grot dichtmet- sèlen, terwijl de mannen, die de kost baarheden er voor hem heengebracht hadden, er zich nog in bevonden. Met enkele trawanten maakte hij la ter korte metten. Hij bleef op Réunion. Daar Verschcên op een voor hem kwa de dag een Frans oorlogsschip, welks commandant La Buse op verraderlijke wijze gevangen nani Het is weer de le gende, die vertelt, dat de piraat tijdens zijn transport naar het schip een kaart heeft weggeworpen, waarop de plaats stond aangegeven, waar zijn schat ver borgen lag. Henri de Monfreid en zijn zoon Da niël gingen er naar op zoek, maar hun boot raakte onklaar en ze moesten terug keren. In Frankrijk liet hij een nieuwe bouwen en daarmee is hij nu, als tachtig jarige, weer op zoek naar de schat van La Buse Zoals bekend is, zijn voor verschillen de gebieden van onze provincie streek plannen in voorbereiding. Het ligt in de bedoeling van Ged. St. naast het reeds aangeboden ontwerp- herziening streekplan Brielse Maas, bin nen afzienbare tijd nog een aantal streek plannen ter vaststelling voor te leggen. Evenals zulks het geval is bi,i de vast stelling van gemeentelijke stedebouwkun- dige maatregelen, rijst ook bij de vast stelling van streekplannen de vraag, of en in hoeverre schade, die daaruit voor belanghebbenden kan voortvloeien, voor vergoeding in aanmerking komt en zo ja of daarvoor een zgn. schadevergoe dingsverordening in het leven dient te worden geroepen. Hieromtrent merken wij het volgende op. Het vaststellen van een stedebouwkun. dige maatregel is een rechtmatige over- heidsdaad, waaraan in het algemeen geen recht op schadevergoeding kan worden ontleend. Slechts in incidentele gevallen heeft de wet, terzake van door de over heid, bij de vervulling van haar taak be rokkende schade een recht op schadever goeding voor de gelaedeerden in het le ven geroepen. Het bekendste voorbeeld daarvan is wel de Zuiderzeesteunwet. Er is evenwel een ontwikkeling in de rechtsopvattingen gaande om, ook bui ten het geval dat de wet dit regelt, een aanspraak op schadevergoeding te er kennen voor het geval een belanghebben de door een rechtmatige handeling van de overheid onevenredig zwaar wordt getroffen. Ook in de jurisprudentie van de Hoge Raad inzake artikel 1401 van het Burgerlijk Wetboek valt deze ont wikkeling te onderkennen, zoals blijkt uit arresten van de Hoge Raad. Belanghebbenden kunnen ook als ge volg van het streekplan zelve worden ge schaad. In zodanig geval kan een tege moetkoming op grond van het gelijkheids beginsel gerechtvaardigd zijn. Uit overwegingen van Koninklijke be sluiten blijkt, dat de Kroon van oordeel is, dat belanghebbenden, die door of tengevolge van het streekplan of de daar bij behorende voorschriften onevenredig in hun belangen worden geschaad en die geen beroep op een gemeentelijke scha devergoedingsverordening kunnen doen, een aanspraak op tegemoetkoming in deze schade ten laste van de provincie i moet worden gegeven. I Gezien het vorenstaande zouden Ged. St. thans in verband met de aan de orde te stellen streekplannen, ook voor deze provincie een schadevergoedingsverorde ning fn het leven willen roepen. Zoals ook door de Kroon is uitgespro ken, komt slechts onevenredige schade voor vergoeding in aanmerking. Dit vloeit eveneens voort uit bet beginsel van de jelijkheid van de burgers ten opzichte van de publieke lasten. Hiermede wordt tot ritdrukking gebracht, dat een ieder zijn deel behoort te dragen van de offers, wel ke de overheid, behartigende de belan gen van de gehele gemeenschap, daar voor van de leden van die gemeenschap vraagt. Het normale risico van het maat schappelijk leven behoren de deelgeno ten der gemeenschap zelf te dragen. Slechts voorzover het offer voor een bepaald