APRES NOUS LE DELUGE
I)
e zeespiegel rijst, de bodem daalt
blaakt geen
hinde aan
°nze striii
Kerkmuziek in Frankrijk
Plaag in duin en tuin
t04 4Ö*
Den Han
Kattenoorlog niet officieel
G
M
Wi
M
FONS VITAE
V
OPHAALDIENST IN ACTIE
m
Epiek in p'ocket
Golfje romantiek
Beter dan waar ook vervult het
orgel daar een eigen taak
hu»
DE SPELERS VAN HET ELFDE UUR
ZATERDAG 4 JUNI 1960
m*
ISiiSfc
(Va
v>
°nzespeciale verslaggever)
krijgsjournaal van Neder
lands eeuwige strijd tegën
water vermeldt naast
overwinningen ook een
^r, ^igend aantal wapenfeiten,
,]J de zee moeizaam veroverd
,'t één dag of nacht op-
Ntafln bez0 nam- Aan z'.in
Vegaan de vloeden van 839,
°n l9] fi42l; 1530, 1570, 1775, ^825
om slechts de rampzalig-
hoemeh. Het lijkt er wel
Ve prooi gedragen wanneer
liq j®er .door de waterwolf wor-
0 esPïtmgen. Waarom lieten
G\yjï|s keer op keer verrassen,
,°P. of we ons als een al te
de k e 4ocb ae gevaren kenden
vija beduchtheid voor onze erf-
ve ,Kns bet dloed zit? En on-
Ppm gazing bereikt het hoogte-
lfi (je? arineer we zien, dat midden
SpjJ eeuw van ongekende tech-
to6ge? 0r>tplooiing een watersnood
^l0osaten wordt, die we even hul-
°U{jeendergaan als onze voor
den Van jaar geleden.
gevolg van nonchalance of
N>w} roekeloosheid? Het ant-
moet luiden: het gevolg
.e°n onwetendheid die nie-
pkpo ln het bijzonder is aan te
'•i(Weri- De vloedstand bereikte
Cbs de
j>en -v jongste ramp bij Vlis-
0(Or een hoogte van ruim 4,5
ij, boven N.A.P., 63 centime-
-W^ef dan ooit tevoren was
^Hreerd. Geen deskundige
!W ei'igens beweren, dat hier-
^et maximale peil van de
ee
ke
b. zo waarschuwde prof. ir.
stand is niet te voor-
„ee is bereikt. De hoogste
Si<j ein nog op de onlangs ge-
studiebijeenkomst over
°üvv aan zee.
MÊmë
ederland bouwt geen dijken
Voor de eeuwigheid,
Ve! voor 10.000 jaar
T
ie BBi V 1
de sluiting' van het Veersegat tussen Walcheren en Noord-Beveland werd de dam met zinkstukken versterkt.
uViji A v
aan, dat een stormvloed
Bevangals ons in 1953 is over
at As in de driehonderd jaar op-
v'7.blis= iVernioedelu'k zijn ook bij de
Vrf^hno ethsvlP0d van 1421 dergelijke
LA ht, en voorgekomen, maar dit
A \y^?nderheden ziju o»s niet be-
h staat het vrijwel vast, dal
Tt^riti^.ide zeespiegel toen ongeveer
k» tijg ttheter lager was dan, nu. En
bn'iik laken we het interessante en
W^ts °°k enigszins beangstigende
VWve n de zeespiegelrijzing en de,
(A j Relatieve ook absolute, bodein-
V di- Nederland. Niemand minder
W'Wplr- Jó'iV. van Aeèri, de onlangs
0bd-directeur van de Rijks
tak het aT die als een der grondleggers
V, hiETeaaP'an ls te beschouwen
br\ h,. ^^OVPr ouavtotrrl a<L<i Hp mpnf
V bi,,. dPo-door, dan-zal-ons land met
hi bin®?' of dertig zand uit de Noord-
C' a n- '•Vbi'dett1' opgehoogd. 72(a)
ht lon ',nt'S nous Ie déluge" zou men
V'de ,9ken. Niet aldus de mening
kjk'n Autörstaat:' Öni ons volk droge
Va dobn houden houdt hij bij de
dammen en dijken nu al re
kening met de te verwachten hogere
waterstanden.
