beslist
Tekst is
niet alleshoor
Showbusiness: sloomcarroussel
TOON VRANKEN stamt uit
HUIS VOL MUZIEK
ZÜN GEKKE HAAR IS
ZIJN GIMMICK
In
de stilte schettert
-„BE PORTABLE
M'
"^OET JE ZE ZIEN LACHEN ALS IK ONVERSTAANBAAR BRUL!"
Mariene'
Pascal
L
DE PLAAG VAN BOS EN HEI
Bloemlezing van
Gezelles poëzie
Oude polyfonie en eigentijdse meesters
ZATERDAG 4 JUNI 1960
A K.
to,
to,
EN DAN PLOTSELING RIJT DE
TRANSISTOR DE RUST KAPOT
Toon hermans:
Bij L. J. Veen te Amsterdam is nu
de twaaflde druk verschenen van
dr. J. Aieida Nijlands Bloemle
zing uit Guido Gezelles Gedichten. Een
bloemlezing voor de massa met de be
roemdste verzen van de grote Vlaamse
priesterdichter in een goedkope pocket
handig bijeen, met in dc kantlijn van het
vers op de juiste regelhoogte een wat
storende maar voor de eenvoudige le
zer noodzakelijke, direkt te raadplegen
woordverklaring. Een oude dichter uit
de vorige eeuw, een Vlaming, een ka
tholiek, een priester zelfs. Reden ge
noeg in het aan tegenstellingen zo ge
zegende Nederlandse cultuurgebied om
de man spoedig te vergeten. Maar te
gen de poëtische kracht van dit natuur
talent was geen staatsgrens, geen poli
tieke of religieuze verdeeldheid bestand.
Gezelle zingt nog steeds en de Neder
landen zijn nog steeds een goede klank
bodem voor zijn lied. Het doet goed, dit
bij de twaalfde druk van de bekendste
bloemlezing te kunnen vaststellen.
Elem
icn
nog even naar de spiegels bij de schmi nktafel. Nuffig plukt hij
e korte vlasbaartjes op zijn bruine, vierkante kop en hij grijnst tevreden
A^s er iemand in de deuropening van de kleedkamer verschijnt en
r°ept: „Toon, ze zitten hoor", knoopt Toon Hermans nog heel zorg-
vuldig aan zijn strikje. Hij knipoogt als antwoord in de richting van
in eur blijft, zonder een greintje opwinding verder babbelen. Hij glijdt
km 'Jn donkerblauwe colbertje, beziet zicb al pratend van alle kanten en
V '2ich
in, éf merkt dat wij er om moeten lachen, uc muziek van zijn Danaje zei
«njye ,ile jongens," zwaait hij de achterblijvers in zijn kleedkamer toe. Met
Sap6 dadige brullen probeert hij zijn stem als hij het knusse en vervallen
schuin onder het toneel doorgaat. Intussen monstert hij zich voor
sPr aatst in de spiegels die hij passeert. Net voordat hij met een snelle
Nv("8 trapje naar het toneel wil nemen, komt de bedrijfsleider hem
^schuwen: „Heintje Davids is in de zaal, Toon, ze zit links vooraan."
et handgeklap waarmee Toon begroet wordt als hij met dolle dans-
ger 2'jn entree in het Amsterdamse Centraal Theater maakt, klinkt als
tot het gangetje door. De bedrijfsleider stoot ons aan en fluistert: „Ga
Va 3°ven kijken, het eerste kwartier van Toon is elke keer heel anders.
t,,r a<d'ter een gordijntje boven zijn wij er getuige van hoe l oon Hermans,
hij zonder iemand in de donkere zaal te onderscheiden zijn
pr. 'nks vooraan heeft gericht, het publiek met een los en complimenteus
Ml j Verlelt dat Heintje er ook is. Hij bezorgt haar een applausje en zich-
ïlip rna °°h als bij nog even raadselachtig ojjmerkt: „Ik heb pas Mariene
\vmr'ch gezien, maar Heintje blijft voor mij..." Wat hij misschien ook had
ed zeggen door het gelach was het toch onverstaanbaar geweest.
