O, p 1 iet s] poor van d .e waarheid De furie van het ongeduld Het uitzendingsprobleem van priesters en leken Gedachten thuisreis Beroepsziekten van musici D mmm ZATERDAG 8 APRIL 1961 Werkelijkheid van de Kerk gaat schuil in de mist et klinkt misschien theatraal, maar de meest ontmoedigende ervaring van mijn missiereis Was de thuiskomst. Onderweg had ik mij daarop verheugd. Ik had Hij voorgenomen fel te pleiten voor 6e Kerk in Oost-Afrika, maar een- Haal terug is dat voornemen ver- vaagd. Met gaat de oude, dagelijkse Sang, de typische peuterconflicten, hie men overwonnen dacht, eisen weer alle aandacht en de nood van het verre land verwordt tot een heeld uit een droom. Misschien kon het ook niet anders. Nederland en Oost-Afrika liggen ver Wt elkaar. Het mag dan waar zijn, dat dagelijks in de krant, door de radio en °P de televisie die andere wereld in ??.ze huiskamer komt, zij is er niet H'nder onwezenlijk door. Afrika hoort Het tot onze werkelijkheid en het Heest kenmerkend daarvoor is wellicht Ht welkom van alle bekenden.Zij kunnen de straat vegen of tot de ,,in- rellectuelen" behoren, hun reacties zijn eigenlijk eensluidend. De eerste zeggen: „Ha die we reldreiziger." en ..Waar is nou dat ®apje, dat je voor me mee zou bren gen? Hebben ze je niet opgegeten, die wilden? Rotzootje hé?" En de tweeden: „Interessante reis, zeker! 5®1 je blik verruimd hebben. En wat denk je? Hoe is de toestand? Maakt de Kerk nog een kansje? Zal niet Heevallen, hè!" Daarop gaan beiden over tot de or- Qe van de dag. Ze maken je deelgenoot "'HUiiminimHiiiMiiiiHMiiiittiiiiMiniiiiiiiiiiiitiiHiuiiiiiii ""«IIIIIIMIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIilllllllllllllllllllllllllllllMlilll van de jongste ontwikkelingen en als jW'ets vertelt, willen ze wel luisteren. JJHs je je verhaal maar illustreert met He details, die het Oost-Afrika van nu ?Hledig ,jat van gisteren doen schij nen. Je moet spreken over adat, over vreemde gebruiken, over dansen en oyeryen en steeds meer krijg ik de in- hoij dat w9 met alle geweld aan dat JJffdd vasthouden, omdat het de werke- transformeert tot een irreali- waarin zich wezens bewegen, die dorde mens genoemd behoeven te he?otrv>a!iler(iuidelÖkst spreekt dit als nel om de PT1n,„iV.Tn,, TVTc, Moeder en kind, een portretstudie uit een land van wilden? he^gruwelen van de Mau Mau over opvoeding en ingroei, beschaving 'en „know how" en nog massa's ande re kreten. Het is. even vriendelijk als bedroevend. fplhllatroebeien in he Kongo gaat. De f waarmee men dan attaqueert pn j JUCIt V1CIJ1 Cl to S! aandrang die men uitoefent om noren, dat de bedrijvers daarvan Hderdaad onbeschaafde zwarte woes telingen zqn, die eigenlijk nog in geen laren tot zelfbestuur in staat moeten Worden geacht, is vernederend. Oost- Afrika móét woest zijn, de bewoners Hoèten vreemde primitieven blijven, hie maar weinig echt menselijks heb ben, want alleen dan zo lijkt het blijft die wereld ver en vaag en meer een zaak van enkele zelfvergeten mis sionarissen dan van ons allemaal. Het is een onthutsende ervaring en {Hsschien mag ik in dit verband een Heine herinnering ophalen. Ik zat in J'abora en was in gesprek met een warte priester-collega. We hadden het R°k over de Mau Mau en de Kongo en h verdedigde zo ongeveer het stand- Ijjtit dat ik hierboven heb aangeduid. tnX? c°llega onderbrak me: „Je komt hoi1 uit Holland, niet? Dan moet je sen y.erwant zijn aan die stam, die tus- selmA® en '45 zes miljoen Joden stel len ?llK vermoord heeft. Wat bedoe- rechf e toch met beschaving, met domw. °P zelfbestuur, met christen- bi) '1 