Felle aanklacht tegen de Franse
oorlogsvoering in Algerije
Beroep op Ferhat Abbas voorstellen
van De Gaulle te aanvaarden
SOCIALE WEGWIJZER
gëfcdeiQ!
Reclame
IJ
OPZIENBAREND BOEK VAN JULES ROY
1
4
Profetische naam van de
boerderij „Hoe lang nog"
halve prijs-
Zelf rentezegels
doorplakken?
Hoge geldboete geëist
voor dood door schuld
Vermiste Amerikaanse
jongen terecht
Luchtvaar tstakin g
Minder dan
in Brazilië
Werkloosheid in Canda
Maakt
voor Uw zaak
Zwitsers kozen nie1*^
bondspresident
)e
VRIJDAG 16 DECEMBER 1960
Mqt „La Guerre d'Algérie"
van Jules Roy is op de
Franse boekenmarkt on
langs vermoedelijk wel het meest
explosieve brok litteratuur ver
schenen over Frankrijks pro
bleem nummer één. Te onzent ge
niet de schrijver Jules Roy, ge
loven we, nog geen grote bekend
heid. In Frankryk heeft hij een
zeer goede litteraire naam en
vooral: aan deze naam komt een
zeer groot moreel gezag toe. Men
zal reeds enigszins begrijpen
waarom, wanneer men weet, dat
hij bewust en gewild, omdat het
overeenkomt met zijn karakter
en temperament, een lijn volgt
en voortzet, die als een samen
vloeiing is van de lijnen, uitgezet
door Antoine de Saint-Exupéry
en Albert Camus. Hij is enigszins
hun beider geestelijke erfgenaam.
Met beiden was hij intiem be
vriend, voor beiden had hij een
diepe bewondering. Met de Saint-
Exupéry verbond hem o.a. dat hij,
evenals deze, in de rangen van
het Vrije Frankrijk, als oorlogs
vlieger actief deelnam aan de
strijd tegen het Derde Rijk. De
Saint-Exupéry keerde, onder
nimmer geheel opgehelderde om
standigheden, op een goede dag
van zomer 1944 niet terug van
een hem gegeven opdracht. Jules
Roy verliet later met de rang van
kolonel het Franse leger. Met
Albert Camus had Jules Roy op
het vlak der uiterlijke omstandig'
heden gemeen, dat hij evenals
deze geboortig is uit Algerije, uit
dezelfde streek, evenals deze,
stammend uit een milieu van
kleine „colons".
«I
ÜÏÏT0H PANTALONS
ROTTERDAM
té
i.i L
AU -i
(Van onze Parijse correspondent)
Opgedragen is het boek aan „mijn
vriend Albert Camus", aan wie de
schrijver in het voorwoord en op meer
dere plaatsen in de tekst, nadrukkelijk
refereert. Onder meer spreekt hij als
zjjn overtuiging uit. dat, ware Camus
niet zo noodlottig om het leven geko
men (het auto-ongeluk begin van dit
jaar) Camus zelf ongetwijfeld niet zou
hebben kunnen volharden bij het zwij
gen, dat hij zichzelf in 1958 perplex
staande tussen de eisen der loyauteit
tegenover zijn Europese rasgenoten en
de eisen der rechtvaardigheid tegenover
de Mohammedaanse bevolking - vrijwil
lig had opgelegd. En hijzelf, Jules Roy,
zou er dan van verschoond zijn geble
ven te spreken als hij zich nu gedwon
gen heeft gezien te doen. Daar men
hem de eer aandoet hem te beschou
wen als een fatsoenlijke geest, zo
schrijft hij, „il fallait bien aller voir
ga, pénétrer 4 mon tour dans le mer-
dier, expliquer oü me semble être
la vérité, a condition d la trouver.
