Alphons Ariëns leeft voort
Tijdgenoten halen herinneringen op
aan een voorbeeldig sociaal priester
Zuster bewaarde jas voor relikwieën
Ariëns was zo zuinig, dat hij
een sigaar in tweeën sneed
Katholieke bestemming gezocht
Geboortehuis van
ernstig bedreigd door verval
Bevrijding van Nederland
Alcohol in Ariëns' pastorie
STERKE VERHALEN
VAN OUDE PASTOORS
VISIE VAN GENERAAL OP
Ik heb toen al gedacht, dat deze
man wel eens heilig verklaard
zou kunnen worden. Dit zegt zuster
Stanislaus van de Congregatie der
Zusters van St. Jozef van Amers
foort. „Direct na zijn dood heb ik een
oude jas apart gelegd. Ik dacht, die
kunnen ze later nog wel eens nodig
hebben om relikwieën te maken. En
toen de oorlog begon, heb ik de jas
in een doos gedaan met een briefje
er bij, zodat, als er met mij iets zou
gebeuren, de jas toch herkend zou
worden".
En zo praat zuster Stanislaus een uur
lang over Ariëns, alsof het nog geen
week geleden is, dat zij hem op zijn
ziekbed, dat zijn sterfbed zou worden,
verpleegde. Het is intussen bijna 32
jaar geleden, dat hij stierf, nadat de
„pastoor", zoals hij steeds genoemd wil
de worden, ruim twintig maanden in
het moederhuis St.-Jozef van de con
gregatie had doorgebracht. Zuster Sta
nislaus, nu zestig jaar, was nauwelijks
zes en twintig, toen de zieke emeritus
pastoor van Maarssen aan haar zorgen
werd toevertrouwd. Ariëns maakte eerst
bezwaren tegen zo'n jonge verzorgster,
maar eenmaal aan haar gewend, ge
hoorzaamde hij de zuster als een kind.
„Als ik hem zei, dat hij die dag geen
bezoek meer mocht ontvangen, hield hij
er onmiddellijk mee op, en als ik zei,
dat hij moest eten, deed hij het ook,
al was het niet met plezier. Hij at al
leen maar om in leven te blijven, niet
om er van te genieten. „Wat is het
weer lekker klaargemaakt", zei hij dan,
giHiiiiiiiiiiiimiiiiiiimmiiiiMiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiim
(Van een onzer redacteuren)
Het moet vroeger een deftige
straat geweest zijn; de grote be
huizingen vertellen ervan. In de
smalle Hamburgerstraat te Utrecht rijzen
nog enige koele gevels op van statige
patriciërshuizen, met smalle hoge ra
men, waarachter men donkere kamers
veronderstellen kan met marmeren
schoorstenen en stucwerk aan de pla
fonds. Er is een tijd geweest, dat in
deze huizen de patriciërs van Utrecht
woonden, nog vóórdat er auto's be
stonden, die van de eens zo stille straat
een drukke verkeerssluis gemaakt heb
ben. Het was in die tijd en in deze
straat, dat 26 april 1860 Alphons
Ariëns geboren werd als oudste zoon
van een advocaat, die op nummer 38
een representatief onderdak voor zijn
gezin en praktijk gevonden had. Een
eenvoudige gevelsteen tussen de ramen I
van de eerste verdieping vermeldt: „Hier
werd geboren Alphons Ariëns, priester, I
in 26-4-1860".
Er is in honderd jaar wel veel veran
derd. De Hamburgerstraat is een ach-
teraf-straatje geworden, waarin nog
slechts enkele grote hulzen proberen
de stand van vroeger op te houden.
Het geboortehuis van Ariëns deelt in
de neergang. Het ziet er haveloos en
onderkomen uit; de schilder heeft er
in jaren geen cent aan verdiend. Er
zijn Ariëns-vereerders, die dit verval
met lede ogen aanzien.
