OUDE GLORIE TOT ONDERGA GEDOEMD Wat de moker verteert het bederf Boordaalrnoezen iers maken géén vakantiereisje Diepzinnig boek over de HEILIGE GEEST s „EN GEEN ZOUTJVATERHUWELIJKEN" Nachtelijke rovers ZATERDAG 24 JUNI 1961 herval en afbraak grijnzen de bezoeker van het oude stadje Delfs haven tegen, wanneer hij op speurtocht is naar de bakermat van ^iet Hein. De glorie, waarvoor Delft eens zo beducht was, ligt wel verre achter ons. Enkele kilometers oostwaarts raast en rost de Rotterdamse bedrijvigheid, maar achter de wallen van het oude havenstadje kan men alleen nog maar dromen van de tijden, toen hier heren met kuitkousen en krullenpruiken langs de waterkant schreden op weg naar het Magazijn der Delftse Kamer van de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Zelfs deze droom komt nu tot een einde; het Rotterdamse havengebied slaat zich een weg dwars door het hart van het oude stadje Bemanning? Bomen „l ot de schaduwen lengen" Piet Hein ziet Delfshaven tot puin vervallen Nog wijst de zeeheld met zijn staf naar het voormalige, handelsmagazijn van de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Het zal niet lang meer duren. Van de drukke Schiedamseweg. ver binding tussen de steden van het ge- coaguleerde Maaswater en de Ouwe klare, valt men ineens in de diepe stil ts, wanneer men de Aelbrechtskolk o-p Wandelt. Een omwald grachtje, waarin een oude houten mijnenveger drijft als home van een troep zeeverkenners. Aan de kade verrijst de Oude Kerk, in gebruik by de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt) te Rotterdam-Delfs'ha- ven. Amerikanen met gevoel voor his torie kijken er met vertedering naar, want van hier vertrokken eens de vro me Nederlandse Pilgrim Fathers naar het geheimzinnige Land der Indianen. Daar, aan die oude wallen, zijn heel wat afseheidstranen vergoten toen de houten .schepen de Achterhaven uitvoe ren voor een ongewisse tocht. Nu kan men daar, vanaf hetzelfde punt. op de glinstering van de Nieuwe Maas de luxueuze H.A.L.-schepen zien glijden, die de reis naar de States binnen de week maken. Dicht bjj de kerk overwelft een oud gebouwtje het water; het gildehuisje der Zakkendragers is, met de kerk, het enige bouwwerk, waar nog ,,iets" aan gebeurt. Voor de rest is het eé verzak kende verwaarlozing wat de klok slaat. Even verderop, op de Aehterhaven, vindt men een wipbrug, die toegang geeft tot een 30 meter lang straatje. Op nummer zes staat een oude gevel, die bij nader beschouwen imitatie-an tiek is, want een zekere. Bernardus Bakker Rzn. heeft er op 8 maart 1871 de eerste steen voor gelegd. Hij was toen een zevenjarige knaap en de plechtigheid zal wel luisterrijk zijn ge weest, want een andere, symmetrisch geplaatste gevelsteen vermeldt, dat dit was de „Geboorteplaats van den Lt. Admiraal Pieter Pieterszoon Heyn, 27 November 1577". De gedachtenis van de veroveraar van de Zilveren Vloot („zijn daden bennen groot", bis) wordt hier overi gens wel geëerd, want het wel schilder achtige, maar onaanzienlijke straatje, waaraan zijn geboortester ligt, is naar hem genoemd. Volgt men dit straatje, dan waant men zich in een klein Frans stadje. Achter het lommer van liet ge boomte ontwaart men op een stil plein tje een rij gekalkte gevels van smalle huisjes. Een paar kinderen spelen in de zon en een oude heer neemt wat rust op een stenen paaltje. Dat is het Piet Heynsplein, gedoemd om te verdwij nen. Aan het einde ervan, fors gebarend naar de Achterhaven, staat het stand beeld van de zeeheld en de verfblad- ders hangen aan zijn weidse broek. Met zijn staf wijst hij naar een groot bak stenen gebouw, achter aan de kade. Dat gebaar heeft zin, want het bouw werk was eens het magazijn van de Oost-Indische Compagnie. Nu