VVij
zÜn stomverbaasd. Met het ge- mmsmmmmt
de speelsheid waarmee hij de
«atu n in en om zijn kleedkamer met
V ;s en verhalen bezig hield, zonder
toiU Pcortje plankenkoorts, is hij op de
friee® gestapt om volgens een min of
Ito e vast schema een stampvol thea-
Fto verrukkelijke avond te bezorgen
to»„ nieuwe One-manshow. Als wij
i '1 Woi deze en gene praten vernemen
ito k-eï S en gen
to tl. dat hij heel erg in spanning zat
top Ni zijn nieuwe show in Sneek be-
6 sof van zijn film had hem te
1tosp Postzakken vol
toto die schreven: ,,j.j
'toL;e kranten aan, ik heb mij doodge-
to om Moutarde", hielpen hem niet
juauv, r over de teleurstelling heen.
1 Vn1111, na die enthousiaste volle za-
?Js 0„°r zjjn nieuwe show, dartelt Toon
fan-mail Van
,Trek je niks
1 O rj 11 111CUVVC Olie vv y ucti. iivit A vv*4
herboren Uilenspiegel van de
Nla>>v,arner naar de planken. Hij is po-
I^cht^er dan ooit- Toen
[N'b .^et twee woorden
bij pin Tuschinski kwam inleiden, had
,\J UöUIHIlöJtVi. rs.Wd.Iil iiuciucu, nau
tod i.0v.atie te pakken, voordat hjj zjjn
had open gedaan,
JVI arlene" staat er nog op de spie-
A gel in de kleedkamer geklad. Op
abiiej, zÜn schminkdoos kan men weer
?tonto krabbels lezen. „Geheugen-
tojt Nes", verduidelijkt hij. Hij schar-
c? stiusen de potjes en tubes smeer,
F bric noen krijtjes en wrijft zijn toch
'ck, "e kop indianenbruin, tot zjjn
vb fBuum ««An oi„ poffjAron glanzen
jessnor
dsrim-
ipipp .--aaglpk tot krullen. Het is in dit
®1 ri.end vertrek een kleurige war-
I?h aipl nn lafnl Irttrt'p ,ran tIpIvoI*
beh
drummer. „Mag ik even storen, Toon,
mijn verloofde is jarig." Hp duwt zijn
verloofde naar voren, die van Toon Her
mans meteen een dikke pakkerd krijgt
en de belofte, dat hij een opdracht op
een mooie foto van hem zal schrijven.
„Pascal hè. Tijd geleden wordt mijn
jas uit mijn auto gestolen. Tijd later
krijg ik een brief van een jongen uit de
gevangenis. Hij bekende, dat hij mijn
jas had gepikt en dat hij daarin een
boekje had gevonden, dat hij in de ge
vangenis was gaan lezen. Dat boekje
had een hele ommekeer in zijn leven ge
bracht, schreef hij. Het was zo'n boekje
r biet op de tafel foto's, van zichzel:
si ah het kampioenselftal van Ajax,
tonic, sigarettenpeukjes in volle
to brieven van bewonderaars,
c£uik jenever, waar wij best wat
Tl) W - JCliCVC, VV L WAJ UW,, V, tl
'blct gen hebben omdat hij toch niet
9 enz.
Ijju'^inken niet, maar eten wel. Heer-
ha eten! 's Morgens ham and eggs,
stnui voorstelling biefstuk. Ha bief-
teSp- Als ik mijn vriend Jan Derksen
hehk1 hom, weet je, de wielrenner,
b®n wij het altijd over eten. Dan
hjj: Toon, biefstuk, met van bin
ds, t: rooie, bloedrooie. En ik zeg:
bar'-ei. Jan, een mooi, vol ei, zo op je
jj"- Dan gemeten wij al, hè."
