Holland staat
voor uw huis dat in
Maandag a.s.
afscheid
Vakbondsleider
en in eerlij
..CHRISTENMENS EN GEWONE EERLIJKE AMSTERDAMSE JONGEN"
Een godsdienst
geschiedenis
STAATSMIJNEN, IN VOLLE EXPANSIE
In vogelvlucht Vj
ZATERDAG 15 JULI 1961
't Is zomer. En straks is het winter. Schuif aan uw
stoel, want dan is het binnen beter. Bij de haard,
met uw krant, uw kopje koffie. Gezellig. Het licht
is aan.
U leest nu deze woorden. Deze woorden vragen u een
ogenblik te spelen met een wonderlijke gedachte:
dat een wereld van 300 miljoen jaar geleden - uit
het carboon-tijdperk - u zo dadelijk weer verwarmen
zal. Als 't buiten weer winter is. Met kou en regen
en wind 800 meter onder de Limburgse grond
is waarschijnlijk op dit moment een vakman bezig
met een snelschaafinstallatie - een moderne machine
voor de koolwinning. (Tussen twee haakjes: vergéét
dat beeld van de man met het pik-houweel, dat is
al héél lang geleden!) Nu snijden er snel-schaven
in de glinsterende koolTransportbanden glijden
door de gangen.
En de wetenschap gaat verder. De research-instï-
tuten van de Staatsmijnen vervolmaakten een geheel
nieuw produkt: SYNTRACIET 61. Nieuwe warmte
gloed voor uw haard.
De fabriek draait op volle toeren.... Allerwegen
wordt het produkt al afgeleverd. Ja, voor uw huis
dat in Holland staat.
-
-IJl
fAdvertentie
De Staatsmijnen produceren en leveren - via verschillende verkooporganisaties - vele moderne produkten.
BRANDSTOFFEN antraciet 1, 2, 3, parel, 4, 5, fijn mager-, ess-, rookzwakke- en vetkool eierbriketten, T-brlketten
cokes voor industrie, voor huisbrand SYNTRACiET. ENERGIE gas elektriciteit. CHEMIE ftaalzuuranhydride
cyclohexanon caprolactam ureum STAMYLAN-polyethyleen koolzuur oleum antraceen naftaline pyridine
benzeen tolueen xyleen creosoot-olie ammoniak alfa-bèta-gamma-picoline ether alcohol zuurstof e
waterstof methaan argon kunstmest NPK, KAS, FAS, KS, ZA, UREUM. BOUWMATERIALEN PORISO-steen.
A. A. BOERSMA:
Overmorgen, maandag 17 juli dus,
zal A. A. Boersma, gesala
rieerd verbondsbestuurder van
tT de K.A.B., op een receptie in
Utrecht afscheid nemen van de be
weging en van de tallozen, die hp al
niet in dienst van die beweging
"eeft leren kermen. Hp heeft dan de
Pensioengerechtigde leeftijd bereikt.
"et zal die dag ook precies 27 jaar
feleden zijn dat hij, niet-gesalarieerd
?®h, toetrad tot het verbondsbestuur.
yjaar de eigenlijke start van Boers-
»«a's carrière viel al in 1929 toen hp
Wei'ci benoemd tot secretaris yan de
Handels-Kantoor- en Winkelbedienden-
wnd. Tussen start en finish liggen
"Us 32 jaar, die tezamen een flink
stuk uitmaken van de veelbewogen
Seschiedenis van de Katholieke Arbei
dersbeweging in Nederland. De uiter
sten, die door start en finish worden
gemarkeerd, worden door Boersma
2Jlf trefzeker aangegeven als hp zegt:
»»Vroeger kreeg je als arbeidersleider
°P gezette tijden een klap op je kop,
hu is het meer een kwestie van func-
he-analyse, werkclassificatie en human
helations. Vroeger ging het er om de
°htvoogding van de arbeider ten op
zichte van de bezittende klasse te be
vorderen, nu is het een zaak van
"vee of drie centen." En hp wil daar-
hiee, geloof ik, alleen maar aange
ven dat de arbeidersbeweging nu
dven goed zin heeft als toen, maar
dat de arbeiders nu leven in omstan
digheden van welke de arbeiderslei-
ders van toen waarschijnlijk in alle
letterlijkheid hebben liggen dromen.
