Slechts enkele grootse gedenktekenen in vijftien jaar
effenden het pad voor grotere
ontwikkeling der beeldhouwkunst
EEN RUBENS
OP DRIFT
DE OORLOG IN STEEN EN BRONS VASTLEGGEN
IS EEN SCHIER HOPELOZE TAAK
DINSDAG 10 MEI 1960
'Wmrw v
Een bijzonder zware taak kreeg de zich in ons land nog aarzelend
ontwikkelende beeldhouwkunst na de bevrijding te vervullen;
meer dan enige andere tak der schone kunsten zou zij blijvend
de ellende van de strijd, het lot der vervolgden en de heldhaftigheid
van het verzet moeten gaan verbeelden. Zij zou de herdenkings
plaatsen een zichtbaar merkteken moeten geven en elke gemeente
van enige betekenis verwachtte een monument, dat de gedachten
aan de godvergeten tijd levendig zou houden. Thans na vijftien jaar
is die opdracht practisch geheel vervuld en de herdenkingsdagen van
nu leiden er toe de balans op te maken over de prestaties die verricht
zijn. In vele plaatsen is mede door het toedoen van een beeldhouwer
een plek inderdaad geheiligd, zodat men er slechts met schroom
durft vertoeven. Daarheen gaan ieder jaar op de herdenkingsdagen
honderden mensen met bloemen om hen te eren die dikwijls als
beesten werden weggedreven of vermoord. Er zijn echter ook plaat
sen genoeg, waar het monument nauwelijks meer betekenis heeft
of waar het met een ridicule bijnaam wordt aangeduid. Eventuele
plechtigheden zijn daar louter formalisme en de jongeren gaan er
schouder-ophalend voorbij. Dit behoeft overigens nog niets te zeggen
omtrent de artistieke prestaties van de betrokken beeldhouwers;
volksgunst is een vreemde, moeilijk te peilen zaak en piëteit hangt
dikwijls af van de esprit van enkele organisatoren. In de oorlogsjaren
durfde men het kerkhof op de Grebbeberg slechts stapvoets te passe
ren, zozeer was het symbool van het Nederlands militair verzet,
tegenwoordig snelt men de begraafplaats voorbij, we hebben haast,
men ziet er zelden nog bezoekers.
door W. H. VAN EEMLANDT
Alsettino maakte een afspraakje met de koetsier
van het enige rijtuigje, dat Monteverde rijk is en ging
toen in een restaurantje eten. Eén van de mensen
van de politie maakte een praatje met die koetsier
en hoorde, dat hij besteld was om een vracht
je de weg van de Mont Ventoux een eind op te
brengen, tot het pad, dat naar het huis van de ge
broeders Germain leidt. Alsettino schijnt er geen
notie van te hebben, dat hij gevolgd wordt... Op
een kaart, die ze daar op het bureau hebben, lieten
ze Staring zien, waar het chalet van die heren
Germain ligt en mijn brigadier heeft gedaan weten
te krijgen, dat een van de gendarmes werd uitge
stuurd voor de bewaking van het huis. Die knaap
is opgedragen het chalet niet meer uit het oog te
verliezen, tot de versterkingen uit Marseille zouden
zijn aangekomen. De sergent de ville is vooruit-
gegaan tot het punt, waar de rijweg eindigt en
heeft zich, en zijn rijwiel, verdekt opgesteld. Hij zou
Alsettino verder volgen, zodra de koetsier zijn
vrachtje afzette. Nadat het rijtuig de weg naar bo
ven was ingeslagen, hebben monsieur Jules en Sta
ring twintig minuten gewacht en zijn toen met de
Citroen gevolgd. Sedertdien is gebleken, dat de
Italiaan werkelijk naar het chalet van de Germains
is gegaan. De sergeant staat op post, zodanig, dat
hij zowel het huis als het pad er naar toe in het
oog kan houden. Staring vraagt ons nu naar Mon
teverde te komen met een opdracht tot huiszoeking
en een bevel tot inhechtenisneming. Er zullen wat
extra manschappen nodig zijn voor de afzetting
van het terrein. Hij stelt voor, dat we niet vóór elf
uur in Monteverde aankomen, omdat dan de komst
van de politie geen aandacht zal trekken. Dat is
alles."