is natuurlijk demagogie, maar Hen moet de leefwaarde er van voor de zwarte intellectueel met onderschatten. Dagelijks wordt SchwLconfr°nteerd met allerlei ethische va Duren, waarin blanke auteurs °P aandoenlijke wijze spreken Daarnaast echter leeft, de werke lijkheid. En in die werkelijkheid staat naast de missionaris dr. Hendrik Verwoerd, die met de hand op de Bij bel zweert voor de apartheid. In die werkelijkheid staan ook de Europese planters, de Europese handelaren, net Europese vermaak en de Euro pese weelde. En men moet uit zonderingen daargelaten de waar heid geweld aandoen ais men daar over anders dan in veroordelende zin zou schrijven. De zwarte intellectueel ziet dat. Hij kent onze contemporaine geschiedenis met twee wereldoorlogen binnen vijf entwintig jaar en hij weet, dat de fer vente belangstelling voor de verheffing van Oost-Afrika recent is en uit oppor tunisme werd geboren. In deze situatie staat de missie. Ze wordt, ondanks alles, nog altijd gedra gen door blanken. Ze moet steunen op een achterland, dat haar in werkelijk heid niet begrijpt en zij richt zich tot een bevolking, die zich voortdurend scherper bewust wordt van de diep gaande controverse tussen leer en le ven van de westerse mens. Het is dan ook eigenlijk niet verwonderlijk, dat op steeds meer missiebijeenkomsten en in steeds meer mlssiepublikaties de vraag wordt gesteld: „Moeten wij nog missi oneren? Hebben wij in ons Geloof een doorleefde werkelijkheid aan te bie den? Brengen wij woorden in plaats van een Kerk? Een stel regels in plaats van een levenspatroon?" Dit zijn klemmende vragen en wis Oost-Afrika bereist, ondervindt die be klemming als een werkelijkheid. Een werkelijkheid die niet ontkend kan worden. e tijd ik zou bijna schrijven de gemakkelijke tijd van de ne- gentiende-eeuwse missionering is voorbij. Het is niet meer vol doende dat een zelfvergeten missiona ris de bush intrekt en daar onder wel haast ondenkbaar primitieve omstan digheden een kerk sticht. En van die kerk was hij het middelpunt. Hij was de vader van zijn parochianen. Hii was hun steun, hun raadsman, hun dokter en hun ingenieur. Hij bracht onderwijs en sociale verbeteringen. Hij bedwong ziekten, verbeterde de landbouw en tot 5?n iaalste ogenblik van zijn leven bleef hq de vertegenwoordiger van het westen, in wiens altruïstische levens houding het christendom wezenlijk ge stalte had gekregen. Dat gold voor hem. Dat gold voor de zusters. Dat gold voor de broeders en dat geldt want problemen lig gen nooit eenvoudig ook nu nog voor grote groepen missionarissen, die zo diep de binnenlanden zijn ingetrokken dat geen andere blanke hen daar heeft durven volgen. Maar de huidige situatie heeft meer aspecten. Stormachtige politie ke ontwikkelingen hebben het land opengebroken en al is het beeld van Oost-Afrika ook nu nog sterk oud testamentisch, men vergist zich als men zou menen dat dit bepalend is Bepalend is die als een razende om zich heen grijpende vernieuwingsten dens. De wolkenkrabber groeit in liet oerwoud. Waar vandaag nog onge stoord wild huist, davert mofgen de bulldozer en overmorgen jagen er auto's en snelle vliegtuigen. Men mag over deze ontwikkeling ver heugd zijn of ze afwijzen, ze zit door en ze confronteert Oost-Afrika met het totaalbeeld van het westen Daarbij moet men één misvatting 'ge als ge- e van het een uitermate geringe ontwikklbng hebben, haar intelligentie is niet in het vermijden. De bevolking moge als ge heel genomen tengevolge van het ontbreken van onderwijsmogelijkheden een uitermate porin»,. lamming, die in Oosl-Afrika aanmerkelijk