Vijftig meter omhoog
Het rijzen van de zeespiegel houdt
verband met het smelten van de pool-
ijsmassa's, die, als ze alle in water
zouden veranderen, de zee ruim 50 me
ter zouden doen stijgen. Vergeleken met
het begin van onze jaartelling is het
niveau al anderhalve meter gerezen.
Toen tien eeuwen geleden de dijken-
bouw aarzelend en primitief werd in
gezet, betekende dat tevens, dat men de
zee haar kans ontnam om door aan
slibbing de lage landen op te hogen,
een proces dat wel geen gelijke tred
hield met de verheffing van het zee
niveau. maar waaraan ons land toch
een deel van zijn vruchtbare bodem-' te
danken heeft, ovenals aan de overstro
mingen der rivieren. De dreiging van
de ai maar rijzende zee werd daardoor
reëler. Nog steeds bevinden we ons in
een periode van poolysversmelting, die
grote hoeveelheden water aan de we
reldzeeën toevoegt. De laatste honderd
jaar is de Noordzee 15 centimeter voor
onze kusten gestegen en in dit tempo
zal het nog we] enige tijd doorgaan.
Naar beneden
Daarnaast, en blijkbaar onafhanke
lijk daarvan, doet Nederland zijn naam
eer aan door langzaam, maar onmis
kenbaar in de diepte te zakken. De bo
dem van Amsterdam is bijvoorbeeld in
een halve eeuw ongeveer twee centi
meter gedaald vergeleken met die van
Maastricht. De verklaringen van dit
verschijnsel lopen uiteen, maar het
schijnt wel zeker, dat het nog steeds
inklinken van de grond als een der
voornaamste oorzaken van het dalings
proces moet worden beschouwd. Met
name het veen is aan sterke samen
drukking onderhevig, hetgeen eens ge
constateerd is met een bij de bouw van
de Maastunnel aangetroffen veenpakket
van enkele centimeters dikte. Volgens
berekeningen zou deze laag eens een
dikte van 15 meter hebben gehad. In de
loop van de laatste 6000 jaar is de bo
dem van Nederland met ongeveer 6 me
ter gedaald. Uit deze cijfers blijkt ove
rigens wel, dat het proces uiterst lang
zaam verloopt, zodat de dijkenbouwers
er nauwelijks rekening mee behoeven
te houden.
Weienschap
Intussen kan gebrek aan kennis
steeds minder als excuus gelden voor
eventueel volgende calamiteiten. Welis
waar vertoont onze wetenschap op het
gebied van de geologie en de oceanogra
fie nog aanzienlijke hiaten, maar ver
geleken met een eeuw geleden zyn toch
tal van geheimen aan de zee, en aan
de krachten die haar in beweging bren
gen, ontrukt. Aan de bouw van de dij
ken is die opmars der wetenschap goed
af te lezen. Hadden de waterkeringen
aan zee vroeger een steil buitenbeloop,
nu verlengt men de hellingen listig om
aldus de energie der golven uit te put
ten lang voordat ze de kruin van de
dijk hebben bereikt. Een glooiing van
1 op 3 vond men een halve eeuw gele
den al heel wat, en kijk nu eens naar de
dam in het Veersegat: de helling heeft
daar een verhouding van 1 op 13 in het
gedeelte onder water. De afsluitdijk
heeft aan de kant van de Waddenzee
een lyelling van 1 4, aan de andere
zijde een van 1 6. De breedte van de
voel is hiermee in overeenstemming.