Fidéle vouwde een grote kaart van Provence
open.
„Kijk, dit hier is die onverharde weg van vier
kilometer... De voetpaden zijn met op de kaart aan
gegeven... Wel, heren, ik geloof dat het eind, nu defi
nitief in het zicht is gekomen. Ik laat jullie beiden
nu naar het hotel brengen om je wat op te frissen....
Omstreeks zes uur kom ik jullie afhalen voor de
laatste etappe. Ik zal er voor zorgen dat er een
paar dikke gevoerde jekkers in de wagen liggen,
want in maart kan het daar boven nog behoorlijk
koud zijn, voorai met dit heldere weer..."
Hij loodste zijn vrienden naar de deur; er waren
nog verschillende dingen in orde te maken voor
de komende expeditie. Van Houthem aarzelde even.
„Neem ook een jas mee voor Staring! Hij heeft
niet aan ons verdiend, dat we hem vannacht la
ten bevriezen."
„Hij krijgt de grootste maat leren jas, met
bont gevoerd, die we bij de motorbrigade kunnen
vinden! Ik begin zo'n beetje te begrijpen, Van Hou
them, waaraan je het te danken hebt, dat je mede
werkers zich het vuur uit de sloffen lopen als je ze
iets opdraagt. Tot straks!"
Van Houthem ontwaakte, omdat er iets was ver
anderd in de soepele gang van de auto over rechte,
goed verharde wegen. Met het gevoel een lange
nacht heerlijk te hebben gerust, werd hij meteen
klaar wakker. Een blik op de lichtende wijzers
van zijn polshorloge zei hem, dat het tien over
tienen was... Dan moesten ze er haast zijn... Voor
zichtig, om de op de middenplaats dommelende Fi
déle niet te wekken, richtte hij zich op en keek
naar buiten.
De felle witte stralenbundels uit de koplampen
zetten, nu links dan rechts van de bochtige, smalle
weg, de onmiddellijke omgeving in verblindend
licht. Heggen, in elkaar gedoken, gepleisterde ar
beidershuisjes met gesloten luiken, groepjes op den
nen gelijkende bomen, kleine velden, vers omge
ploegd werd er duizelig van.
missaris werd er duizelig van.
Op een lang recht stuk, dat boven het omringen
de land uitstak het leek wel alsof het langs een
met duisternis gevulde afgrond voerde zag hij
door de voorruit iets, dat hij eerst niet thuis kon
brengen. Hij wreef zich de ogen en keek opnieuw,
met in de keel kloppend hart.
Sereen, in blanke, koude ongenaakbaarheid, strek
ten zich de besneeuwde ketens van de Alpen uit
boven een meer nabije, donkere bergwand. De be
woner van de lage landen bij de zee kon bijna niet
geloven, dat deze wonderlijke, onwerkelijke sprook
jeswereld meer was dan een verrukkend droom
beeld-
De volle maan, hoog aan de hemel ergens achter
hem, overgoot de verre gletschers, die geheel los
boven de aarde schenen te zweven, met een blauw
achtig waas. Ze onderscheidden zich nauwelijks van
de lichte lucht; hun ragfijne, bijna doorzichtig pro
fiel, dat als een gekartelde boog zich langs de gehele
horizon scheen uit te strekken, vertoonde nergens
scherp gescheiden tinten. Een enkele witte vlek loste
zich op in de omringende blauwgrijze schaduwstre
pen, dooraderd met donkerder lijnen, waar uitlo
pers en flanken en groeven zich aftekenden.
(Wordt vervolgd)
OORLOGSMONUMENTEN
Man voor het vuurpeleton van Mari
Andriessen; zijn vroegste
oorlogsmonument.