zit er een teep- en sodafabriek in, die met groti piëteit een klein ijzeren stoephekje voor verval behoedt, omdat er de let ters V.O.C. in zijn verwerkt. Eens heeft dit bouwwerk een toren bezeten en de vier dakhoeken waren bekroond met wereldbollen. Van deze luister is niet veel overgebleven sedert in de vorige eeuw een felle brand het pand teisterde, maar tot troost van hst nageslacht bewaart de fabrieksdirectie het zoveel mogelyk in de oude staat. De Rotterdamse vroeden, die het se dert de annexatie in 1886 voor het zeg gen hebben, besloten dat Piet Hein moet vebhuizen. Hij zal ongeveer 75 meter achteruit moeten, want op de laats waar hij nu staat, zal een ver- ■indingskanaal komen tussen de Cool- haven en de Achterhaven. Rotterdam moet namelijk zijn waterkering verho gen. De oude kering werd gevormd door de typische winkelstraat van eer. klein, oud stadje, de Havenstraat, en de Mathenesserdyk. Deze functie zal worden overgenomen door de West- zeedyk en de Hudsonstraat:. Nu had men die hele Delfshavense doorbraak wel kunnen voorkomen, door de Ruigeplaatsluis die in het nieuwe tracé ligt te vernieuwen, maar dat was even duur als tydrovend; de scheepvaart zou er lange tijd door ge hinderd worden. Daarom koos men de weg van de minste weerstand: de 78 oude Delfshavense woninkjes en de 29 bedrijfsruimten, yie ten offer moeten vallen, zijn niet tot weerstand in staat. Daar, waar het stille Piet Heynsplein overgaat in het Achterwater, wordt de moker gezwaaid. De smalle, oude huis jes tonen in hun bouw de oorsprong van de naamgeving; hier moet een smal grachtje hebben gelopen, dat later werd gedempt; de benedenste verdie pingen zijn nu heel laag en men moet bukken om er binnen te gaan. En bin nen heerst de chaos, die aan de slo ping vooraf gaat. De jonge generatie van Oud-Delfshaven. belust op buit. dringt, tegen het vallen van de avond de huizen binnen om er het loden buis- werk en de zinken goten te roven. ..Het is me het volkje wel," zucht de politie-agent, die zijn rondjes om de af braak rijdt. ,,Dat oud-metaal gaat naar de mannetjes die op de straathoeken sigaretjes staan te roken en er een Als dc lood- en zinkrovers niet door de deur komen, breken ze wel door de verbindingsmuur. paar centen voor geven. Avond aan avond moetenbrandweer en politie slag leveren tegen de indringers Die hebben makkelijk spel. Deuren zijn losgescheurd en planken wegge rukt van de dichtgespijkerde ramen. En waar een deur stand hield, werd een tussenmuur in puin geslagen. Zo wacht het oude buurtje op zijn totale ondergang. Hoe heeft dit niet te keren verval het oude stadje kunnen besluipen? Het is kort gehouden door de oude moedergemeente Delft, de trotse Prin- sestad, die vrees had voor een te grote ontwikkeling van haar haven, zodat zij in de schaduw ervan zou moeten leven. „Dat is een geluk geweest voor Rot terdam," zei burgemeester mr. G. F. van Walsum eens, „want ware die vrees er niet geweest, dan zou het wel eens gebeurd kunnen zijn. dat Delfsha ven Rotterdam had geannexeerd..." In de Napoleontische tijd had Delfs haven zijn kans gegrepen om een zelf standige gemeente te worden. Het maakte zich los van Delft, maar in de daaropvolgende decennia bleek al spoe dig, dat het Delfshaven aan middelen ontbrak om zijn zelfstandigheid lang te kunnen volhouden. De oppervlakte van de gemeente was groot; de oost- rarid ervan werd gevormd door de te genwoordige Gouvernestraat, die thans tot de city van Rotterdam wordt gere kend. Er werd daar maar in het wilde- weg gebouwd en het ontbrak Delfsha ven aan middelen om in die ver van de kern gelegen „nieuwbouw" ook maar iets te doen om de verwaarlozing te keren. Straatverlichting kon er niet ko men, want als die er kwam, zei