(Ik moest wel gaan kijken..., uitleggen
waar de waarheid leek te liggen, op
voorwaarde dat ik haar vond). De waar
heid blijkt zich aan hem te hebben voor
gedaan als afgrijselijk en absurd, en vol
tegenspraken. In beide kampen even-
i l aore'tin
moeder begraven ligt: Rovigo, Sidi
Moussa. Tal van herinneringen komen
daarbij naar boven, zo het beeld van
de oude knecht Meftah, die hij ais kleine
knaap graag mocht opzoeken op het
veld en die hem dan vaak op zijn schou
ders terugdroeg naar huis, hetgeen on
veranderlijk het bezorgd afgrijzen op
wekte, dat hij onder de lüizen zou ko
men te zitten. En reeds toen spraken
de colons van de Arabieren als „les
ratons" (de ratten), hoewel men ze
ook placht aan te duiden met „troncs
de figuier" (vijgeboomstammen), omdat
zij urenlang roerloos onder de schaduw
van de vijgebomen bescherming tegen
de brandende zon konden zoeken. Kort
om: men hield ze voor een lui, luizig
volkje, levend zo ongeveer als de die
ren, met bijzonder weinig behoeften; in
ieder geval: „geen mensen zoals wij".
En ongeneeslijk dom natuurlijk. De au
teur maakt deze omzwervingen door
zijn geboortestreek in gezelschap van
zijn ter plaatse kleine „colon" geble
ven broer René en diens vrouw Louise;
en hij heeft daarbij met hen uiteraard
menig gesprek, dat gaat over de diver
se aspecten van „het probleem". Uit
een daarvan lichten wij het volgende.
Je weet, zeide Louise, hoe ze op
school hard moeten werken om de Euro
peanen bij te houden.
Misschien, omdat ze een andere
taal snreken, zei ik.
-n. Ze kunnen het niet Het gaat
En ze pakken niet goed aan.
was komen dineren, ver-
ha Roy. Een onderwijzer aan
de "hooi van Menerville. „Ik
wend, - tot hem."
Ik ben het niet met je eens,
Louise, zei hij spijtig. De vijf eersten
van mijn klas zyn Arabieren. Ze be
grijpen alles heel goed. Ik moet er
aan toevoegen, dat ze leergierig zijn.
wel bevinden zich „zijn broeders
daarom, zo verklaart hij, zal hij „geen
gelukkige nacht meer kennen, zolang
ie vrede niet is teruggekeerd." Jules
daarom, zo verklaart
zal hij
Roy is, als zijn Algerijnse landgeno
ten, een man van hartstocht en harts
tochtelijkheid beweegt dan ook al spoe
dig en tot het einde toe zijn relaas.
Maar het is er zeker niet door ver
blind. En menig Fransman, die totdus-
verre bij de Algerijnse oorlog zijn ge
moedsrust en een goed geweten heeft
kunnen bewaren, zal door de getuigenis-
waarde van „La Guerre d'Algérie" ern
stig geschokt zijn.
In de eerste hoofdstukken doet Jules
Roy het relaas van zijn weerzien
met de streek, waar hij geboren
werd en zijn kinderjaren doorbracht,
waar de familiehoeve stond en waar z'n
Uit ijverzucht jegens de Fransen,
zegt Louise. Dan z{jn ze in staat zich
kapot te werken
Ik kan je niet volgen, zeg ik. Je
beweert, dat ze lui zijn.
Van nature, ja. Maar ze willen
laten zien, dat ze maar waard zijn
dan wij.
Jules Roy kan slechts vaststellen,
dat na al die jaren de Instelling der
Europeanen tegenover dé Arabieren in
wezen onveranderd is gebleven. En als
nog het geval ter sprake is geweest
van een Europeaan, die, ervan beschul
digd wordt, dat hij „fellaga" heeft ge
holpen, besluit hij het hoofdstuk: „Wat
mij betreft; ik ken Louise, en ik weet,
dat er voor haar nooit een probleem
zal bestaan; er is slechts het eeuwige
beginsel: Frankrijk kan geen dwaling
begaan, omdat het Frankrijk is; de Ara
bieren kunnen geen rechtvaardige zaak
verdedigen, omdat het Arabieren zijn.
Zoals men ginds zegt: „Snijdt varkens
de staart af, het blijven toch varkens".
Bijzondere indruk heeft gemaakt het
hoofdstuk, waarin Jules Roy het
ongeluk beschrijft, dat aan het
dorp Toudja is overkomen, „Ik heb
haast om over Toudja te spreken, zo
vangt hij aan. Het komt me voor, dat
ik daarna een geruster geweten zal
hebben." Hij had, zo schrijft hii, ook
naar Tizi-Oughui kunnen gaan, of naar
Tougana. Maar hij bezocht nu eenmaal
de sektor van Bougie." Toudja beschrijft
Roy ons als „het dorp-type van Kaby-
lië; nogal idyllisch: „de olijfbomen,
de vijgebomen, de sintjansbroodbomen
klimmen overal tegen de hellingen op...
de granaatbomen stonden in bloei, toen
ik er aankwam; de sinaasappel- en ci
troenbomen droegen, nog vruchten."