Zij-J daast gezellig door. Men kan aan
dat to.9nore bariton nog goed horen,
Vfji hij uit Sittard komt, al moet het
spJ Jahg geleden zijn, dat daar een
btnfdz'eke jongen revuetjes in elkaar
J)aj?lerde en voor clown speelde in het
to jf,°naat van De Jonge Werkman. Hij
to if' 43 en ruim twintig jaar officieel
ï0 het theatervak. Iedereen, die bij
tpp3 de kleedkamer binnenkomt de
bijjf.-ci, knechten, de bedrijfsleider
^aal even luisteren. Het is voor hen
ta arschijnlijk onmogelijk om uit te
V]j«en, waar hij het over heeft. Hij
St van het een naar het andere,
fcVS» hij in mateloze rust zichzelf
d maakt voor de voorstelling.
bort Vrouw buigt haar hoofd met de
tost 1helwitte haren naar hem toe en
bA dat ze vertrekt, naar de schouw-
jij Hij roept melodramatisch: „Ga
W ,,aav uit, Rietje, Pa zal wel wer-
ton' ,Net zfln bin op zijn borst, jen-
hjj hij anderhalve toonladder af. Als
„leugens heel diep strandt, zegt hij:
ben verkouden."
-F 1 koiat een gesprekje op gang over
lezen. Toon Hermans leest le
ctor J'ensbeschrijvingen, hindert niet
rj9°rk dan heeft hij een speciale
...to v,;?Ul:' voor de Pensées
van Pascal,
oU'9 in kleine boekjes bijna altijd bij
van Pascal. Wij schrijven elkaar nog ge
regeld. Ik weet niet wat hij gedaan
heeft, maar hij zit al lang. Mooi, vind
je niet?" Hij trekt zijn schoenen aan.
En dan komt weer Mariene op de prop
pen. Zij is het Leitmotiv in Toon Her
mans' conversatie van de laatste dagen.
„Wat een vrouw hè, wat een
theater. Ik heb haar daarna nog ge
sproken. Wij wisten meteen, dat wij
dezelfde ideeën hadden over theater. Ik
zie het altijd maar als een stoomcar-
rousel, met hobbelende paartjes,ram
melende wagentjes, deinende kleuren,
muziek, van alles hè. Daar ga je naar
kijken en dan geniet je van alles tegelijk.
Dat draait maar en er is plezier. In Ne
derland begrijpen wij daar nog niets
van. Ze hebben het hier altijd over goe
de teksten. Teksten zijn maar bijzaak.
Ik krijg veel teksten. Dat is een goeie,
zeggen ze dan wel eens. Maar ik kan er
niks mee doen. Ik moet er van af kun
nen, anders zeg ik honderd avonden
achtereen dezelfde dingen, die ik niet
meen. Als ik zelf wat bedacht heb. kan
ik er mee doen wat ik wil, veranderen
en weglaten als ze het niet leuk vinden.
Moet je straks eens zien hoe ze lachen
als ik onverstaanbere dingen brul. Er
en in de boekenkast prijken de deco
ratief gehoesde platen van Toon Her
mans' favorieten. (Voor wie dat wil
weten: Jimmy Durante, Al Jolson,
Judy Garland, Danny Kaye, Victor
Borge.). En verder staan er de boe
ken in het gelid over theater, de ge
liefdste biografieën en de wekelijkse
nummers van Variety, het Ameri
kaanse blad van de showbusiness.
In dit blad komt Nederland zelden
voor. Voor iedereen uit de buitenland
se showbusiness is Nederland een ach
terlijk land. Daar zijn wel een paar
komieken en artiesten, maar het is
bekend, dat die nooit eens iets van
kwaliteit doen. Hier wordt schaamte
loos uit het buitenland gepikt en weer
van elkaar.
