OUDE GLORIE TOT ONDERGA GEDOEMD
Wat de moker
verteert het bederf
Boordaalrnoezen iers maken
géén vakantiereisje
Diepzinnig boek over de
HEILIGE GEEST
s
„EN GEEN ZOUTJVATERHUWELIJKEN"
Nachtelijke
rovers
ZATERDAG 24 JUNI 1961
herval en afbraak grijnzen de bezoeker van het oude stadje Delfs
haven tegen, wanneer hij op speurtocht is naar de bakermat van
^iet Hein. De glorie, waarvoor Delft eens zo beducht was, ligt wel
verre achter ons. Enkele kilometers oostwaarts raast en rost de
Rotterdamse bedrijvigheid, maar achter de wallen van het oude
havenstadje kan men alleen nog maar dromen van de tijden, toen
hier heren met kuitkousen en krullenpruiken langs de waterkant
schreden op weg naar het Magazijn der Delftse Kamer van de
Verenigde Oost-Indische Compagnie. Zelfs deze droom komt nu tot
een einde; het Rotterdamse havengebied slaat zich een weg dwars
door het hart van het oude stadje
Bemanning?
Bomen
„l ot de schaduwen
lengen"
Piet Hein ziet Delfshaven tot puin vervallen
Nog wijst de zeeheld met zijn staf naar het voormalige, handelsmagazijn van de
Verenigde Oost-Indische Compagnie. Het zal niet lang meer duren.
Van de drukke Schiedamseweg. ver
binding tussen de steden van het ge-
coaguleerde Maaswater en de Ouwe
klare, valt men ineens in de diepe stil
ts, wanneer men de Aelbrechtskolk o-p
Wandelt. Een omwald grachtje, waarin
een oude houten mijnenveger drijft als
home van een troep zeeverkenners.
Aan de kade verrijst de Oude Kerk,
in gebruik by de Gereformeerde Kerk
(vrijgemaakt) te Rotterdam-Delfs'ha-
ven. Amerikanen met gevoel voor his
torie kijken er met vertedering naar,
want van hier vertrokken eens de vro
me Nederlandse Pilgrim Fathers naar
het geheimzinnige Land der Indianen.
Daar, aan die oude wallen, zijn heel
wat afseheidstranen vergoten toen de
houten .schepen de Achterhaven uitvoe
ren voor een ongewisse tocht. Nu kan
men daar, vanaf hetzelfde punt. op de
glinstering van de Nieuwe Maas de
luxueuze H.A.L.-schepen zien glijden,
die de reis naar de States binnen de
week maken.
Dicht bjj de kerk overwelft een oud
gebouwtje het water; het gildehuisje
der Zakkendragers is, met de kerk, het
enige bouwwerk, waar nog ,,iets" aan
gebeurt. Voor de rest is het eé verzak
kende verwaarlozing wat de klok slaat.
Even verderop, op de Aehterhaven,
vindt men een wipbrug, die toegang
geeft tot een 30 meter lang straatje.
Op nummer zes staat een oude gevel,
die bij nader beschouwen imitatie-an
tiek is, want een zekere. Bernardus
Bakker Rzn. heeft er op 8 maart 1871
de eerste steen voor gelegd. Hij was
toen een zevenjarige knaap en de
plechtigheid zal wel luisterrijk zijn ge
weest, want een andere, symmetrisch
geplaatste gevelsteen vermeldt, dat dit
was de „Geboorteplaats van den Lt.
Admiraal Pieter Pieterszoon Heyn, 27
November 1577".
De gedachtenis van de veroveraar
van de Zilveren Vloot („zijn daden
bennen groot", bis) wordt hier overi
gens wel geëerd, want het wel schilder
achtige, maar onaanzienlijke straatje,
waaraan zijn geboortester ligt, is naar
hem genoemd. Volgt men dit straatje,
dan waant men zich in een klein Frans
stadje. Achter het lommer van liet ge
boomte ontwaart men op een stil plein
tje een rij gekalkte gevels van smalle
huisjes. Een paar kinderen spelen in de
zon en een oude heer neemt wat rust
op een stenen paaltje. Dat is het Piet
Heynsplein, gedoemd om te verdwij
nen.
