APRES NOUS LE DELUGE I) e zeespiegel rijst, de bodem daalt blaakt geen hinde aan °nze striii Kerkmuziek in Frankrijk Plaag in duin en tuin t04 4Ö* Den Han Kattenoorlog niet officieel G M Wi M FONS VITAE V OPHAALDIENST IN ACTIE m Epiek in p'ocket Golfje romantiek Beter dan waar ook vervult het orgel daar een eigen taak hu» DE SPELERS VAN HET ELFDE UUR ZATERDAG 4 JUNI 1960 m* ISiiSfc (Va v> °nzespeciale verslaggever) krijgsjournaal van Neder lands eeuwige strijd tegën water vermeldt naast overwinningen ook een ^r, ^igend aantal wapenfeiten, ,]J de zee moeizaam veroverd ,'t één dag of nacht op- Ntafln bez0 nam- Aan z'.in Vegaan de vloeden van 839, °n l9] fi42l; 1530, 1570, 1775, ^825 om slechts de rampzalig- hoemeh. Het lijkt er wel Ve prooi gedragen wanneer liq j®er .door de waterwolf wor- 0 esPïtmgen. Waarom lieten G\yjï|s keer op keer verrassen, ,°P. of we ons als een al te de k e 4ocb ae gevaren kenden vija beduchtheid voor onze erf- ve ,Kns bet dloed zit? En on- Ppm gazing bereikt het hoogte- lfi (je? arineer we zien, dat midden SpjJ eeuw van ongekende tech- to6ge? 0r>tplooiing een watersnood ^l0osaten wordt, die we even hul- °U{jeendergaan als onze voor den Van jaar geleden. gevolg van nonchalance of N>w} roekeloosheid? Het ant- moet luiden: het gevolg .e°n onwetendheid die nie- pkpo ln het bijzonder is aan te '•i(Weri- De vloedstand bereikte Cbs de j>en -v jongste ramp bij Vlis- 0(Or een hoogte van ruim 4,5 ij, boven N.A.P., 63 centime- -W^ef dan ooit tevoren was ^Hreerd. Geen deskundige !W ei'igens beweren, dat hier- ^et maximale peil van de ee ke b. zo waarschuwde prof. ir. stand is niet te voor- „ee is bereikt. De hoogste Si<j ein nog op de onlangs ge- studiebijeenkomst over °üvv aan zee. MÊmë ederland bouwt geen dijken Voor de eeuwigheid, Ve! voor 10.000 jaar T ie BBi V 1 de sluiting' van het Veersegat tussen Walcheren en Noord-Beveland werd de dam met zinkstukken versterkt. uViji A v aan, dat een stormvloed Bevangals ons in 1953 is over at As in de driehonderd jaar op- v'7.blis= iVernioedelu'k zijn ook bij de Vrf^hno ethsvlP0d van 1421 dergelijke LA ht, en voorgekomen, maar dit A \y^?nderheden ziju o»s niet be- h staat het vrijwel vast, dal Tt^riti^.ide zeespiegel toen ongeveer k» tijg ttheter lager was dan, nu. En bn'iik laken we het interessante en W^ts °°k enigszins beangstigende VWve n de zeespiegelrijzing en de, (A j Relatieve ook absolute, bodein- V di- Nederland. Niemand minder W'Wplr- Jó'iV. van Aeèri, de onlangs 0bd-directeur van de Rijks tak het aT die als een der grondleggers V, hiETeaaP'an ls te beschouwen br\ h,. ^^OVPr ouavtotrrl a<L<i Hp mpnf V bi,,. dPo-door, dan-zal-ons land met hi bin®?' of dertig zand uit de Noord- C' a n- '•Vbi'dett1' opgehoogd. 72(a) ht lon ',nt'S nous Ie déluge" zou men V'de ,9ken. Niet aldus de mening kjk'n Autörstaat:' Öni ons volk droge Va dobn houden houdt hij bij de dammen en dijken nu al re kening met de te verwachten hogere waterstanden. Vijftig meter omhoog Het rijzen van de zeespiegel houdt verband met het smelten van de pool- ijsmassa's, die, als ze alle in water zouden veranderen, de zee ruim 50 me ter zouden doen stijgen. Vergeleken met het begin van onze jaartelling is het niveau al anderhalve meter gerezen. Toen tien eeuwen geleden de dijken- bouw aarzelend en primitief werd in gezet, betekende dat tevens, dat men de zee haar kans ontnam om door aan slibbing de lage landen op te hogen, een proces dat wel geen gelijke tred hield met de verheffing van het zee niveau. maar waaraan ons land toch een deel van zijn vruchtbare bodem-' te danken heeft, ovenals aan de overstro mingen der rivieren. De dreiging van de ai maar rijzende zee werd daardoor reëler. Nog steeds bevinden we ons in een periode van poolysversmelting, die grote hoeveelheden water aan de we