FILMLEYEN in NEDERLAND sinds de bevrijding De illusie van „paradijs achter de heu'velen" OVER DE UITPUTTING DER IDEOLOGIEËN Documentaire is glorieus voor de dag gekomen In de maanden, dat de Duitse nederlagen zo manifest en veelvuldig waren, dat zij geen reportages meer konden verdra gen op de schermen der biosco pen, zaten de filmliefhebbers te snakken naar de oogst, die onge twijfeld uit Amerika en Engeland de enige grote filmlanden, die vrijheid hadden genoten zou overkomen. Het waren echter voornamelijk oorlogsfilms (repor tages en fantasieën) die ons deel werden, maar daaronder waren behalve verrukkelijke verfilmin gen van ons totaal onbekende ge beurtenissen, ook de films die Frank Capra in opdracht van de Amerikaanse regering had ge maakt, de beroemde serie Why we fight, die geen liefhebber zich heeft laten ontgaan, en die krach tens hun voortreffelijke makelij bovendien onmiddellijk als studie materiaal werden gebruikt in de kringen van de critische liefheb bers. 5 A. VAN DOMBURG J Het verzonken land van Utopie In Nederland was de situatie somber. Wat de bezetter kapot had kunnen ma ken, was om hals gebracht. Maar in de stilte van de Hongerwinter had Rudi Hornecker een navrant filmpje van die naam vervaardigd, waarna Otto van Neijenhoff en Frans Dupont hun bijdra gen hadden geleverd met Samen op weg en Bezet gebied. Op dat moment zat Max de Haas in Nieuw-Zeeland, waar hij voor de regering kleine opdracht- films maakte. Hij had vier jaren door gebracht in een Jappenkamp in Neder lands Indië, maar toen hij vernam dat hem werk wachtte in het vaderland, kwam hij onmiddellijk naar Nederland terug om behalve een paar documen taires voor de regering, ook een film over het verzet te ondernemen. Dat werd L.O.-L.K.P., in opdracht van de verzetsgroep van die naam vervaardigd. Een speelfilm in documentaire stijl, waarvan de verdiensten algemeen wer- Ruim drie weken geleden (30 november) be vatte de New York Times een hoofdartikel, dat niet zozeer een commentaar was op de gebeurtenissen van de dag als wel een po ging om een brede onderstroom van de heden daagse geschiedenis te signaleren. Het blad wees op het succes, dat de Russische premier Khroesjtsjev blijkbaar heeft geboekt bij zijn po gingen het Marxistisch-Leninistische dogma over de onvermijdelijkheid van de oorlog te herzien. De schrijver in de New York Times vestigde de aandacht op de nieuwe Joegoslavische grondwet, die door president Tito is toegezegd voor 1962 en waarin de sporen van het revisionisme nog veel duidelijker zichtbaar zullen zijn. Als deze grond wet wordt toegepast naar de letter van Tito's redevoering, krijgt de communistische partij min der in de melk te brokken; de macht van de in dustriële leiders en van de arbeidersraden neemt toe en Joegoslavië voegt zich verder naar de krachten van een markt-economie. In Duitsland hebben de ociaal-democraten veel doctrinaire ballast overboord gezet. Onder leiding van de Westberlijnse burgemeester Willy Brandt zijn zij niet alleen gekomen tot een nagenoeg aanvaar den van minister Erhards sociale marktecono mie" een combinatie van particulier initia tief en maatschappelijk verantwoordelijkheidsbe sef zij hebben ook alle plannen laten varen om de N.A.V.O. van de hand te doen in ruil voor de hereniging van Duitsland. Als de Britse socialisten, die onderling nog twisten, deze waar schuwing van hun Duitse geestverwanten over het hoofd zouden willen zien, dan is er nog het alarmsignaal uit Nieuw-Zeeland, waar de socia listen na een bewind van slechts drie jaar zijn weggestemd. De conclusie van de New York Ti mes luidde aldus: „Ofschoon sommige elemen ten in de wereld, van Cuba tot Congo en Indo nesië toe, nog aan de linkerzijde op zoek zijn naar Utopie, begint die linkerzijde zelf, in al zijn nuanceringen, een patroon te vertonen, dat doet vermoeden, dat hij in verscheidene vormen en gradaties op weg is naar rechts". Men kan deze formulering een zekere