FILMLEYEN in NEDERLAND
sinds de bevrijding
De illusie van
„paradijs achter de heu'velen"
OVER DE UITPUTTING DER IDEOLOGIEËN
Documentaire
is glorieus
voor de dag
gekomen
In de maanden, dat de Duitse
nederlagen zo manifest en
veelvuldig waren, dat zij geen
reportages meer konden verdra
gen op de schermen der biosco
pen, zaten de filmliefhebbers te
snakken naar de oogst, die onge
twijfeld uit Amerika en Engeland
de enige grote filmlanden, die
vrijheid hadden genoten zou
overkomen. Het waren echter
voornamelijk oorlogsfilms (repor
tages en fantasieën) die ons deel
werden, maar daaronder waren
behalve verrukkelijke verfilmin
gen van ons totaal onbekende ge
beurtenissen, ook de films die
Frank Capra in opdracht van de
Amerikaanse regering had ge
maakt, de beroemde serie Why
we fight, die geen liefhebber zich
heeft laten ontgaan, en die krach
tens hun voortreffelijke makelij
bovendien onmiddellijk als studie
materiaal werden gebruikt in de
kringen van de critische liefheb
bers.
5
A. VAN DOMBURG J
Het verzonken land van Utopie
In Nederland was de situatie somber.
Wat de bezetter kapot had kunnen ma
ken, was om hals gebracht. Maar in de
stilte van de Hongerwinter had Rudi
Hornecker een navrant filmpje van die
naam vervaardigd, waarna Otto van
Neijenhoff en Frans Dupont hun bijdra
gen hadden geleverd met Samen op weg
en Bezet gebied. Op dat moment zat
Max de Haas in Nieuw-Zeeland, waar
hij voor de regering kleine opdracht-
films maakte. Hij had vier jaren door
gebracht in een Jappenkamp in Neder
lands Indië, maar toen hij vernam dat
hem werk wachtte in het vaderland,
kwam hij onmiddellijk naar Nederland
terug om behalve een paar documen
taires voor de regering, ook een film
over het verzet te ondernemen. Dat
werd L.O.-L.K.P., in opdracht van de
verzetsgroep van die naam vervaardigd.
Een speelfilm in documentaire stijl,
waarvan de verdiensten algemeen wer-
Ruim drie weken geleden (30 november) be
vatte de New York Times een hoofdartikel,
dat niet zozeer een commentaar was op
de gebeurtenissen van de dag als wel een po
ging om een brede onderstroom van de heden
daagse geschiedenis te signaleren. Het blad
wees op het succes, dat de Russische premier
Khroesjtsjev blijkbaar heeft geboekt bij zijn po
gingen het Marxistisch-Leninistische dogma over
de onvermijdelijkheid van de oorlog te herzien.
De schrijver in de New York Times vestigde de
aandacht op de nieuwe Joegoslavische grondwet,
die door president Tito is toegezegd voor 1962 en
waarin de sporen van het revisionisme nog veel
duidelijker zichtbaar zullen zijn. Als deze grond
wet wordt toegepast naar de letter van Tito's
redevoering, krijgt de communistische partij min
der in de melk te brokken; de macht van de in
dustriële leiders en van de arbeidersraden neemt
toe en Joegoslavië voegt zich verder naar de
krachten van een markt-economie. In Duitsland
hebben de ociaal-democraten veel doctrinaire
ballast overboord gezet. Onder leiding van de
Westberlijnse burgemeester Willy Brandt zijn zij
niet alleen gekomen tot een nagenoeg aanvaar
den van minister Erhards sociale marktecono
mie" een combinatie van particulier initia
tief en maatschappelijk verantwoordelijkheidsbe
sef zij hebben ook alle plannen laten varen
om de N.A.V.O. van de hand te doen in ruil
voor de hereniging van Duitsland. Als de Britse
socialisten, die onderling nog twisten, deze waar
schuwing van hun Duitse geestverwanten over
het hoofd zouden willen zien, dan is er nog het
alarmsignaal uit Nieuw-Zeeland, waar de socia
listen na een bewind van slechts drie jaar zijn
weggestemd. De conclusie van de New York Ti
mes luidde aldus: „Ofschoon sommige elemen
ten in de wereld, van Cuba tot Congo en Indo
nesië toe, nog aan de linkerzijde op zoek zijn
naar Utopie, begint die linkerzijde zelf, in al zijn
nuanceringen, een patroon te vertonen, dat doet
vermoeden, dat hij in verscheidene vormen en
gradaties op weg is naar rechts". Men kan deze
formulering een zekere behoedzaamheid niet ont
zeggen. Veel radicaler is de zienswijze, waartoe
de Amerikaanse socioloog Daniel Bell met
veel meer analytische omhaal is gekomen en
die hij heeft neergelegd in de titel van zijn boek
Een prent van Albert Hahn sr. van 19 april 1908: In
den tuin van den arme.