Maar Boersma heeft de vechtperiode
hog meegemaakt, de periode dus van
even geestdriftig slagen opvangen als
Welwillend slagen uitdelen, in de hoop
dat er uit deze doortastende botsing
der meningen enig redelijk resultaat
'en bate van de arbeiders zou ontsprui
ten.
Toch geloof ik niet dat Boersma ooit
'°t diegenen heeft behoord, die zich met
^.gestroopte mouwen in het strijdgewoel
herpen. Zie de man aan. Hij heeft wel
iswaar de in de loop der jaren wei
iets gebogen gestalte van een beton-
f'orter, maar hij heeft ook een in de
loop der jaren wel iets vergrpsde, artis
jok-krullerige coiffure; en hij heeft de
achter een bril verscholen afwezig-dwa
lende blik van de dichter. Tot zijn ka
rakteristieke uitrusting behoort vervol
gens een pijp, die hij zowel gebruikt
om er contemplatief aan te zuigen,
als om er een van zijn vele standpunten
jh een plotselinge uitbarsting van orato-
r'seh geweld mee te onderlijnen. Want
hp houdt hartstochtelijk van het vrp-
o'Pyende debat. Ik heb hem aan menig
caiétafeltje iemand te lijf zien, of l.1"^6'
h°ron gaan, zorgvuldig vermijdend
"e desbetreffende persoon te kwetsen;
heb het menigmaal meegemaakt,
dat hij gekwetst werd. Maar ik heb zel
den iemand ontmoet, die zo loyaal een
Meningsverschil veet uit te praten en
die zo rustig vrede weet te hebben met
2Ph ongelijk en zélfs met zijn gelijk.
Ik vraag hem nu: „Ben je tevreden?
En zijn antwoord is: „Ik weet niet wat
ontevredenheid is." Neen, een echte
vechter is hij nooit geweest. Althans
geen vechter met het zwaard, misschien
een vechter met de pijp in de hand.
Hij heeft destijds wel „als doodgewone
Amsterdamse jongen" op het Amstel-
veld staan debatteren met Zuurbier, een
gerenommeerd, actief Godloochenaar.
>at was nog in de dagen van vóór „De
klare waarheid", in het „apologetische
tijdperk" toen je Darwin moest lezen en
„La vie de Jésus" van Renan om hele
maal ter snede te kunnen wezen in het
aangezicht van de vijand. „Het
ging er nogal wild aan toe,"
zegt hij, „en men vloog elkaar
soms aan. Dat bestaat niet meer." Maar
hij spreekt er over met de welwillende
glimlach van de man, die dat „elkaar
aanvliegen" toen al beschouwde als een
vrij inferieure manier van het uitwis
selen van tegenstrijdige gedachten.
De „doodgewone Amsterdamse
jongen" A. A. Boersma werd
10 november 1898 in de Amster
damse „Pijp" geboren. Hij is
op dat Amsterdammer zijn even
trots als op het feit, dat er zowel
van vaders- als moederszijde een
aanzienlijke hoeveelheid Fries bloed
door zpn aderen stroomt. Van ae Am
sterdammer heeft hij 'het loyale, van
de Fries het eigenwijze. En van zpn
grootvader, die via Enkhuizen naar
Amsterdam kwam, leerde hp dat
eigenlij!: niets interessant was vergele
ken bij het feit, dat „jê het Onze Va
der, het Weesgegroet en de Geloof
belijdenis niet kon bidden."