meer Nederland heerst dan b.v. in geding. Zo ziet scherp en bijna mopi teloos heeft ze ontdekt, dat dit westen waarmee ze nu dagelijks meer en meer ?.onaact komt, een andere contour h ffï ^an welke de missionaris heeft doen vermoeden. En daarmee raken wq aan een van de meest tragische vergissingen van de negentiende-eeuwse heils- verkondiging. Een vergissing het kan niet nadrukkelijk genoeg wor den herhaald die niet mag worden geschreven op het debet van de toen malige missionaris. Hij liad niet die schat van anthropologische en cultuur historische gegevens, die wij nu heb ben, en hij kon zelfs in zijn stoutste dromen niet voorzien, dat zijn missie gebied en zijn mensen zo plotseling en zo totaal door de voortgang v an de mo derne techniek zouden worden meege sleept. Dus heeft hij het christendom gebracht zoals hq liet thuis geleerd had. Hij stichtte wat ik wel eens eer der ,.de Kerk van het heimwee" ge noemd heb. Het was zijn Kerk, ziin dorpsgemeenschap en lijj moet ge gruwd hebben van de hem onbekende en onbegrepen gebruiken van de be volking. Niemand had hem immers be leerd, dat ook het andere goed kon zijn en dat er een christelijke maatschappij denkbaar is, die uiterlijk in bijna mets met de onze overeenstemt. Dientenge volge werd wat kerkvestiging had moe ten zijn onbegrepen cultuuroverdracht De kleine christengemeenschappen van Oost-Afrika vormen evenzoveie naboot singen van de Europese, compleet tot en met de witte aanneemjurkjes, de gezangen en de penitenties in de'blecht- stoel. Daarbij is het niet gebleven. Geen missionaris die niet ook op so ciaal. cultureel en hygiënisch terrein werkzaam is geweest en ook daar heeft hij westerse schabionen gebruikt. Het ge-, olg van dit alles is. dat de jon ge Kerk van Oost-Afrika nu bedreigd wordt door twee grote gevaren. Het eerste is dat van de afval en het ge brek aan werfkracht, het tweede dat van de identificatie met het westen, dat niet de Kerk is. et is eigenlijk eenvoudig. Men be hoeft zich alleen te realiserén dat de Kerk in de loop van de geschiedenis het duidelijkst in Europa tot wasdom is gekomen om te begrijpen, dat zq op haar beurt aan dat Europa trekken heeft ontleend zon der welke zq voor de Europese mens onverstaanbaar zou zqn geweest. An ders gezegd: een cultuurpatroon van Europa zonder de Kerk is tot op de dag van vandaag ondenkbaar juist om dat de Kerk eeuwenlang dat patroon mee bepaald heeft door de motieven ervan in haar eigen leven te verwer ken. Deze „Europese Kerk" is nu in Afrika gevestigd. Ze staat in een zich vernieuwende wereld waarin de Oost- Afrikaan niet zelden uit afschuw voor de decadentie der blanken op zoek is naar waarden die in eigen cul tuur en traditie verborgen liggen. Hij doet dat niet alleen Hij richt zich ook en tegelijkertijd op' dat westen. Ont leent daaraan kapitaal, technieken, ge woonten en gebruiken. En het. is juist in die wisselwerking dat het ideaal beeld van de blanke helper sneuvelt en plaats maakt voor de waarheid, die een ontgoocheling is. Als hij in die si tuatie dan steun zoekt bq de Kerk, vindt hij ook in haar zoveel westerse trekken, die hem eigenlijk vreemd zqn en waarvan hq elders de voosheid heeft moeten constateren, en dat hij zich zij het ten onrechte en zij het, omdat de vorm voor hem de inhoud verduis tert afwendt. Het klinkt hard maar het moet ge zegd worden. Wij hebben in de mis sionering de fout gemaakt te denken dat christendom en westelijke cultuur mhaerent waren en dat wat goed was voor ons dus ook goed moest zijn voor de neger. Missionering vergt echter dat uiterste van nederigheid, dat