Het eerste tafereel van de film Amsterdam, stad van het water"
de Haas.
Dokter Tjerk van Taeke en zijn vrouw, de hoofdpersonen uit de Nederlandse
film: „Dorp aan de rivier"
bewijzen. Het Ned. Filminstituut ten
slotte is er in geslaagd, een filmaca
demie te stichten, waar gegadigden
opgeleid worden tot functionarissen in
filmbedrijf en -industrie. Ook van het
departement van O.K. en W. gaat in
vloed uit op de verbetering van de
hele filmsituatie. Minister Cals blijkt
een warm voorstander van een gezon
de filmontwikkeling. Dr. Jan Hulsker,
hoofd Kunst en J. B. Schuller, hoofd
van de Filmdienst van O. K. en W.
mogen we rekenen tot de promotors
van de film. En in tal van filmliga's,
waaronder uitgebreide belangstelling
van studenten (Cinestud!), wordt
voortdurend werk gemaakt van ver
toningen, die achterstanden inhalen.
Aan twee universiteiten en aan de
Jan van Eijck-academie zijn leerstoe
len opgericht voor de wetenschappe
lijke onderzoekingen op het gebied
van de film.
Wat de publikaties betreft, kan men
vaststellen, dat vrijwel alle dag- en
weekbladen min of meer ernstig aan
filmcritiek doen en dat twee maand
bladen, Filmforum en Gritisch filmbul
letin, regelmatig de filmverschijnselen
behandelen. Emile Brumsteede, L. J.
Jordaan en Charles Boost hebben boe
ken afgeleverd, waarvan het overzicht
van de Nederlandse film, door Boost
van Max in opdracht van O. K. en W. geschreven,
een bondig en zo volledig mogelijke
behandeling biedt.
van het dogma aangevallen door de ideologen
maar de mensen van het planbureau wisten hun
moeilijkheden zo klemmend toe te lichten, dat
de oorlogspraktijken gehandhaafd mochten wor
den. Aldus zegevierde de realiteit over een van
de voornaamste stellingen van de Marxistische
economische theorie.
Door zulke uiteenlopende figuren als Barrin'
ton Moore, Raymond Aron, Isaac Deutscher
E. H. Carr is er al voor gepleit de ontwikkeling
in de Sovjet-Unie niet in de eerste plaats te zien
als een functie van de Marxistische of bolsje
wistische ideologie, maar als een functie van
„geforceerde industrialisatie". Zij zien de Sovjet]
terreur ook veel meer als een begeleidend ver
schijnsel van deze industrialisatie dan als eev
gevolg van interne machtsstrijd of van Stall*1»
grillen.
Een wat onverwachte stelling van prof. Be1'
is, dat de radicale intellectuelen in Amerik®
al lang geleden hebben afgerekend met de
problemen, die thans de Europese linkervleug®
nog hevig bezig houden. Sartre en Camus 'p
Frankrijk, Wolfgang Harich in Oost-Duitslan®'
Kolakowski in Polen en vele anderen hebben
afgelopen jaren slechts in het kielzog van hu®
Amerikaanse broeders gevaren.