Tot aan de opstand, zo schrijft Jules
Roy, had de bevolking- er van Frankrijk
eigenlijk nooit iemand anders gezien
dan de belastingambtenaar. „De Fran
sen zijn werkelijk pas in Toudja geko
men in 1956, om de opstand te verplet
teren. Fransen met wapens, tanks en
vliegtuigen: het leger. Het beeft er de
repressie toegepast." Jules Roy geeft
dan het volgende gesprek weer, dat hij
er had met de plaatselijke commandant.
„Ik geloofde de grenzen van het
gruwzame te overschrijden door te be
ginnen met bet cijfer van 500 doden en
vermisten te opperen, maar ik ken eni
germate de streek. Men sprak deze
schatting tegen.
Te veel?
Neen.
Achthonderd?
Neen.
Duizend.
Men zweeg.
Twaalfhonderd?
Ongeveer.
„Wanneer men dan weet," aldus Ju
les Roy verderop, „dat het F.L.N. van
zijn kant slachtingen aanricht - men
stelt zestien moorden op zijn rekening
sinds 6 jaar - begint men te begrijpen,
in wat voor gevoelens de inwoners van
Toudja leven. Zestien moorden, en dat
telt reeds, aan de ene kant. Twaalfhon
derd aan de andere. Daarbij levert men
geen commentaar." En Toudja staat
niet alleen...
i
A igerije heeft zijn deels beruchte
f\ „hergroeperingskampen". Jules
Roy brengt ook deze ter sprake.
En ook de „bidonvilles", waar veie dui
zenden Arabieren in de grootste armoe
de en ellende opeengehoopt leven, om
dat zij zowel „de repressie1', de algeme
ne onveiligheid en „de kampen" wilden
ontvluchten. Alleen al in Hussein Dey
nabij Algiers leven aldus 80.000 mensen
in 4 vah zulke „bidonvilles." Jules Roy
heeft er een bezoek gebracht onder bet
geleide van een priester van de „Mis
sion de France", een van die priesters,
zegt hij, wier apostolaat zich uitstrekt
oiet slechts tot hun christen-schapen,
naar tot allen die lijden. Europeanen
ie titelen deze priester wel ais „de cu-
rés-fellaga", zoals men de aartsbisschop
van Algiers wel .Mahomed Duval"
noemt. Geheel tot zijn eer, merkt Roy
>p. „Wanneer men monsieur Abbas
Terdianand zal noemen, zal Algerijns
Algerije een feit zijn." De Europeanen
verbazen zich erover, dat in deze bidon-
illes „de bewoners, die er kreperen,
»rwijl ze het gezicht beledigen, het
jch ook nog klaar spelen om er kinde
en te fokken." De reactie der muzel-
ïannen, zo stelt Jules Roy vast, op de
nti-conceptionele propaganda is even-
èl een reflex van weerstand: „aange-
en het de Europeanen schijnt te hinde-
en, dat wij kinderen hebben, gaan we
r mee voort." In een dezer door hem
ezociite „bidonvilles" wilde een oude
indeloze vrouw de pater van de „mis-
ion" met alle geweld twee eieren doen
annemen, hetgeen de pater weigerde.
.Dank zij hem," aldus Jules Roy,
glimlachte men tegen me." Als hij te
lg is in de stad van deze „tournée des
rands dues" voelt hij bijna schaamte
n een pakje sigaretten te kopen, waar
in de prijs „een dag levensonderhoud
vertegenwoordigt van een geiln en het
brood der kinderen, die men gezien
heeft met hun gezichtan lijk bloemen en
hun volmaakte lichamen, gedoemd om
daar te vergaan en te sterven." Zal het
voortzetten van de oorlog brood geven
aan hen die honger lijden? zo vraagt hij.