de bur gemeester, dan zou de slechte toestand van de straten nooit verbeteren. En de .straatverbetering en -reiniging konden niet ter hand worden genomen omdat de bewoners „wanneer zij weten dat de gemeente dit doet, zjj alles op straat zullen werpen. Zy zijn aan vuil ge wend, want zij zijn er in opgegroeid." Het lykt wat op een vicieuze cirkel. Kort na 1840 kreeg Rotterdam zijn kans. Van Delfshavense zijde werd wel gevoeld voor annexatie, maar Rotter dam liet de kans glippen. Wat later grotelijks werd betreurd, want toen in Rotterdam de geesten rijp waren ge worden voor een gebiedsuitbreiding met de totale gemeente Delfshaven, ging de stad van Piet Hein hoog te paard zitten. Daar is toen, honderd jaar gele den, veel geschrijf en gewrijf over ge weest tot men in het begin van de ja ren tachtig aan beide zijden wel inzag, dat het zo niet verder kon. Delfshaven had zelfs geen geld meer om zijn ha ven uit te baggeren. Toch hield Delfshaven zijn verzet nog vol, omdat het de Rotterdamse uitbrei dingsplannen vreesde. Daarin was o.m. vervat, dat er bijwestelijk Rotter dam een kanaal zou worden gegraven en een spoorwegemplacement zou wor den aangelegd. Desondanks kwam in december 1885 de wet tot annexatie tot stand en op 1 januari 1886 trad zij in werking: Delfshaven behoorde tot het Rotterdamse gemeentegebied. Wij willen besluiten met een citaat uit het pas verschenen werk „Van Zielzorg op zee— (Van een verslaggever) Rotterdam, 17 juni De passa- giersgemeensc.hap aan boord van een zeeschip bezit een sfeer die moeilijk te omschrijven valt. Een ^an de kenmerken ervan is wel het ge- °el dat vooral zij leren kennen die .°°r een eerste maal de eenzaamheid jjhdervinden die onweerstaanbaar uit baat in een watervlakte zonder einde ^'aarin zelfs de grootste oceaanbedwin- jprs onder de categorie „nietigheid" k°nrjen te vallen. Binnen het kader van ®eh strak getrokken railing komen de Passagiers in een bepaalde toestand >an rust waaraan geen ontspanning van welke aard ook veel veranderen 5an. Het is dan ook niet verwonderlijk Jat er aj 0( niet aan de borreltafel renlang geboomd wordt over ,,'s men en leven on dood". Vooral gebeurt dit jJa boord van de emigrantenschepen. ®ze mensen, die een zekerheid ach- eriaten om naar een onzekerheid te grijpen, ervaren aan boord van het ,cnip dat hen naar het nieuwe land rengt, een vacuum tussen verleden J* toekomst. Geen wonder dat de aal moezeniers die zich aan boord van de- schepen bevinden meestal van hiorgens tot 's avonds in touw zijn. Het boordaalmoezenierschap is geen s!necure. Het vergt een snel aanpas- 'ngs vermogen, soepele omgangsvor- v. een heldere kijk op de noden en "ehoeften van degenen die aan zijn kostelijke verzorging zijn toevertrouwd begrip omtrent de ruime marge die „"sJc ligt tussen parochiële zielzorg en 6 op een schip. v boord van de emïgrantenschepen Jren nu alweer tien jaar aalmoeze- eens een driedaagse orkaan op te ste ken, zoals de Haagse kapelaan J. Steenman van de parochie van O.L. Vrouw van Goede Raad eens mee maakte. Tengevolge daarvan werd er aan boord meer biecht gehoord dan hy maar in de verste verte had kunnen ver moeden. By de emigrantenschepen spreekt men veel over zielzorg voor hen die geestehjk niet „afgewerkt" zijn. Boven dien heeft de boordaalmoezenier daar vele andere taken. Zo bereidt hy de emigranten voor op het parochieleven dat ze te wachten staat, op de (onge subsidieerde) bijzondere scholen, hij leert ze in het Engels biechten, en bid den, houdt dagsluitingen, draagt de mis op, doopt kinderen en bezit zelfs de bevoegdheid tot vormen. Ook zie kenbezoek komt hierby. De jurisdictie op emigrantenschepen en andere sche pen valt onder de Congregatie van het Consistorie. Deze bezit