reldzeeën toevoegt. De laatste honderd jaar is de Noordzee 15 centimeter voor onze kusten gestegen en in dit tempo zal het nog we] enige tijd doorgaan. Naar beneden Daarnaast, en blijkbaar onafhanke lijk daarvan, doet Nederland zijn naam eer aan door langzaam, maar onmis kenbaar in de diepte te zakken. De bo dem van Amsterdam is bijvoorbeeld in een halve eeuw ongeveer twee centi meter gedaald vergeleken met die van Maastricht. De verklaringen van dit verschijnsel lopen uiteen, maar het schijnt wel zeker, dat het nog steeds inklinken van de grond als een der voornaamste oorzaken van het dalings proces moet worden beschouwd. Met name het veen is aan sterke samen drukking onderhevig, hetgeen eens ge constateerd is met een bij de bouw van de Maastunnel aangetroffen veenpakket van enkele centimeters dikte. Volgens berekeningen zou deze laag eens een dikte van 15 meter hebben gehad. In de loop van de laatste 6000 jaar is de bo dem van Nederland met ongeveer 6 me ter gedaald. Uit deze cijfers blijkt ove rigens wel, dat het proces uiterst lang zaam verloopt, zodat de dijkenbouwers er nauwelijks rekening mee behoeven te houden. Weienschap Intussen kan gebrek aan kennis steeds minder als excuus gelden voor eventueel volgende calamiteiten. Welis waar vertoont onze wetenschap op het gebied van de geologie en de oceanogra fie nog aanzienlijke hiaten, maar ver geleken met een eeuw geleden zyn toch tal van geheimen aan de zee, en aan de krachten die haar in beweging bren gen, ontrukt. Aan de bouw van de dij ken is die opmars der wetenschap goed af te lezen. Hadden de waterkeringen aan zee vroeger een steil buitenbeloop, nu verlengt men de hellingen listig om aldus de energie der golven uit te put ten lang voordat ze de kruin van de dijk hebben bereikt. Een glooiing van 1 op 3 vond men een halve eeuw gele den al heel wat, en kijk nu eens naar de dam in het Veersegat: de helling heeft daar een verhouding van 1 op 13 in het gedeelte onder water. De afsluitdijk heeft aan de kant van de Waddenzee een lyelling van 1 4, aan de andere zijde een van 1 6. De breedte van de voel is hiermee in overeenstemming. De dam bij Veere krijgt een voetbreed te van 350 meter, de afsluitdijk meet slechts 130. Ook in de kruinhoogten zien we aanzienlijke verschillen. Het hoogste punt van de Veersedam rijst 13me ter boven N.A.P (nagenoeg de gemid delde hoogte van de zeespiegel) uit, de Afsluitdijk brengt het nog niet tot 8 me ter. Men krijgt langzamerhand ook een inzicht in de kracht, die golven kunnen ontwikkelen by hun aanvallen op de dij.- ken. Na lang zoeken is een ingenieur van de rijkswaterstaat er in geslaagd een apparaat te construeren, dat deze drus kan opmeten. Op de dijk bü West- kapelle is dit instrument "oor het eerst beproefd. De zwaarst gemeten druk bedroeg 15 ton per vierkante meter, bü een golfhoogte van 3 meter. Overigens is in 1953 wel gebleken dat de binnenkant van zeedijken ze ker zo belangrijk is als het buitenbe loop. De bressen en stroomgaten zijn voornamelijk veroorzaakt door het overgeslagen zeewater, dat de dijken aan de binnenkant aanvrat en onder mijnde. Daarom krijgen de nieuwe düken aan deze kant eveneens een flauwere helling, evenals de rivierdy- ken waarvan de problemen intussen weer geheel anders liggen. Dpken langs een rivier een erfenis van de Romeinse bezettende macht uit het begin van onze jaartelling heb ben de functie om gedurende lange tijd hoog water te moeten keren. Zij die nen derhalve volkomen waterdicht te zün om verweking van de grond te voor komen. De rivierzijde is meestal met klei bekleed, terwijl de binnenkant een flauw talud vertoont alsmede een drai- neersleuf tegen kwelwater. Een gras mat dekt het geheel af. We kénnen in ons land i-ivierdijken tot P meter hoog. Ze eisen een voortdurend en regelma tig