„Ik heb de maaltijd gedeeld van de
priesters, die hun te hulp komen en ik
heb een hunner vóór tafel horen bidden
mijn God, leer ons brood te geven aan
hen, die ervan verstoken zijn
Behalve de hergroeperingskampen zijn
er de interneringskampen met de
politieke verdachten. Op dit aspekt
van de Algerijnse oorlog werpt de schrij
ver (een bijzonder navrant licht door weer
te geven, wat een priester der „mission"
eens buiten de prikkeldraadomheining
van zulk een kamp spelende Arabische
jongetjes tegen elkaar hoorde zeggen:
„Wanneer wij groot zijn komen wij
daar ook."
Jules Roy schenkt ook aandacht aan
de meer zuiver militaire kant van de
stand van zaken, zoals die thans, na
zes jaren pacificatie, is bereikt. Hij
erkent, dat het F.L.N. hoegenaamd
generlei kans meer ziet tot het voeren
van enigerlei georganiseerde strijd en
zich beperkt tot het instandhouden
van een algemene toestand van on
veiligheid, het uitoefenen van blinde
terreur is het enige wapen, waarover
het F.L.N. nog beschikt. Strikt mili
tair bezien, kan men dus zeggen, dat
het Franse leger „de overwinning
heeft behaald." Maar wat voor een
overwinning is dat, zo vraagt hij, die
nog wel honderd jaren en langer de
aanwezigheid in Algerije kan blijven
eisen van Frankrijks dienstplichtige
leger? Zeer in het bijzonder heeft Ju
les Roy zich ook verdiept in de men
taliteit van het leger, vooral van „de
kolonels" en „de kapiteins." Op het
aktief van velen hunner stelt hij, dat
ook zij een werkelijk nieuw Algerije
willen, waarin de colons voor eens en
voor altijd hun onhoudbare egoïstische
privileges zullen zijn ontnomen en
waar de muzelmannen werkelijk ge
lijkberechtigd zullen zijn. Maar in het
aangezicht van de door het leger, ge
bruikte strijdmethodes is Jules Roy
er grondig van teruggekomen, dat het
leger hoezeer het zulks zelf oprecht
gelooft, in Algerije niet slechts Frank
rijk maar werkelijk ook Het Westen
verdedigt.
In een der laatste hoofdstukken be-
Franse parachutisten met Algerijnse krijgsgevangenen in het Aurès-gebergte.
schrijft Jules Roy de fantastische nach
telijke tocht, die hij in gezelschap van
een kapitein in diens automitrailleuse
onderneemt, langs een sektor van de
geëlectrificeerde MoriceliJn. De patheti
sche dialoog die hij daarbij heeft met
de kapitein is, ook litterair, een der
hoogtepunten van het boek. Alles wat
de schrijver tijdens zijn reis heeft gezien
en opgedaan aan verontwaardiging ont
laadt zich hierin. „Wat is het Wésten,
kapitein", zo vraagt hij. „Weet ge niet,
dat gij een natie dient om haar de vre
de terug te geven wanneer zij haar ver
loren heeft?" Maar alle tegenwerpin
gen konden niet zegevieren over de be
duchtheden, het wantrouwen en de ont
goochelingen, waarmede hij gepantserd
was. Hij was daar om het Westen te
verdedigen en hij zou het blijven verde
digen. „Hii behoorde tot die mensen die
geboren lijken voor de grote een
zaamheden, omdat zü in zich de ontred
dering dragen, die hen dwingt hun weg
te gaan over de scherpste bergkam of
te sterven." Toch was die kapitein hem
sympathiek. Maar in zijn verbeelding
ziet hij hem weer terug, wanneer hij
ook nog op Tunesisch gebied een kamp
van Algerijnse vluchtelingen heeft be
zocht en geschokt is geworden door de
onvoorstelbare ellende. Hij houdt dan
tot zijn kapitein de volgende monoloog:
„Kapitein ik ga u ergeren. Ik heb ze de
hand gedrukt, al die bastaards. Al die
bastaards van Frankryk en van God...
Ik heb ze gezegd, dat ik alles zal doen,
wat in mijn macht ligt, om een einde
aan dat ailes te maken.."