alleen de Blijde Boodschap doet brengen. Een missionaris zei mij op een avond: „Zoals de Heer dat ge daan heeft. Alleen geven en het zaad durven toevertrouwen aan twaalf vis sers." Wij hebben dat tniet gedaan en nogmaals, het zij verre van mq daar voor enige missionaris een verwijt te maken, want ook zij zijn mede be paald door onze opvatting maar de prijs daarvoor wordt nu door de Kerk van Oost-Afrika betaald. Wes ters als zij iS) ynist zij de cohesie met het eigen volksleven en loopt zq bovendien het gevaar geïdentificeerd te worden met stromingen, die voor de blik van de Oost-Afrikaan aan haar gelijk zijn. elukkig behoef ik hier niet te ein digen. Er is kentering. Er is sprake van een groeiend begrip en er is een schuchter begin op de weg naar een landeigen kerk, waar voor in „fidei donum" zo hartstoch- telqk gepleit wordt. Maar juist daar- heden. Natuurlijk was het ook in het verleden zo, maar toen bestond nog niet de mogelijkheid dat de nieuwe zwarte samenlevingen zich in de monsterlijke spanningen, die hun groei kenmerken, door onberaden stappen de haat van de gehele blanke wereld op de hals zouden kunnen halen. Laat ik het anders zeggen: geen mens kan becijferen hoeveel de ellende in de Congo de missie gekost heeft. Nee, ik bedoel niet de paters of broe ders die erbij het leven hebben ver loren. God kiest Zijn eigen martelaren. Ik bedoel de weerzin, die daardoor in de wereld ontstaan is ten opzichte van die hulp, zonder welke de Kerk in deze gebieden vleugellam is. Men heeft de gevolgen daarvan bijna bq iedere missionerende congregatie aan den lijve gevoeld. En het heeft geen zin om te verbloemen, dat men de toe komst vaak met angst en beven tege moet ziet. Wat, als de furie van het ongeduld in Zuid-Afrika zou losbreken en via Angola zijn weg zou vinden naar grote delen van net continent? Wat, als een rassenstrijd grote offers zou vergen? Zou in Nederland dan nog begrepen worden, dat het voortbestaan van de Kerk van Afrika afhankelijk kan zijn van onze bijstand? De positieve beantwoording van deze vraag eist m.i. een andere missie gezindheid dan die ons tot nu toe eigen is. De rol van de grote broer is uit gespeeld. Armere, maar gelijkwaar dige Kerken vragen ons om de hulp, zonder welke zij nauwelijks leven kun nen. Zij vragen om mensen, zij vragen om geld, maar zij moeten uit de aard van hun eigen Kerk-zijn vergen, dat zelfstandige Afrikaanse Kerken is ingesteld. Hoe vaak heb ik op mijn rondreis niet moeten horen: „Als wij in Nederland om hulp willen vragen, tot wie moeten wij ons wenden?" Nu is er misschien ter wereld geen land waar zoveel prachtige hulpinstituten gevestigd zqn. maar men moet zich de moeilqkheden realiseren die de moderne landeigen bisschop van een Oostafrikaans diocees heeft om daaruit wqs te worden. Een andere, even belangrijke vraag is, of daardoor niet veel krachten en dus ook veel geld verspild wordt, die bij een redelijke concentratie bespaard zouden kunnen worden. En wat dat centrale contact orgaan betreft, zou daarvoor geen mogelijkheid bestaan, nu het Neder landse Episcopaat zqn eerste Vasten- noodactie heeft ontketend? Zou het lichaam, dat straks zal moéten uit maken waartoe die gelden besteed zullen worden, niet kunnen uitgroeien tot een centraal orgaan, representatief voor onze gehele Nederlandse Kerk provincie en niet belast met welk ver leden dan ook? Dit klemt te meer, omdat ik geloof dat ook de steeds groeiende lekenuitzending een centraal Boetseerwerk uit de Kenya. Symbool vi binnenlanden van m een cultuur? N.B. Ook de foto's bij dit artikel zijn van dr. W. Germeraad