behoedzaamheid niet ont zeggen. Veel radicaler is de zienswijze, waartoe de Amerikaanse socioloog Daniel Bell met veel meer analytische omhaal is gekomen en die hij heeft neergelegd in de titel van zijn boek Een prent van Albert Hahn sr. van 19 april 1908: In den tuin van den arme. Het eerste tafereel van de film Amsterdam, stad van het water" de Haas. Dokter Tjerk van Taeke en zijn vrouw, de hoofdpersonen uit de Nederlandse film: „Dorp aan de rivier" bewijzen. Het Ned. Filminstituut ten slotte is er in geslaagd, een filmaca demie te stichten, waar gegadigden opgeleid worden tot functionarissen in filmbedrijf en -industrie. Ook van het departement van O.K. en W. gaat in vloed uit op de verbetering van de hele filmsituatie. Minister Cals blijkt een warm voorstander van een gezon de filmontwikkeling. Dr. Jan Hulsker, hoofd Kunst en J. B. Schuller, hoofd van de Filmdienst van O. K. en W. mogen we rekenen tot de promotors van de film. En in tal van filmliga's, waaronder uitgebreide belangstelling van studenten (Cinestud!), wordt voortdurend werk gemaakt van ver toningen, die achterstanden inhalen. Aan twee universiteiten en aan de Jan van Eijck-academie zijn leerstoe len opgericht voor de wetenschappe lijke onderzoekingen op het gebied van de film. Wat de publikaties betreft, kan men vaststellen, dat vrijwel alle dag- en weekbladen min of meer ernstig aan filmcritiek doen en dat twee maand bladen, Filmforum en Gritisch filmbul letin, regelmatig de filmverschijnselen behandelen. Emile Brumsteede, L. J. Jordaan en Charles Boost hebben boe ken afgeleverd, waarvan het overzicht van de Nederlandse film, door Boost van Max in opdracht van O. K. en W. geschreven, een bondig en zo volledig mogelijke behandeling biedt. van het dogma aangevallen door de ideologen maar de mensen van het planbureau wisten hun moeilijkheden zo klemmend toe te lichten, dat de oorlogspraktijken gehandhaafd mochten wor den. Aldus zegevierde de realiteit over een van de voornaamste stellingen van de Marxistische economische theorie. Door zulke uiteenlopende figuren als Barrin' ton Moore, Raymond Aron, Isaac Deutscher E. H. Carr is er al voor gepleit de ontwikkeling in de Sovjet-Unie niet in de eerste plaats te zien als een functie van de Marxistische of bolsje wistische ideologie, maar als een functie van „geforceerde industrialisatie". Zij zien de Sovjet] terreur ook veel meer als een begeleidend ver schijnsel van deze industrialisatie dan als eev gevolg van interne machtsstrijd of van Stall*1» grillen. Een wat onverwachte stelling van prof. Be1' is, dat de radicale intellectuelen in Amerik® al lang geleden hebben afgerekend met de problemen, die thans de Europese linkervleug® nog hevig bezig houden. Sartre en Camus 'p Frankrijk, Wolfgang Harich in Oost-Duitslan®' Kolakowski in Polen en vele anderen hebben afgelopen jaren slechts in het kielzog van hu® Amerikaanse broeders gevaren. Of het nu de kwestie is van doel middelen, de definitie van een arbeiders] staat, partij-democratie, de aard van de bureau cratie, de betrekkingen tussen literatuur en pr°] paganda, de gemengde economie zij zijn all®] maal twintig jaar geleden al uitgepraat en uit geschreven door Sidney Hook, Ernest Nagel, L®' wis Corey, Edmund Wilson, Philip Rahv, Joh Dewey en tientallen anderen in de pagina's va® Partisan Review, de New International en d New Leader. De oorzaak daarvan was niet, da deze mensen theoretisch meer in hun mars ha®] den dan de Europese Marxisten. Een van de oor] zaken was bijvoorbeeld, dat Roosevelt en TrU man de Amerikaanse Samenleving met hu® „New" en „Fair Deal" zodanig hadden gewij zigd, dat de Marxistische voorspellingen ov®> „fascisme en ineenstorting" werden gelogen straft. Men heeft de „New Deal" wel betitel als een surrogaat-socialisme. Een andere facto was, dat Amerika, 3.000 mijl van Europa ver wijderd, in veel geringere mate is beroerd doo het politiek probleem van het fascisme. De Am®' rikaanse