Het spreekt bij dit alles vanzelf, dat
ook Jules Roy niet méér aan de
mogelijkheid gelooft van een op
lossing „Algêrie francni.se". Algórie
Frangaise was mogelijk geweest nog
niet zo heel veel jaren geleden, toen de
muzelmanse bevolking, na in drie oor
logen - wereldoorlog 1 en II en Indo-
China - onder Franse vlag haar bloed
te hebben vergoten, niets beters vroeg
dan het verkrijgen van de „citoyonneté
frangaise".
Maar vernederingen bleven hun
deel, hun menselijke waardigheid
bleef miskend. En daarbij komt nu,
dat de bestrijding zelf van de opstand
in het leven heeft geroepen, wat er tot
dan toe in Algerije nimmer was ge
weest: het bewustzijn van een natio
naal saamhorigheidsgevoel ttisseh
voorheen elkaar vijandig gezinde ras
sen, de Berbers en de Arabieren. On
danks alles wat zich heeft voorge
daan heeft Jules Roy vertrouwen dat
Frankrijk in een toekomstig vrij Alge
rije met andere dan materiële
machtsmiddelen, een waardige rol
zal kunnen blijven spelen. En dat de
beide bevolkingsgroepen, de muzel
mannen en de Europeanen, verzoend,
er samen zullen kunnen leven, omdat
beiden weten dat „de een zonder de
ander ongelukkig zou zijn om eraan
te sterven."
Sinds Jules Roy zijn opzienbarend
boek het licht deed zien heeft zich in
middels de nieuwe verwachtingen wek
kende aanpak van de Algerijnse trage
die door generaal De Gaulle voorge
daan. In een lanze open brief aan Fer
hat Abbas, gepubliceerd in L'Express
van 24 november j.l., bezweert nu Jules
Roy het hoofd van de „voorlopige Alge
rijnse regering" de voorstellen van De
Gaulle la aanvaarden." Uw revolutie
heeft gezegevierd, zo schrijft Roy daar
in o.m., op de dag, waarop het woord
„zelfbeschikking" werd uitgesproken en
zij werd Voltooid op de dag, dat het
woord „Algerijnse Republiek" ontplofte
in de geluidsversterkers van het Elysée."
Geloof er eindelijk eens aan, zo maant
hij Ferhat Abbas en de zijnen aan. Hij
besluit: „In tegenstelling met hetgeen
gij denkt, is u niet veel tijd gelaten om
te kiezen tussen de vrede met ons of een
gemeenschappelijk onheil. (Jules Roy
had eerder het schrikbeeld afgeschil
derd van Algerije als een nieuw Korea.)
Laten wij, gij van uw Kant, wij van de
onze, alles redden wat nog gered kaa
worden."
Verdwijnend dorp Blankenburg
In de Sociale Wegwijzer van 26 novem
ber jl. gaven wij een resumé van het ad
vies, dat aan de regering is uitgebracht
inzake de liquidatie van de bestaande in
validiteitswet. Naar aanleiding van
conclusie, dat. het voor de hand lag, dat
een ex-verzekerde niet vrijwillig door-
plakt, kregen wij enige brieven.
De heer G. J. F. G. te R. schrijft: „Wan
neer men reeds jaren zelf plakt, is het
toch wijzer wel te blijven plakken, omdat
.daardoor de eventuele premievrije aan
spraak groter 2ai worden."
Wij zullen de laatste zijn. die beweren,
dat door middel van het vrijwillig door-
plakken de premievrije aanspraak op
ouderdomsrente niet wordt verhoogd. Na
tuurlijk wordt die aanspraak hoger! Maar
laat men zich toch alstublieft eens duide
lijk realiseren, om welke onbenullige be
dragen het hier gaat. Een verzekerde
krachtens de Invaliditeitswet, voor wie of
door wie vanaf 1919 (het inwerkingtreden
van de wet) onafgebroken tot nu toe ren-
tezegeis zijn geplakt en die nü 65 jaar
wordt, ontvangst aan ouderdomsrente on
geveer f 300 per jaar. Niet per maand,
maar per jaarl. Dat betekent per maand
f 25 Wist u, dat u met twee personen met
deze f 25 plus het AOW-pensioen momen
teel in de grote plaatsen van ons land in
het algemeen In de termen valt voor on
dersteuning door Sociale Zaken? Wij vin
den het. daarom beslist zonde van de ren
tezegel (al kost die maximaal ook maar
'f 0,60 per week) om vrijwillig door te
plakken.