Aan het einde ervan, fors gebarend
naar de Achterhaven, staat het stand
beeld van de zeeheld en de verfblad-
ders hangen aan zijn weidse broek. Met
zijn staf wijst hij naar een groot bak
stenen gebouw, achter aan de kade.
Dat gebaar heeft zin, want het bouw
werk was eens het magazijn van de
Oost-Indische Compagnie. Nu zit er een
teep- en sodafabriek in, die met groti
piëteit een klein ijzeren stoephekje
voor verval behoedt, omdat er de let
ters V.O.C. in zijn verwerkt.
Eens heeft dit bouwwerk een toren
bezeten en de vier dakhoeken waren
bekroond met wereldbollen. Van deze
luister is niet veel overgebleven sedert
in de vorige eeuw een felle brand het
pand teisterde, maar tot troost van hst
nageslacht bewaart de fabrieksdirectie
het zoveel mogelyk in de oude staat.
De Rotterdamse vroeden, die het se
dert de annexatie in 1886 voor het zeg
gen hebben, besloten dat Piet Hein
moet vebhuizen. Hij zal ongeveer 75
meter achteruit moeten, want op de
laats waar hij nu staat, zal een ver-
■indingskanaal komen tussen de Cool-
haven en de Achterhaven. Rotterdam
moet namelijk zijn waterkering verho
gen. De oude kering werd gevormd
door de typische winkelstraat van eer.
klein, oud stadje, de Havenstraat, en
de Mathenesserdyk. Deze functie zal
worden overgenomen door de West-
zeedyk en de Hudsonstraat:.
Nu had men die hele Delfshavense
doorbraak wel kunnen voorkomen, door
de Ruigeplaatsluis die in het nieuwe
tracé ligt te vernieuwen, maar dat
was even duur als tydrovend; de
scheepvaart zou er lange tijd door ge
hinderd worden. Daarom koos men de
weg van de minste weerstand: de 78
oude Delfshavense woninkjes en de 29
bedrijfsruimten, yie ten offer moeten
vallen, zijn niet tot weerstand in staat.
Daar, waar het stille Piet Heynsplein
overgaat in het Achterwater, wordt de
moker gezwaaid. De smalle, oude huis
jes tonen in hun bouw de oorsprong van
de naamgeving; hier moet een smal
grachtje hebben gelopen, dat later
werd gedempt; de benedenste verdie
pingen zijn nu heel laag en men moet
bukken om er binnen te gaan. En bin
nen heerst de chaos, die aan de slo
ping vooraf gaat. De jonge generatie
van Oud-Delfshaven. belust op buit.
dringt, tegen het vallen van de avond
de huizen binnen om er het loden buis-
werk en de zinken goten te roven.
..Het is me het volkje wel," zucht de
politie-agent, die zijn rondjes om de af
braak rijdt. ,,Dat oud-metaal gaat naar
de mannetjes die op de straathoeken
sigaretjes staan te roken en er een
Als dc lood- en zinkrovers niet door de
deur komen, breken ze wel door de
verbindingsmuur.
paar centen voor geven. Avond aan
avond moetenbrandweer en politie
slag leveren tegen de indringers
Die hebben makkelijk spel. Deuren
zijn losgescheurd en planken wegge
rukt van de dichtgespijkerde ramen.
En waar een deur stand hield, werd
een tussenmuur in puin geslagen. Zo
wacht het oude buurtje op zijn totale
ondergang.
Hoe heeft dit niet te keren verval
het oude stadje kunnen besluipen?
Het is kort gehouden door de oude
moedergemeente Delft, de trotse Prin-
sestad, die vrees had voor een te grote
ontwikkeling van haar haven, zodat zij
in de schaduw ervan zou moeten leven.