Maar goed. Hp ging op school bp
de broeders op de Stadhouderskade
en speelde tussen de bedrijven door
op snert- en aardappelschuitjes. Zpn
ouders beheerden destijds een grutte-
rfj en hij bleef dus „als nette jongen,
beleefd tegen de klanten, maar als
hij in de v. d. Helststraat het hoekje
om was, was hij een gewone straat
jongen."
Boersma ging op een neutrale H.B.S.
omdat die „goedkoper en dichterbp'
was. Maar bij wijze van „tegengif' werd
hij verplicht lid te worden van de St.
Jozefsgezellenvereniging. En dat tegen
gif heeft zijn uitwerking bepaald niet
gemist. In de St. Jozefsgezellenvereni
ging heeft Boersma de (katholieke) ar
beider leren kennen en dus de waarde
van de arbeid en de glorie van het am
bacht.
Hij heeft er leren ervaren dat ook de
arbeider „intellectueel goed bp kon zijn"
Een feit dat in die jaren in 1911
nog wel eens weggedrukt wilde worden.
Van de H.B.S. kreeg Boersma via
een aanbeveling van de praese» van
.de St. Jozefsgezellenvereniging een
plaats op het kantoor van een commis
sionair in effecten. Dat betekende onder
meer overwerken op Tweede Kerstdag
en Oudejaarsavond. Dat betekende ook
dat hij na 26 weken werken met een en
veloppe naar huis ging. Hij gaf die en
veloppe aan zijn vader. Er zaten hondera
guldens in. Zijn vader vroeg: „Heb je dat
aangenomen? Wel, dan ga je morgen
naar je baas en geeft hem dat geld te
rug Wat dan ook gebeurde. „Nee zegt
Boersma met een vertederde glimlach
mijn vader was geen materialist.
Maar hij kan niet ontkennen dat op dat
moment, op het moment van het geld
teruggeven dus bij hem „een verzet te
gen zekere bestaande maatschappelp-
ke verhoudingen werd geboren." Om
nog maar niet te spreken van zekere
.maatschappelijke misstanden."
Boersma ging in militaire dienst,
kwam zelfs bij de officiersopleiding te
rechte, rruaar hij was „stiekem wel een
beetje een gebroken-geweer-mannetje"
en althans een aanhanger van Bomans,
die in die dagen de Vlootwet verworpen
trachtte te krijgen. Hij zou over dezelf
de problemen van toen, nu heel anders
denken, al was het maar omdat hij in
middels meer is gaan geloven „in de
goedheid van de mensen."
Na zijn diensttijd ging hij werken
bij een firma in granen, meel
en zuidvruchten, afdeling zuid
vruchten. Hij had vooral te
maken met Joodse cliënten en
hij heeft uit die periode „een
ontzaglijke waardering voor onze
Joodse landgenoten, °?.ergf^~
den. Boersma werd in die dagen,
onderafdeling van het R.K. Werklie
denverbond. Hij werd er al spoedig se-
cretaris van en in die kwaliteit teken
de hh verzet aan toen het Verbond
eens een grote betoging op, eenzon
dag aankondigde. Nu zegt hp. „Ik heb
toch maar gelijk gekregen, er gebeuit
niets meer op zondag.'
Toen hp in 1929 secretaris van de
H K. W werd „viel hp meteen met
zijn neus in de boter." Het was in de
dagen van de diepste crisis. Voor een
vakbondsbestuurder „een moeilpke
maar dankbare tijd".
In 1934 werd Boersma dus lid van het
bestuur van het R.K. Werkliedenver.
bond, als vertegenwoordiger van de vak
groep hoofdarbeiders.