Het zou ons verbazen, als er niet mis
schien voor enkele guldens meer premie
'I
'.tttc. r
De dreiging voor de Kerkdijk uit het
Oosten.
per maand een andere vorm van ver
zekering gevonden zou kunnen worden
waarvan de betrokkene later meer ple
zier zou hebben.
Om op de vraag van de briefschrijver
terug te komen: wij blijven bij onze me
ning, dat het niet verstandig is om door
te plakken.
Voor en door mevr. F. K.-V. te D. zijn
gedurende 20 jaar rentezegels geplakt
Briefschrijfster kan theoretisch nog 10
jaar plakken. Dan Is ze 65 jaar oud. Als
alle plannen doorgaan kan ze in feite nog
een jaar of drie plakken, want dan ver
dwijnt de Invaliditeitswet. Wij kunnen
moeilijk schatten, hoe groot de premievrije
aanspraak op ouderdomspensioen zal zijn,
indien u nog 3 jaar doorplakt, want u
vermeldt niet, welke zegels u plakt. Wij
doen maar een gooi: f160 per jaar! Daar
om ons advies: onmiddellijk ophouden met
plakken.
De heer C. K. te R. hopen wij met het
bovenstaande al wel voldoende van ad
vies te hebben gediend.
De heer Th. R. te R. vraagt wat een we
duwe moet doen. wanneer haar AOW-
pensioen-trekkende echtgenoot is overle
den.
Het verstandigste, wat de weduwe in
dat geval j^an doen. is zich met spoed
wenden tot de Raul van Arbeid in haar
woonplaats, of zo er in haar woonplaats
geen Raad van Arbeid gevestigd is. tot
de dichtst bijzijnde. Men zal haar daar
precies vertellen, of en zo ja, welke for
mulieren nog ingeleverd moeten worden.
Omdat de briefschrijver niet de leeftijd
van de weduwe vermeldt, kunnen wij
hieromtrent verdof niets zeggen.
(Vragen omtrent de sociale verzeke
ringswetten kunnen schriftelijk worden
ingediend bij onze sociaal-economische
redactie, Kortenaerstraat 1 te Rotterdam).
Het eiland Rozenburg i8 na de oorlog
meegesleurd in de vaart van do tech
nische vooruitgang en de uitgebreide
Industrialisatie Toen men aan het gro
te werk van Botlek en later aan de Euro
poort begon, sloeg menige natuurliefheb
ber de schrik om het hart. Het verlies
aan natuurschoon en var, vruchtbare ak
kers zou onherstelbaar zijn Er versche
nen in die dagen ook berichten, die mel
ding maakten van het sparen van natuur
reservaten op de Beer e.a.
Het leek er bee! even OP dat men zich
hierdoor kon laten geruststellen. Nu is
echter achtefaf gebleken, dat bet grootse
plan van de Europoort, zozeer preva
leer, dat alles daarbij in het niet zal ver
zinken. Ook de uitbreiding en voltooiing
van het Botlekgebied staan nog op het
programma.
Wanneer men nu de kaart van hel
eiland Rozenburg voor zich neemt en er
met enkele schetslijnen, de havens, de
kanalen en de industriete-neinen op aan.
geeft, blijkt, dat zo goed als het hele
eiland aan de-ze doeleinden wordt opge
offerd met uitzondering van bet dorp Ro
zenburg. Het vas voor mij zeer leer
zaam na twee jaren weer eens te gaan
kijken naar de vorderingen der werken
Ik koos als onderwerp van mijn excur
sie het vlek Blankenburg, omdat dit
plaatsje bet eerst, zal moeten verdwij
nen en dus primair in de belangstelling
staat. Ik noemde Blankenburg een vlek,
omdat ik niet geloof, dat men er de naam
dorp aan Kan geven Hei is slechts een
samenklontering van enige buisjes waar
een paar landwegen tezarnenkomen. Na
de Maassluise pont verlaten te hebben,
slaat men link* af en gaat hien langs do
Molenlaan door hf< dorp Rozenburg
Langs de dijk onmiddellijk aan de rivier,
ziet men een nieuwe verkeersweg die
!angs Ketjen Carbor, en de werf van
Verolme naar Rotterdam-Zuid leidt via
de Botlekbrug Het land verder mio-
oend, voigt men sieehts een grote kron
kelende weg in oostelijke richting die
uitkomt op de Blankenburgsedtjk. Hier
worden de huizen talrijker om ten slotte
de grootste aaneengeslotenheid te berei
ken in 31ankenburg Verder doorlopend
komt men aan de Kerkdijk.