In 1946 heeft de Dr. Ariëns Vereni
ging, de r.-k. vereniging tot redding
van drankzuchtigen, het pand aange
kocht van de N.V. Utrechtse Grond-
briefbank voor 18.000,- onder de
overigens niet schriftelijk vastgelegde
voorwaarde, dat het niet als han
delsobject gebruikt zou worden. Dat
was dan ook niet de bedoeling van de
kopende vereniging, die op de eerste
plaats het historische huis wilde be
hoeden tegen afbraak en het vervol
gens een waardige bestemming wilde
geven, waarin de herinnering aan
Ariëns levend gehouden, zou kunnen
worden.
Aanvankelijk werd in het pand het
bureau ondergebracht van Sobriëtas,
de door Ariëns opgerichte katholieke
organisatie tot bevordering van de ze
delijke hoofddeugd van matigheid en
tot bestrijding van het alcoholisme,
evenals van de Dr. Ariënsvereniging,
die uit Sobriëtas is voortgekomen,
waardoor een splitsing werd gemaakt
tussen het preventieve en het curatie
ve werk.
beter onderdak gevonden, terwijl
Sobriëtas haar bureau heeft moeten
opheffen. En zo is het Ariënshuis
weer een gewoon huis geworden. Er
wonen een huisbewaarster en een
paar studenten in, terwijl een judo-
bond er zijn bureau houdt. Hiermee
is de situatie van vóór 1946 weer be
reikt, terwijl het verval steeds ver
der gaat.
Er moeten nu b.v. kostbare repara
ties aan het dak verricht worden, maar
dc vereniging heeft slechts een be
scheiden fondsje voor onderhoud be
schikbaar. Voor een afdoende restau
ratie zal een bedrag van vele duizenden
guldens wellicht een ton nodig
z\jn en hieraan valt voor de vereni
ging helemaal niet te denken.
Het bestuur wil daarom deze last wel
afwentelen en het pand verkopen, bij
voorkeur zodanig, dat er toch nog een
passende bestemming aan gegeven
Intussen echter heeft de Dr.
Ariëns Vereniging in Helmond een Mgr. Ariëns, geheim, kamerheer.
mBiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiumiiimiiiimmiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiHimiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiimiiHiiiiiimmiiiiiiiii
Vanuit het gezichtspunt van een staf
functionaris heeft generaal-
majoor B. Koning een bekende
militaire publicist over de bevrijding
van Nederland geschreven. „Bevrijding
van Nederland" is voorzien van illustra
ties thans verschenen bij de uitgeverij
G. F. Callenbach N.V. te Nijkerk.
Uitermate belangrijk is het ons inder
tijd zo verschrikkelijk traag voorkomen
de verloop van Nederlands bevrijding
van sept. '44 tot mei '45, was de „ope
ratie Market-Garden", de veelbesproken
en gefilmde slag om Arnhem. Generaal
Dempsey zou met het tweede Engelse
leger doorstoten vanuit Valkenswaard
naar Arnhem en het eerste geallieerde
luchtlandingsleger onder generaal Brow
ning zou met de 101e Amerikaanse
luchtlandingsdivisie een massale lucht-
landingsactxe uitvoeren om de door vele
waterhindernissen doorsneden weg
voor generaal Dempsey te effenen. De
operatie Market-Garden was, zo schrijn
generaal-majoor Koning, niet minder
dan een grootscheepse poging de oorlog
voor de winter te doen beëindigen. Hoe
wel de Duitsers hogelijk verrast waren
door deze aanval uit de lucht, konden
zij mede dank zij allerlei terreinomstan
digheden een vinnige verdediging vor
men. Generaal Dempsey slaagde er met
in aansluiting met de para's te krijgen.
Men had de kracht van de Duitsers on
derschat, de geallieerde inlichtingen^
dienst had ook duidelijk gefaald en o.a.
het 2e S.S.-pantserkorps op de Veluwe
over het hoofd gezien, de parachutisten
landden in te kleine groepen zodat de
Duitsers tijd hadden van hun verrassing
te bekomen en eigenlijk was de tactiek
ook niet verstandig bedreven.
De legende van King Kong, de ver
zetsman Lindemans, die liederlijk ver
raad pleegde en ook „Market-Garden"
verraden zou hebben, ontzenuwt gene
raal Koning.