een supremum consilium voor de emigranten waarin elk land dat met emigratie te maken heeft, een vertegenwoordiger bezit. Voor Nederland is dat mgr. v. d. Hoog te. Deze heeft ook tot taak boordaal- moezeniers uit te zoeken, te testen, geestelyke leiding te geven en op hun taak voor te bereiden. De aanstelling is gedelegeerd aan de internuntius. Omdat sinds enkele jaren emigranten ook vaak aan boord van passagiers schepen varen is het boordaalmoeze nierschap zich gaan uitbreiden tot schepen die niet specifiek emigranten schepen zijn. Daaronder vallen dus b.v. de Rijndam, de Statendam, de Maasdam van do Holland Amerika-Lijn en de Oranje van de Maatschappy Ne derland en de Willem Ruys van de Rot terdamse Lloyd. De regeringsschepen varen sinds enige tyd onder de naam van een eigen maatschappij, Trans oceaan N.V. geheten. Hieronder vallen o.m. de van Oldenbarnevelt, de Zui derkruis, de Groote Beer, de Water man en de Sevenseas. Van de rederij ontvangen de aalmoe zeniers geen salaris. Zij krijgen een gratis overtocht tweede klasse en een kleine toelage. De salariëring wordt hun door mgr. v. d. Hoogte verstrekt die het weer put uit een kas van het episcopaat. Het altaar aan boord van de „Rotterdam" van de Holland Amerika Lijn. Hier wor den de missen opgedragen door geestelijken die niet speciaal hiervoor zijn aangewezen, maar de reis als passagier meemaken. Het blijkt dus dat de kerk zelf gel delijke oilers brengt om dit aalmoeze- nierschap uit te oefenen. Met nanie het Apostolaat ter zee zou hiervoor graag een andere regeling zien waardoor de aalmoezeniers voor hun dienstverlening een vergoeding van de rederijen zou den gaan ontvangen. Zo meent pater Koevoets S.C.J., die het Apostolaat ter zee in Rotterdam leidt, dat ook buiten de havens de zielzorg onder de beman ning moet kunnen worden uitgeoefend. De rederyen staan echter op het stand punt dat deze slechts voor de passrv- giers bestemd is. Wel mogen beman ningsleden zich uit eigen beweging tot de aalmoezeniers wenden, mogen zij, voorzover de dienst dit toelaat, in con tact treden met de geestelijken aan boord, de mis meevieren en sacramen ten ontvangen. Pater Koevoets zou graag hebben dat de zielzorg zich ook vrü kon uitstrekken tot de bemannings leden, maar hiervan willen de rederijen nog niets weten. Hoewel de onkerkelykheid onder de bemanningsleden vrij' groot is, men zou het een geestelijke beroepsziekte kunnen noemen, riir er vele aal moezeniers die bemerkt hebben dat er vaak prijs wordt gesteld op een con tact met een aalmoezenier. Zo werd aan kapelaan Steenman eens gevraagd of hy de bemanningsleden te min acht te om zich met hen te bemoeien Hie Het rs mee. Sinds drie jaar is dit ook geval aan boord van passagiers- d® Rott. Lloyd en de Maatschappij Ne tland. j .Service aan de passagiers" noemen a! rederijen het wanneer priester en "jminee aan boord meetrekken om de d^telike belangen van de opvaren- -,„n te behartigen. „Hard werken en k. eri vakantiepleziertje", zo bundelt J. v. d. Hoogte, thans deken van sJHsterdam en tegeiyk landelijk bis- tBÊSÊm '''JPPelijk commiSSaris voor de emi- H bn, e aan wie ooli de selectie der e ordaalmoezeniers is toevertrouwd, de u.V^ringen van de ongeveer 300 gees- 1 PsS 'tflBH I "Jken die in de loop der jaren aan 2rd werkzaam zün geweest. llilsP»-® e"- D'B *W: fl.Er zyn er i,ee| wat teruggekomen l een tocht meemaakten in hun va- Vo- maar die na afloop kwamen In de bioscoopzaal, aan boord van de „Statendam" kan ook het misoffer worden Ij^-fllen dat ze allesbehalve vakantie opgedragen. Het fraaie altaar wordt geflankeerd door de beeltenissen van de a®n gehad. En dan hoeft er nog niet H. Maagd en de H. Christopharus, naar ontwerp van Anton Winkel. n Het is ook de