Hier was mijn verrassing het grootst.
Hier stond ik enige jaren geleden met
mijn schetsboek, maar kon' toen nog vele
kilorneters naar hè» oosten dwalen tot
aan de prachtige landhoeve van de loco
burgemeester Barenörecht. Thans stuit i
men re-sds even voorbij Blankenburg op
grote aarden wallen Van de Kerkdijk
bestaat oog maar tvr. klein gedeelte
De blik in oostelijke richting ontwaart
slechts aarde, naggei en vuil w.ater
Kraaien en meeuwen vliegen hier krij
send rond Het geheel heeft iets drei
gends en onwezenii'ks Terwijl de dijk.
voorzover hii nog bestaat, nog schilder
achtig is en vole idyllische plekjes ver
toont, staat daar bet grauwe contrast
tegenover van de b&vens ib wording. Dit
schril^ contrast, heeii op de beschouwer
haast de uitwerking van een nachtmer
rie Wat op deze Kaai Finisterre ook zo
beklemt. i„ het ontbreken van alle leven,
alle gewoel en verkév. wat een dorpje
zo levendig kan maken Ot> deze doodlo
pende Kerkdijk L alles verstard Men
hoort er slechts he' geknars en gepiep
van kranen en grijper? die heel vlakbij
hun honger stilien, Er zijn weer enige
honderden bewoner? in deze streek, die
aanzegging hebben gekregen om te ver
dwijnen. Dat deze mededelingen met
met gejuich werden b groet, laat z;ch
begrijpen. Ik sprak een nog vrij jeugdige
huisvrouw en uit baar uitlatingen kon
men de spijt en hei leed om het gewij
zigde lot proeven
„De jongeren zullen zich, al is het
niet met vreugde weten aan te Passen,
als zij in een andere streek terechtko
men Maar voor de ouderen ig het hard.
bar hard Die komen e,r nooit overheen
Mijn man werkt nu bij Verolme en wij
zijn tevreden, maar Ms wij straks hioe-
ten verhuizen, en wij weten nog niei
waarheen, dan begint voor on? oo-k de
narigheid. Bovendien vinden wij het zon
de van het mooip land met alles wat er
op staat. Men heeft ons in het begin zoet
gehouden met de mededeling, dat men
dit en dat met dat zou sparen Maar nu
blijkt toch wel da» alles eraan gaat.
Ze hadden tr net zo goed ineens een
bom op kunnen gooien".
Deze hittere uitlating geeft toch wel
aan. hoe hoop het de meeste Rozenbur
gers en Blanitenburgerg zit. Maar de
grotere belangen van Rotterdam moeten
hier overwinnen en dat zullen zij onge
twijfeld. Op mijn terugtocht na>ar de
pont was ik vervuld van stemmingen
over alles wat ik gezien en gehoord
had Ik fekeek net landschap met nog
meer tederheid en liefde dan voorheen.
Ik zag de vrachten bieten op de karre.n
de dikke zware paarden, de vele kippen-
fokk-rijen, de schapen in de weiden, de
sloten, de bomen en de schilderachtige
boerderijen Ik beschouwde het als een
afscheid voor altijd -Maar één boerderij
zal mij steeds in gedachten blijven. Met
een zweempje van humor dacht ik ook
aan deze boerderij toen ik op de Pont
dp modder van mijn schoenen trappelde.
Het was de naam van deze boerderij die
mij deed glimlachten. Want zelden zag
ik voor deze streek een toepasselijkere
naam dan: „Hoe lang nog?"