onderhoud door zetting van de on dergrond en inklinking van de dijken zelf. Om de 20 tot 25 jaar worden ze gemiddeld met een halve meter opge hoogd. De kwetsbaarheid van de Hol landse laagvlakte, waarvan het diep ste punt, in de Alexanderpolder ten noorden van Rotterdam, bijna 8 meter beneden N.A.P, is gelegen, noopt nu eenmaal lot een nimmer aflatende zorg en attentie. Eens per 10.000jaar De hoogst mogelpke stand van het zeewater by supevstormen is dus ab soluut niet te voorzeggen, hetgeen nog niet betekent, dat men het risico maar berustend aanvaardt. Bü Hoek van Holland steeg de vloed in 1953 tot 3.85 meter. 60 centimeter boven het hoogst bekende peil. By de bouw van de nieu we zeeweringen houdt de rijkswater staat rekening met standen tot 5 me ter, een verschynsel, dat zich naar schatting eens per 10.000 jaar voordoet. Men bouwt geen dijken voor de eeuwig heid, en de marge die men nu geno men heeft, is redelijkerwijze niet te verbreden. Dat betekent, dat alle dijken aan open water, namelijk de Nieuwe Wa terweg en de Westerschelde, met 1 tot 2 meter verhoogd moeten wor den. Door de bouw van de Deltadam- men, met een gezamenlijke lengte van 40 tot 50 kilometer, zullen alle zeedijken ten oosten daarvan, onge veer 700 kilometer totaal, degrade ren tot secondaire weringen. We hou den dan overigens nog ruim .1000 ki lometer duin en dijk over die het land beneden N.A.P. in de eerste li nie moeten beschermen. De afdamming van de Oosterschelde zal ons van een groot zorgenkind ver lossen. Tussen 1872 en 1953 traden langs deze enorme zeearm, waarin de getijbeweging telkens een' waterver plaatsing teweegbrengt van 1 miljard m3, ongeveer 250 dijkvallen on als ge volg van grondverschuivingen. De bodem schuurde in die periode 1-35 meter uit, en er werd een hoeveelheid zand ver plaatst van 350 miljoen kubieke meter. Slechts de ervaring uie we hebben op gedaan met de afsluiting van de Zuider zee stelt ons in staat dit enorme kar wei, dat zijns gelijke in de waterstaats geschiedenis van Nederland niet kent, met een overwegende kans op succes aan te pakken. In 1975, uiterlyk in ïggo, zal het Del taplan zijn voltooid. De zoutwaterlyn zal dan met honderden kilometers zyn in gekrompen en onze gerafelde kust zal in vloeiender contouren grenzen aan de teruggedrongen, van haar eigendom verjaagde, zee. Kunnen we er daarna de schop en de spade bij neergooien om ons eindelijk ongestoord te kunnen overgeven aan onze veiligheid? We zouden het eigenlyk wel hebben ver diend, na al die eeuwen van strijd en offers. Maar helaas, de zee gunt ons nooit rust, ook niet na het gigantisch offensief dat als Deltaplan te boek staat. Wanneer ons volk tien jaar lang de opgeworpen verdedigingsgordel zou verwaarlozen en Gods water over Gods akker zou laten lopen dan zou, ja in derdaad Gods (zee)w'ater weer over Gods akker lopen; al het land beneden de zeespiegel zou opnieuw herschapen zijn in een onafzienbare watervlakte, en het vroegere evenwicht tussen land en water, een evenwicht dat door het in- grypen van de mens werd verstoord, zou weer zijn hersteld. We kunnen het ons nooit permitteren óm te rusten. Al tijd zullen we ons bestaan moeten con solideren, ons veroverd gebied moeten verdedigen. Al verkereb we na afron ding van het Deltaplan, en wie weet ook na het Waddenplan hetgeen een on onderbroken kustlijn van Hoek van Holland tot Rottumeroog zou beteke nen ook in het defensief, onze stryd tegen het water is met recht een eeuwi ge die voort zal duren tot de jongste dag. ..Een volk dat leeft, bouwt aan zijn toekomst," staat op de Afsluitdijk te lezen. Voor ons hangt die toekomst mede^ af van onze dijken, die smalle barrière tussen onterfd water en ge wonnen land. Na de eerste in 1946 is nu bij Bak- ker-Daamen te Den. Haag de twee de druk (7500 