Of het nu de kwestie is van doel
middelen, de definitie van een arbeiders]
staat, partij-democratie, de aard van de bureau
cratie, de betrekkingen tussen literatuur en pr°]
paganda, de gemengde economie zij zijn all®]
maal twintig jaar geleden al uitgepraat en uit
geschreven door Sidney Hook, Ernest Nagel, L®'
wis Corey, Edmund Wilson, Philip Rahv, Joh
Dewey en tientallen anderen in de pagina's va®
Partisan Review, de New International en d
New Leader. De oorzaak daarvan was niet, da
deze mensen theoretisch meer in hun mars ha®]
den dan de Europese Marxisten. Een van de oor]
zaken was bijvoorbeeld, dat Roosevelt en TrU
man de Amerikaanse Samenleving met hu®
„New" en „Fair Deal" zodanig hadden gewij
zigd, dat de Marxistische voorspellingen ov®>
„fascisme en ineenstorting" werden gelogen
straft. Men heeft de „New Deal" wel betitel
als een surrogaat-socialisme. Een andere facto
was, dat Amerika, 3.000 mijl van Europa ver
wijderd, in veel geringere mate is beroerd doo
het politiek probleem van het fascisme. De Am®'
rikaanse radicalen hoefden niet te vluchten en
was voor hen veel minder reden de politieke twij
fels te onderdrukken, die waren gewekt door d
Moskouse processen en het Nazi-Sovjet-verdrae]
Als probleem voor de radicale intellectuele1]
was het bolsjewisme al omstreeks 1940 van h®
den erkend. Daarna volgden Maskera-
ge, Amsterdam, stad aan het water en
Dagen mijner jaren, evenzoveel hoogte
punten in zijn ontwikkeling.
De namen van Herman van der
Horst en Bert Haanstra werden in de
eerste jaren na de oorlog nog niet
vernomen. Haanstra's naam overigens
kreeg aandacht door de mislukte film
Myrthe en de demonen van Paulbru-
no Schreiber, wiens bekwame came
raman Haanstra was. Maar toen Haan
stra eenmaal begonnen was, volgden
in snelle vaart: Spiegel van Holland,
Panta Rhei, Strijd zonder einde, En
de zee was niet meer, Rembrandt,
Glas en de speelfilms Fanfare en De
zaak M.P., waarvan vooral de eerste
waarde toevoegt asm de bestaande.
Hij is de concessie uit de weg gegaan,
die nog zo kwalijk het kenmerk was
van Jenny, Kleren maken de man
en Sterren stralen overal. Een derde
nieuweling is Louis van Gasteren jr.,
die na een paar korte documentaires
door -x
zijn speelfilm Stranding maakte, een
driftig opgezette film, die de ware
filmhartstocht verraadt.
Op het gebied van de reclame- en
bedrijfsfilm hebben Ytzen Brusse en Wim
van der Velden zich verdienstelijk ge
maakt. Laatstgenoemde heeft boven
dien een analyse van Professor Rutten
in beeldtaal omgezet in de film Ster
vende taal. Ook heeft hij de korte speel
film Tros op zijn naam staan.
Al deze verdienstelijke prestaties en
vooral de documentaire films zijn min
of meer, althans indirect, te danken
aan de Culturele Adviescommissie van
de Ned. Bioscoopbond. Deze commissie,
onmiddellijk na de oorlog ingesteld,
heeft er veel werk van gemaakt om
erkenning gaande te maken voor de
Nederlandse filmerij van goeden hui
ze, een erkenning, die niet alleen bij het
publiek maar ook in het filmbedrijf
werd gezocht. De Bioscoopbond heeft
bovendien sinds enkele jaren een fonds
ingesteld, waaruit de speelfilm ten dele
gefinancierd, althans op gang geholpen
wordt.