De strijd om de toegang tot de haven
van Antwerpen, de partiële bevrijding
van ons land, het overschrijden van de
Rijn, wordt door de schrijver geplaatst
in het grote kader van deze eindfase
van de oorlog. Generaal Koning weet
het toch ook weer grootse en boeiende
krijgsbedrijf zeer helder uiteeen te zet
ten. Hoewel generaals verondersteld
worden te praten van „weerstanden op
ruimen", „doorstoten", „versterkingen
inzetten" zonder aan het drama van de
sneuvelende soldaat in de modder te
denken, is hun plannenmaken en leiden
geen gespeel met slagordes tinnen sol
daatjes. Zij wisten bij de bevrijding van
Nederland wel waar het om ging, al wa
ren Montgomery, Eisenhower, Bradley
en Patton het lang niet altijd met el
kaar eens en namen ze onder de druk
van hun verantwoordelijkheid ook wel
verkeerde beslissingen.
He. S
wordt. Wanneer zich een geschikte ge
gadigde meldt, die bereid is, de restau
ratiekosten op zich te nemen, bestaat
zelfs de mogelijkheid, dat de verkoop
prijs het symbolische bedrag van één
gulden niet te boven zal gaan.
De vraag is echter: wie wil er een
ton in steken? Er wordt b.v. gedacht
aan de mogelijkheid om in het pand
een herdenkingskapel in te richten.
Maar afgezien nog van de financiële
aspecten, is het de vraag of het niet
beter is, de Ariëns-verering, dia in
Maarssen reeds enige gestalte gekre
gen heeft, uitsluitend in dez-e plaats te
concentreren.
Blijft nog de mogelijkheid, dat het
pand een praktische en toch waardige
bestemming krijgt. De KAB zou er
mogelijk een van haar instellingen in
kunnen onderbrengen of een andere
katholieke sociale instelling zou er zich
in kunnen vestigen, terwijl het ook
denkbaar is, dat het aartsbidsom voor
het Ariënshuis een bestemming kan
vinden. In alle gevallen echter zullen
geen zakelijke overwegingen mogen
prevaleren, want de investering in
een eventuele restauratie lijkt econo
misch niet verantwoord. Het gaat er
dus om of men uit pieuze motieven be
reid is, het geboortehuis van Ariëns
voor het nageslacht te bewaren en
daarvoor een geldelijk offer te bren
gen.
Wanneer dit niet gebeurt, moet ge
vreesd worden, dat de Ariëns Vereni
ging gedwongen zal worden het pand
voor zakelijke doeleinden te verkopen.
Over hetgeen er dan mee gebeurt,
moet men zich geen illusies maken.
„maar het is aan de verkeerde be
steed".
Van deze soberheid getuigen allen
die Ariëns gekend hebben. Men moet
er zfjn oud-kapelaan Van Didem, thans
rector van het Maria-oord te Vinkeveen,
eens over horen. „We hadden het niet
erg getroffen met Kee, de huishoudster.
Elke zondag kwam er een grote rolla
de op tafel. We sneden er iets van af
en de rest kwam maandag weer op tafel,
maar dan koud. Dinsdag weer koude rol
lade, woensdag werd het stuk weer eens
opgewarmd, donderdag kregen we de
rest weer koud, vrijdag was er natuur
lijk geen vlees, zaterdag aten we het
laatste restje op en zondag kwam er
weer een nieuwe rollade. Kee bracht er
niets van terecht. Het gebeurde wel
eens, dat de pastoor een haas cadeau
kreeg en dan moest Kee hem klaarma
ken. Maar dat gebeurde zo erbarme
lijk, dat het nergens op leek. Dan zei
de pastoor: roep Max maar binnen en
dan sneden we een paar stukken af voor
de hond, zodat Kee kon denken, dat we
toch van de haas gegeten hadden".