uit Rot terdam. noodzakelijk zijn even contactpunt dringend maakt. Die uitzendingen moeilijk als gevaarlijk. Tenslotte „nog een opmerking. Ik heb mq als leek verstout om naar Afrika te reizen, op de missies gastvrijheid te genieten en er daarna zelfs in kritische zin over te schrijven. Ik weet dat vele missio narissen die verhalen zullen lezen en in hun eenzaamheid teleurgesteld zul len neerleggen. Mag ik dan ook schrij ven, dat het mij niet past hun offer te meten. Ik heb mqn werk gedaan vanuit hun bewogenheid en God moge hen zegenen. ALBERT WELLING Als deze kleuter groot is geworden, zal de strijd om de kerk van Oost-Afrika wellicht beslist zijn. om is mij de thuiskomst een teleur stelling geworden. Voor Nederland is die kerk van Oost-Afrika geen werke- Iqkheid. Wie hier spreekt over waar den die ook een uiterst primitieve sa menleving kunnen sieren klopt aan do vemansoren. Het begrip voor de nood zaak van een volslagen heroriëntering is nog beperkt tot de kring der „vak mensen" en het „gelovige volk" houdt het er vooralsnog op dat er missione ring moet zijn omdat je die stumpers •ochniet aan hun p lot kunt overlaten. Wordt het geen tijd dat ze zich fat soenlijk leren kleden? Men moet mij nu niet van overdrij ving beschuldigen. P.e ervaringen van een thuisvarend reiziger zqn onthut send en ik hecht meer waarde aan uitin gen m een spontaan gesprek, dan aan verklaringen in een onderhoud. eze situatie is daarom zo ernstig, omdat zjj de kentering in de Kerk van Oost-A.frika wezenlijk kan bedreigen. Die Kerk is im mers nog steeds aangewezen op onze hulp. Zonder blanke missionarissen, onverschillig of men daarmee pries ters dan wel leken bedoelt, en zonder ons geld komt zij in grote moeilijk- de hulp om niet gegeven wordt. Dat klinkt misschien eenvoudig. Maar zelfs wie maar drie maanden door Oost-Afrika gezworven heeft, weet, hoe moeilijk het is. De niveauverschil len en de wezensverschillen zijjn zo groot* dat zq van de blanke priester en de blanke leek de uiterste zelf beheersing vergen om niet weer te vervallen in de negentiende-eeuwse fout van een stql en een cultuur te willen opdringen, die tenslotte niet gedijen kunnen. Ik geloof dat dit de nieuwe uitdaging is aan de oude Kerken van het westen. De beste krachten af te staan en grote fondsen ter beschikking te stellen aan de zwarte „vissers" van Afrika. Deze uitdaging beslist over de vraag of wij nog missioneren moeten. Want een missionering, die daarop geen positief antwoord kan geven, is in wezen niets anders dan een kerkelijk kolonialisme. isschien mag ik hieraan nog enkele opmerkingen van meer praktische aard toevoegen. Ik geloof, dat het technisch appa raat* van onze Kerken nog niet bij benadering op de nieuwe situatie contact te moeten onderhouden met e musicus behoort qualitate qua tot het type der nerveuze men sen. Het cehoort tot de natuur lijke uitrusting van de musicus om bijzonder gevoelig en aanspreek baar te zqn, om in staat te zijn te rea geren op tonen en geluiden, om voort durend bereid te zijn tot het omzetten van geestelijke belevingen in lichame lijke bewegingen. Zijn verbeeldings kracht is onophoudelijk actief. Hq ver bruikt daarmee een enorme hoeveel heid psychische energie. Bij alle mensen is er een reservoir aanwezig waar alle herinneringsresten van woorden, beelden, tonen, klanken, melodieën en ritmen in berusten. Bij de musicus moet het reservoir van tonen en ritmen vlak onder het bewustzijn, dadelijk bij de hand liggen. Op het ogenblik van scheppen of reproduceren (het verschil is dikwijls niet groot) moeten al deze motorische