„Dat is een geluk geweest voor Rot
terdam," zei burgemeester mr. G. F.
van Walsum eens, „want ware die
vrees er niet geweest, dan zou het wel
eens gebeurd kunnen zijn. dat Delfsha
ven Rotterdam had geannexeerd..."
In de Napoleontische tijd had Delfs
haven zijn kans gegrepen om een zelf
standige gemeente te worden. Het
maakte zich los van Delft, maar in de
daaropvolgende decennia bleek al spoe
dig, dat het Delfshaven aan middelen
ontbrak om zijn zelfstandigheid lang
te kunnen volhouden. De oppervlakte
van de gemeente was groot; de oost-
rarid ervan werd gevormd door de te
genwoordige Gouvernestraat, die thans
tot de city van Rotterdam wordt gere
kend. Er werd daar maar in het wilde-
weg gebouwd en het ontbrak Delfsha
ven aan middelen om in die ver van de
kern gelegen „nieuwbouw" ook maar
iets te doen om de verwaarlozing te
keren. Straatverlichting kon er niet ko
men, want als die er kwam, zei de bur
gemeester, dan zou de slechte toestand
van de straten nooit verbeteren. En de
.straatverbetering en -reiniging konden
niet ter hand worden genomen omdat
de bewoners „wanneer zij weten dat de
gemeente dit doet, zjj alles op straat
zullen werpen. Zy zijn aan vuil ge
wend, want zij zijn er in opgegroeid."
Het lykt wat op een vicieuze cirkel.
Kort na 1840 kreeg Rotterdam zijn
kans. Van Delfshavense zijde werd wel
gevoeld voor annexatie, maar Rotter
dam liet de kans glippen. Wat later
grotelijks werd betreurd, want toen in
Rotterdam de geesten rijp waren ge
worden voor een gebiedsuitbreiding met
de totale gemeente Delfshaven, ging
de stad van Piet Hein hoog te paard
zitten. Daar is toen, honderd jaar gele
den, veel geschrijf en gewrijf over ge
weest tot men in het begin van de ja
ren tachtig aan beide zijden wel inzag,
dat het zo niet verder kon. Delfshaven
had zelfs geen geld meer om zijn ha
ven uit te baggeren.
Toch hield Delfshaven zijn verzet nog
vol, omdat het de Rotterdamse uitbrei
dingsplannen vreesde. Daarin was o.m.
vervat, dat er bijwestelijk Rotter
dam een kanaal zou worden gegraven
en een spoorwegemplacement zou wor
den aangelegd. Desondanks kwam in
december 1885 de wet tot annexatie tot
stand en op 1 januari 1886 trad zij in
werking: Delfshaven behoorde tot het
Rotterdamse gemeentegebied.
Wij willen besluiten met een citaat
uit het pas verschenen werk „Van
Zielzorg op zee—
(Van een verslaggever)
Rotterdam, 17 juni De passa-
giersgemeensc.hap aan boord van
een zeeschip bezit een sfeer die
moeilijk te omschrijven valt. Een
^an de kenmerken ervan is wel het ge-
°el dat vooral zij leren kennen die
.°°r een eerste maal de eenzaamheid
jjhdervinden die onweerstaanbaar uit
baat in een watervlakte zonder einde
^'aarin zelfs de grootste oceaanbedwin-
jprs onder de categorie „nietigheid"
k°nrjen te vallen. Binnen het kader van
®eh strak getrokken railing komen de
Passagiers in een bepaalde toestand
>an rust waaraan geen ontspanning
van welke aard ook veel veranderen
5an. Het is dan ook niet verwonderlijk
Jat er aj 0( niet aan de borreltafel
renlang geboomd wordt over ,,'s men
en leven on dood". Vooral gebeurt dit
jJa boord van de emigrantenschepen.