Niet dat pastoor Ariëns kieskeurig
was. Oud-kapelaan Peters, nu reeds 38
jaar pastoor te Rijssen (O.), herinnert
zich nog hoe de vrouwen in een bejaar
denhuis te Maarssen klaagden over de
slechte boter. „Geef maar hier", zei
Ariëns, „dan zal ik die boter wel op
eten." En oud-kapelaan Uytéwaal, thans
pastoor te Doesburg, vertelt ons, dat
Ariëns zo zuinig was, wanneer het zich
zelf betrof, dat hij een sigaar in twee-
en sneed om twee keer een halve te
kunnen opsteken. Zuster Stanislaus
heeft hem zelfs hetzelfde met sigaret
ten zien doen.
Herinneringen
Bjjna twee en dertig jaar na de dood
van Ariëns zijn er nog velen in leven,
die hem van nabij hebben gekend en
een levendige herinnering bewaren aan
de persoon en het werk van de sociale
priester. Vooral de oud-kapelaans van
Maarssen, met wie pastoor Ariëns veel
besprak, behoeven slechts de naam van
Ariëns te horen om de sluizen van hun
herinnering wijd te openen. De ge
schiedschrijving heeft zich echter reeds
op dit boeiende en merkwaardige pries
terleven geworpen, waardoor vele fei
ten en bijzonderheden gemeengoed zijn
geworden men denke b.v. aan de le
vensbeschrijving door wijlen prof. Ge
rard Brom zodat zij thans, verteld
door tijdgenoten, geen verrassingen
meer opleveren. Uit hun verhalen komt
Ariëns te voorschijn als een godvruch
tig priester, een rusteloos werker, een
beminnelijk mens, een propagandist
voor al zijn idealen.
„Ariëns eiste veel van zijn parochi
anen", verklaart pastoor Uytéwaal,
„maar hij gaf zelf steeds het voor
beeld. Hij kon streng zijn, maar te
gelijk was hij de goedheid zelf". Pas
toor Peters, die reeds kapelaan te
Maarssen was toen Ariëns er als pas
toor benoemd werd, vond niet, dat de
pastoor bij zijn parochianen bijzonder
geliefd was. „Zij waren wel trots op
hem, maar begrepen hem vaak niet.
Nu was Maarssen in die tijd een bij
zonder moeilijke parochie; er werd
veel gedronken en de godsdienst
zat bij velen niet erg diep. Ariëns
moest zich hieraan wel ergeren en dat
zei hij de parochianen dan ook rond
uit."
Het laatste herinnert zich ook rector
Van Didem, b.v. een nieuwjaarspreek,
waarin pastoor Ariëns klaagde, dat zijn
parochianen in het afgelopen jaar niet
dichter bij hem gekomen waren. „Om
het andere huis is er iets mis, zo be
toogde Ariëns. Hier is een vader aan
de drank verslaafd, daar is een meis
je dat haar eer verspeeld heeft en in
weer een ander huis woont iemand, die
een verduistering gepleegd heeft. Om
hot andere huis. zei Ariëns; ik over
drijf niet en ik tart iedereen om te be
wijzen, dat het niet waar is; wie dat
kan, moet na de Mis maar even bij me
komen. Maar er kwam natuurlijk nie
mand."
„Ik zie hem nog voor de eerste keer
na zijn benoeming binnenkomen in de
pastorie", vertelt pastoor Peters. „Hij
leunde tegen de deurpost en zei alleen
maar „Oh, oh, wat verschrikkelijk." Ik
probeerde hem een beetje op te monte
ren en zei „kom, pastoor, Maarssen is
toch een mooie plaats, prachtig gele
gen aan de Vecht." Maar het haalde
niets uit. „Je bedoelt die vieze stink
sloot zeker" antwoordde Ariëns. Hij was
liever in Steenderen gebleven. „Dat wa
ren de gelukkigste jaren van miin le
ven", heeft hij wel eens gezegd. Maar
toen hij eenmaal in Maarssen gewend
was, heb ik hem er niet meer over ho
ren klagen."
Werkdrift
Opmerkelijk eensgezind zijn de ge
tuigenissen over Ariëns werkdrift. Hij
werkte snel en verstond de kunst om
ook anderen voor zich te laten werken.