Het uitbreken van de oorlog en de
daaruit voortvloeiende bezetting waren
natuurlijk ook van ingrijpende invloed
od dat instituut. In 1941 kwam Wouden
berg om de organisatie van katholieke
arbeiders in te lpven bij zpn „ARBEIDS
FRONT" Dat mislukte, eenvoudig op
grond van het feit dat de organisatie
zichzelf ophief. Alle katholieke arbei
ders liepen natuurlijk weg. Boersma
zegt: „Dit was een van de schoonste re
sultaten van de opvoeding van de ka
tholieke arbeider. Dat weglopen was
voor hem vanzelfsprekend, inzover het
een kwestie van principiële instelling
was." Hijzelf ontving steun van een
fonds van de bisschoppen en hij richtte
een administratiekantoor op, dat de iet
wat ironische titel van „De ronde we
reld" droeg, dat „deftig stond ingeschre
ven bij de Kamer van Koophandel" en
dat in feite niets anders was dan een
contactbureau voor bestuurders van op
geheven afdelingen.
Na de bevrijding meteen in 1945
werd Boersma gekozen als gesalarieerd
verbondsbestuurder. Hij vertegenwoor
digde de K.A.B. in de Stichting van den
Arbeid en haar looncommissie in de So
ciaal Economische Raad, in het Algemeen
werkloosheidsfonds, de federatie van
bedrijfsverenigingen, de sociale verzeke
ringsbank, de ziekenfondsraad en in de
centrale commissie van bijstand en ad
vies van het Rijksarbeidsbureau. Ik noem
maar het een en ander. Ook was Boers
ma drie maal gedelegeerde van de Ne
derlandse regering bij de Ver. Naties, als
adviseur in arbeidszaken. Hij deed dat
alles „als Christenmens en als gewone
Amsterdamse jongen." Als Amster
damse jongen met Fries bloed in de
aderen dan. Maar in ieder geval „in
heerlijkheid en eerlijkheid."
Ik zei dat Boersma naar mijn
overtuiging, nooit een harde vech
ter is geweest. Ik vraag hem naar
het hoe en waarom van zijn be
staan als voorvechter van belangen
van de arbeider. In eerste instantie
antwoordt hij: „In mijn hart ben ik
een verzetsman." En daarna ge
bruikt hij een erg dichterlijk beeld:
„Ik heb mij altijd gevoeld als een vo
gel heerlijk zwevende. Men dacht
misschien: wat heb je aan die vent?
Maar als ik ergens een stukje brood
in het water zag liggen, dook ik naar
beneden; dan ging het om de belan
gen van mijn mensen."
Boersma is een dichterlijk mens. Hij
is per slot van rekening niet voor
niets nog steeds lid van de St. Jozefs
gezellenvereniging en van „Arti et
Amicitiae", de roemruchte Amster
damse kunstenaarskring.
A. A. Boersma gaat afscheid nemen
als gesalarieerd verbondsbestuurder
van de K.A.B. Dat zal hem nog niet
meevallen. Hij moet immers „twee of
drie keer per week naar zijn aktetas
kunnen grijpen." En dat zal hij
dus missen, vooral ook omdat dat grij
pen naar zfln tas voor hem betekende:
denken aan de belangen van „mijn
mensen".
Hij zal veel moeten missen. Hij zal
echter ook veel overhouden. Als U het
mij vraagt zal onder dat vele op de eer
ste plaats zijn de herinnering aan het
contact met „een" arbeider van welke
confessionele overtuiging dan ook, aan
een gemeenschappelijk ontbijt van de
St. Jozefsgezellenvereniging, en mis
schien ook wel aan de dag van zpn eer
ste H. Communie of aan die andere, bij
zonder glorieuze dag, dat hij zo fp'n ste
kelbaarsjes ving.
En dan natuurlijk daar zijn in dit
verband ook „de jongens". Ik heb
Boersma vele malen over hen horen
praten en ik heb nooit anders aangeno
men dan dat hij daar zowel de minister,
de heer Middelhuis, als de eerste de bes
te bevriende arbeider terecht gelijk
schakelend onder gegreep, Ik
acht hem zelfs vriendelijk genoeg om
mij al was het maar als „Paulus-man"
bij hen in te delen.