®ze mensen, die een zekerheid ach-
eriaten om naar een onzekerheid te
grijpen, ervaren aan boord van het
,cnip dat hen naar het nieuwe land
rengt, een vacuum tussen verleden
J* toekomst. Geen wonder dat de aal
moezeniers die zich aan boord van de-
schepen bevinden meestal van
hiorgens tot 's avonds in touw zijn.
Het boordaalmoezenierschap is geen
s!necure. Het vergt een snel aanpas-
'ngs vermogen, soepele omgangsvor-
v. een heldere kijk op de noden en
"ehoeften van degenen die aan zijn
kostelijke verzorging zijn toevertrouwd
begrip omtrent de ruime marge die
„"sJc ligt tussen parochiële zielzorg en
6 op een schip.
v boord van de emïgrantenschepen
Jren nu alweer tien jaar aalmoeze-
eens een driedaagse orkaan op te ste
ken, zoals de Haagse kapelaan J.
Steenman van de parochie van O.L.
Vrouw van Goede Raad eens mee
maakte. Tengevolge daarvan werd er
aan boord meer biecht gehoord dan hy
maar in de verste verte had kunnen ver
moeden.
By de emigrantenschepen spreekt
men veel over zielzorg voor hen die
geestehjk niet „afgewerkt" zijn. Boven
dien heeft de boordaalmoezenier daar
vele andere taken. Zo bereidt hy de
emigranten voor op het parochieleven
dat ze te wachten staat, op de (onge
subsidieerde) bijzondere scholen, hij
leert ze in het Engels biechten, en bid
den, houdt dagsluitingen, draagt de
mis op, doopt kinderen en bezit zelfs
de bevoegdheid tot vormen. Ook zie
kenbezoek komt hierby. De jurisdictie
op emigrantenschepen en andere sche
pen valt onder de Congregatie van het
Consistorie. Deze bezit een supremum
consilium voor de emigranten waarin
elk land dat met emigratie te maken
heeft, een vertegenwoordiger bezit.
Voor Nederland is dat mgr. v. d. Hoog
te. Deze heeft ook tot taak boordaal-
moezeniers uit te zoeken, te testen,
geestelyke leiding te geven en op hun
taak voor te bereiden. De aanstelling
is gedelegeerd aan de internuntius.
Omdat sinds enkele jaren emigranten
ook vaak aan boord van passagiers
schepen varen is het boordaalmoeze
nierschap zich gaan uitbreiden tot
schepen die niet specifiek emigranten
schepen zijn. Daaronder vallen dus b.v.
de Rijndam, de Statendam, de
Maasdam van do Holland Amerika-Lijn
en de Oranje van de Maatschappy Ne
derland en de Willem Ruys van de Rot
terdamse Lloyd. De regeringsschepen
varen sinds enige tyd onder de naam
van een eigen maatschappij, Trans
oceaan N.V. geheten. Hieronder vallen
o.m. de van Oldenbarnevelt, de Zui
derkruis, de Groote Beer, de Water
man en de Sevenseas.
Van de rederij ontvangen de aalmoe
zeniers geen salaris. Zij krijgen een
gratis overtocht tweede klasse en een
kleine toelage. De salariëring wordt
hun door mgr. v. d. Hoogte verstrekt
die het weer put uit een kas van het
episcopaat.
Het altaar aan boord van de „Rotterdam" van de Holland Amerika Lijn. Hier wor
den de missen opgedragen door geestelijken die niet speciaal hiervoor zijn
aangewezen, maar de reis als passagier meemaken.
Het blijkt dus dat de kerk zelf gel
delijke oilers brengt om dit aalmoeze-
nierschap uit te oefenen. Met nanie het
Apostolaat ter zee zou hiervoor graag
een andere regeling zien waardoor de
aalmoezeniers voor hun dienstverlening
een vergoeding van de rederijen zou
den gaan ontvangen. Zo meent pater
Koevoets S.C.J., die het Apostolaat ter
zee in Rotterdam leidt, dat ook buiten
de havens de zielzorg onder de beman
ning moet kunnen worden uitgeoefend.