Hij had bovendien altijd haast. Pastoor
Peters herinnert zich nog, dat Ariëns
vaak op het laatste nippertje naar het
station ging. Dan gooide hij z'n fiets
tegen het gebouw en liet de hond achter
om er op te passen. Het treinpersoneel
kende hem en wachtte vaak even met
het vertrek wanneer Ariëns kwam aan
hollen.
Ariëns ontving uiteraard veel corres
pondentie. „Hij beantwoordde alle brie
ven onmiddellijk", aldus pastoor Peters,
„zodat hij ze geen tweede keer behoef
de te lezen. Hij zat altijd te werken en
gunde zich nooit rust. Zelfs als hij
's avonds naar bed ging, nam hij nog
een paar boeken mee om te lezen."
Zo onhandig als hij vaak met geld
omging, zo economisch besteedde hij
zijn tijd. „Het gebeurde wel eens",
vertelt ons zuster Stanislaus, „dat hij
een aantal brieven schreef, die op het
laatste ogenblik om een of andere re
den niet verzonden mochten worden.
Wanneer hij dan de brieven verscheur
de, zei ik wel eens „pastoor, denk toch
aan de goede postzegels". Maar dat deed
hij niet. „De tijd, die ik nodig heb
om ze er weer af te halen, is meer
waarde dan die postzegels," zei hij
dan. Hij wilde vóór z'n dood nog zo
veel doen, dat hij steeds tijd tekort
kwam."
Hoe Ariëns met geld omging, is ge-
Zuster Stanislaus
(Van een onzer redacteuren)
Zijn acties tegen het drankmisbruik leidden Ariëns
tot de conseauentie. dat hij zelf geheelonthouder
moest worden om het goede voorbeeld te kunnen
geven. Het zou overdreven zijn, te beweren, dat hij onder
zijn mede-priesters direct veel navolging vond. Ariëns
eiste trouwens niet van iedereen geheelonthouding, ook
niet van zijn kapelaans, die overigens alleen reeds door
hun benoeming m Maarssen tot grote matigheid geprest
werden. Er zijn hierover tal van anecdoten in omloop,
die door de vroegere huisgenoten van Ariëns nog gretig
worden verteld.
T~\ e deken van Utrecht vroeg eens aan kapelaan Van
M I Didem of pastoor Ariëns wel eens een glas wijn
schonk. Dat bleek niet het geval te zijn. „Maar dat
moet toch," riep de deken uit. En hoewel de kapelaan
betoogde, dat hij er niets om gaf, alleen te drinken, ter-
llllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillillilltlliilliliiliililliililll'lli
iiiiiiiiHHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiniHiiiiiimiiiiiiiiimiiiimiHiHi
wijl de pastoor niet meedeed, hield de deken vol, dat d^
pastoor zijn kapelaan tekort deed. Toen kapelaan Va
Didem enige dagen later dan ook een keer aan tafel
kwam, stond er een fles wijn klaar. „Verwacht u gasten,
pastoor?" „Neen, die is voor jou. „Maar drmkt u
dan mee?" „Neen, natuurlijk niet, maar jy moet die
fles opentrekken." En hoe de kapelaan ook tegenstrib
belde, pastoor Ariëns stond er op, dat hij zich een glas
wijn inschonk.
roen er in Maarssen een pastoorsvergadering gebote
den zou worden, verwonderde een kapelaan er zien
over, dat er niets klaargezet was. „U moet uw gas
ten toch een aperitief aanbieden," zei hij tegen de pas
toor „Dacht je, dat ik mijn beste vrienden zou willen
vergiftigen?" antwoordde Ariëns.
T/~ apelaan Uytéwaal heeft het onvergetelijke veertig-
fV jarig priesterfeest van pastoor Ariëns m Maarssen
V meegemaakt. „Ben ik aan de gastvrijheid verplicht
om champagne te sen ken?" vroeg de pastoor hem. De
kapelaan meende van niet. Maar toen de gasten plagend
begonnen te vragen, waar toch de champagne bleef, beval
Ariëns zijn kapelaan uit de kelder een fles alcoholvrije
champagne te halen, zoiets als limonade-gazeuse. Kape
laan Uytéwaal trok de fles open, waarop het vocht mei
zoveel kracht naar buiten spoot, dat de gasten van schrik
opsprongen en de nieuwe kapelaanstoog van boven tot
onder nat was. Omdat enige dagen later weer andere
gasten aan tafel zouden komen, leek het de pastoor dan
toch maar beter, dat de kapelaan echte champagne zou
bestellen. Een Utrechtse wijnhandel leverde prompt een
kistje af, maar toen de kapelaan het 's avonds openmaakte,
vond hij tot zijn verbazing weer alcoholvrije champagne.