radicalen hoefden niet te vluchten en was voor hen veel minder reden de politieke twij fels te onderdrukken, die waren gewekt door d Moskouse processen en het Nazi-Sovjet-verdrae] Als probleem voor de radicale intellectuele1] was het bolsjewisme al omstreeks 1940 van h® den erkend. Daarna volgden Maskera- ge, Amsterdam, stad aan het water en Dagen mijner jaren, evenzoveel hoogte punten in zijn ontwikkeling. De namen van Herman van der Horst en Bert Haanstra werden in de eerste jaren na de oorlog nog niet vernomen. Haanstra's naam overigens kreeg aandacht door de mislukte film Myrthe en de demonen van Paulbru- no Schreiber, wiens bekwame came raman Haanstra was. Maar toen Haan stra eenmaal begonnen was, volgden in snelle vaart: Spiegel van Holland, Panta Rhei, Strijd zonder einde, En de zee was niet meer, Rembrandt, Glas en de speelfilms Fanfare en De zaak M.P., waarvan vooral de eerste waarde toevoegt asm de bestaande. Hij is de concessie uit de weg gegaan, die nog zo kwalijk het kenmerk was van Jenny, Kleren maken de man en Sterren stralen overal. Een derde nieuweling is Louis van Gasteren jr., die na een paar korte documentaires door -x zijn speelfilm Stranding maakte, een driftig opgezette film, die de ware filmhartstocht verraadt. Op het gebied van de reclame- en bedrijfsfilm hebben Ytzen Brusse en Wim van der Velden zich verdienstelijk ge maakt. Laatstgenoemde heeft boven dien een analyse van Professor Rutten in beeldtaal omgezet in de film Ster vende taal. Ook heeft hij de korte speel film Tros op zijn naam staan. Al deze verdienstelijke prestaties en vooral de documentaire films zijn min of meer, althans indirect, te danken aan de Culturele Adviescommissie van de Ned. Bioscoopbond. Deze commissie, onmiddellijk na de oorlog ingesteld, heeft er veel werk van gemaakt om erkenning gaande te maken voor de Nederlandse filmerij van goeden hui ze, een erkenning, die niet alleen bij het publiek maar ook in het filmbedrijf werd gezocht. De Bioscoopbond heeft bovendien sinds enkele jaren een fonds ingesteld, waaruit de speelfilm ten dele gefinancierd, althans op gang geholpen wordt. Wat de filmvorming betreft, kunnen we wijzen op de Kath. Filmactie, die door pater Jac Dirkse s.c.j. wordt ge leid en prachtig werk tot stand brengt niet alleen door goedverzorgde kader cursussen maar ook door een Film repertorium, dat al lang zijn onmis baarheid heeft bewezen. Het Ned. Filmmuseum ziet als zijn voornaamste taak het verzamelen van vele honder den films uit de filmgeschiedenis, die niet verloren mogen gaan en die bij de filmvormgeving enorme diensten Enkele jaren geleden is opgericht de Universitaire film, geleid door De Vo gel en Varrosiau, die bovendien de stu dentenfilm Hora est hebben gemaakt. En niet lang geleden, op de Arnhemse Filmweek, heeft Joris Ivens van zich doen spreken door zijn poëtische film La Seine a rencontré Paris, die alle lief hebbers heeft verheugd. Terloops moge nog even vermeid wor den, dat onder de vele componisten, die voor de film werken, vooral Jan Mul opvalt door zijn opvallend besef van wat wél en geen filmmuziek moet genoemd worden. Rest dan nog een hoofdstukje over de reclamefilm. De enige man, die van bijgedragen heeft tot de ontwikkeling van de Nederlandse speelfilm in de richting van een speels amusement. Van der Horst, die met zijn Bijster land van Veluwen en Langs ongebaan de klingen reeds grote beloften had gewekt, heeft alle filmvrienden ont wapend door zijn prachtige reeks: Houen-zo, Het schot is te boord, Vie ren maar, Prijs de Zee en Faja Lobbi, terwijl sinds jaren het wachten is op zijn „vrije" film De Zwaan. Onze drie meest prominente filmers hebben in tussen op de internationale festivals meer dan eens duchtig van zich doen spreken. Enkele hoofdprijzen zijn door Nederlanders in de wacht gesleept. Over Paul Schuitema. eens de be roemde man van de Maasbruggen en de Hallen van Parijs, hebben we de laatste jaren weinig of niets