De rederyen staan echter op het stand
punt dat deze slechts voor de passrv-
giers bestemd is. Wel mogen beman
ningsleden zich uit eigen beweging tot
de aalmoezeniers wenden, mogen zij,
voorzover de dienst dit toelaat, in con
tact treden met de geestelijken aan
boord, de mis meevieren en sacramen
ten ontvangen. Pater Koevoets zou
graag hebben dat de zielzorg zich ook
vrü kon uitstrekken tot de bemannings
leden, maar hiervan willen de rederijen
nog niets weten.
Hoewel de onkerkelykheid onder de
bemanningsleden vrij' groot is, men
zou het een geestelijke beroepsziekte
kunnen noemen, riir er vele aal
moezeniers die bemerkt hebben dat er
vaak prijs wordt gesteld op een con
tact met een aalmoezenier. Zo werd
aan kapelaan Steenman eens gevraagd
of hy de bemanningsleden te min acht
te om zich met hen te bemoeien
Hie
Het
rs mee. Sinds drie jaar is dit ook
geval aan boord van passagiers-
d® Rott. Lloyd en de Maatschappij Ne
tland.
j .Service aan de passagiers" noemen
a! rederijen het wanneer priester en
"jminee aan boord meetrekken om de
d^telike belangen van de opvaren-
-,„n te behartigen. „Hard werken en
k. eri vakantiepleziertje", zo bundelt
J. v. d. Hoogte, thans deken van
sJHsterdam en tegeiyk landelijk bis- tBÊSÊm
'''JPPelijk commiSSaris voor de emi- H
bn, e aan wie ooli de selectie der
e ordaalmoezeniers is toevertrouwd, de
u.V^ringen van de ongeveer 300 gees- 1 PsS 'tflBH
I "Jken die in de loop der jaren aan
2rd werkzaam zün geweest. llilsP»-® e"- D'B *W:
fl.Er zyn er i,ee| wat teruggekomen
l een tocht meemaakten in hun va-
Vo- maar die na afloop kwamen In de bioscoopzaal, aan boord van de „Statendam" kan ook het misoffer worden
Ij^-fllen dat ze allesbehalve vakantie opgedragen. Het fraaie altaar wordt geflankeerd door de beeltenissen van de
a®n gehad. En dan hoeft er nog niet
H. Maagd en de H. Christopharus, naar ontwerp van Anton Winkel.
n
Het is ook de ervaring van mgr. v. d.
Hoogte, die zelf alle routes heeft
bevaren die de b oordaalmoezeniers
gaan, dat de bemanning graag spreekt
jver geloofszaken „en vooral over theo
logische problemen". „Meestal ben je
na vjjf minuten praten met een wild
vreemde, verstrikt in een brede dis
cussie over dergeljjke aangelegenhe
den."
Het is opvallend hoezeer de zielzorg
tan boord soms een ingreep voor het
leven betekent voor de passagiers. Ook
het contact dat er tussen aalmoezenier
en dominee aan boord bestaat en dat
altyd voortreffelijk is, maakt veel in
druk. Deze verbroedering levert dan
weer reacties op van de „feilen", de
„anti's". Zo krijgt de oecumenische ge
dachte hier zeer levendig gestalte.
De selectie van de boordaalmoeze-
niers verloopt streng. Zowel de pas
toor, de bisschop, de bisschoppelyke
commissaris voor de emigratie en ten
slotte mgr. v. d. Hoogte zelf, moeten
hun goedkeuring geven. Temeer omdat
het voor vele mensen aan boord soms
de enige keer is dat ze zo nauw in
contact kunnen treden met een katho
lieke geesteiyke, worden er hoge eisen
gesteld aan de kandidaten. Dikwijls
komt het ook voor dat geestelijken op
deze manier ook geëmigreerde fami
lieleden kunnen bezoeken.