De wijnhandelaar had niet kunnen denken, dat Ariëns
ontrouw aan zijn principe was geworden.
Of Ariëns werkelijk nooit meer een druppel gedron
ken had, wilde een kapelaan eens weten. „Nóg
één keer," antwoordde Ariëns. Hij was met enige
vrienden op bezoek in Frankrijk, op een chateau, waar
van de eigenaresse een zeer speciale soort wijn ver
bouwde voor een zeer exquise likeur. De gasten zouden
en moesten er van proeven. „En ik vond het tenslotte
zo onhoffelijk om te weigeren, dat ik toch maar een
glaasje gedronken heb," zei Ariëns. „Het was wel lekker."
Zijn gewoonte om 's avonds, als hij moe u>as en. nog
moest werken, wel eens een glas cognac te drinken, had
hij echter onmiddellijk afgeschaft.
jy apelaan Van Didem was al gewend, geraakt aan de
soberheid van zijn pastoor, toen in Maarssen een
tweede kapelaan benoemd werd, die het wel een
beetje overdreven vond. Zij spraken samen af om zon-
dagmiddag vóór het eten, boven op hun eigen kamer, een
enkel glaasje te drinken. Na afloop spoelden zij in net
fonteintje zelf de glaasjes om, want Kee, de huishoudster,
zou het eens aan de pastoor kunnen vertellen. Later
hoorden de kapelaans, dat Kee op haar kamer ook een
kruikje voor privé-gebruik had staan.
TT et laatste was ook pastoor Ariëns ter ore gekomen.
T~1 Toen hij eens ziek lag en kapelaan Van Didem,
reeds pastoor geworden, op bezoek kwam, ver
zocht de pastoor hem de deur op slot te doen en heel
dicht bij hem te komen zitten. Er volgde een kwellende
gewetensvraag„Drinkt Koe?". De oud-kapelaan kon zijn
pastoor geruststellen; Kee nam alleen een enkel glaasje,
wanneer zij zich niet goed voelde. „Dus als medicijn,
concludeerde Ariëns. „Dan is het goed."
renslotte het verhaal van een pater, die in Maarssen
zou komen preken en daarbij van Ariëns ook op
de deugd van de matigheid moest wijzen. Het was
zondagmiddag en de kapelaans namen de gast even mee
naar boven voor het gebruikelijke glaasje. Toen de pater
met welbehagen zijn glaasje genoten had, waarschuwden
de kapelaans hem, niet te dicht in de buurt van de
pastoor te komen. „Want hij ruikt op een meter afstand
la of iemand gedronken heeft." De pater ging, woedend
op de kapelaans, aan tafel en zorgde er voor, uit de
buurt van Ariëns te blijven. Maar juist had de pastoor
in een boek een treffend citaat gevonden, dat hij de
pater even wilde laten lezen. De arme man week achter
uit en deed telkens een stap terug wanneer Arëns een
stap voorwaarts deed. „Zo zijn ze de hele tafel rond
gelopen," vertelt rector Van Didem. En er springen pret-
vonkjes uit z'n ogen wanneer hij het tafereel van meer
dan 35 jaar geleden weer vóór zich ziet.
noegzaam bekend. Hij hechtte er per
soonlijk niet aan en gaf alles weg. Ieder
een, die hem gekend heeft, kan beves
tigen, dat Ariëns hierbij vaak bedrogen
werd. Wie met een aandoenlijk verhaal
bij hem kwam en om geld vroeg, ging
niet met lege handen weg, ook niet
wanneer zijn omgeving tevoren gewaar
schuwd had, dat de vrager hem iets
op de mouw speldde. „Je kunt beter
te goed zijn dan niet goed genoeg," zei
hij eens aan zuster Stanislaus. En toen
een kapelaan hem eens verweet, dat hij
geld gegeven had aan een gezin, dat er
onmiddellijk karbonaden voor gekocht
had en nog wel op vrijdag was zijn
enige reactie „Och, de mensen zullen erg
veel honger gehad hebben".