exemplaren!) ver schenen van Mnemosyne in de bergen, een episch gedicht in negen zangen van de duivelskunstenaar S. Vestdyk. De ne gen zangen komen in deel 10 van de Ooievaarsreeks op honderdvijftig blz. rij mende verzen. Makkelijke litteratuur is het allerminst en de uitgever mag eni- <*e durf niet worden ontzegd. Het rym is in de ban, met alle bedachtzaam ge construeerde poëzie. Deze verzen van Vestdyk zyn m.i. niet geschreven voor een groot publiek, zoals de Voetreis van Aafjes dat wel was. Dat het épos toch in de Ooievaarreeks werd opgenomen, zal een dubbele verrassing zyn voor de specialist. EIem (Advertentie) 3roderie en geborduurd katoen zijn ineens weer erg in de mode. Af en toe spoelt er zo'n romantisch golf je over de mode heen, waar de herboren ruches en volants en strookjes ook toe horen. Deze che- misier-japon van wit op wit ge borduurde katoenen mousseline heeft als kleurenaccent een witte zijden bandceintuur, geborduurd met caramelkleurige bloemfiguren. Caramel en wit ziet men deze zo mer veel. Het rustieke collier van droge vruchten, dat de mannequin draagt, heeft dezelfde tint: Het mo del, aan de Cóte d'Azur gefotogra feerd, is ook speciaal voor de Cóte d'Azur ontworpen door de Franse confectie-specialiteit op dit gebied: Tiktiner. PARIJS, mei Wie Frankrijk be zoeken wil om meerstemmige kerk muziek te beluis teren komt bedro gen uit. Niet gelijk in ons land hebben daar de kerken hun eigen mannenkoor of jongenskoor en zelfs in de kathe dralen is het een uitzondering meer stemmige muziek te horen uitvoeren. Niet dat deze vorm van liturgische be leving er minder gewaardeerd wordt: vele onzer koren /onden er dikwijls sen gastvrij ont laai. Maar de indi viduele aard van het sociale leven vormt sr een tegenligger voor dusdanige groeperingen. Des ondanks bezint men er zich op nieuwe liturgisch-muzikale vormen. Eén daar van is reeds gerui me tijd tot onze kerkprovincie door gedrongen: de psalmmelodieën n.l. van pater Gélineau S. J. Men kan aan deze vorm van ge meenschapszang in de landstaal minder muzikale dan apo logetische waarde toekennen. Een on verwoestbaar traditioneel bewustzijn doet echter ook in Frankrijk nog inzien dat bepaalde liturgische teksten w.o. het Ordinarium Missae. onvertaalbaar zijn en hun universele klank zullen blij ven behouden zo lang er maar compo nisten zijn, die er een nieuwe, eigen tijdse vorm aan kunnen geven. Het klinkt derhalve als een soort verademing in vele kerken een Credo of Salve Regina spontaan te horen zingen door de gelovigen zelf. Welk kind van de lagere school neemt deze oervorm van melodie niet in zich op? En bevatten deze Gregoriaanse zangwijzen niet de kiemcellen van onze eerste muzikale stamelingen? Laten we dus zeggen, dat wat de vo cale muziek betreft Frankrijk aan een beginpunt staat. Hier staat de orgel muziek tegenover. Want Frankrijk is niet alleen het land der kathedralen, maar ook van kathedraalorgels die de belangrijkste muziekscheppers tot de hoogste vlucht van liturgische muziek hebben bewogen. De laatsten vervul len er een roeping, waarvan de ideële betekenis nog duidelijker wordt als men bedenkt dat hun bezoldiging gelijk nul is! De Kerk profiteert echter in Frankrijk van een soort driehoeks meting welke uit een bijna onverbreke lijke wisselwerking bestaat tussen or gelbouwers, organisten en componisten. Deze driehoek is als een hoeksteen der liturgische traditie. Sinds enkele eeu wen gaat daarginds de orgelbouw hand in hand met de orgelmuziek en haar wyze van spelen. Eenmaal tijdens de Gouden Eeuw scheen het alsof ook in de Lage Landen een dusdanige wis selwerking tot een eigen kracht zou uit groeien. Jan Pieterszoon Sweelinck speelde n.l. in Amsterdam toen de or gelbouw er een top had bereikt. Doch het was een eindpunt van ontwikke ling. Zo ook heeft