Wat de filmvorming betreft, kunnen
we wijzen op de Kath. Filmactie, die
door pater Jac Dirkse s.c.j. wordt ge
leid en prachtig werk tot stand brengt
niet alleen door goedverzorgde kader
cursussen maar ook door een Film
repertorium, dat al lang zijn onmis
baarheid heeft bewezen. Het Ned.
Filmmuseum ziet als zijn voornaamste
taak het verzamelen van vele honder
den films uit de filmgeschiedenis, die
niet verloren mogen gaan en die bij
de filmvormgeving enorme diensten
Enkele jaren geleden is opgericht de
Universitaire film, geleid door De Vo
gel en Varrosiau, die bovendien de stu
dentenfilm Hora est hebben gemaakt. En
niet lang geleden, op de Arnhemse
Filmweek, heeft Joris Ivens van zich
doen spreken door zijn poëtische film La
Seine a rencontré Paris, die alle lief
hebbers heeft verheugd.
Terloops moge nog even vermeid wor
den, dat onder de vele componisten, die
voor de film werken, vooral Jan Mul
opvalt door zijn opvallend besef van wat
wél en geen filmmuziek moet genoemd
worden.
Rest dan nog een hoofdstukje over
de reclamefilm. De enige man, die van
bijgedragen heeft tot de ontwikkeling
van de Nederlandse speelfilm in de
richting van een speels amusement.
Van der Horst, die met zijn Bijster
land van Veluwen en Langs ongebaan
de klingen reeds grote beloften had
gewekt, heeft alle filmvrienden ont
wapend door zijn prachtige reeks:
Houen-zo, Het schot is te boord, Vie
ren maar, Prijs de Zee en Faja Lobbi,
terwijl sinds jaren het wachten is op
zijn „vrije" film De Zwaan. Onze drie
meest prominente filmers hebben in
tussen op de internationale festivals
meer dan eens duchtig van zich doen
spreken. Enkele hoofdprijzen zijn door
Nederlanders in de wacht gesleept.
Over Paul Schuitema. eens de be
roemde man van de Maasbruggen en
de Hallen van Parijs, hebben we de
laatste jaren weinig of niets meer ver
nomen, maar kort na de oorlog heeft hij
de liefhebbers toch verrast met zijn Par-
tisanenlied, waarvan de verdiensten
groter waren dan het publieke succes.
Van die andere getrouwen der oude
garde: Jan Hin. Mannus Franken (bei
den inmiddels overleden) en Dick Laan
hebben we nog een documentaire film
kunnen begroeten over bedrijven of de
drooglegging in Zeeland, maar hierbij
hebben zij het gelaten. Charlie Huguenot
van der Linden heeft ons een paar jaar
geleden verrast met zijn poëtisch film
pje Tussenspel bij kaarslicht over het
werk van Harry van Tussenbroek.
A. Koolhaas, die de auteur is van
een paar voortreffelijke, maar nog al
tijd niet verfilmde scenario's, is de re
gisseur van enkele korte films, waar
onder Moeder des lands, en van de
speelfilm De dijk is dicht, die grond gaf
aan de verwachting, dat hij nog eens
met een nieuwe speelfilm voor de dag
zou komen. En Kees Stip van Polygoon
komt jaarlijks aantreden met een jaar
overzicht, dat doorgaans uitmunt door
puntigheid en geest. Deze overzichten
doen denken aan de journaals van ge
noemde onderneming, wellicht de beste
journaals ter wereld en dan ook meer
dan eens bekroond op de internatio
nale festivals voor de „Film d'actuali-
té."