De dam bij Veere krijgt een voetbreed
te van 350 meter, de afsluitdijk meet
slechts 130. Ook in de kruinhoogten zien
we aanzienlijke verschillen. Het hoogste
punt van de Veersedam rijst 13me
ter boven N.A.P (nagenoeg de gemid
delde hoogte van de zeespiegel) uit, de
Afsluitdijk brengt het nog niet tot 8 me
ter. Men krijgt langzamerhand ook een
inzicht in de kracht, die golven kunnen
ontwikkelen by hun aanvallen op de dij.-
ken. Na lang zoeken is een ingenieur
van de rijkswaterstaat er in geslaagd
een apparaat te construeren, dat deze
drus kan opmeten. Op de dijk bü West-
kapelle is dit instrument "oor het eerst
beproefd. De zwaarst gemeten druk
bedroeg 15 ton per vierkante meter, bü
een golfhoogte van 3 meter.
Overigens is in 1953 wel gebleken
dat de binnenkant van zeedijken ze
ker zo belangrijk is als het buitenbe
loop. De bressen en stroomgaten zijn
voornamelijk veroorzaakt door het
overgeslagen zeewater, dat de dijken
aan de binnenkant aanvrat en onder
mijnde. Daarom krijgen de nieuwe
düken aan deze kant eveneens een
flauwere helling, evenals de rivierdy-
ken waarvan de problemen intussen
weer geheel anders liggen.
Dpken langs een rivier een erfenis
van de Romeinse bezettende macht uit
het begin van onze jaartelling heb
ben de functie om gedurende lange tijd
hoog water te moeten keren. Zij die
nen derhalve volkomen waterdicht te
zün om verweking van de grond te voor
komen. De rivierzijde is meestal met
klei bekleed, terwijl de binnenkant een
flauw talud vertoont alsmede een drai-
neersleuf tegen kwelwater. Een gras
mat dekt het geheel af. We kénnen in
ons land i-ivierdijken tot P meter hoog.
Ze eisen een voortdurend en regelma
tig onderhoud door zetting van de on
dergrond en inklinking van de dijken
zelf. Om de 20 tot 25 jaar worden ze
gemiddeld met een halve meter opge
hoogd. De kwetsbaarheid van de Hol
landse laagvlakte, waarvan het diep
ste punt, in de Alexanderpolder ten
noorden van Rotterdam, bijna 8 meter
beneden N.A.P, is gelegen, noopt nu
eenmaal lot een nimmer aflatende
zorg en attentie.
Eens per 10.000jaar
De hoogst mogelpke stand van het
zeewater by supevstormen is dus ab
soluut niet te voorzeggen, hetgeen nog
niet betekent, dat men het risico maar
berustend aanvaardt. Bü Hoek van
Holland steeg de vloed in 1953 tot 3.85
meter. 60 centimeter boven het hoogst
bekende peil. By de bouw van de nieu
we zeeweringen houdt de rijkswater
staat rekening met standen tot 5 me
ter, een verschynsel, dat zich naar
schatting eens per 10.000 jaar voordoet.
Men bouwt geen dijken voor de eeuwig
heid, en de marge die men nu geno
men heeft, is redelijkerwijze niet te
verbreden.
Dat betekent, dat alle dijken aan
open water, namelijk de Nieuwe Wa
terweg en de Westerschelde, met 1
tot 2 meter verhoogd moeten wor
den. Door de bouw van de Deltadam-
men, met een gezamenlijke lengte
van 40 tot 50 kilometer, zullen alle
zeedijken ten oosten daarvan, onge
veer 700 kilometer totaal, degrade
ren tot secondaire weringen. We hou
den dan overigens nog ruim .1000 ki
lometer duin en dijk over die het
land beneden N.A.P. in de eerste li
nie moeten beschermen.
De afdamming van de Oosterschelde
zal ons van een groot zorgenkind ver
lossen. Tussen 1872 en 1953 traden
langs deze enorme zeearm, waarin de
getijbeweging telkens een' waterver
plaatsing teweegbrengt van 1 miljard
m3, ongeveer 250 dijkvallen on als ge
volg van grondverschuivingen. De bodem
schuurde in die periode 1-35 meter uit,
en er werd een hoeveelheid zand ver
plaatst van 350 miljoen kubieke meter.