meer ver nomen, maar kort na de oorlog heeft hij de liefhebbers toch verrast met zijn Par- tisanenlied, waarvan de verdiensten groter waren dan het publieke succes. Van die andere getrouwen der oude garde: Jan Hin. Mannus Franken (bei den inmiddels overleden) en Dick Laan hebben we nog een documentaire film kunnen begroeten over bedrijven of de drooglegging in Zeeland, maar hierbij hebben zij het gelaten. Charlie Huguenot van der Linden heeft ons een paar jaar geleden verrast met zijn poëtisch film pje Tussenspel bij kaarslicht over het werk van Harry van Tussenbroek. A. Koolhaas, die de auteur is van een paar voortreffelijke, maar nog al tijd niet verfilmde scenario's, is de re gisseur van enkele korte films, waar onder Moeder des lands, en van de speelfilm De dijk is dicht, die grond gaf aan de verwachting, dat hij nog eens met een nieuwe speelfilm voor de dag zou komen. En Kees Stip van Polygoon komt jaarlijks aantreden met een jaar overzicht, dat doorgaans uitmunt door puntigheid en geest. Deze overzichten doen denken aan de journaals van ge noemde onderneming, wellicht de beste journaals ter wereld en dan ook meer dan eens bekroond op de internatio nale festivals voor de „Film d'actuali- té." Twee nieuwe verschijningen in de filmwereld zijn Kees Brusse en Fons Rademakers, toneelspelers, maar ook filmers en wel van het slag dat men niet bij voorkeur onder de tonelisten zou zoeken. Brusse heeft met De Pa raplu en Het Gerucht zeer mooi werk afgeleverd, dat getuigt van een op vallend inzicht in de mogelijkheden van de film. Rademakers, Se in Dorp aan de rivier nog wat fragmentarisch te werk is gegaan (maar niettemin in het buitenland aandacht heeft ge trokken) heeft zich met Makkers staakt uw wild geraas bekend tot de tragi- comedie, waarvan men op z'n minst T, kan zeggen, dat deze film een nieuwe Er staat een huwelijk op het spel, maar het loopt goed af m Haanstra s „Fanfare tijd tot tijd waarlijk een goede reclame film voor de dag brengt, is A. Bolzi van Cefima, die duidelijk op het stand punt staat, dat een goede reclamefilm allereerst een goede film moet zijn, zulks in schrille tegenstelling tot Dolly- wood, alwaar de ene poppentoestand na de andere uit de fabriek springt, zonder ooit aan film toe te komen. Al met al mag men vaststellen, dat de Nederlandse filmactiviteit van na de oorlog tot tevredenheid stemt en wat de documentaire film betreft zelfs glo rieus voor de dag is gekomen. Als de speelfilm wil volgen, en die kans be staat, mogen we erkennen, dat de ja ren niet ongebruikt voorbij zijn gegaan. „The End of Ideology; On the Exhaustion of Political Ideas in the Fifties" (The Free Press of Glencoe, Illinois 1960). De conclusie van prof. Bell is eigenlijk rui mer dan zijn analyse toelaat. Hij meent, dat er sprake is van een algehele uitputting van de ideologieën uit de negentiende eeuw. Maar al leen de lotgevallen van het Marxisme volgt hij min of meer op de voet. Een ideologie is voor hem een reeks gefixeerde standpunten, „bevro ren opinies" zegt hij ergens, die tezamen een in tellectueel stelsel vormen, dat de pretentie heeft absolute waarheid te bevatten. Het waren meest al intellectuelen, die met hun theorieën de ver drukte arbeiders de weg wilden wijzen naar een nieuwe samenleving, zonder leed en zonder ar moede. Het zal altijd een frappant verschijnsel blijven, dat zij over de ware aard van hun uto pieën zo vaag zijn gebleven. Fourier beloofde, dat de mensen in de socialistische heilstaat min stens tien voet lang zouden worden. Karl Kautsky voorspelde, dat de gemiddelde burger een „su permens" zou zijn. Antonio Labriola deelde zijn Italiaanse volgelingen mee, dat als kun kinde ren onder het socialisme opgroeiden, het stuk voor stuk Galileo's en Giordano Bruno's zouden worden. En Trotsky beschreef het socialistische millen nium als een maatschappij, waarin „de mens onmetelijk veel sterker, verstandiger, vrijer zou worden; zijn lichaam zou beter