Hoe weinig Ariëns voor zichzelf nodig
had, illustreert rector Van Didem met
het verhaal, dat de pastoor eens naar
een groot congres moest en de huis
houdster zich schaamde voor zijn kale,
versleten pak. „U moet een nieuw pak
kopen, pastoor", drong zij aan. Maar
dat wilde Ariëns niet. „Dat het kaal is,
is niet erg, als het maar niet vuil is".
Doch Kee vond het blijkbaar wel erg
en gaf de pastoor uit haar eigen jïorte-
monnaie tachtig gulden. „Wat moet ik
daar nu mee?,, vroeg hij aan zijn ka
pelaan. „Dat kan ik toch niet accepte
ren". De volgende dag had Ariëns een
oplossing gevonden. Hij zou het geld
voor een liefdadig doel naar Duitsland
sturen. „Daar zal Kee erg blij mee zijn"
veronderstelde Ariëns
Nederigheid
Treffend zijn de getuigenissen over
Ariëns' deugdzaamheid, met name over
zjjn grote nederigheid. Zijn oud-kape
laans bewaren hieraan talrijke herinne
ringen. „Hij vroeg vaak onze mening
over een of andere kwestie", vertelt
ons rector Van Didem. „En wanneer
hij dan ongelijk bleek te hebben, beken
de hij het onmiddellijk. Ik herinner me
b.v. een vrouw in Maarssen, die haar
kinderen van de katholieke school had
genomen en op de openbare school had
gedaan. Natuurlijk ging de pastoor er
op af. Hij kwam in de huiskamer en
zag een lichtje voor het H. Hartbeeld
branden. „Dat lichtje moet niet bij het
beeld staan, maar bij je eigen portret",
had Ariëns haar gezegd. „Vind je dat
ik dat goed gedaan heb?" vroeg hij mij
's avonds. Ik zei hem toen, dat hij de
zaak alleen maar erger gemaakt had
en onmiddellijk stond de pastoor op om
de vrouw zijn excuses te gaan aanbie
den".
Kapelaan Van Didem kwam eens
enige minuten te laat in de sacristie
om de H. Mis van kwart over acht
te gaan opdragen. „Hoe kunt u zo
lang op bed blijven liggen, dat u zelfs
voor zo'n late mis nog te laat bent",
verweet Ariëns hem. Maar toen de
kapelaan vertelde, dat hij al om kwart
over zes was opgestaan om bij enige
afgelegen wonende zieken de H. Com
munie te brengen, wist Ariëns niet hoe
hij zijn verwijt ongedaan kon maken.
„Waarom heb je me niet direct in
m'n gezicht geslagen?" riep hij uit.
Vrolijk, opgewekt, springlevend, gees
tig, soms naïef, strikt rechtvaardig, zo
beschrijven hem zijn oud-huisgenoten.
Wat de rechtvaardigheid betreft: Ariëns
kwam op bezoek bij een man, die een
groot bedrag schuldig was aan een kerk
meester, en weigerde een hem aangebo
den sigaar. „Die sigaar is niet van jou;
eerst je schulden betalen". Zo zijn er
honderden herinneringen, die Ariëns
scherp tekenen. Uit elk verhaal van zijn
oud-huisgenoten rijst de figuur op, die
door Toorop zo treffend geportretteerd
werd, zowel wanneer men hoort, dat hij
op een zondagmorgen zelf de kerkklok
ging luiden, omdat de koster zich de
week tevoren verslapen had, als wan
neer zijn oud-kapelaans vertellen, dat
Ariëns hun vaak de speeches voorlas,
die hij ergens moest gaan houden, om
dat hij hun oordeel wilde horen.