Slechts de ervaring uie we hebben op
gedaan met de afsluiting van de Zuider
zee stelt ons in staat dit enorme kar
wei, dat zijns gelijke in de waterstaats
geschiedenis van Nederland niet kent,
met een overwegende kans op succes
aan te pakken.
In 1975, uiterlyk in ïggo, zal het Del
taplan zijn voltooid. De zoutwaterlyn zal
dan met honderden kilometers zyn in
gekrompen en onze gerafelde kust zal
in vloeiender contouren grenzen aan de
teruggedrongen, van haar eigendom
verjaagde, zee. Kunnen we er daarna
de schop en de spade bij neergooien
om ons eindelijk ongestoord te kunnen
overgeven aan onze veiligheid? We
zouden het eigenlyk wel hebben ver
diend, na al die eeuwen van strijd en
offers. Maar helaas, de zee gunt ons
nooit rust, ook niet na het gigantisch
offensief dat als Deltaplan te boek
staat. Wanneer ons volk tien jaar lang
de opgeworpen verdedigingsgordel zou
verwaarlozen en Gods water over Gods
akker zou laten lopen dan zou, ja in
derdaad Gods (zee)w'ater weer over
Gods akker lopen; al het land beneden
de zeespiegel zou opnieuw herschapen
zijn in een onafzienbare watervlakte,
en het vroegere evenwicht tussen land
en water, een evenwicht dat door het in-
grypen van de mens werd verstoord,
zou weer zijn hersteld. We kunnen het
ons nooit permitteren óm te rusten. Al
tijd zullen we ons bestaan moeten con
solideren, ons veroverd gebied moeten
verdedigen. Al verkereb we na afron
ding van het Deltaplan, en wie weet ook
na het Waddenplan hetgeen een on
onderbroken kustlijn van Hoek van
Holland tot Rottumeroog zou beteke
nen ook in het defensief, onze stryd
tegen het water is met recht een eeuwi
ge die voort zal duren tot de jongste
dag. ..Een volk dat leeft, bouwt aan
zijn toekomst," staat op de Afsluitdijk
te lezen. Voor ons hangt die toekomst
mede^ af van onze dijken, die smalle
barrière tussen onterfd water en ge
wonnen land.
Na de eerste in 1946 is nu bij Bak-
ker-Daamen te Den. Haag de twee
de druk (7500 exemplaren!) ver
schenen van Mnemosyne in de bergen,
een episch gedicht in negen zangen van
de duivelskunstenaar S. Vestdyk. De ne
gen zangen komen in deel 10 van de
Ooievaarsreeks op honderdvijftig blz. rij
mende verzen. Makkelijke litteratuur is
het allerminst en de uitgever mag eni-
<*e durf niet worden ontzegd. Het rym
is in de ban, met alle bedachtzaam ge
construeerde poëzie. Deze verzen van
Vestdyk zyn m.i. niet geschreven voor
een groot publiek, zoals de Voetreis van
Aafjes dat wel was. Dat het épos toch
in de Ooievaarreeks werd opgenomen,
zal een dubbele verrassing zyn voor de
specialist. EIem
(Advertentie)
3roderie en geborduurd katoen zijn
ineens weer erg in de mode. Af en
toe spoelt er zo'n romantisch golf
je over de mode heen, waar de
herboren ruches en volants en
strookjes ook toe horen. Deze che-
misier-japon van wit op wit ge
borduurde katoenen mousseline
heeft als kleurenaccent een witte
zijden bandceintuur, geborduurd
met caramelkleurige bloemfiguren.
Caramel en wit ziet men deze zo
mer veel. Het rustieke collier van
droge vruchten, dat de mannequin
draagt, heeft dezelfde tint: Het mo
del, aan de Cóte d'Azur gefotogra
feerd, is ook speciaal voor de Cóte
d'Azur ontworpen door de Franse
confectie-specialiteit op dit gebied:
Tiktiner.