geproportioneerd zijn, zijn bewegingen ritmischer, zijn stem mu zikaler en zijn bestaansvormen geladen met een dramatische dynamiek' Max Weber heeft twee mogelijkheden on derscheiden om het politieke spel te spe len: als een „ethiek van de verantwoor delijkheid" (de aanvaarding van beperkingen) of als een „ethiek van het geweten" (de toe wijding aan absolute doeleinden). De eerste mo gelijkheid blijft pragmatisch van opzet en streeft naar verzoening. De tweede kweekt vurige par tijgangers, die wars zijn van compromissen. Tho mas Munzer en zijn Wederdopers vormen het prototype van de radicale, niets ontziende bewe ging. Zij hebben een traditie gevestigd, die zich heeft voortgezet in de Levellers en Diggers ten tijde van Cromwell en in de „samenzwering der gelijken" van Gracchus Babeuf in de Franse Re volutie. (Men proeft op dit punt van de analyse de dankbaarheid, die Bell moet gevoelen jegens „Ideologie und Utopie" van Karl Mannheim). De „ethiek van de verantwoordelijkheid" is be dreven door de Amerikaanse vakbeweging. Zij heeft op de duur de kapitalistische maat schappij aanvaard en zij heeft slechts getracht een plaatsje in de zon te verwerven en haar leiders immigranten vaak, zoals de van oorsprong Jood se Nederlander Samuel Gompers wilden ge hoord en maatschappelijk aanvaard worden. „Labor" werd op die manier de nieuwe parvenu in de Amerikaanse samenleving. Het is een iro nische ontwikkeling, dat de arbeiders, wier grie ven eens de drang aar maatschappelijke ver andering gaande hebben gemaakt, zich sneller tevreden hebben getoond dan de intellectuelen. Utopistische nederzettingen zijn er in Ameri ka volop geweest, van Iowa tot Texas. Toch is het socialisme er weggekwijnd. Daar zijn verscheidene oorzaken voor. Toen Wer ner Sombart had vastgesteld, dat de Ameri kaanse arbeider driemaal zoveel brood en vlees i en viermaal zoveel suiker gebruikte als zijn Duit se collega, riep hij uit: „Op de klippen van roastbeef en appeltaart zullen alle socialistische utopieën stukslaan". Ook een leemte in de so cialistische doctrine zelf speelt een rol. Het is voorname'ijk een distributieve filosofie. Marx' „Communistisch Manifest", Hilferdings „Fi- nanzkapital" en de „Fabian essays" van Sidney en Beatrice Webb gingen er van uit. dat het kapitalisme alle oplosbare problemen van de produktie wel had overwonnen en dat het socia lisme zich volledig moest concentreren op een rechtvaardige" verdeling van de voortbrengse len van die produktie. Lenin heeft in juni 1919 zelfs gepleit voor de bestudering en de invoering in Rusland van het Taylor-stelsel, de in vele arbeiderskringen zo gehate „wetenschappelijke bedrijfsvoering". Maar als er één ontwikkeling is geweest, die de premissen van het Marxisme heeft ondergra ven, dan is het wel de stormachtige toeneming geweest var de produktiviteit. Een toeneming, die de sombere voorspelling van de „uitbuiting' en de theorie van de „Verelendung" op losse schroeven zette. Prof. Bell behandelt niet alle factoren, die tot deze ontwikkel ng hebben geleid, maar wel een paar interessante. Zo .s daar de afbrokkeling van het familiekapitalisme. Hoe ernstig is er in de vorige eeuw niet ge streefd naar de continuïteit van de familie-on derneming? Gustav von Bohlen nam de familie naam Krupp aan, toen het fameuze Duitse con cern zonder troonopvolgers kwam te zitten. Maar in de loop der jaren vond het „dynastieke" hu welijk, mede onder invloed van de romantiek, steeds minder ingang. j Het ontstaan van nieuwe technieken deed bo- De vredeswil van het socialisme, bij gelegenheid van de conferentie in Den Haag van 1916 uitgebeeld d° Albert Hahn sr.: De ro ts in de kokende zee. kwaamheid hoger schatten dan afstamming. Er ontwikkelde zich naast de „upper class" een „ruling class". De managers namen het heft in handen. Niet alleen bekommerden zij zich wei nig om de voorzichtigheid, het conservatisme en de vrees voor „vreemd" kapitaal, die de oude familieondernemingen