Er zijn echter ook enkele priesters
die jarenlang als vaste boordaalmoe
zenier optreden. Momenteel zün dat
pater M. Agasi O.E.S.A. en pater P
Kiene S.J. die hierdoor bij vele beman
ningen en ook passagiers als vaste
meereizenden bekend zijn en die een
schat aan ervaringen hebben opgedaan.
Terwöl in katholieke landen als Italië
en Spanje schepen al sinds jaren aal
moezeniers aan boord hebben die daar
zelfs communiefeesten en uitgebreide
paas- en kerstvieringen kunnen orga
niseren, kent men dit instituut in de
Engels sprekende landen nog niet. Wel
zyn dominees aan boord van Engelse
emigrantenschepen, zoals ook in Duits
land het geval is. Aan boord van En
gelse schepen is het ook wel gewoonte
dat de kapitein een dienst leidt.
Het is in elk geval verheugend dat
nu ook aan boord van de passagiers
schepen zielzorg uitgeoefend kan wor
den, dat men op hoge feestdagen de
plechtigheden aan boord kan meevie
ren en dat juist degenen die temid
den van een wildvreemde omgeving,
met een onzekere toekomst voor
ogen, met angst, spyt of wanhoop in
hun hart, steun zoeken, deze ook kun
nen vinden by degenen die hiervoor
het meest geschikt zyn. Het is een
stuk zielzorg dat zich onttrekt aan
statistieken, dat in sommige geval
len maar kort van duur is, maar te-
gelyk onberekenbaar in zyn gevolgen.
En dus de moeiten en offers waard.
Het begrip „zwutwaterliefde" is voor
ieder, die de vakantieperiode aan boord
van een schip heeft meegemaakt, dui
delijk. Het is dan ook geen wonder dat
het toedienen van het sacrament van
het huwelijk aan boord van schepen
verboden is door de kerkelijke over
heid. Ook hier zal de ervaring wel
leermeester zijn geweest bij het opstel
len van deze regeling door de Congre
gatie van het Consistorie.
De politieman rijdt zijn rondjes langs de oude, smalle panden van Achterhaven
en Piet Heynsplein; de sloper is zijn werk al begonnen. „Avond aan avond moeten
brandweer en politie slag leveren tegen de indringers...."
Poort tot Poort" van Jan Nieuwen-
huis. Aansluitend op de wens, die bur
gemeester Van Citters, de laatste van
Delfshaven, by zyn aftreden uitsprak,
nl. dat Delfshaven niet zou worden be
schouwd als een stiefkind maar als een
troetelkind van Rotterdam, schrijft hy:
„Of Delfshaven zich ooit zo gevoeld
heeft, mag betwijfeld worden. Het uit
breidingsplan voor het westen is na ve
le veranderingen tenslotte meegeval
len.... Maar een troetelkind is Delfs
haven niet bepaald geworden; de schil
derachtige oude kern is bij de elkaar op
volgende gemeentebesturen allerminst
het voorwerp geweest van overdreven
zorg. Oud-Delfshaven was een schrik
beeld, dat te annexeren gemeenten
werd voorgehouden om duidelijk te ma
ken welk lot hen wachtte. In i919, toen
het misschien nog niet te laat was, stel
de het raadslid A an der Wilde de
vraag, wat toch de oorzaak was, dat
B. en W. van Rotterdam de kom van
het voormalige Delfshaven maar steeds
verder lieten verwaarlozen.„Wordt
het nu eindelijk dan toch niet eens
meer dan tijd, dat men ziet, reeds se
dert lang een grote fout begaan te
hebben met aan den toestand daar ter
plaatse absoluut geen aandacht te wij
den?" Tien jaar later het was in de
tijd van de ontworpen grote gebiedsuit
breiding kon er nog een brochure
verschijnen, die een pleidooi bevatte
om de belangrijkste annexaties weer
ongedaan te maken. „Nu reeds bewijst
Rotterdam, dat met name Oud-Delfs
haven niets gewonnen heeft door de
inlijving bij Rotterdam. Het is een
ruïne. Daar staat onze grote zeeheld
Piet Hein in een slecht onderhouden,
moerassig parkje en de kaduke gebou
wen enz. (Aehterhaven en Havenstraat
omgeving) zien er uit of er nooit naar
omgekeken wordt. En de geschiedenis
met de oude begraafplaats aan de
Westzeedük bewijst, hoe weinig plaats
er in de groot» stad is voor piëteit..."