er in Frankrijk een voortdurende wisselwerking bestaan tussen de creaties van de orgelmakers aan zwerfkatten langzamerhand een plaag worden in Den Haag? Het gaat er wel op lijken. Honderden leven halfverwilderd in park, bos en duin en zyn er teruggekeerd tot wat eens hun natuurlijke staat moet zijn ge weest. Felle jagers zijn het geworden in de har de strijd om het bestaan, waarin geen plaats meer is voor kattebrood-uit-een-pakje. Talloze vogels vallen ten offer aan hun soepele sprongen en zelfs konynen en fazanten getuigen ver klaren het met de hand op het hart zijn niet veilig meer in de duinen. In vele buurten is het niet langer verantwoord de keukendeur open te laten staan: menige huisvrouw heeft deze nala tigheid moeten bekopen met een weggekaapt stuk vlees of een vis, die plotseling nergens meer te vinden was. Vele woorden zijn er dan ook gesproken over die zwerfkatten: boze woor den door de huisvrouwen; verdrietige woor den door de dierenbeschermers; en officiële woorden door de gemeenteraad. Het kattenoverschot dateert overigens niet van vandaag of gisteren. Er zijn al lang van deze „roofdieren" (zoals zij officieel in de dierkunde te boek staan) die huis noch baas hebben. Zij hebben noodgedwongen hun. hei] buiten moeten zoeken en de belangrykste consequentie daar van was wel dat z|j weer moesten jagen voor hun voedsel. Van de mensen hadden zij als verma gerd scharminkel met. een stugge pels weinig meer te verwachten dan een klap met een bezem of een goedgerichte steen als zy zich in hun tuinen waagden. De sterken onder hen en dat zijn er vele, want zij hebben aclu levens naar men zegt overleven deze ommekeer in hun leven en passen zich aan. Ook in deze staat is niets kattigs hun vreemd en hun aantal neemt toe, eerder snel dan gestadig. En nu hebben zij dan een getalssterkle bereikt dat het hinderlijk gaat worden. liteit, die hen bezit doen nemen van kelders, schuren, zolders en pakhuizen. Bij nadering van een mens laten zij met klauwende nagels, mes scherpe tanden en angstaanjagend geblaas mer ken van hem vervreemd te zijn. Met behulp van zijn yzeren vangkooi heeft de heer Schothui zen plaatselijk enig soelaas kunnen brengen. De vette makreel deed zün werk wel in com-. Dinatie met de wip om de kat te vangen, maai vee] kon het niet helpen. Grote leren handschoe nen moesten er dan aan te pas komen als de heer Schothuizen de kooi kwam legen. En sinds hii door een jonge kater, die hy veilig in een zak waande, door het jute heen werd gebeten en ernstig aan de hand werd gewond, noemt hij ze „jonge tijgers". Linca recta naar de gaska mer gin ze, maar nu heeft hij deze methode moeten opgeven: het werden er te veel. Hij grypt alleen maar in als ze ergens ziek of gewond in een tuin of een park liggen. Maar de klachten zijn niet minder geworden, integendeel. Zo hebben velen hun jachtterrein gevonden in de grote gemeenschappelijke tuinen ln de nieuwe wijken. Zij leven van afval en vogeltjes er sla pen in de struiken. Maar als het enigszins kan in een kelder, onder roosters of in schuurtjes. Voor het werpen van hun jongen vinden zij de mooiste plekjes. Een jong echtpaar aan de Meppeiweg, dat de kinderwagen uit de schuur te voorschijn haalde, trol er een compleet nest katten in aan Een kelder aan de Gevers Dey- nootweg heelt al twee keer een nest binnen zyn muren gehad. Uit de struiken van liet plantsoen van het bejaardentehuis aan de Twirkelstraat kwamen op een gegeven ogenblik veertien woest- blazende jonge katten te voorschijn, m de buurt van de Vondelstraat moordt een rode kater „van niemand" keer op keer vogelnesten uit, een injectie met strychine. Dat er in Den Haag bepaald een behoefte was aan zo'n dienst blykt uit de cyfers: sinds februari zijn er 3000 weg gehaald. Die zouden vroeger grotendeels „op straat" zjjn