ervaring van mgr. v. d. Hoogte, die zelf alle routes heeft bevaren die de b oordaalmoezeniers gaan, dat de bemanning graag spreekt jver geloofszaken „en vooral over theo logische problemen". „Meestal ben je na vjjf minuten praten met een wild vreemde, verstrikt in een brede dis cussie over dergeljjke aangelegenhe den." Het is opvallend hoezeer de zielzorg tan boord soms een ingreep voor het leven betekent voor de passagiers. Ook het contact dat er tussen aalmoezenier en dominee aan boord bestaat en dat altyd voortreffelijk is, maakt veel in druk. Deze verbroedering levert dan weer reacties op van de „feilen", de „anti's". Zo krijgt de oecumenische ge dachte hier zeer levendig gestalte. De selectie van de boordaalmoeze- niers verloopt streng. Zowel de pas toor, de bisschop, de bisschoppelyke commissaris voor de emigratie en ten slotte mgr. v. d. Hoogte zelf, moeten hun goedkeuring geven. Temeer omdat het voor vele mensen aan boord soms de enige keer is dat ze zo nauw in contact kunnen treden met een katho lieke geesteiyke, worden er hoge eisen gesteld aan de kandidaten. Dikwijls komt het ook voor dat geestelijken op deze manier ook geëmigreerde fami lieleden kunnen bezoeken. Er zijn echter ook enkele priesters die jarenlang als vaste boordaalmoe zenier optreden. Momenteel zün dat pater M. Agasi O.E.S.A. en pater P Kiene S.J. die hierdoor bij vele beman ningen en ook passagiers als vaste meereizenden bekend zijn en die een schat aan ervaringen hebben opgedaan. Terwöl in katholieke landen als Italië en Spanje schepen al sinds jaren aal moezeniers aan boord hebben die daar zelfs communiefeesten en uitgebreide paas- en kerstvieringen kunnen orga niseren, kent men dit instituut in de Engels sprekende landen nog niet. Wel zyn dominees aan boord van Engelse emigrantenschepen, zoals ook in Duits land het geval is. Aan boord van En gelse schepen is het ook wel gewoonte dat de kapitein een dienst leidt. Het is in elk geval verheugend dat nu ook aan boord van de passagiers schepen zielzorg uitgeoefend kan wor den, dat men op hoge feestdagen de plechtigheden aan boord kan meevie ren en dat juist degenen die temid den van een wildvreemde omgeving, met een onzekere toekomst voor ogen, met angst, spyt of wanhoop in hun hart, steun zoeken, deze ook kun nen vinden by degenen die hiervoor het meest geschikt zyn. Het is een stuk zielzorg dat zich onttrekt aan statistieken, dat in sommige geval len maar kort van duur is, maar te- gelyk onberekenbaar in zyn gevolgen. En dus de moeiten en offers waard. Het begrip „zwutwaterliefde" is voor ieder, die de vakantieperiode aan boord van een schip heeft meegemaakt, dui delijk. Het is dan ook geen wonder dat het toedienen van het sacrament van het huwelijk aan boord van schepen verboden is door de kerkelijke over heid. Ook hier zal de ervaring wel leermeester zijn geweest bij het opstel len van deze regeling door de Congre gatie van het Consistorie. De politieman rijdt zijn rondjes langs de oude, smalle panden van Achterhaven en Piet Heynsplein; de sloper is zijn werk al begonnen. „Avond aan avond moeten brandweer en politie slag leveren tegen de indringers...." Poort tot Poort" van Jan Nieuwen- huis. Aansluitend op de wens, die bur gemeester Van Citters, de laatste van Delfshaven, by zyn aftreden uitsprak, nl. dat Delfshaven niet zou worden be schouwd als een stiefkind maar als een troetelkind van Rotterdam, schrijft hy: „Of Delfshaven zich ooit zo gevoeld heeft, mag betwijfeld worden. Het uit breidingsplan voor het westen is na ve le veranderingen tenslotte meegeval len.... Maar een troetelkind is Delfs haven niet bepaald geworden; de schil derachtige oude kern is bij de elkaar op volgende gemeentebesturen allerminst het voorwerp geweest van overdreven zorg. Oud-Delfshaven was een schrik beeld, dat te annexeren gemeenten werd voorgehouden om duidelijk te ma ken welk lot hen wachtte. In i919, toen het misschien nog niet te laat was, stel de het raadslid A an der Wilde de vraag, wat toch de oorzaak was, dat B. en W. van Rotterdam de kom van het voormalige Delfshaven maar steeds verder lieten verwaarlozen.