Als wij daarover iets opmerken, is
ons door de nacht onderbroken ge
sprek onmiddellijk weer in de rails,
waarlangs de geliefde theaterfilosofie
van Toon Hermans zich zo rap voort
beweegt. „Heel vroeger, voor mijn eer
ste nummers, heb ik ook gestolen hè
van anderen. Als ik in een Londens
theater zat, noteerde ik alles wat ik
aardig vond. En nou hè zou ik mij
zelf een laffe oplichter vinden als ik
ook maar de gewoonste gimmick of
het kleinste grapje van een ander zou
overnemen. Maar het is moeilijk, je
moet ook niet te veel jezelf zijn, ook
al vinden de mensen dat leuk. Ik geef
daar toch al te veel aan toe. Toen ik
„Hemel en aarde zullen vergaan,
vrolijke musici blijven bestaan".
Deze eschatologisch enigszins aan
vechtbare tekst van een oud-Neder
landse canon tekent uitstekend de
sfeer van het volkomen opgaan in
de muziek, haar veruit verheven
achten boven al het andere aardse,
die de pure muzikant van alle tijden
eigen is. Deze sfeer heeft de thans
jubilerende koordirigent Toon Vran-
ken gedurende zijn gehele jeugd en
studietijd volop kunnen ademen in
zijn ouderlijk huis, waar van de
vroege ochtend tot de late avond
gespeeld of gezongen werd door de
vrij talrijke huisgenoten en door de
vele zang- of pianoleerlingen van zijn
vader Alphons. Deze laatste compo
neerde bij voorkeur wanneer alles in
huis eindelijk rustig was geworden,
zodat men zelfs 's nachts vaak
zachte nootjes op de vleugel kon
horen tokkelen.
Het moet voor de jeugdige muziek
student Toon, die na zijn gymnasiale
studies bij prof. Smijers in Utrecht
musicologie ging studeren, soms wel
moeilijk geweest zijn, een rustige plek
in huis te vinden: op de parterre
stond een vleugel, één hoog een
studiepiano en twee hoog in de les
kamer wederom een vleugel, terwijl
de keldergewelven soms trilden van
de harmoniumklanken; aan een klein
huisorgeltje werden door Toon de
diensten opgeluisterd, die de jongere
broers in de huiskapel hielden,
waarbij missen van Perosi en Refice,
van der Bijl en Nieland werden ge
zongen. Terwijl vader Vranken de
menselijke stem principieel als in
strument numero één voorstond,
waren luttele blaas- en strijkinstru
menten den huize binnengedrongen;
een familie-anecdote uit de dertiger
jaren vertelt, dat de hilariteit groot
was toen twee Duitse dienstboden
op zekere dag arriveerden met een
luit en een mandoline, zodat nadien
in de avonduren Vrouwe Musica ook
vanuit de keuken haar stem liet
horen
Tot de praktijk van het koordirige-
ren kwam Toon Vranken vanzelfspre
kend ook al heel vroeg; enerzijds in de
kerkmuziek, waar hij zijn vader eerst
assisteerde en later opvolgde als orga
nist-directeur van de Gerardus Majel-
lakerk in de Indische buurt in Amster
dam; na de oorlog werd hij dirigent
van de Sint Jansbasiliek in Laren en
sinds 1954 leidt hij het omvangrijke jon
gens- en mannenkoor van de Sint Wil-
librord aan de Amsteldijk. Anderzijds
begon hij reeds vroeg te grasduinen in
het „wereldse" koorleven, trad op en
verwierf concoursprijzen als leider van
diverse gemengde koren van kleinere
plaatsen in Noord- en Zuid-Holland. De
theorie van zijn muziekhistorische stu
dies over de oude Nederlandse en Ita
liaanse scholen kon hij kleuren tijdens
repetities en uitvoeringen van het Am
sterdams a cappellakoor Bel Canto,
waarmee zijn vader sinds jaren pio
nierswerk verrichtte voor de herleving
is toch nog wel wat anders dan een
tekst." De ouvreuses van het Centraal
Theater zien wjj wat later vanaf hun
bijgeschoven stoelen gespannen meekij
ken en gierend lachen. Het is nu de
dertigste voorstelling, die zij van deze
show zien en ze hebben dertig avonden
om een reeks nieuwe speelsigheidjes
kunnen lachen.
In de pauze, als Toon fris als een
hoentje in de kleedkamer een sigaret
komt roken, begint hij er opnieuw over.