geraakt omdat men er geen (blij vende) liefhebber voor vindt, ze zelf niet wil doden en geen geld over heeft voor het pijnloos laten doden in het asyl. Ook nu is mevrouw.. Strasters echter nog niet tevreden. ,,Ze brengen de poezen overal. Met een auto worden ze naar net Haagse bos en de duinen gebracht. Daar leven er dan ook tientallen. Anderen leg gen hele nesten te vondeling. Onlangs is een :ieel stel, prachtig in een doos, op een zondag morgen bij de Adventskerk gezet. Laatst werd er 's morgens om zes uur bij mij gebeld. Toen ik opendeed zag ik alleen maar een paar jonge katjes voor mijn deur," zegt deze vrouw, die by alle dierenbescherming de „mensenliefde" niet vergeet: zij heeft ook een functie by de kinderbescherming. Het was ook haar vereniging, die een verzoek aan de gemeente richtte om een bijdrage van 1500 gulden als tegemoetkoming in de kosten van de benzine voor de afhaalauto. B. en W. wa ren er tegen. Er werd over gedebatteerd in de gemeenteraad. Burgemeester Kolfschoten zei, dat hij niet deskundig was, maar zou trachten het probleem zo zakelyk mogelijk te benaderen". Hy constateerde een ernstig tekort aan dieren liefde bij de Hagenaars, die zoveel katten ver stoten en het leek hem geen overheidstaak een ophaaldienst voor jonge katjes, te financieren. Hy zag een mooie taak voor de vereniging de mensen meer dierenliefde hjj te brengen. ie het allang heeft zien aankomen was J. Schiltlmizen, inspecteur van de dieren bescherming. Hij was al vele malen te hulp geroepen dooi mensen die veel overlast van deze half verwilderde katten ondervonden: van hun roofzucht, van hun stank, van hun bruta- evrouw W. Strasters-Wildsehut, secretares se van de Vereniging voor dierenbescher ming kan de klachten achter elkaar op noemen. Zy is het ook die de „kattenophaal- dienst" in het leven heeft geroepen, omdat zij het kwaad hij de bron wil aanpakken. Jonge katjes van enkele dagen laat zij gratis wegha len en dan, zoals zjj het noemt „inslapen". Door F. ten Cate. die namens de fractie van de Party vay de Arbeid sprak, liet zich niet overtuigen. Integendeel zy probeerde het college voor haar denkbeelden te winnen en had het over „geestelijke volks gezondheid",. waartoe de dierenbescherming ge rekend kon worden. Er werd zelfs over gestemd. Maar slechts, dertien handen werden geheven als teken van adhesie met financiële steun aan de ophaaldienst!) De katten konden gerust zijn. „Of ficieel" werd de oorlog niet tegen hen aange bonden. De organist Cochereau van de St. Etienne. en de componisten. Maar nimmer is de ze samenhang zo duidelijk aan het dag licht getreden als toen na een periode van verval in de XlXe eeuw een genie verscheen Aristide Cavaillé-Coll die de belangrykste kerken en kathe dralen van Frankrijk van meesterwer ken heeft voorzien. Hij stierf straat arm maar liet het nageslacht een im mense geestelijke erfenis na. Onmid dellijk in zyn voetspoor trad de compo nist César Franck, die in het klanktype door Cavaillé geschapen een adequate cömpositievorm vond, die wonderwel aansluit bij onze liturgische klankopvat ting. Enerzijds hoort men een strijkor kest zingen, anderzyds wordt deze klank afgewisseld met hout- en koper blazersklanken die dan de cantus fir- mus een prachtige radiatie verleent. Zonder grote artisten als uitvoerders, als improvisators of componisten ware zulk een verwezenlyking natuurlijk niet denkbaar. En hier komen we tot de quintes- sens. Iedere zon- en feestdag kan men in Parijs of in Frankrijks kathe dralen orgels horen zingen op een wij ze, als men in onze wat conformisti sche en puriteinse kerkprovincie niet kent. Men mist er koren, maar men kent orgels en organisten, die op hun wyze een niet te onderschatten bij drage leveren aan de eredienst. Veel al kent men daarginds de Hoogmis waaronder