„Wordt het nu eindelijk dan toch niet eens meer dan tijd, dat men ziet, reeds se dert lang een grote fout begaan te hebben met aan den toestand daar ter plaatse absoluut geen aandacht te wij den?" Tien jaar later het was in de tijd van de ontworpen grote gebiedsuit breiding kon er nog een brochure verschijnen, die een pleidooi bevatte om de belangrijkste annexaties weer ongedaan te maken. „Nu reeds bewijst Rotterdam, dat met name Oud-Delfs haven niets gewonnen heeft door de inlijving bij Rotterdam. Het is een ruïne. Daar staat onze grote zeeheld Piet Hein in een slecht onderhouden, moerassig parkje en de kaduke gebou wen enz. (Aehterhaven en Havenstraat omgeving) zien er uit of er nooit naar omgekeken wordt. En de geschiedenis met de oude begraafplaats aan de Westzeedük bewijst, hoe weinig plaats er in de groot» stad is voor piëteit..." Tot zover Nieuwenhuis. En het is altijd zo gebleven, al vond het raadslid Van der Wilde dan opvol ging door mej. Lucy Vuylsteke, wier stem in de Rotterdamse raadzaal klinkt als die van een roepende ih de woestyn van staal, glas en al dan niet voorgespannen beton. Het puin van Oud-Delfshaven valt met zware plof fen. En wat er nog staat rot langzaam weg. Piet Hein werpe de admiraalsstaf neer en sla de hand voor de ogen. Als nummer zes van de nieuwe Cre do-reeks is een diepzinnig boek over de H. Geest verschenen. De schrijver is p. A. M. Henry O.P., directeur van „La vie spirituelle". Wij vestigen met nadruk de aandacht op dit werk, omdat het in byzondere mate actueel is. Al te lang is in onze spiritualiteit de H. Geest de „grote Onbekende" ge weest, zeer ten nadele van ons geeste lijk leven en van de verschyningsvorm van het Christendom tegenover de we reld. Anderzyds mag men spreken van een opleven van de belangstelling voor de derde Persoon der H. Drievuldig heid, getuige de groei van de reforma torische Pinkstergroepen. Hun. activi teit heeft ongetwijfeld mede de katho lieke theologen geïnspireerd tot een grondige herziening van de traditionele leer over de H. Geest. Daar komt nog bij, dat er in de gro. te wereldgodsdiensten eveneens een soort Pinksterbeweging gaande is. In Hervormd Nederland werd onlangs terecht geconstateerd, dat Europa en Amerika zendingsvelden der grote godsdiensten zijn geworden, zoals Azië en Afrika het zijn geweest voor de christelijke Kerk. Het aantal ge schriften, die het hindoeïsme, het boeddhisme en de islam aanprijzen, neemt gestadig toe. Tot deze gods diensten bekeerde Europeanen en Amerikanen brengen u gaarne de biyde boodschap der bevrijding Zy zijn ook bereid te bewijzen, dat het Christendom gefaald heeft, en waar- om. dat wel móést geschieden. De vrijzinnige, zeer actieve Ahmadiyya- beweging van de Islam heeft niet al leen een keurige vertaling van de Ko ran uitgegeven, maar is onlangs ook gekomen met een goed verzorgd tyd- schrift o.m. geredigeerd door Neder landse moslims. Om ai deze redenen is het boek van p. Henry m hoge mate actueel en wel kom De auteur geeft in de eerste drie hoofdstukken een voortreffeiyke uiteen zetting van de wyze, waarop in de god delijke Openbaring stap voor stap de Persoon en de werking van de H. Geest steeds duidelijker wordt. Deze hoofd- stukken steunen geheel op de moderne Bijbelexegese en zijn daarom bovendien zeer geschikt om een beter begrip van de H. Schrift