„Mijn vak is showbusiness. Buiten mij
is zowat niemand in Nederland, die
daar iets aan doet. Bij ons hebben ze het
altijd over cabaretjes, in exquise kleine
zaaltjes met vier man, die zeggen: wat
is-ie weer spits."
e volgende morgen zitten wij te
genover dezelfde Toon met zijn
krullende voorhoofdsrimpels in
zijn huis aan de Zandvoortse Boule
vard. Hij had ons gezegd, dat hij maar
vijf, zes uur slaap per nacht nodig
had, dus waren wij er bijtijds.
Zijn vrouw heeft het huis in de loop
der jaren volgezet met allerlei snuis
terijen in pasteltinten, een barokke
overdaad van dingen om naar te kij
ken. Aan de wand hangen Toons schil
derijen: clowns en een portret van zijn
jongste zoontje Gabriël, die „den Pas
ternel" genoemd wordt en als „Gaby"
aangesproken. Het gezin Hermans
leeft hier met een fleurige Ameri
kaanse nonchalance en met een on
miskenbare Limburgse warmte en ge
moedelijkheid. Op het witte piano'tje
-„j „Zal ik je daar eens een
tot ^ttrhaal van verhellen?" vraagt hij,
antalon aanschie-
I00i heeft.
1c
F "Daag," wuift "hij even naar Phyl-
ftoty v3'. die hem ook in deze eenmans-
Pijstaat en nu even haar gezicht
Achter haar verschijnt de
ito Jerhaal van verb
itort donkerblauwe p<
to '>Daae." wuift h
Onder een door Toon Hermans geschilderd portret van Charlie Chaplin staat de
kleine witte piano, zonder muziekpapier, maar met een plaat van Judy Garland,
die met o.a. Jimmy Durante, Al Jolson, en Danny Kaye tot de favorieten van
Hermans behoort. Toon Hermans heeft zichzelf net genoeg piano leren spelen om
de kamer met stemmige, geïmproviseerde muziekjes te vullen en een gevonden
melodietje voor een nieuw liedje na te spelen.
in de oorlog ondergedoken zat op de
Leidsegracht, heb ik meer dan dui
zend maskers gemaakt, telkens gepro
beerd er een te vinden, dat niet bij
Buziau, Grock, de Fratellini's, Chap
lin en zo hoorde en toch mijn persoon
lijkheid een eigen stijl gaf. Het is mij
niet gelukt. Ja, nu is mijn gimmick
mijn gekke haar hè. Maar daarmee
moet je een eigen type gaan opkwe
ken. Een vast type. Hier is het moei
lijk."
Zijn beweeglijke gezicht staat naden
kend, terwijl zijn ogen lachen. Hij trekt
zijn benen met de afgetrapte sloffen op
de bank en kijkt over de zee. „Fijn uit
zicht," zegt hij. „Mariene vroeg mij:
Waarom blijft u toch hier? Er is hier
toch niks voor u. Neem nu een vent
die postzegels verzamelt. Voor hem is
er ook niks aan als hij ongeveer de eni
ge is in het land. Hij moet andere post
zegelverzamelaars ontmoeten. En ik ook
hè, ik moet er uit om te leren, hoe ik
het moet doen. Showbusiness, een stoom-
carrousel, grote zalen en de mensen
kijken, lachen en genieten hè." Hij be
gint het openingsliedje te zingen van
zijn show. „Zeg," onderbreekt hij zich
zelf, „het lijkt een beetje op de eerste
regels van dat Milord van Edith Piaf.
Nee toch. Nog eens." Wij komen ge
zamenlijk tot de gelukkige conclusie,
dat het heel anders is.
HENK SUÈR.
De jongste zoon Gabriël met de hond en vader en moeder Hermans bij de haard
in hun huis aan de Zandvoortse boulevard. De twee andere zoons, Michel
en Maurice, mogen van vader Hermans niet meer op een foto in de krant. „Dat
is niet goed voor ze," vind hij. Gabriël, over wie zijn vader en moeder ipreken als
„den Pasternel" zonder dat ze weten waarom, voelt overigens wel hoe hij moet
poseren.