Toen de oorlog twintig jaar geleden
uitbrak waren vele nu gerenommeerde
beeldhouwers nog leerling aan de aca
demie. Hund, Gregoire, Schalier,
Kneulman, waren nauwelijks hun stu
die begonnen. Esser zwierf door Grie
kenland en Joegoslavië met een beurs
om bij Mestrovic te werken. Steenber
gen verbleef als Prix de Rome-win
naar in Rome, Couzijn gelukte het om
via Frankrijk naar Amerika te ontsnap
pen. De oorlogsjaren leverden prak
tisch geen enkele opdracht op, opval
lend weinigen sloten zich bij de cul
tuurkamer aan, velen werkten in ver
zetsgroepenGerrit van der Veen,
Frits van Hall, Henk Herriet, Johan
Limpers, Teeseling kwamen om het le
ven. Een aarzelende groep beeldhou
wers, niet gewend grote monumentale
opdrachten uit te voeren, afgesloten
van de ontwikkeling elders, begon aan
de eerste schetsontwerpen van oorlogs
gedenktekenen.
Om te voorkomen dat ons land
overspoeld zou worden met al te be
denkelijke gedrochten en ook om het
dilettantisme te beperken (België en
Frankrijk hadden na de vorige oor
log maar al te veel slechte voorbeel
den getoond) stelde de minister van
O.K. en W. provinciale commissies
en een landelijke commissie in. Zij
zouden alle ontwerpen keuren en toe
zicht houden bij de uitvoering. Helaas
zijn tal van bedroevende beelden, die
een ontluistering vormen voor de hei
ligste gevoelens, toch geplaatst, ter
wijl grote beeldhouwers soms het le
ven nogal zuur werd gemaakt. Het
monument van Raedecker en Oud op
de Dam te Amsterdam is ettelijke ma
len afgekeurd en tenslotte door ingrij
pen van de minister zelf tot uitvoe
ring gebracht. De oude John, die tij
dens zijn leven maar weinig grote
monumentale werken te maken
kreeg, heeft onder het project nogal
geleden. Zijn beeld voor Waalwijk
mocht hij slechts uitvoeren als hij het
een broek aan zou trekken.
De eerste oorlogs-monumenten waren
praktisch alle geïnspireerd op de ster
vende Galliër, een veelvuldig in de ge
schiedenis uitgewerkt thema, ver
nieuwd door Maillol in zijn gedenkte
ken voor Bagnuls. Vakmanschap, ana
tomische kennis, materiaal-beheersing
konden op dit thema voldoende worden
botgevierd en zo verschenen aan de Ne
derlandse pleinen en parken de ineen
stortende, vallende en liggende man
nen, geboeid of hun ketenen verbre
kend. Er zijn mooie voorbeelden bij zo
als het beeld voor Ede en dat voor
Hilversum van Esser, te Lisse van
Stauthamer, Hub van Lith werkte voor
Brielle en vooral dat van de stervende
man van Raedecker voor Waalwijk, de
armen gespreid als een Christusfiguur,
vallend of oprijzend? In de trant van
het beeld voor Ede maakte Jacobs van
't Hoff zijn monument te Arnhem. Sterk
is Carasso's figuur in het Olympisch
Stadion te Amsterdam. Hoewel de visie
van de verschillende beeldhouwers ver
loopt van ethisch aanvaarden tot fel
verzet is er grote overeenkomst in de
keuze van het thema.
De eerste expositie van het beeld van
de man voor het vuurpeleton (later op
de Dreef te Haarlem geplaatst) van
Mari Andriessen gaf een schok aan al
len die met het probleem te maken
hadden. Hier geen dramatiek, geen
naakte lichamen, geen verwrongen ge
stalte. Een man in een gewoon pak
berustend wachtend op de kogels. Di
rect daarna kwamen de drie mannen
uit het concentratiekamp, de eerste
beeldengroep voor het park in Ensche
de, waar nog vijf beelden of beelden
groepen aan toegevoegd zouden wor
den, zodat tenslotte het meest indruk
wekkende monument zou ontstaan.
Men behoeft dit monument maar te
vergelijken met Valk's groep voor het
hoofdgebouw van de N.S. te Utrecht
om te zien wat werkelijke intensiteit
en plastisch vermogen heet te zijn. De
dokwerker, de onstuitbare staker voor
het Jonas Daniël Meyerplein inde Jo
denhoek te Amsterdam werd een sym
bool voor het gehele verzet. Zo vitaal
is dit nooit meer uitgebeeld. Het
vrouwtje van Putten straalt weer een
geheel andere geest uit, het is een bij
zonder droefgeestig maar mooi beeld.