Twee nieuwe verschijningen in de
filmwereld zijn Kees Brusse en Fons
Rademakers, toneelspelers, maar ook
filmers en wel van het slag dat men
niet bij voorkeur onder de tonelisten
zou zoeken. Brusse heeft met De Pa
raplu en Het Gerucht zeer mooi werk
afgeleverd, dat getuigt van een op
vallend inzicht in de mogelijkheden
van de film. Rademakers, Se in Dorp
aan de rivier nog wat fragmentarisch
te werk is gegaan (maar niettemin
in het buitenland aandacht heeft ge
trokken) heeft zich met Makkers staakt
uw wild geraas bekend tot de tragi-
comedie, waarvan men op z'n minst T,
kan zeggen, dat deze film een nieuwe Er staat een huwelijk op het spel, maar het loopt goed af m Haanstra s „Fanfare
tijd tot tijd waarlijk een goede reclame
film voor de dag brengt, is A. Bolzi
van Cefima, die duidelijk op het stand
punt staat, dat een goede reclamefilm
allereerst een goede film moet zijn,
zulks in schrille tegenstelling tot Dolly-
wood, alwaar de ene poppentoestand na
de andere uit de fabriek springt, zonder
ooit aan film toe te komen.
Al met al mag men vaststellen, dat
de Nederlandse filmactiviteit van na de
oorlog tot tevredenheid stemt en wat
de documentaire film betreft zelfs glo
rieus voor de dag is gekomen. Als de
speelfilm wil volgen, en die kans be
staat, mogen we erkennen, dat de ja
ren niet ongebruikt voorbij zijn gegaan.
„The End of Ideology; On the Exhaustion of
Political Ideas in the Fifties" (The Free Press
of Glencoe, Illinois 1960).
De conclusie van prof. Bell is eigenlijk rui
mer dan zijn analyse toelaat. Hij meent, dat er
sprake is van een algehele uitputting van de
ideologieën uit de negentiende eeuw. Maar al
leen de lotgevallen van het Marxisme volgt hij
min of meer op de voet. Een ideologie is voor
hem een reeks gefixeerde standpunten, „bevro
ren opinies" zegt hij ergens, die tezamen een in
tellectueel stelsel vormen, dat de pretentie heeft
absolute waarheid te bevatten. Het waren meest
al intellectuelen, die met hun theorieën de ver
drukte arbeiders de weg wilden wijzen naar een
nieuwe samenleving, zonder leed en zonder ar
moede. Het zal altijd een frappant verschijnsel
blijven, dat zij over de ware aard van hun uto
pieën zo vaag zijn gebleven. Fourier beloofde,
dat de mensen in de socialistische heilstaat min
stens tien voet lang zouden worden. Karl Kautsky
voorspelde, dat de gemiddelde burger een „su
permens" zou zijn. Antonio Labriola deelde zijn
Italiaanse volgelingen mee, dat als kun kinde
ren onder het socialisme opgroeiden, het stuk
voor stuk Galileo's en Giordano Bruno's zouden
worden.
En Trotsky beschreef het socialistische millen
nium als een maatschappij, waarin „de mens
onmetelijk veel sterker, verstandiger, vrijer zou
worden; zijn lichaam zou beter geproportioneerd
zijn, zijn bewegingen ritmischer, zijn stem mu
zikaler en zijn bestaansvormen geladen met een
dramatische dynamiek'
Max Weber heeft twee mogelijkheden on
derscheiden om het politieke spel te spe
len: als een „ethiek van de verantwoor
delijkheid" (de aanvaarding van beperkingen)
of als een „ethiek van het geweten" (de toe
wijding aan absolute doeleinden). De eerste mo
gelijkheid blijft pragmatisch van opzet en streeft
naar verzoening. De tweede kweekt vurige par
tijgangers, die wars zijn van compromissen. Tho
mas Munzer en zijn Wederdopers vormen het
prototype van de radicale, niets ontziende bewe
ging. Zij hebben een traditie gevestigd, die zich
heeft voortgezet in de Levellers en Diggers ten
tijde van Cromwell en in de „samenzwering der
gelijken" van Gracchus Babeuf in de Franse Re
volutie. (Men proeft op dit punt van de analyse
de dankbaarheid, die Bell moet gevoelen jegens
„Ideologie und Utopie" van Karl Mannheim).
De „ethiek van de verantwoordelijkheid" is be
dreven door de Amerikaanse vakbeweging.