(Van een onzer verslag
gevers)
en man staat in een
rustig park. De stilte
die er heerst is zeld
zaam. Hij heeft een noot in
zijn hand en probeert daar
mee geduldig een eekhoorn
tje te lokken, dat hem opeen
paar meter afstand nieuws-
gieri,aankijkt. Het begint
langzamerhand zijn vrees te
verliezen en hipt nader en
nader. Op het moment dat
de eekhoorn met een vlugge
beweging het nootje wil
weggrissen knalt Louis Arm
strong los vanachter een
boom. De dierenvriend, wiens
hand doelloos met de noot in
de lucht blijft hangen, kijkt
verstoord om: hij ziet een
jongeman met een kleurig
voorwerp in ziji. hand: een
draagbaar radiootje. De man
haalt kwaad zijn schouders
op cn loopt door. De „por
table", behalve bron van mu
ziek, ook van ergernis voor
velen.
„Met de temperatuur lopen
de verkoopcijfers op. I-Ict
gaat op het ogenblik lekker,"
zegt een montere verkoper
in een grote radiozaak. Ach
ter zijn rug, op een draaien
de pyramide in de etalage
staan de toestelletjes te
pronk, in grote verscheiden
heid van model en prijs.
Kleine zijn er bij, die ge
makkelijk in een jaszak kun
nen, maar ook veel grotere,
waarvan de antenne in v-
vorm als bij een insect om
hoog priemt. De prijzen va
riëren van 125 guiden tot
over de 300.
Achter de radiootjes hangt
een fleurige reclameplaat
„Muziek in bos en duin, op
het water en thuis" heet het
in zwierige letters. En daar
mee zijn behalve de moge-,
lijkheden, tegelijk ook de
moeilijkheden aangegeven.
„Muziek in bos en duin, op
het water," voor velen mis
schien de kroon op het va
kantiegenoegen maar voor
wellicht evenzoveel anderen,
die de vrije natuur zoeken
cn genoeg hebben aan de zon,
het ruisen van de wind in de
bomen en vogelgefluit vol-
het strand de Dixieland te
laten schetteren, de rock 'nd
roll tot ver over de boorden
van zijn zeiljacht te laten
lawaaien, in de hei een over
enthousiaste sportverslagge
ver tot honderd meter in de
omtrek de ene goal na de
andere te doen aankondigen.
En dit gebeurt. Maar al te
vaak en in steeds groter om
vang. Het aantal draagbare
radio's in Nederland is op
geen stukken na bekend. Het
aantal luisterkaarten geeft
hiervoor geen enkele aan-
doende om alle plezier te
vergallen. Lang niet iedereen
voelt constant de behoefte in
zich aan arbeidsvitaminen,
gevraagde platen, nieuwsbe
richten of sportuitslagen.
Niet weinigen trekken er
juist op uit om dit facet van
de beschaving te ontvluch
ten. Zij zijn tot de sombere
conclusie gekomen, dat liet,
met de opkomst van het
technisch wonder, transistor
geheten, steeds moeilijker
wordt.
et de wet in de hand
komt men niet ver in
de strijd voor de stilte.
Niemand kan emand verbie
den buiten zijn radio wijd
open te zetten.
Iedereen is vrij op
wijzing, want weinig bepa
lingen zijn zo veelvuldig en
effectief ontdoken als die
voor betaling van luistergeld
voor draagbare radiootjes.
Dat heeft zelfs de overheid
ingezien en per 1 juli komt
luistergeld voor deze radio's
te vervallen, als men tenmin
ste voor het eerste toestel
wel betaalt.
Men zou de indruk kun
nen krijgen dat het vooral de
jongeren zijn die draagbare
radio's aanschaffen, maar de
verkoper weet beter. „Ik ge
loof juist dat er meer nog
door ouderen worden aan
geschaft." Die verkeerde in
druk zal dan wel gewekt zijn
doordat de teen-agers er veel
meer mee te koop lopen: heel
trots ermee wandelend op de
boulevard of in een drukke
binnenstad, het toestel aan
het stuur van hun brommer
hangen of ermee met een
riem over de schouder bij
een patates-friteskraam staan.