PARIJS, mei
Wie Frankrijk be
zoeken wil om
meerstemmige kerk
muziek te beluis
teren komt bedro
gen uit. Niet gelijk
in ons land hebben
daar de kerken hun
eigen mannenkoor
of jongenskoor en
zelfs in de kathe
dralen is het een
uitzondering meer
stemmige muziek te
horen uitvoeren.
Niet dat deze vorm
van liturgische be
leving er minder
gewaardeerd wordt:
vele onzer koren
/onden er dikwijls
sen gastvrij ont
laai. Maar de indi
viduele aard van het
sociale leven vormt
sr een tegenligger
voor dusdanige
groeperingen. Des
ondanks bezint men
er zich op nieuwe
liturgisch-muzikale
vormen. Eén daar
van is reeds gerui
me tijd tot onze
kerkprovincie door
gedrongen: de
psalmmelodieën n.l.
van pater Gélineau
S. J. Men kan aan
deze vorm van ge
meenschapszang in
de landstaal minder
muzikale dan apo
logetische waarde
toekennen. Een on
verwoestbaar traditioneel bewustzijn
doet echter ook in Frankrijk nog inzien
dat bepaalde liturgische teksten w.o. het
Ordinarium Missae. onvertaalbaar
zijn en hun universele klank zullen blij
ven behouden zo lang er maar compo
nisten zijn, die er een nieuwe, eigen
tijdse vorm aan kunnen geven. Het
klinkt derhalve als een soort verademing
in vele kerken een Credo of Salve
Regina spontaan te horen zingen
door de gelovigen zelf. Welk kind
van de lagere school neemt deze
oervorm van melodie niet in zich
op? En bevatten deze Gregoriaanse
zangwijzen niet de kiemcellen van onze
eerste muzikale stamelingen?
Laten we dus zeggen, dat wat de vo
cale muziek betreft Frankrijk aan een
beginpunt staat. Hier staat de orgel
muziek tegenover. Want Frankrijk is
niet alleen het land der kathedralen,
maar ook van kathedraalorgels die de
belangrijkste muziekscheppers tot de
hoogste vlucht van liturgische muziek
hebben bewogen. De laatsten vervul
len er een roeping, waarvan de
ideële betekenis nog duidelijker wordt
als men bedenkt dat hun bezoldiging
gelijk nul is! De Kerk profiteert echter
in Frankrijk van een soort driehoeks
meting welke uit een bijna onverbreke
lijke wisselwerking bestaat tussen or
gelbouwers, organisten en componisten.
Deze driehoek is als een hoeksteen der
liturgische traditie. Sinds enkele eeu
wen gaat daarginds de orgelbouw hand
in hand met de orgelmuziek en haar
wyze van spelen. Eenmaal tijdens de
Gouden Eeuw scheen het alsof ook
in de Lage Landen een dusdanige wis
selwerking tot een eigen kracht zou uit
groeien. Jan Pieterszoon Sweelinck
speelde n.l. in Amsterdam toen de or
gelbouw er een top had bereikt. Doch
het was een eindpunt van ontwikke
ling. Zo ook heeft er in Frankrijk een
voortdurende wisselwerking bestaan
tussen de creaties van de orgelmakers
aan zwerfkatten langzamerhand een plaag
worden in Den Haag? Het gaat er wel
op lijken. Honderden leven halfverwilderd
in park, bos en duin en zyn er teruggekeerd
tot wat eens hun natuurlijke staat moet zijn ge
weest. Felle jagers zijn het geworden in de har
de strijd om het bestaan, waarin geen plaats
meer is voor kattebrood-uit-een-pakje. Talloze
vogels vallen ten offer aan hun soepele sprongen
en zelfs konynen en fazanten getuigen ver
klaren het met de hand op het hart zijn niet
veilig meer in de duinen. In vele buurten is het
niet langer verantwoord de keukendeur open te
laten staan: menige huisvrouw heeft deze nala
tigheid moeten bekopen met een weggekaapt
stuk vlees of een vis, die plotseling nergens
meer te vinden was. Vele woorden zijn er dan
ook gesproken over die zwerfkatten: boze woor
den door de huisvrouwen; verdrietige woor
den door de dierenbeschermers; en officiële
woorden door de gemeenteraad.