lid van de gemeenschap of voor een bepaalde groep onevenredig zwaar is te noemen, is er uit billijkheidsover wegingen plaats voor verlichting van dit offer door het toekennen van een te gemoetkoming in de geleden schade. Hierdoor wordt als het ware het oneven redige of ernstige karakter aan de scha- 1 de ontnomen. Wat in het algemeen als „onevenredige Schade" moet worden aangemerkt is bezwaarlijk te zeggen. Dit zal van geval tot geval moeten wor den beoordeeld na zorgvuldige afweging van alle daarbij betrokken belangen. In de praktijk zal zich een bepaalde op vatting terzake moeten vormen. De woorden „als onmiddellijk gevolg van het streekplan" willen tot uitdruk king brengen, dat er een aanwijsbaar causaal verband tussen de geleden (on evenredige) schade en het streekplan moet bestaan. Hierbij zij nog opgemerkt, dat het, zo als uit het bovenvermelde blijkt, veelal de minister zal zijn, die de schade be rokkent, doch hierbij dient te worden be dacht, dat dit i.e. geschiedt op grond van het streekplan en het terzake door gede puteerde staten uitgebrachte advies, dat in de praktijk altijd pleegt te worden ge vraagd. ROTTERDAM, 16 april. Vanmorgen vroeg is het 7000e schip van het jaar de Rotterdamse haven binnengelopen. Het is het 443 Zweedse tankschip „Tliankbritt", dat thans gemeerd ligt aan de eerste Pe troleumhaven. Het vorig jaar liep het 7000e schip binnen op 23 april. ROTTERDAM, 15 april. Een hard nekkige brand heeft vandaag de brand weer tot driemaal toe naar de Telders- weg in Schiebroek geroepen. Met elkaar is zij er ongeveer vijf uren werkzaam ge weest. Er is daar een flatgebouw in wording en men trekt het in twee secties op. Op de scheiding van beide delen staan twee buitenmuren met een tussenruimte van ongeveer 3 centimeter, welke is gevuld met zachtboard en bitumen. Waarschijnlijk bij loodgieterswerkzaam heden op donderdagavond is deze vul ling gaan gloeien. Reeds om kwart over 7 vanmorgen kwam de brandweer in actie met koolzuurwagen 3, gereedschapswagen 7, nevelwagen 7 en bluseenheid 215. On der leiding van brandmeester L. Koetsier bleef men tot half 9bezig. Om kwart over 2 werd opnieuw brand ontdekt. Ge blust werd tot half 5 en men dacht dat er nu afdoende werk was geleverd, maar s avonds begon het feest opnieuw. Men hoopt, dat de beide nevelstralen thans de laatste vonk hebben gedoofd. ROTTERDAM, 16 april. -Naar wij in het jaarverslag van de r.-k. Bouwvereni ging „Voor het Huisgezin" te Rotterdam lezen worden er door deze vereniging met haar zustervereniging „Voor het Ge zin" te Schiebroek besprekingen gevoerd om te komen tot de oprichting van een Stichting van r.-k. Bouwverenigingen in het Waterweggebied. (van onze kunstredactie) DOLF HENKES (56) staat op een houten stel ling midden tussen de telkens van aanzien ver anderende chaos die Dijkzicht- ziekenhuis- in aanbouw heet. Op de tweede etage in de hall van het toekomstige po liocentrum bewerkt hij een kale wand tot deze met een vriendelijke bo mengroep in lentetooi en wat spelende kinderen bedekt is. In de linker hoek priemen enkele ka le stammen in strakke kleuren, in de rechter hoek heeft hij met een luchtige pointillage de bomen reeds van een pluimkruin voorzien die het kunstlicht in zich op zuigt en zo deze hall tot een feest voor het oog en het hart maakt. De bouwvakkers die er werken, kunnen best met hem opschieten. Op zijn stelling schreven ze OUDE HENKES. Hij maakte er ouwe van. Geen wonder dat ze goed met Henkes overweg kunnen. Deze rasartiest is in, hart en nieren Rotter dammer. Geboren in Ka- tendrecht, werd hij al vroeg bankwerker en la ter machinist. Zo zwierf hij de wereld over. Te gelijk echter legde hij al les wat hem imponeerde vast. Wat Henkes ziet