De A.N.W.B. heeft het ge
vaar van „de radio in de na
tuur" onderkend. In de on
langs verschenen brochure
„Kampeerders van nu en
morgen, waarnemingen op
kampeerterreinen in Neder
land in 1959" wordt het pro
bleem aan de orde gesteld.
De „waarnemingen" hebben
aan het licht gebracht dat er
een groep beheerders van
kampeerterreinen is, die elke
vorm van (mechanische)
muziek pertinent verbieden.
Een andere groep stelt als
regel: radio en grammofoon
wel toestaan, maar nooit zo
luid, dat anderen er last van
hebben. Het merendeel der
exploitanten denkt er mo
menteel zo over en geeft
daardoor blijk van weinig
werkelijkheidszin, zo consta
teert de toeristenbond. Want,
zo zegt men terecht, bij de
tegenwoordige bezettings
dichtheid in het eigenlijke
seizoen is het eenvoudig on
mogelijk buurman's radio
niet te horen. Het is geble
ken dat de terreinbeheerders
elk ogenblik tussen beide
moeten springen en al hun
tact nodig hebben om par
tijen (enigszins) te verzoe
nen. De A.N.W.B. adviseert
dan ook tot een radicaal ver
bod over te gaan. Maar dat
zal dan maar alleen voor de
kampeerders gelden. Wat
niet weinigen hartgrondig
zullen betreuren.
van de polyfonie uit de vijftiende en
zestiende eeuw.
Om zich in de speciale geest en werk
wijze van deze oude meesters intens en
naar eigen inzicht te kunnen verdie
pen, vormde Toon Vranken in 1935 een
muzikale vriendenkring ter instudering
van hun missen, motetten, madrigalen
en chansons. Hij gaf haar de naam Col
legium Musicum Amstelodamense,
naar het voorbeeld der vele zeventien
de eeuwse muziekgezelschappen in ons
land en daarbuiten, waar het onderling
zingen en spelen voor eigen plezier be
oefend werd. (De Amsterdamse compo
nist Sweelinck, organist van de Oude
Kerk, heeft bijvoorbeeld zo'n collegium
geleid en er vele composities voor ge
schreven). Het was een twintigtal en
thousiaste jongelui, die ééns in de veer
tien dagen de deftige, Zondagsstilie
Palestrinastraat opvrolijkten met
„Sangh uit soet gevooisde kelen". Dat
deze zang lang niet eenvoudig was met
zijn geheel eigen fiorituren, versierin
gen, ingewikkelde ritmische wendin
gen en vooral grote zelfstandigheid voor
iedere stem, waarbij de tegenstemmen
veel oningewijden eerder in de war
brengen dan steunen, moest men on-
d.er de aimabele, soms ook gestrenge
leiding van de dirigent ondervinden.
Soms gestreng, want men was intussen
in het stadium getreden van uitvoerin
gen buiten strikt intieme kring; deze
waren voor de leden een stimulans en
voor hun toeluisterende familie een ken
nismaking met nooit gehoorde en nooit
vermoede muzikale uitingsvormen.
Na de bevrijding werden de eisen
tot toetreding strenger, men kwam
geleidelijk tot meer optreden in het
openbaar en een radio-uitvoering voor
Herrijzend Nederland in november
1945 bleek in dit opzicht het eerste
schaap over de dam: spoedig volg
den er meer, concerten zowel als uit
voeringen. Dit had tot konsekwentie
dat het ledental uitgebreid, de pro
gramma's wijder georiënteerd en
sneller ingestudeerd moesten worden
en Toon Vrankens belangstelling voor
eigentijdse Nederlandse koormuziek
deed hem sindsdien van zijn zangers
en zangeressen een maximum aan
Saraatheid en trefzekerheid eisen,
'at hij deze in optima forma krijgt
is zondag j.l. op het jubileumconcert
van het zilveren C.M.A. gebleken.