Het bevrijdingsmonument aan de Cool-
singel te Rotterdam lijdt onder de druk
van de herhaling. Het is ook bar moei
lijk iets in de schaduw te plaatsen van
die erbarmelijke schreeuw van Zad-
kine. Met het stenen monument aan de
voet van de Stefanuskerk te Nijmegen
ter ere van de gevallen burgers een
engel voert een kindje mee sloeg hij
een nieuwe weg in. Hij componeerde
grote stenen massa's op gedurfde wij
ze tegen elkander, zijn oude gevoel
voor dramatische spanning offerend
aan een vernieuwend plastisch besef.
Het is daarbij de vraag of hij zichzelf
gebleven is. Typisch is ook de visie op
het uitbeelden van de soldaat. De mili
tair van Andriessen uit het monument
te Enschede is niet de sterkste figuur
van de groep. Dit kan men niet zeg
gen van Charles Eyck's militair in de
grote groep voor Maastricht. Van een
strikt naturalisme zjjn de grenadiers
op het Buitenhof te Den Haag van Dirk
Bus, meer visionair modelleerde Titus
Leeser de soldaat in stormloop voor
Vlissingen.
Onder de beeldhouwers gaf in die
dagen het gesprek over het wezen
van het oorlogsmonument aanleiding
tot felle discussies. Dat begon al met
de eerste tentoonstelling van ontwer
pen voor verzetsoeelden in het Stede
lijk Museum te Amsterdam kort na
de oorlog door een prijsvraag in Re-
nesse. De strijd werd toen nog in al
le vriendschap gevoerd. Er waren
echter weinig ideeën en bij ieder co
mité waren zoveel mensen betrokken
dat men soms wel gedwongen was
de smaak van de goegemeente niet
al te veel geweld aan te doen. Mo
numentaal en zeer oorspronkelijk was
de stenen hand van Reyers, die hij
ontwierp op een terp aan het Noord
hollands kanaal bij Zijpersluis. Wij
hebben dit wonderlijk beeld nog uit
voerig besproken bij de herdenkings
tentoonstelling van de jong gestorven
beeldhouwer. Fel was ook „De kreet"
van Hubert van Lith. Meer ethisch
gericht zijn de beelden van Paul Gre
goire voor de Amsterdamsche Bank
en dat voor Eindhoven, evenals de
mooie stenen plastiek van Wezelaar
voor Roosendaal. Jan van Luyn
maakte een zeer mooi monument
voor Schiedam. De kolossale vrou
wenfiguur van Franzen Heslenfeld op
het Domplein te Utrecht is echter te
zeer van een geijkte monumentaliteit
geworden.
Zo stuit men bladerend in een archief
steeds weer op beelden, die alle hun
betekenis hebben, beelden die men be
wondert, die men boeiend vindt, die
men critiseert, die men verafschuwt
zelfs. Het gehele overzicht van de mo
numenten doet wat tam aan, om het
woord sloom niet te gebruiken en tal
van beeldhouwers zouden, als zjj de
kans kregen hun werk opnieuw te ma
ken, met heel wat sterker expressie
middelen kunnen werken. Men durft
thans meer aan, de geesten zijn daar
ook meer bevattelijk voor. Over het al
gemeen zijn de voorbeelden uit het bui
tenland echter niet veel beter en de
vrije beeldhouwkunst moest de stoot
geven tot feller vormentaal, hetgeen
Zichtbaar merkteken op de herdenkingsplaatsen, waar duizenden mensen dikwijls als beesten weraen vermoord. Liaarh
trekken elk jaar honderden belangstellenden. Monument van Frits Sieger in het voormalig concentratiekamp te -Afr g1t
foort, een beeld dat overigens niet los te denken is van de kentering, die Andriessen met de man voor het vuurpel
in de vaderlandse beeldhouwkunst teweeg bracht.
vooral Moore, Lipchitz, Marini, Ger-
maine, Richier en in ons land Esser
bewezen hebben. Aan abstracties heeft
praktisch niemand zich gewaagd, dat
zou men trouwens een tiental jaren ge
leden in de meeste gevallen als een
belediging hebben opgevat.