Het kattenoverschot dateert overigens niet van
vandaag of gisteren. Er zijn al lang van deze
„roofdieren" (zoals zij officieel in de dierkunde
te boek staan) die huis noch baas hebben. Zij
hebben noodgedwongen hun. hei] buiten moeten
zoeken en de belangrykste consequentie daar
van was wel dat z|j weer moesten jagen voor hun
voedsel. Van de mensen hadden zij als verma
gerd scharminkel met. een stugge pels weinig
meer te verwachten dan een klap met een bezem
of een goedgerichte steen als zy zich in hun
tuinen waagden. De sterken onder hen en
dat zijn er vele, want zij hebben aclu levens
naar men zegt overleven deze ommekeer in
hun leven en passen zich aan. Ook in deze staat
is niets kattigs hun vreemd en hun aantal neemt
toe, eerder snel dan gestadig. En nu hebben zij
dan een getalssterkle bereikt dat het hinderlijk
gaat worden.
liteit, die hen bezit doen nemen van kelders,
schuren, zolders en pakhuizen. Bij nadering van
een mens laten zij met klauwende nagels, mes
scherpe tanden en angstaanjagend geblaas mer
ken van hem vervreemd te zijn. Met behulp
van zijn yzeren vangkooi heeft de heer Schothui
zen plaatselijk enig soelaas kunnen brengen.
De vette makreel deed zün werk wel in com-.
Dinatie met de wip om de kat te vangen, maai
vee] kon het niet helpen. Grote leren handschoe
nen moesten er dan aan te pas komen als de
heer Schothuizen de kooi kwam legen. En sinds
hii door een jonge kater, die hy veilig in een
zak waande, door het jute heen werd gebeten
en ernstig aan de hand werd gewond, noemt hij
ze „jonge tijgers". Linca recta naar de gaska
mer gin ze, maar nu heeft hij deze methode
moeten opgeven: het werden er te veel. Hij
grypt alleen maar in als ze ergens ziek of
gewond in een tuin of een park liggen. Maar de
klachten zijn niet minder geworden, integendeel.
Zo hebben velen hun jachtterrein gevonden in de
grote gemeenschappelijke tuinen ln de nieuwe
wijken. Zij leven van afval en vogeltjes er sla
pen in de struiken. Maar als het enigszins kan
in een kelder, onder roosters of in schuurtjes.
Voor het werpen van hun jongen vinden zij de
mooiste plekjes. Een jong echtpaar aan de
Meppeiweg, dat de kinderwagen uit de schuur
te voorschijn haalde, trol er een compleet nest
katten in aan Een kelder aan de Gevers Dey-
nootweg heelt al twee keer een nest binnen zyn
muren gehad. Uit de struiken van liet plantsoen
van het bejaardentehuis aan de Twirkelstraat
kwamen op een gegeven ogenblik veertien woest-
blazende jonge katten te voorschijn, m de buurt
van de Vondelstraat moordt een rode kater „van
niemand" keer op keer vogelnesten uit,
een injectie met strychine. Dat er in Den Haag
bepaald een behoefte was aan zo'n dienst blykt
uit de cyfers: sinds februari zijn er 3000 weg
gehaald. Die zouden vroeger grotendeels „op
straat" zjjn geraakt omdat men er geen (blij
vende) liefhebber voor vindt, ze zelf niet wil
doden en geen geld over heeft voor het pijnloos
laten doden in het asyl. Ook nu is mevrouw..
Strasters echter nog niet tevreden. ,,Ze brengen
de poezen overal. Met een auto worden ze
naar net Haagse bos en de duinen gebracht.
Daar leven er dan ook tientallen. Anderen leg
gen hele nesten te vondeling. Onlangs is een
:ieel stel, prachtig in een doos, op een zondag
morgen bij de Adventskerk gezet. Laatst werd
er 's morgens om zes uur bij mij gebeld. Toen
ik opendeed zag ik alleen maar een paar jonge
katjes voor mijn deur," zegt deze vrouw, die
by alle dierenbescherming de „mensenliefde"
niet vergeet: zij heeft ook een functie by de
kinderbescherming.