Tot zover Nieuwenhuis.
En het is altijd zo gebleven, al vond
het raadslid Van der Wilde dan opvol
ging door mej. Lucy Vuylsteke, wier
stem in de Rotterdamse raadzaal
klinkt als die van een roepende ih de
woestyn van staal, glas en al dan niet
voorgespannen beton. Het puin van
Oud-Delfshaven valt met zware plof
fen. En wat er nog staat rot langzaam
weg. Piet Hein werpe de admiraalsstaf
neer en sla de hand voor de ogen.
Als nummer zes van de nieuwe Cre
do-reeks is een diepzinnig boek
over de H. Geest verschenen. De
schrijver is p. A. M. Henry O.P.,
directeur van „La vie spirituelle". Wij
vestigen met nadruk de aandacht op
dit werk, omdat het in byzondere mate
actueel is.
Al te lang is in onze spiritualiteit de
H. Geest de „grote Onbekende" ge
weest, zeer ten nadele van ons geeste
lijk leven en van de verschyningsvorm
van het Christendom tegenover de we
reld. Anderzyds mag men spreken van
een opleven van de belangstelling voor
de derde Persoon der H. Drievuldig
heid, getuige de groei van de reforma
torische Pinkstergroepen. Hun. activi
teit heeft ongetwijfeld mede de katho
lieke theologen geïnspireerd tot een
grondige herziening van de traditionele
leer over de H. Geest.
Daar komt nog bij, dat er in de gro.
te wereldgodsdiensten eveneens een
soort Pinksterbeweging gaande is. In
Hervormd Nederland werd onlangs
terecht geconstateerd, dat Europa en
Amerika zendingsvelden der grote
godsdiensten zijn geworden, zoals
Azië en Afrika het zijn geweest voor
de christelijke Kerk. Het aantal ge
schriften, die het hindoeïsme, het
boeddhisme en de islam aanprijzen,
neemt gestadig toe. Tot deze gods
diensten bekeerde Europeanen en
Amerikanen brengen u gaarne de
biyde boodschap der bevrijding Zy
zijn ook bereid te bewijzen, dat het
Christendom gefaald heeft, en waar-
om. dat wel móést geschieden. De
vrijzinnige, zeer actieve Ahmadiyya-
beweging van de Islam heeft niet al
leen een keurige vertaling van de Ko
ran uitgegeven, maar is onlangs ook
gekomen met een goed verzorgd tyd-
schrift o.m. geredigeerd door Neder
landse moslims.
Om ai deze redenen is het boek van
p. Henry m hoge mate actueel en wel
kom De auteur geeft in de eerste drie
hoofdstukken een voortreffeiyke uiteen
zetting van de wyze, waarop in de god
delijke Openbaring stap voor stap de
Persoon en de werking van de H. Geest
steeds duidelijker wordt. Deze hoofd-
stukken steunen geheel op de moderne
Bijbelexegese en zijn daarom bovendien
zeer geschikt om een beter begrip van de
H. Schrift te bevorderen. Wanneer een
maal een zuiver geestelijk verstaan van
de Geest Gods een feit is gewor
den, heeft het eerste Pinksterfeest
plaats en wordt de „Kracht uit den
hoge die Christus beloofd had, tast
baar in het gedrag van de Apostelen
en eerste leerlingen. In het bewustzyn
der latere Christenen is de kennis om
trent de H. Geest echter slechts traag
vooruitgegaan, als er tenminste über
haupt over vooruitgang mag gesproken
worden.