en sensori sche geheugeninhouden mobiel gemaakt en aan een leidende artistieke gedach te of verbeelding dienstbaar gemaakt worden. Maar de waarde van het geheugen bestaat vooral daarin, dat het verdron gen kan worden. Wie één gedachte tot uitdrukking wil brengen moet alle an dere vergeten. Fantasie en scheppings drang hebben van een overmatig ge heugen alleen maar hinder. De para dox is waar: een uitvoerend musicus die lijdt aan geheugenstoringen, lijdt in werkelijkheid aan een teveel van geheugen. Zijn verbeeldingskracht wordt er door verlamd en zijn concen tratie gestoord. Deze waardevolle observatie kan men aantreffen in het boekje „Die Be- rufskrankheiten der Musiker" van Kurt Singer, dat onlangs door prof. dr. A. Salomon te Amsterdam opnieuw be werkt en door Hess te Berlijn is uit gegeven. Een Nederlandse vertaling is er niet en lq'kt mij ook moeilijk uit voerbaar, aangezien het nogal wat moeite kost om uit de zwaarwichtige stijl en de geleerde volledigheidsdrang van de schrijver die praktische infor maties te destilleren waar men in ons taalgebied prijs op stelt. Het zou een grondige omwerking moeten worden. Het onderwerp is overigens rijkelijk interessant. Het boekje wil het de art sen mogelijk maken om de noden en eigenaardigheden van musicipatiën- ten beter te begrijpen. Het kan ook de musici, vooral de leerlingen, een weg wijzen naar genezing van hun spe cifieke kwalen en naar hogere muzika le prestaties. Welke specifieke kwalen zijn dat dan? Schrijvers kennen de schrijf kramp; pianisten, violisten en cellisten kennen de speelkramp. Bij pianisten is meestal de rechterarm getroffen, zel den de beide armen, bijna nooit de lin kerarm alleen. Verslapping van de armspieren, vermoeienis en pqn zqn de verschijnselen. Bq de violisten zijn rechter- en linkerhand evenzeer getrof fen; b\j de cellisten komt de speel kramp minder voor omdat zjj met af hangende, niet met opgeheven armen spelen. Contrabassisten kennen de kramp niet, omdat het maken van de tonen kan gebeuren zonder extreme buigingen of grepen van de vingers; zij moeten ook zelden zeer snelle of lange solistische partijen spelen. Heel gevaarlek is de methode van sommige leerling-pianisten om enkele vingers te fixeren en met de andere dan geïso leerde oefeningen te maken; daarmee heeft Robert Schumann zich een Dia- nistencarrière onmogelijk gemaakt Bijzonder lastig is de overmatige zweetafscheidmg aan de handen, ook wel hyperhydrosis genoemd; pianisten violisten en harpisten hebben er soms mee te kampen. Het kan een symp toom zqn van verschillende aandoenin- gen; niet zelden is er een neurotische oorsprong (onbewuste innerlijke con flicten). Het gebruik van stalen snaren is dan aan te bevelen. Overigens moet de medicus geraadpleegd worden. Blazers kunnen te kampen hebben met aandoeningen van tong, lippen en longen. In het bijzonder de musici van amusementsorkesten maken lange tij den zonder pauze; bloedstuwing naar het hoold en verslapping van de lip- penmusculatuur kunnen optreden. De nervositeit speelt bj| blazers een grote rol omdat hun optreden in het orkest vaak solistisch is (ln tegenstel ling tot da lade» van de strijkers- groep). Moeilijke Inzetten verwekken al van tevoren» angst. Een hobo-, cla rinet- of hoornsolo in opera- of sym- phonieorkest zijn ook voor geroutineer de blazers nog een soort examen. Door de bloedcongestie naar het hoofd wordt de geestelijke concentratie be moeilijkt; door de innerlijke spanning vermindert de speekselsecretie en wol den de lippen droog, wat het elastisch blazen belemmert.. Trillingen van het riet