Het was ook haar vereniging, die een verzoek
aan de gemeente richtte om een bijdrage van
1500 gulden als tegemoetkoming in de kosten
van de benzine voor de afhaalauto. B. en W. wa
ren er tegen. Er werd over gedebatteerd in de
gemeenteraad. Burgemeester Kolfschoten zei,
dat hij niet deskundig was, maar zou trachten
het probleem zo zakelyk mogelijk te benaderen".
Hy constateerde een ernstig tekort aan dieren
liefde bij de Hagenaars, die zoveel katten ver
stoten en het leek hem geen overheidstaak een
ophaaldienst voor jonge katjes, te financieren.
Hy zag een mooie taak voor de vereniging de
mensen meer dierenliefde hjj te brengen.
ie het allang heeft zien aankomen was J.
Schiltlmizen, inspecteur van de dieren
bescherming. Hij was al vele malen te
hulp geroepen dooi mensen die veel overlast
van deze half verwilderde katten ondervonden:
van hun roofzucht, van hun stank, van hun bruta-
evrouw W. Strasters-Wildsehut, secretares
se van de Vereniging voor dierenbescher
ming kan de klachten achter elkaar op
noemen. Zy is het ook die de „kattenophaal-
dienst" in het leven heeft geroepen, omdat zij
het kwaad hij de bron wil aanpakken. Jonge
katjes van enkele dagen laat zij gratis wegha
len en dan, zoals zjj het noemt „inslapen". Door
F. ten Cate. die namens de fractie
van de Party vay de Arbeid sprak, liet
zich niet overtuigen. Integendeel zy
probeerde het college voor haar denkbeelden te
winnen en had het over „geestelijke volks
gezondheid",. waartoe de dierenbescherming ge
rekend kon worden. Er werd zelfs over gestemd.
Maar slechts, dertien handen werden geheven als
teken van adhesie met financiële steun aan de
ophaaldienst!) De katten konden gerust zijn. „Of
ficieel" werd de oorlog niet tegen hen aange
bonden.
De organist Cochereau van de St. Etienne.
en de componisten. Maar nimmer is de
ze samenhang zo duidelijk aan het dag
licht getreden als toen na een periode
van verval in de XlXe eeuw een genie
verscheen Aristide Cavaillé-Coll
die de belangrykste kerken en kathe
dralen van Frankrijk van meesterwer
ken heeft voorzien. Hij stierf straat
arm maar liet het nageslacht een im
mense geestelijke erfenis na. Onmid
dellijk in zyn voetspoor trad de compo
nist César Franck, die in het klanktype
door Cavaillé geschapen een adequate
cömpositievorm vond, die wonderwel
aansluit bij onze liturgische klankopvat
ting. Enerzijds hoort men een strijkor
kest zingen, anderzyds wordt deze
klank afgewisseld met hout- en koper
blazersklanken die dan de cantus fir-
mus een prachtige radiatie verleent.
Zonder grote artisten als uitvoerders,
als improvisators of componisten ware
zulk een verwezenlyking natuurlijk niet
denkbaar.
En hier komen we tot de quintes-
sens. Iedere zon- en feestdag kan
men in Parijs of in Frankrijks kathe
dralen orgels horen zingen op een wij
ze, als men in onze wat conformisti
sche en puriteinse kerkprovincie niet
kent. Men mist er koren, maar men
kent orgels en organisten, die op hun
wyze een niet te onderschatten bij
drage leveren aan de eredienst. Veel
al kent men daarginds de Hoogmis
waaronder een groep of schola Gre
goriaanse zangen zingt in afwisse-
ling met het volk. Men kent er ook
rond elf uur een stille Mis waar
onder de organist-titularis het
„Grand-Orgue" laat horen en wel in
een bijna continue improvisatie of
aaneengeschakeld programma van
voor die dag uitgekozen werken. Dit
geschiedt overigens geheel onopval
lend, zodat iedere gedachte aan een
concert verbannen is. De orga
nist bezint zich tevoren op de aard
van het feest en van de daarmee sa
menhangende liturgische melodiek en
stoffeert ze naar eigen smaak en
vorm. Dit alles is daar mogelijk om
dat men er uitzonderlijke artisten
kent, die op uitzonderlyke instrumen
ten spelen, die op hun beurt in uit
zonderlijke ruimten klinken.