Het geheel is misschien niet eens zo
rooskleurig, maar het wonderlijke is, dat
de oorlogsmonumenten en verzetsbeel
den een veel wijdere betekenis hebben
Andriessen's monument voor de gevallen burgerij te Nijmegen: zijn jongste
oorlogsmonument.
Een heel merkwaardig monument is dat van Ingenhousz,
de oude leraar van de academie in Den Haag. Kort na de
oorlog vervaardigde hij het voor de K.M.A. te Breda.
dan de directe bedoeling, waarmee zij
gemaakt zijn. Het is niet boud te be
weren, dat de herdenkingsbeelden het
pad hebben geëffend voor een verdere
ontwikkeling van de beeldhouwkunst.
Ons land heeft nooit bijzonder veel be
langstelling gehad voor het beeld als
versieringselement aan de openbare
weg. Afgezien van enkele laat-Gothi-
sche gevels, wat grachtenhuizen uit de
tijd van de Hollandse renaissance en
enkele verplichte
standbeelden heb
ben wij nooit zo
zeer de waarde en
de vreugde van de
plastiek gekend. Het
wonderlijke is dat
er sinds de oorlog
op dit gebied een
grote opleving te
bespeuren valt. Nu
de schaal van onze
kleine besloten ste
den verandert, nu
wij aandacht aan
parken en pleinen
gaan besteden, is
er ook een groei
ende aandacht voor
het beeld. Uit de
sobere behoefte on
ze doden te her
denken is een nieu
we visie op de
beeldhouwkunst
ontstaan en het
komt mij voor dat
dit de grote en on
verdachte waarde
is van de behoefte
aan verzets- en oor
logsmonumenten.
Zo heeft de strijd
van de beeldhou
wers meer waarde,
dan zij ooit zouden
hebben durven
denken. Vele ste
den hebben de laat
ste vijftien jaar
meer beelden op
gericht, dan de laat
ste tweehonderd
jaar.
MARIUS
VAN BEEK.
De aangrijpende schreeuw van Zadkine te Rotterdam.
illlHlllllllilllllUlIUUillllllllllllllHIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlir
64
Waarom heb je mij vanmorgen niet opgebeld van
het station vóór je er tussenuit kneep?.Wat?
Geen tijd? Je tante! Je moest een uur wachten op
je trein! En waarom heb je in Tarascon geen con
tact gezocht met de Franse politie? Het station
was afgezet voor je daar aankwam.O, onmiddel
lijk verder gereisd naar Vaucluse... Nou,'t is mooi!
Nu, goed, vertel het dan maar.Van tijd tot tijd
glimlachend, luisterde Van Houthem naar het
lange verhaal van zijn brigadier. Toen dit gedaan
was, knikte hij behoedzaam. „Wacht even..."
Hij wendde zich naar Fidéle.
„Staring vraagt of wij om elf uur vanavond op
het bureau in Monteverde kunnen zijn. De vos is in
zijn hol gekropen. Hij zit in het chalet van de ge
broeders Germain, een heel eind tegen de berg
op."
„Geef mij de hoorn maar, dan zal ik een af
spraak maken met de postcommandant."
Toen dit gebeurd was, kon Markman zijn onge
duld niet langer bedwingen.
„Wat heeft Staring je verteld?"
„Hij is met de Citroen uit Vaucluse, die autobus,
waarmee Alsettino reisde, voorbijgereden. Zo
kwam hij vóór hem in Monteverde en kon hij hem
in het oog houden toen hij uitstapte. Staring is ze
ker van zijn identificatie, trouwens Alsettino droeg
in Monteverde een met bandpleister omwikkelde
rol grijsachtig linnen open en bloot onder de arm...
Staring wilde hem dadelijk arresteren, maar de
postcommandant in Monteverde durfde zonder in
structie van zijn superieuren niets te doen. Wel was
hij bereid assistentie te verlenen bij het verder vol
gen van de verdachte; dat heeft meneer Jules, de
zoon van de burgemeester van Vaucluse, bewerkt.