kunnen het blazen voor een ver moeide hoboïst, clarinettist of fagottist tot een kwelling maken; meestal ligt een nerveuse dispositie hieraan ten grondslag. Dat de longen bq urenlang blazen dikwijls in de bedorven lucht van café of danszaal gevaar lopen spreekt vanzelf. In dit verband is het interessant dat proeven hebben bewe zen, dat de trombonisten het grootste iuchtverbruik hebben, daarna volgen de fagottisten en hoboïsten, de fluit-, clarinet-, hoorn- en trompetblazers ge bruiken de minste hoeveelheden. De grootste zorg voor hun lichame lijk en psychisch welzijn dienen uiter aard de zangers te hebben. Het meest voorkomende euvel is de phonasthenie ofwel stemzwakte. Zij doet zich voor in storingen in de intonatie, het stem volume, de toonduur en de klank. Het boek van Kurt Singer geeft tal rijke psychologische beschouwingen, die echter nogal vaag en algemeen blijven. Er wordt veel overhoop ge haald, veel theorieën krijgen een vluch tige bespreking, maar dit deel bevat toch meer een demonstratie van des schrijvers belezenheid dan wel prakti sche raad.. Het is jammer dat over een zo algemeen en kwellend verschijnsel als examenangst en plankenkoorts zo weinig steekhoudends wordt gezegd. De schrijver spreekt over therapie door suggestie en hypnose, maar ver- geet te vermelden dat een onvoldoend begaafde musicus, die zich uit eer zucht te moeilijke opgaven stelt, met deze middelen niet te helpen is. Alleen werkelijk begaafden, die door psychische of sociale oorzaken geremd of in de verkeerde richting gestuwd zqn. kunnen eventueel door hvpnoti- sche suggestie geholpen worden. Het grote voorbeeld daarvan is Rachmani noff, die door de hypnotiseur dr. Dahl van zqn geestelijke indolentie verlost werd en toen een pianoconcert schreef dat stellig geslaagd mocht heten, na melijk zijn tweede. Kurt Singer ver- geet dit leerrijke voorbeeld te noemen; het is leerrijk omdat er uit blijkt, dat de geneeswijze alleen kan dienen om reeds aanwezige muzikale krachten te ontboeien en vruchtbaar te maken. Op lager niveau hebben talloze exe cutanten met zulke geneesbare rem mingen te kampen. Zq zqn dikwijls ontstaan door verborgen haat of angst voor een autoritaire figuur, door te veel afbrekende kritiek in het ouderlijk mi lieu, door een niet-kunnen-aanvaarden- van-zichzelfdit alles veroorzaakt angst of bijna panische verlamming door de aanblik van een menigte luis teraars. Hierdoor wordt het innerlijk contact met de bron der muzikale be zieling verbroken; Natuurlijk is een zekere mate van gespannenheid voor het betreden van het podium steeds onontbeerlijk: daar door wordt juist de noodzakelijke af sluiting voor invloeden van de buiten wereld bevorderd. Men zal opmerken, dat alle grote artisten zich vóór hun optreden al innerlijk prepareren en concentreren; zij die joyeus glimla chend opkomen wekken argwaan. De ze nervositeit is vruchtbaar; zij komt uit andere lagen dan de verlammende plankenkoorts en is een mengeling van begeerte om de muzikale gestalte tot. leven te brengen en angst om aan het ideaal-beeld tekort te doen. Dit werkt bq hen als een versterking van de psy chische krachten van het ik. De ver wrongen, overmatig eerzuchtige en niet voldoend begaafde naturen worden er echter door geparalyseerd. En dan kan een psychische geneeswijze geïndiceerd zijn. De therapeut kan echter nooit mu zikale talenten vrq maken die niet reeds in potentie aanwezig waren. DRS. H. VAN EEDEN Kurt Singer, Die Berufskrankheiten der Musiker Max Hesses .Verlag, Berlin-qa|^aft.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1961 | | pagina 13