Octave DeConlnck
ROTTERDAM, 15 dec. De officier
van justitie bij de rechtbank in Rotter
dam, mr. J. H. van de Roemer, heeft van
morgen een boete van 1500 gulden, subs
7 maaden hechtenis, alsmede een maand
voorwaardelijke gevangenisstraf (proef
tijd drie jaar) en de ontzegging van de
rijbevoegdheid voor vijf maanden geëist
tegen de 56-jarige huidarts A. S. uit
Zeist, die op 11 april jl. op de rijksweg
van Utrecht naar Den Haag betrokken
was bij een verkeersongeval, dat nood
lottige gevolgen had voor een scooter
berijdster. Zij overleed ter plaatse aan
de gevolgen van een schedelbasisfractuiu
De arts passeerde op die dag een voor
hem rijdende bestelwagen met een snel
heid van ongeveer 120 km per uur. Uit
angst deze wagen te raken stuurde hij
zover naar links, dat hij een bermpaaltje
naasst dë weg raakte en de macht over
het stuur verloor. De auto vloog tiaar de
rechterkant en reed in op een scooter
De bestuurder werd ernstig gewond,
diens echtgenote is als gevolg van dit
ongeluk overleden.
De officier van justitie verweet de arts
foekeloos te hebben gereden, maar toon
de waardering voor diens houding na
het ongeluk. De verdediger, mr. H D
van Werkum uit Doorn, bestreed in een
langdurig pleidooi de reconstructie van
het ongeval. Volgens hem was niet ch
arts, doch de chauffeur van de bestelwa
gen de schuldige. Hij vroeg dan ook vrij
spraak voor zijn cliënt.
De uitspraak werd bepaald op 29 de
cember a.s.
DEN HAAG, 15 dec. De 16-jarige
Amerikaanse jongen Wybrandt Fabius,
die op 2 december bij zijn pleegouders in
Den Hang wegliep, heeft zich gisteren
gemeld bij de Amerikaanse ambassade in
Stockholm. Aangenomen wordt, dat hij
getracht heeff om van Zweden met een
boot naar Amerika te reizen, waar zijn
moeder woont.
De jongen was sinds het overlijden van
zijn vader in augustus van dit jaar bij
pleegouders in Den Haag.
1 Als speciale kerstverrassing deze
vlotte, sportieve, oersterke
warme SPORTCOAT
VOOR JONGENS EN MEISJES-
Origineel stefano-model in d*
nieuwste multicolors, duffel-mo
hair met
aangeweven
ruit.
Gezicht op de Kerkdijk van Blankenburg
met de blik naar het Westen.
SAO PAOLO, 15 dec. (AFP) Van
nacht zijn 20.000 employés van de Bra
ziliaanse luchtvaartmaatschappijen in sta
king gegaan. Men venvacht een totale
verlamming van het luchtverkeer. De
stakers eisen een loonsverhoging van 50
pet. De regering heeft 30 pet. voorgesteld.
OTTAWA, 15 dec. (Reuter) Het Ca
nadese bureau voor de statistiek heeft
bekendgemaakt, dat het aantal werklozen
in Canada midden november gestegen
was tot 429 000. Vergeleken met midden
oktober betekent dit een toeneming met
61.000. Het cijfer was tevens het hoogste
voor november sedert vijftien jaar
Eén dag
betaalt U
voor deze l
prachtige f-^pSPOPTfOAD
voor jongens en meisjes, de Co$te'-
kerstsurprisepri js:
tot 10 jaar,
ALLE MATEN
11-16 jaar, alle maten 24.75^
met nylon versterkt,
voor jongens en meisjes.
1-5 jaar, ALLE MATEN'»#»
6-8 jaar, alle maten 4.90
P Geen tel. of schr. orders.
Korte Hoogstraat 11 Meent hk.
singel 9 Katendr. Lagedijk hk. Doïp
West-Kruiskade 35
LEIDEN: Haarlemmerstraat 25
BERN, 15 dec. (AFP/DPA) Pld €f
serse bondskamer hééft vanoch'®jfii
200 van de 217 stemmen prof. r je V
Wahlen, tot op heden belast met
ding van het ministerie van ec°ntjtp>ê
zaken, als opvolger van Max "e
tot bonds-president gekozen. fy
De bondspresident wordt voorfngr> V
riode van een jaar uit de zeven ,,tpi®L/
lende bondsregering gekozen. "ehet .d
blijft belast met de leiding van pf
nisterie van buitenlandse r.ak'en- <i
Chaudet. hoofd van het ro'.nU^J. sie<'
dpfensie. werd met 173 van de
men tot vice-president gekozen.