Ook hier waren oude en nieuwe Ne
derlandse componisten op waardige
wijze vertegenwoordigd; met een wil
lekeurige greep uit het programma
roemen wij: Clemens non Papa,
Sweelinck, Lassus, Diepenbrock, Jaap
Vranken, Daniël Ruyneman.
Eén der sopranen, lid van het C.M.A.
vanaf de oprichting, heeft een hoofdrol
te spelen gekregen in de geschiedenis
van dirigent èn koor: zij werd me
vrouw Rie Vranken-Hoedjes, en bleek,
behalve over een goede stem, over veel
tact en organisatietalent te beschikken,
waarmede zij haar man terzijde stond
en staat bij de zakelijke leiding van
het koor. Dat deze geen sinecure is
moge blijken uit het feit, dat het C.M.A.
het thans bereikte peil bijna geheel
met eigen middelen heeft moeten be
reiken. Een grote moeilijkheid is, dat
pas-afgestudeerde vocalisten van onze
conservatoria bij Vranken graag een
leerschool komen doormaken in deze
zeer gespecialiseerde koormuziek; wan
neer zij doorkneed zijn in het vak ver
trekken zij naar de beter gesubsidieer
de ensembles, waar hun een groter
honorarium aangeboden kan worden.
Sinds enige jaren geeft de gemeente
Amsterdam door het toekennen van
subsidie blijk van haar erkenning voor
de levendige en verantwoorde wijze
waarop deze schatten der Nederlandse
cultuur, voor concertpubliek en zelfs
voor vele musici een gesloten boek,
aan het licht worden gebracht.
Tot de verdere activiteiten van het
ensemble behoren de medewerking aan
orkestconcerten (o.a. met het Concert
gebouworkest o.l.v. Eduard van Beinum
en Ferdinand Leitner, het Omroepor
kest en het L.S.O.) en verschillende bui
tenlandse turnees. (naar Engeland,
België, Frankrijk en Duitsland).
Zijn functie als muziekrecensent van
De Tijd brengt hem uiteraard in con
tact met de meest gerijpte tot aan nog
niet ontgroende toondichters, doch ge
vraagd naar zijn muzikale voorkeur
buiten het koorrepertoire bekent Vran
ken zijn liefde voor de Franse impres
sionisten, Bruckner en het moderne re
pertoire. Zijn liefhebberijen: natuur
schoon, stadsschoon (verknochtheid aan
Amsterdam), reizen, oude steden en
gebouwen bekijken. De Sainte Chapelle,
de kathedraal van Chartres hebben een
grote plaats in zijn hart en de mees
terlijke structuur van deze scheppingen
loopt naar zijn inzicht parallel met die
der oude polyfonie: de schoonheid van
de kleine onderdelen, opgaand in de
grote lijnen van het geheel.
Deze opvatting komt ongetwijfeld
tot uiting in zijn zeer speciale direc
tietechniek: niet het hoekige of in
ieder geval geprononceerd metrische
gebaar van de orkestdirigent, niet het
denken in staande accoorden maar
hot uitbeelden en onderstrepen van
de eeuwig voortvloeiende melodische
lijnen, met aparte wendingen van bo
venarm en vingers, om de soms ra
zend moeilijk vertakte en dooreenge-
strcngelde stemguirlandes te ontwar
ren en te leiden. Bij momenten wordt
dat gebaar minimaal en stroomt de
koorklank als het ware op eigen kracht
voort; eep snel-dalende zigzagbewe
ging van de vechterhand noteert
scherp als een bliksemschicht een fel
accent in de bassen, terwijl de lin
ker de sopranen aandrijft tot grotere
expressie of een kleine versiering mee-
gebaart. Want dit is inderdaad het
geheim van de kunst, waaraan Toon
Vranken zijn hart al vijentwintig
jaar verpand heeft: bloeiende indi
viduele melodieën met eigen schoon
heid en grilligheden, gebundeld tot
één machtig en harmonieus geheel!