een groep of schola Gre goriaanse zangen zingt in afwisse- ling met het volk. Men kent er ook rond elf uur een stille Mis waar onder de organist-titularis het „Grand-Orgue" laat horen en wel in een bijna continue improvisatie of aaneengeschakeld programma van voor die dag uitgekozen werken. Dit geschiedt overigens geheel onopval lend, zodat iedere gedachte aan een concert verbannen is. De orga nist bezint zich tevoren op de aard van het feest en van de daarmee sa menhangende liturgische melodiek en stoffeert ze naar eigen smaak en vorm. Dit alles is daar mogelijk om dat men er uitzonderlijke artisten kent, die op uitzonderlyke instrumen ten spelen, die op hun beurt in uit zonderlijke ruimten klinken. Men moet er niet aan denken deze vorm van liturgische muziekbeoefening toe te passen op de meeste onzer nieu we kerken, waar het spook der vo lumebeperking rondwaart als de dood voor de akoestiek. Evenmin kan men in vele fabrieksmatige orgel- produkten een bron van begeestering ontdekken. En ten slotte ziet men met grote vreze de exodus van onze kerk musici naar onderwijsinstellingen Wat Parijs betreft, is het nuttig te weten wat in geen Baedeker of Guide Bleu te vinden is, n.l. dat zowel in de Notre-Dame, als in de Madeleine, Sain- te Clotilde, Saint-Sulpice, Sainte Trini- té, Saint Etienne-du-Mont, of Sacré Coeur de grootste artisten van Frank rijk en misschien wel van heel de mu ziekwereld, daar rond het elfde uur de eredienst een ongewone luister verle nen op instrumenten' en in klankruim ten waarvan de doorsnee Hollander geen besef heeft. Met ons vijven on langs op een zondag in Parijs vertoe vend, hadden we onze „verkennings tocht" over vijf kerken verdeeld. De een kwam nog geestdriftiger terug dan de andere. Het was alsof een soort Pinkstervuur in ons was ontbrand. De een hoorde de blinde meester van de Sainte Clotilde, Jean Langlais, de toet sen strelen, waar eenmaal César Franck veertig jaar zyn ziel had uit gezongen. De ander beluisterde de mys- tische klanken, die Olivier Messiaen aan het orgel der Ste.-Trinité weet te ontlokken. Een derde was getuige van het nog steeds magistrale spel van Dü- pré in een der klankrijkste kerken ter wereld, de St.-Sulpice. Een vierde aan- -schouwde met eigen ogen hoe dé mees- ter-organist van St.-Etienne de orgel- bank afwisselend met zijn eigen vrouw bezette, en ook ondergetekende zag het jonge echtpaar Cochereau op één Dank tijdens het spelen gezeten. Hier wis selde echter de een de ander tijdens het spelen niet af, maar bijna zonder woor den, met een hoofdknik of ander teken van verstandhouding was zjj het die registreerde tijdens de i m- provisatie. De noodzaak hiervan wordt enigszins duidelijk, als men be denkt dat het hier een instrument be treft van vijf handklavieren en meer dan honderd (trek-)registers. Cochereau behoort nu tot de jongste en de meest briljante vertegenwoordi gers der orgelschool van Marcel Du- pré. Hij is een onberispelijk technicus en tegelyk een improvisator, die in staat is om apocalyptische visioenen op te roepen. Niet dat hy een overda dig gebruik maakt van de machtige tongstemmen van het clavier de bom barde". Neen, hy laat een enkele fluit zingen op een fond van strijkende stemmen, die stilaan langs de gewel ven vloeien en weer terug komen als een immer deinende vloed van zang en tegenzang. Langzaam bouwt hü dan zijn improvisatie op met een vast gehouden motief, om het in te tomen op het moment der consecratie en com munie, en om daarna hetzelfde kern- motief een stralende klank te verle nen van de Opstanding of Bevrijding. Het kwam mij voor als trilde heel de ze kathedraal in een wit licht, of schoon de koster de kaarsen aan het hoofdaltaar doofde... MARIU5 MONNIKENDAM

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1960 | | pagina 17