Zij heeft op de duur de kapitalistische maat
schappij aanvaard en zij heeft slechts getracht
een plaatsje in de zon te verwerven en haar leiders
immigranten vaak, zoals de van oorsprong Jood
se Nederlander Samuel Gompers wilden ge
hoord en maatschappelijk aanvaard worden.
„Labor" werd op die manier de nieuwe parvenu
in de Amerikaanse samenleving. Het is een iro
nische ontwikkeling, dat de arbeiders, wier grie
ven eens de drang aar maatschappelijke ver
andering gaande hebben gemaakt, zich sneller
tevreden hebben getoond dan de intellectuelen.
Utopistische nederzettingen zijn er in Ameri
ka volop geweest, van Iowa tot Texas.
Toch is het socialisme er weggekwijnd.
Daar zijn verscheidene oorzaken voor. Toen Wer
ner Sombart had vastgesteld, dat de Ameri
kaanse arbeider driemaal zoveel brood en vlees
i en viermaal zoveel suiker gebruikte als zijn Duit
se collega, riep hij uit: „Op de klippen van
roastbeef en appeltaart zullen alle socialistische
utopieën stukslaan". Ook een leemte in de so
cialistische doctrine zelf speelt een rol. Het is
voorname'ijk een distributieve filosofie. Marx'
„Communistisch Manifest", Hilferdings „Fi-
nanzkapital" en de „Fabian essays" van Sidney
en Beatrice Webb gingen er van uit. dat het
kapitalisme alle oplosbare problemen van de
produktie wel had overwonnen en dat het socia
lisme zich volledig moest concentreren op een
rechtvaardige" verdeling van de voortbrengse
len van die produktie. Lenin heeft in juni 1919
zelfs gepleit voor de bestudering en de invoering
in Rusland van het Taylor-stelsel, de in vele
arbeiderskringen zo gehate „wetenschappelijke
bedrijfsvoering".
Maar als er één ontwikkeling is geweest, die
de premissen van het Marxisme heeft ondergra
ven, dan is het wel de stormachtige toeneming
geweest var de produktiviteit. Een toeneming,
die de sombere voorspelling van de „uitbuiting'
en de theorie van de „Verelendung" op losse
schroeven zette.
Prof. Bell behandelt niet alle factoren, die tot
deze ontwikkel ng hebben geleid, maar wel een
paar interessante. Zo .s daar de afbrokkeling
van het familiekapitalisme.
Hoe ernstig is er in de vorige eeuw niet ge
streefd naar de continuïteit van de familie-on
derneming? Gustav von Bohlen nam de familie
naam Krupp aan, toen het fameuze Duitse con
cern zonder troonopvolgers kwam te zitten. Maar
in de loop der jaren vond het „dynastieke" hu
welijk, mede onder invloed van de romantiek,
steeds minder ingang.
j Het ontstaan van nieuwe technieken deed bo-
De vredeswil van het socialisme, bij gelegenheid van de conferentie in Den Haag van 1916 uitgebeeld d°
Albert Hahn sr.: De ro ts in de kokende zee.
kwaamheid hoger schatten dan afstamming. Er
ontwikkelde zich naast de „upper class" een
„ruling class". De managers namen het heft in
handen. Niet alleen bekommerden zij zich wei
nig om de voorzichtigheid, het conservatisme en
de vrees voor „vreemd" kapitaal, die de oude
familieondernemingen kenmerkten, zij dreven
ook de politicus in het nauw. Zij namen ingrij
pende technische beslissingen en deden de wel
sprekendheid van de demagoog ouderwets lij
ken. Het Amerikaanse socialisme en dat niet
alleen heeft zich niet kunnen bevrijden van
de achterhaalde leuzen uit het verleden. In hun
schrijven, spreken er zingen bleven de socialisten
de kapitalistische maatschappij verwerpen. Maar
in hun handelen lieten zij zich leiden door de
„ethiek van de verant 'oordelijkheid".
In dat opzicht hadden de communisten het ge
makkelijker. Zij hingen de ethiek van het
„geweten" aan, d.w.z. in de voluntaristische
betekenis die Max Weber daaraan geeft. (Prof.