logisch geschoolden is wel enige in
spanning nodig om de uiteenzettingen
van de schrijver te volgen, ofschoon het
zeker geen boek is voor uitsluitend vak
mensen. Dit moge evenwel niemand
weerhouden het ter hand te nemen-
het onderwerp is te belangrijk om ver
waarloosd te worden. Als wij een be
zwaar mogen formuleren, dan moeten
wij toegeven, dat de auteur wel wat al
te abstract is gebleven in de behande
ling van zyn thema. Wij zouden gaar
ne hebben gezien, dat hy meer reke
ning had gehouden met de betekenis
van de H. Geest voor het concrete
christeiyke leven. Nu blijft het o.i. iets
te veel in de sfeer van theologische be
spiegelingen hangen. Desondanks zijn
wij oprecht dankbaar voor dit mooie
boek, dat veel kan bydragen tot dc zo
nodige kennis van de H. Geest, van Wie
JT .-m Gods heilsbestel In alles afhan
kelijk zyn. Voor ons geestelyk leven is
ernstige bezinning op Hem, aan Wie wH
onze heiliging danken, onmisbaar. Het
boek is behoorlyk vertaald door G. W.
vaI> Kalmthöut en uitgegeven by de
N.V. Standaard-Boekhandel te Amster
dam. l
de algemene onwetendheid over
de H. Geest wydt de schrijver een apart
hoofdstuk. Daarna behandelt hy de na
men en attributen van de H. Geest,
Zyn zending en besluit met een zeer
heldere verhandeling over de wet van
de H. Geest en de vrijheid.
Dit is naar onze mening een prach
tig boek, dat met recht een plaats in
?e .Credoreeks heeft gekregen. Gemak
kelijk is het echter niet. Voor niet-theo-
De moderne literatuur levert weinig
familieromans op en vindt genoeg stof
in de problematiek van het individu
door de snelle verandering van de
sociale verhoudingen. Het heeft vaak
de schijn of de mensen van een vroegere
generatie een bestaan leidden, waarin
de stroom van het leven geen versnel
lingen kende en vrijwel rimpelloos was.
Een auteur als Howard Spring, die
altyd weer weet te boeien, al is hij wat
uitvoerig met zijn beschrijving van de
entourage, waarin zyn figuren verke
ren, toont ons ook in zyn laatste boek,
„Tot de schaduwen lengen", waarvan
een goede vertaling door A. E. C. Vuer-
hard-Berkhout by A. W. Sythoff in Lei
den verscheen, aan. dat het anders
was. Een passage uit een gebed van
Newman, waarin de Heer om bijstand
gevraagd wordt „gedurende heel dit on
rustige leven", dat als motto voor deze
roman werd gekozen, wyst er al onmid-
dellyk op.
Drie vrouwenfiguren, uit het Victori-
a nse tijdperk, een volgende periode en
uit de huidige samenleving, treden in
het byzonder naar voren. Men leert
ook de „nouveaux riches" uit de jaren
na de Tweede Wereldoorlog kennen
Uit de beschreven gebeurtenissen krygt
men een goed beeld van de wijzigingen
in het maatschappelijk leven, waarby
men zeker niet altyd kan zeggen, dat
zy winst betekenen.
Een grote verdienste is, dat by tal
van dramatische gebeurtenissen, die
diep mgrypen op de menselijke per
soon, telkens suggestief de grote kracht
van een gezond familieleven tot uitinc
komt.
Voor ons betekent het lezen van een
dergelijk boek, dat nog oóg heeft voor
andere waarden in de mens dan het
sexuele. waaraan overigens geenszins
wordt voorbygegaan, een herademing
in de baaierd van de tegenwoordige psy
chologische romans, waarin slechts dit
element van belang wordt geacht L A,