grijpt hij tegelijk met zijn kunstenaarsoog. De ze jongen uit het volk deed, toen hij 26 jaar was, de keus die zijn leven zou bepalen: hij ging zich geheel, aan zijn kunst wijden. Als op iemand het graag gebezigde be grip „bezeten" van toe passing is, dan wel op Dolf Henkes. Hij drinkt de wereld met zijn ogen in en hij transponeert de ze weer in verf, met een eigen signatuur, doordacht en tot de kern benaderd. „Zondag zag ik een man voor mijn woning aan de Veerkade in- eengezak op het trot toir liggen. Dat gebeurt nog" en hij toont ons een krabbel van een nauwe lijks definieerbaar hoopje mens. Want Henkes is een man die niet alleen estetisch bewogen raakt. Zijn portretten bewijzen dit. Hij haalde eens een jongen die bij zijn atelier aan het Haringvliet stond te kijken, naar binnen. Hij wilde hem schilderen, geboeid als hij was door diens felrode trui. Toen hij klaar was met zijn portret, werd de jongen kwaad. Hij voelde zich betrapt. Zijn handen le ken verwijfd tot in de vingertoppen waarmee hij een sigaret hanteerde. En uit de enkele lijnen die het gelaat tekenden, sprak een voosheid die waarschijnlijk de jongen zelf geschokt heeft. Het schilderij werkte als een röntgenopname. Geroerd was Henkes toen hij zo van nabij het opblazen van de haven meemaakte, getuige een imposante r map met zwart-witteke- ningen. En een schilderij dat hij uit het stof te voorschijn haalt, nog ge schilderd in het karakte ristiek monochrome, Rembrandteske goud bruin uit zijn eerste pe riode, toont ons een krib be waaromheen wat ar beiders geschaard staan. Deze bewogenheid is ook terug te vinden in de prachtige schilderijen die hij tijdens zijn tweejarig verblijf in Curacao maak te, een ervaring die voor zijn kleurgebruik van in grijpende betekenis was. Daar zag hij die door een felle zon beschenen kleurvlakken als coulis sen, die veel van zijn laatste werk kenmerken. „Ik heb in 1945 de kleur terug gevonden die ik nog kende van het oude Soes man-variété van voor de oorlog op de Coolsingel", kleuren als van de ge camoufleerde schepen die hij in de oorlog schilder de. Hij maakte er ook die magnifieke Madonna aan het rif, een mees terlijk werk dat in geen kerk zou misstaan. Na Curacao vertrok hij naar Mexico dat hij het meest inspiratieve land vindt dat hij kent, vol grote volumes, niet licht van kleur, maar wat valig, geladen met spanningen waartoe de bittere armoe leidt. Je raakt er nooit uitgewerkt. Elke minuut die je daar kijkt, is een nieuw schilderij. In de tropen ontdekte hij on vermoede kleuren, zag hij een voluptueuze we reld die voor zijn toch al niet schraal palet een nieuwe rijkdom beteken de. Zo is Henkes in staat zich steeds te verjongen. De man die zegt: „wat ik zie, teken ik, wat ik voel, kleur ik", ver baast door een creativi teit die zo driftig is als onze haven zelf, zo breed als de armen waarmee Rotterdam de wereld ont vangt en zo recht op de man af als een zeeman. Dolf Henkes heeft de tijd van De Gemeenschap meegemaakt voor welk toonaangevend katholiek tijdschrift hij jarenlang illustraties heeft gete kend. Hij toonde toen irt zijn werk, duidelijker nog dan nu het geval is, zijn bewondering voor iEl Greco en Picasso die ge paard ging aan een sterk monumentale inslag. Henkes ig het sombere Katendrecht en de grijs grauwe havenkleur te bo ven gekomen. Zijn reizen naar Ierland, Spanje, Ita lië, Frankrijk, Amerika de tropen en Grieken land hebben hem gehol pen zijn kennis van de voortbrengselen van de allergrootste kunstenaars te vergroten; zij hebben van hem een kosmopoliet gemaakt die achter zijn echt Rotterdamse accen* vandaan treedt als een hartelijk mens en een boeiend artiest.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1960 | | pagina 6