Bell, die dit onderscheid overneemt, beschouwt
het communisme alleen in zijn „natuurlijke" as
pecten. Over zulk een hoogst gewichtig ken
merk als het atheïsme zwijgt hij bijvoorbeeld).
Zij verwierpen de kapitalistische maatschappij
en erkenden geen enkele verantwoordelijkheid je
gens die maatschappij. De bolsjewiek is voor be
paalde kringen van intellectuelen lange tijd de
,,held met de ijzeren wil" geweest. Maar ook
het communisme heeft als ideologie de tand des
tijas niet kunnen weerstaan. Heeft ae New
York Times van 30 november aandacht ge
schonken aan de wijziging in de leer over de
onvermijdelijkheid van de oorlog, prof. Bell laat
Robert W. Campbell aan het woord, die op een
andere toch ook belangwekkende ontwikke
ling wijst. Sovjet-economen hebben nooit kunnen
toegeven, dat het kap' aal produktief was. Zij
hebben ook nooit gebruik kunnen maken van da
rentevoet als middel om de rationele toewijzing
van kapitaal te meten. Maar ook onder het so
cialisme komt kapitaalschaarste voor en terwille
van de kostenbesparing heeft men met name
in de oorlog allerlei gecamoufleerde technie
ken toegepast om de functie van de rentevoet
n* te bootsen. Na de oorlog is deze afwijking
Of
Amerikaanse toneel verdwenen. Het zou Vy
tien jaar duren vóór het, maar dan als spi^jc
beeld, in het MacCarthyisme terugkeerde. Op J
een of andere manier i. Utopië verdronken l3J.
gaan worden. De roastbeef is dichter bij de h® .jt
Er heeft zich, zeker in de westelijke wereld,
zekere consensus genesteld over politieke
ties. Er zijn niet veel serieuze mensen meer,
menen, dat de welfare state „de weg naar jt
slavernij" is, zoals Frederick Hayek eens jji
theorieën var. Keynes betitelde. Mer, is heV'
ruwe trekken eens over de wenselijkheid van «B-
decentraliseerde macht, over een stelsel van Si-
mengde economie en over een politiek plur%f,
me. En op nog een andere manier is het >'J,
van de ideologie" bereikt. De ware „idem ^-ij
wenst een „heroïsch" leven te leiden. Hü jil'
ergens op een extre ne vleugel vertoeven
schept er een bittere voldoening in de ge. o®1
man te verwijten, dat hij zo ver beneden het
van de grandeur leeft. Maar deze houding
slechts te handhaven, als de werkelijke e$
lijkheid bestaat, dat het volgende ogenblik r
ie „paradijs achter de heuvelen" in zicht k
Maar zulke chiliastische momenten zijn p
Wat er overblijft is de on-heroïsche routin®
iedere dag. In een elegische stemming wordt
de appeltaart genuttigd.
•a
De nieuwe ideologieën, die thans Az w®1!
Afrika bestormen, zijn niet meer 1111
seel bedoeld, humanistisch getint e11
vormd door intellectue n, zoals die uit d®„ti3l
gentiende eeuw. Theorieën als industrial'® jjt®
modernisering, Pan-Arabisme, bevoorr j/
huidskleur en nat'onalisme zijn territoria®1,,f]
perkt, meer hulpmiddel dan doel en gesch jë]
door politieke leiders. Voor deze nieuwe 1:a 0f,
gaat het niet meer om de inhoud van het
munisme. Wat dat behelst zijn vriend en v_ \f
al lang vergeten. Het vraagstuk is ouder
gaat erom, of de nieuwe maatschappij®11 ul!r';
democratische weg hun eigen bestemming
i>«
t-'h1-" uvrcv I'
kiezen, of dat de nieuwe elites hun volkei®' pt'
totalitaire maatregelen zullen dwingen na®
voorschriften gelukkig te zijn.
H. J.