Op die grond durf ik dan wel ver
klaren dat „de jongens" hem ook na
zijn afscheid op hun beurt in het oog
zullen houden.
HERMAN HOFHUIZEN.
De tijd voor het schrijven van een
echte godsdienstgeschiedenis is
nog niet gekomen, oordeelt de
auteur van dit uitermate leerza
me en boeiende Aulaboekje, dr. J. de
Vries. Zijn werk is dan ook veel meer
een duidelijk overzicht van de wijze,
waarop men tot nog toe het verschijn
sel godsdienst heelt trachten te verkla
ren, dan een eigenlijk gezegde geschie
denis van de godsdienst
Zpn onderzoek omvat ongeveer 25
eeuwen. Hij onderscheidt daarin twee
perioden. De eerste strekt zich uit van
de Griekse natuurfilosofen tot het einde
van de 18e eeuw; de tweede begint na
de romantiek. In de eerste periode
trachtte men hoofdzakelijk de betekenis
van de vele godenverhalen te ontdek
ken. Hoe verschillend men in de onder
scheiden tijdperken de mythologie ook
benaderde, het resultaat bleef onbevre
digend. Eerst na de romantiek kreeg
men meer gevoel voor de eigenlijke kern
der mythen. Aan de ethnologie zou het
voorbehouden blijven de juiste weg voor
een ware godsdienstgeschiedenis te vin
den, al verdwaalde deze wetenschap
aanvankelijk ook. Men miste, zegt De
Vries, de noodzakelijke eerbied voor de
godsdienstige verschijnselen en hield
zich vooral intellectualistisch met het
fenomeen godsdienst bezig. Pas de in
zichten Van de laatste decennia belo
ven betere resultaten. Men beschouwt
de mythe, de godsdienst nu als zeer
„reële verschijnselen in het zieleleven"
van elke mens. De agnosticus al
dus De Vries zonder een sprankel ge
voel voor het transcendente, kan over
godsdienst slechts oordelen als een blin
de over kleuren. En de meeste „gods
diensthistorici" van de 19e eeuw wa
ren agnostici! Men moet de godsdienst
altijd zien in het raam van de cultuur.
Daarom meent De Vries ook, dat de
methode van p. W. Schmidt, n.l. de leer
der cultuurkringen tezamen met de ont
dekking van A. E. Jensen over de es
sentiële betekenis der „demagodheden"
een grote stap vooruit betekent. Men
zal echter steeds voor ogen moeten
houden, dat de vormen dei religie af
hankelijk zijn „van het geografisch -mi
lieu, waarin een volk leeft, van zijn
geestelijke en intellectuele aanleg en bo
venal van zijn cultuurpatroon."
Dit geschiedkundig overzicht heeft
dr. De Vries met meesterhand ge
schetst. Zijn stijl is helder en boeiend,
zijn formuleringen beperken zich
steeds tot het wezenlijke en munten
uit door een bondigheid, die ook een
niet-deskundige lezer het volgen van
zijn betoog gemakkelijk maakt. Met
de rationalistische „godsdiensthistori
ci" rekent hp grondig af. Het uitvoe
rigst is de schrijver, waar hij de jong
ste tijd behandelt, en wel, omdat hij
daarvan betrouwbare inzichten ver
wacht, daar immers, naar zpn over
tuiging, nu pas de juiste weg wordt
bewandeld op dit moeilpke terrein.
„Godsdienstgeschiedenis in vogel
vlucht" is uitgegeven in de wetenschap
pelijke Aula-reeks, een pocket-editie van-
het Spectrum te Utrecht.
L.
Engeland De bekende wandelaar
ster dr. Barbara Moore heeft zich gis
teren aangemeld bij de Sovjet-ambas
sade in Londen om als eerste vrouw
een ruimtevlucht te maken (AFP).