te bevorderen. Wanneer een maal een zuiver geestelijk verstaan van de Geest Gods een feit is gewor den, heeft het eerste Pinksterfeest plaats en wordt de „Kracht uit den hoge die Christus beloofd had, tast baar in het gedrag van de Apostelen en eerste leerlingen. In het bewustzyn der latere Christenen is de kennis om trent de H. Geest echter slechts traag vooruitgegaan, als er tenminste über haupt over vooruitgang mag gesproken worden. logisch geschoolden is wel enige in spanning nodig om de uiteenzettingen van de schrijver te volgen, ofschoon het zeker geen boek is voor uitsluitend vak mensen. Dit moge evenwel niemand weerhouden het ter hand te nemen- het onderwerp is te belangrijk om ver waarloosd te worden. Als wij een be zwaar mogen formuleren, dan moeten wij toegeven, dat de auteur wel wat al te abstract is gebleven in de behande ling van zyn thema. Wij zouden gaar ne hebben gezien, dat hy meer reke ning had gehouden met de betekenis van de H. Geest voor het concrete christeiyke leven. Nu blijft het o.i. iets te veel in de sfeer van theologische be spiegelingen hangen. Desondanks zijn wij oprecht dankbaar voor dit mooie boek, dat veel kan bydragen tot dc zo nodige kennis van de H. Geest, van Wie JT .-m Gods heilsbestel In alles afhan kelijk zyn. Voor ons geestelyk leven is ernstige bezinning op Hem, aan Wie wH onze heiliging danken, onmisbaar. Het boek is behoorlyk vertaald door G. W. vaI> Kalmthöut en uitgegeven by de N.V. Standaard-Boekhandel te Amster dam. l de algemene onwetendheid over de H. Geest wydt de schrijver een apart hoofdstuk. Daarna behandelt hy de na men en attributen van de H. Geest, Zyn zending en besluit met een zeer heldere verhandeling over de wet van de H. Geest en de vrijheid. Dit is naar onze mening een prach tig boek, dat met recht een plaats in ?e .Credoreeks heeft gekregen. Gemak kelijk is het echter niet. Voor niet-theo- De moderne literatuur levert weinig familieromans op en vindt genoeg stof in de problematiek van het individu door de snelle verandering van de sociale verhoudingen. Het heeft vaak de schijn of de mensen van een vroegere generatie een bestaan leidden, waarin de stroom van het leven geen versnel lingen kende en vrijwel rimpelloos was. Een auteur als Howard Spring, die altyd weer weet te boeien, al is hij wat uitvoerig met zijn beschrijving van de entourage, waarin zyn figuren verke ren, toont ons ook in zyn laatste boek, „Tot de schaduwen lengen", waarvan een goede vertaling door A. E. C. Vuer- hard-Berkhout by A. W. Sythoff in Lei den verscheen, aan. dat het anders was. Een passage uit een gebed van Newman, waarin de Heer om bijstand gevraagd wordt „gedurende heel dit on rustige leven", dat als motto voor deze roman werd gekozen, wyst er al onmid- dellyk op. Drie vrouwenfiguren, uit het Victori- a nse tijdperk, een volgende periode en uit de huidige samenleving, treden in het byzonder naar voren. Men leert ook de „nouveaux riches" uit de jaren na de Tweede Wereldoorlog kennen Uit de beschreven gebeurtenissen krygt men een goed beeld van de wijzigingen in het maatschappelijk leven, waarby men zeker niet altyd kan zeggen, dat zy winst betekenen. Een grote verdienste is, dat by tal van dramatische gebeurtenissen, die diep mgrypen op de menselijke per soon, telkens suggestief de grote kracht van een gezond familieleven tot uitinc komt. Voor ons betekent het lezen van een dergelijk boek, dat nog oóg heeft voor andere waarden in de mens dan het sexuele. waaraan overigens geenszins wordt voorbygegaan, een herademing in de baaierd van de tegenwoordige psy chologische romans, waarin slechts dit element van belang wordt geacht L A,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1961 | | pagina 11