Kelk teruggekeerd
Het erhaal van de kelk ls overbe
kend. Toch is het ontroerend, het nog
eens door getuigen te horen navertel
len. Ariëns had de kelk, geschenk van
zijn familieleden bij zijn priesterwij
ding, moeten verkopen om de schulden
te delgen van het mislukte experiment
met de coöperatieve textielfabriek te
Haaksbergen. De nieuwe eigenaar, de
pastoor van Vasse. vermaakte de kelk
b\j zijn dood aan de parochie. Toen in
1922 te Maarssen het veertigjarig pries
terfeest van Ariëns werd voorbereid,
besloot men te pogen, de kelk weer
aan Ariëns terug te geven. Oud-kape
laan Peters, inmiddels pastoor van Til-
ligte geworden, werd belast met de on
derhandelingen.
Het standbeeld van Ariëns te Enschede-
„Ik herinner het me nog als de dag
van gisteren", vertelt hij ons. „Ik ging
door de sneeuw naar Vasse en praatte
met de pastoor, die de kelk wilde af
staan wanneer er een nieuwe, volgens
hetzelfde model, voor in de plaats
kwam. De Utrechtse edelsmid Van
Roosmalen maakte de nieuwe en de ou
de ging naar Maarssen. Ik ben er niet
bij geweest toen de kelk aan Ariëns
overhandigd werd, maar het moet een
ontroerend moment geweest zijn". Pas
toor Uytéwaal, toen nog kapelaan Ü1
Maarssen, was er wel bjj. „Ariëns was
een gevoelig mens en gauw geroerd'
aldus pastoor Uytéwaal. „Dus toen M
zoiets geweldigs beleefde als het terug
zien van zijn oude kelk, was hjj hele
maal ontroerd. Hij drukte de kelk te
gen zich aan en streelde hem als een
kind".
Eenjarig
lans in Ma
Voorbeeld
verklaren de oud-kape
laans in Maarssen prachtige jaren be
leefd te hebben. „Ik heb er vaak Ruys
de Beerenbrouck ontmoet", aldus pas
toor Peters, „en nog veel andere grote
figuren. Zodra er bezoek was, riep
Ariëns ons er bij, zoals hjj zijn kape
laans in alles betrok". „Hi] was welis
waar vóór alles pastoor", vulde pastoor
Uytéwaal aan. „maar hij liet veel aan
ons over en hij was dankbaar voor wat
een ander deed". Om dit te illustrererii
laat pastoor Uytéwaal ons een vergeel
de foto van Ariëns zien, waaronder d®
volgende geschreven opdracht; „Aaf
mijn uitmuntende kapelaan A. Uyté
waal bij zijn diep betreurd heengaan
naar Apeldoorn, met grote dankbaar
heid en warme genegenheid, MaarsseHi
9 nov. '22, Alph. Ariëns past."
Maar vóór alles herinneren zijft
huisgenoten zich Ariëns als de bui
tengewone priester, die in alles hf1
voorbeeld gaf. „Hij zocht zichzelf if
niets", aldus rector van Didem. ,Jf
de beoefening van de liefde was hv
groots als een heilige. Achter a!les
stak een nobele bedoeling". En pas
toor Uytéwaal: „Een kapelaan ziet if1
zijn eigen pastoor niet gauw een he>'
lige. Maar wij zagen wel, dat hij eef
uitzonderlijke figuur was, anders daf
alle anderen". Tenslotte pastoor P®"
ters: „Men denkt eerder aan dod®
dan aan levende heiligen. Ik heb er
in Maarssen dan ook nooit aan ge
dacht. dat deze man wel eens heilig
verklaard zou kunnen worden. Maar
dat hij een bijzonder mens was, meer
dan een gewone priester, stond voor
mij wel vast. Hij werkte hard, gaf al
les weg en was zo zachtaardig, dat
hij zelfs een vlieg geen kwaad koó
doen. Hij is een voorbeeld geweest
voor alle priesters".
NIC. SCHRAMA-
In de parochiekerk te Maarssen is xn een der pilaren een nis gehakt, waarin si
enige jaren de bekende kelk van mgr. Ariëns wordt bewaard.