Men moet er niet aan denken deze
vorm van liturgische muziekbeoefening
toe te passen op de meeste onzer nieu
we kerken, waar het spook der vo
lumebeperking rondwaart als
de dood voor de akoestiek. Evenmin
kan men in vele fabrieksmatige orgel-
produkten een bron van begeestering
ontdekken. En ten slotte ziet men met
grote vreze de exodus van onze kerk
musici naar onderwijsinstellingen
Wat Parijs betreft, is het nuttig te
weten wat in geen Baedeker of Guide
Bleu te vinden is, n.l. dat zowel in de
Notre-Dame, als in de Madeleine, Sain-
te Clotilde, Saint-Sulpice, Sainte Trini-
té, Saint Etienne-du-Mont, of Sacré
Coeur de grootste artisten van Frank
rijk en misschien wel van heel de mu
ziekwereld, daar rond het elfde uur de
eredienst een ongewone luister verle
nen op instrumenten' en in klankruim
ten waarvan de doorsnee Hollander
geen besef heeft. Met ons vijven on
langs op een zondag in Parijs vertoe
vend, hadden we onze „verkennings
tocht" over vijf kerken verdeeld. De
een kwam nog geestdriftiger terug dan
de andere. Het was alsof een soort
Pinkstervuur in ons was ontbrand. De
een hoorde de blinde meester van de
Sainte Clotilde, Jean Langlais, de toet
sen strelen, waar eenmaal César
Franck veertig jaar zyn ziel had uit
gezongen. De ander beluisterde de mys-
tische klanken, die Olivier Messiaen
aan het orgel der Ste.-Trinité weet te
ontlokken. Een derde was getuige van
het nog steeds magistrale spel van Dü-
pré in een der klankrijkste kerken ter
wereld, de St.-Sulpice. Een vierde aan-
-schouwde met eigen ogen hoe dé mees-
ter-organist van St.-Etienne de orgel-
bank afwisselend met zijn eigen vrouw
bezette, en ook ondergetekende zag het
jonge echtpaar Cochereau op één Dank
tijdens het spelen gezeten. Hier wis
selde echter de een de ander tijdens het
spelen niet af, maar bijna zonder woor
den, met een hoofdknik of ander teken
van verstandhouding was zjj het
die registreerde tijdens de i m-
provisatie. De noodzaak hiervan
wordt enigszins duidelijk, als men be
denkt dat het hier een instrument be
treft van vijf handklavieren en meer
dan honderd (trek-)registers.
Cochereau behoort nu tot de jongste
en de meest briljante vertegenwoordi
gers der orgelschool van Marcel Du-
pré. Hij is een onberispelijk technicus
en tegelyk een improvisator, die in
staat is om apocalyptische visioenen
op te roepen. Niet dat hy een overda
dig gebruik maakt van de machtige
tongstemmen van het clavier de bom
barde". Neen, hy laat een enkele fluit
zingen op een fond van strijkende
stemmen, die stilaan langs de gewel
ven vloeien en weer terug komen als
een immer deinende vloed van zang
en tegenzang. Langzaam bouwt hü
dan zijn improvisatie op met een vast
gehouden motief, om het in te tomen
op het moment der consecratie en com
munie, en om daarna hetzelfde kern-
motief een stralende klank te verle
nen van de Opstanding of Bevrijding.
Het kwam mij voor als trilde heel de
ze kathedraal in een wit licht, of
schoon de koster de kaarsen aan het
hoofdaltaar doofde...
MARIU5 MONNIKENDAM