kenmerkten, zij dreven ook de politicus in het nauw. Zij namen ingrij pende technische beslissingen en deden de wel sprekendheid van de demagoog ouderwets lij ken. Het Amerikaanse socialisme en dat niet alleen heeft zich niet kunnen bevrijden van de achterhaalde leuzen uit het verleden. In hun schrijven, spreken er zingen bleven de socialisten de kapitalistische maatschappij verwerpen. Maar in hun handelen lieten zij zich leiden door de „ethiek van de verant 'oordelijkheid". In dat opzicht hadden de communisten het ge makkelijker. Zij hingen de ethiek van het „geweten" aan, d.w.z. in de voluntaristische betekenis die Max Weber daaraan geeft. (Prof. Bell, die dit onderscheid overneemt, beschouwt het communisme alleen in zijn „natuurlijke" as pecten. Over zulk een hoogst gewichtig ken merk als het atheïsme zwijgt hij bijvoorbeeld). Zij verwierpen de kapitalistische maatschappij en erkenden geen enkele verantwoordelijkheid je gens die maatschappij. De bolsjewiek is voor be paalde kringen van intellectuelen lange tijd de ,,held met de ijzeren wil" geweest. Maar ook het communisme heeft als ideologie de tand des tijas niet kunnen weerstaan. Heeft ae New York Times van 30 november aandacht ge schonken aan de wijziging in de leer over de onvermijdelijkheid van de oorlog, prof. Bell laat Robert W. Campbell aan het woord, die op een andere toch ook belangwekkende ontwikke ling wijst. Sovjet-economen hebben nooit kunnen toegeven, dat het kap' aal produktief was. Zij hebben ook nooit gebruik kunnen maken van da rentevoet als middel om de rationele toewijzing van kapitaal te meten. Maar ook onder het so cialisme komt kapitaalschaarste voor en terwille van de kostenbesparing heeft men met name in de oorlog allerlei gecamoufleerde technie ken toegepast om de functie van de rentevoet n* te bootsen. Na de oorlog is deze afwijking Of Amerikaanse toneel verdwenen. Het zou Vy tien jaar duren vóór het, maar dan als spi^jc beeld, in het MacCarthyisme terugkeerde. Op J een of andere manier i. Utopië verdronken l3J. gaan worden. De roastbeef is dichter bij de h® .jt Er heeft zich, zeker in de westelijke wereld, zekere consensus genesteld over politieke ties. Er zijn niet veel serieuze mensen meer, menen, dat de welfare state „de weg naar jt slavernij" is, zoals Frederick Hayek eens jji theorieën var. Keynes betitelde. Mer, is heV' ruwe trekken eens over de wenselijkheid van «B- decentraliseerde macht, over een stelsel van Si- mengde economie en over een politiek plur%f, me. En op nog een andere manier is het >'J, van de ideologie" bereikt. De ware „idem ^-ij wenst een „heroïsch" leven te leiden. Hü jil' ergens op een extre ne vleugel vertoeven schept er een bittere voldoening in de ge. o®1 man te verwijten, dat hij zo ver beneden het van de grandeur leeft. Maar deze houding slechts te handhaven, als de werkelijke e$ lijkheid bestaat, dat het volgende ogenblik r ie „paradijs achter de heuvelen" in zicht k Maar zulke chiliastische momenten zijn p Wat er overblijft is de on-heroïsche routin® iedere dag. In een elegische stemming wordt de appeltaart genuttigd. •a De nieuwe ideologieën, die thans Az w®1! Afrika bestormen, zijn niet meer 1111 seel bedoeld, humanistisch getint e11 vormd door intellectue n, zoals die uit d®„ti3l gentiende eeuw. Theorieën als industrial'® jjt® modernisering, Pan-Arabisme, bevoorr j/ huidskleur en nat'onalisme zijn territoria®1,,f] perkt, meer hulpmiddel dan doel en gesch jë] door politieke leiders. Voor deze nieuwe 1:a 0f, gaat het niet meer om de inhoud van het munisme. Wat dat behelst zijn vriend en v_ \f al lang vergeten. Het vraagstuk is ouder gaat erom, of de nieuwe maatschappij®11 ul!r'; democratische weg hun eigen bestemming i>« t-'h1-" uvrcv I' kiezen, of dat de nieuwe elites hun volkei®' pt' totalitaire maatregelen zullen dwingen na® voorschriften gelukkig te zijn. H. J.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1960 | | pagina 4