Roek moet een miljoen opbrengen
Extra hulp gevraagd voor
Aziatische vluchtelingen
D
Oecologen zoeken:-
Resultaten nuttig voor I
insekten bestrijdi ng
Pater Werenfried, tweede van rechts, bij een „woonfabriek" in Hongkong.
aar zit dan de „Spekpater". Onder het schuin
omlaaglopende boardplafond van een
pijpela, met aan de wand boven zijn bureau
j et dodenmasker van kardinaal Stepinac en naast
era op een lage muurkast een aangeklede var-
*er|spop met een Siberische bontmuts op. De zon
alt binnen door een dakraam en via het lage
genster. In het vertrek, dat we bereikt hebben
°yer een steile trap die uit het pakhuis komt, staan
erder fauteuils in diverse stijlen, een tafel waarop
pat kledingstukken liggen en een opklapbed.
rater Werenfried heeft ons in het kantoor van
j Pakhuis begroet. Met haast bedeesde stem
Geft hij zjjn naam genoemd en hij beantwoordt
N rdets aan het beeld van de felle redenaar dat
°nze herinnering is blijven voortleven. Als hij
af* schrijfwerk waarmee hij bezig was, heeft
0 Semaakt, komt hij, nog altijd even rustig, tegen-
s ons zitten. Ja, hij is in Hongkong geweest, in
ge-°n en 'n Calcutta. Hij heeft er vluchtelingen
in2ien een ellende, die alles overtreft wat hij
jde na-oorlogse jaren in Duitsland heeft meege-
»E h hij erover geschreven heeft in de
doe der Liefde", het contactblad voor zijn wel-
n®rs, is woord voor woord waar; hij heeft niet
overdr
even om de portemonnaies open te breken.
Verder gaat hij er niet op in. Hij heeft het zo
goed hij kon en tamelijk goed, dacht hij zelf
op papier gezet, dus wat zal hij verder nog toevoe
gen. Het werk is niet nieuw, men is er alleen niet
eerder aan toegekomen. Nu de vluchtelingenpro
blemen in Europa hun grimmig karakter verlo
ren hebben, kan Oostpriesterhulp aan de anderen
gaan denken: aan het miljoen daklozen in Cal
cutta, aan de holbewoners van Hongkong en aan
de Noord-Koreaanse vluchtelingen, die samenhok
ken in primitieve hutten. Pater Werenfried heeft
al die ellende gezien op een tocht, die hij gemaakt
heeft voor Oostpriesterhulp en voor Misereor, hot
werk van de Duitse bisschoppen tegen honger en
ziekte in de wereld. Hy heeft op diverse plaatsen
beloften gedaan en tracht die nu te vervullen
door het verzamelen van gelden, extra gelden
voor het Aziëfonds, want liet gewone werk van
Oostpriesterhulp blijft doorgaan. In de Echo
schrijft hij o.a.: „Morgen komt bij U de vuilniskar
om de etensresten weg te halen; ik heb gezien
dat 'n vuilniskar de lijken der vluchtelingen weg
haalde, die op straat van ellende gestorven waren.
En toen er een hond overreden werd, zag ik de
kinderen vechten om er een stuk vlees van tussen
hun tanden te krijgen."
ven 1 ^°ek
Vrijwilligers
„Mijn vriend'
Betere toekomst?
Krotten in Hongkong, welke om hulp schreeuwen.
De Spekpaterin Hongkong, waar. 85 0.000 mensen op wrakke, jonken leven.
IW^S^Miiiiinyimii II
00 STPRI ESTERHULP
mobiliseert voor een
„betere toekomst"
OOfr]
z'3n. u Yar|t het moet zijn handschrift
blad crnnt naar ppn crnfi ifiïld
Echo verschijnt in diverse lan
den en talen. Dezelfde brief heeft
Pater Werenfried ook in het Ita-
"aans geschreven, woord voor
aantal - -eau gae
,adrc"5„ Weldoeners, wier namen en
W:."*SSPn jj-
ei. Le
d opn
a<lreL!?.aar een
blad gaat naar een groeiend
'jge/Pt ,lri eindeloze kartotheken zjjn
jot tiiH Eand voor land wordt van tijd
Echo „pphieuw bewerkt: dan gaat de
reSs --- et-u groot aantal nieuwe
'ben P" degenen die reageren ko-
?ai h„?£ln'tief i
- .iet0 uu 'aten zien. En straks zal ik
Or.1 ileb
"even dat Ik juist geschre-
ost.pJ' e" waarin heel het werk van
b i|, '£?terhulp is weergegeven. Daar
epf dagen aan besteed. Het zou
?°enei-o brochure worden voor de wel-
ot een i ar a' schrijvende kwam ik
ndur/f16?' boek. Deze dagen gaan er
y°ldoen n excmplaren naar Vlaamse
ra" hos» eenze'fde aantal hebben we
tussp„ rescrve voor nabestellingen.
aaki ls bet ook in het Duils ver
ben Dn P Duitsland verschijnt het in
!-ooo. cwk"'~ J-
SO.OO^ ^eteditie met een oplage van
e" Itnii z'i" bezig aan de Franse
Hii anse vertaling",
ais ons al deze mededelingen
hij "tere feiten, Hij vertelt erbij, dat
ijeeft1?)!, be Duitse vertaling gewerkt
UUr -
ere
lens een recente vermagerings-
atigf
die hem toch geen kans gaf om
aantal 1 .yark te doen. Hij noemt het
Wil hii '0 s bat hij is kwijtgeraakt, als
'ijk v n z,lch excuseren voor zijn uiter-
vcrbppM. rnen dat niet meer zo tot de
baantp "mg spreekt ais zijn volle ge-
Pater i van enige tijd geleden. De Spek
vet niet echt mager, maar toch ook
laaist^Pyajlend dik meer. ,,Ik heb
axste
de
ijmTt'S. hjd veel moeite om me te
ehppJ 'ceren" ze.
"etia
Hi
zegt hij, nauwelijks la-
,.s dankt zijn bijnaam aan de aller-
Via..„ acties van Oostpriesterhulp, toen
Sp "eren varkens fokte voor de Duit-
zit-h „"telingen en pater Werenfried
Zijn .,P' fotograferen met biggen op
"aam 5le' Maar geleidelijk werd de
11 betrokken op zijn eigen postuur...
en a rondleiding voert ons trappen op
Verte, i*'.1 het allemaal zoals hij het
bet-P beeft. In het pakhuis liggen de
Vrifwn, Gedingstukken huizenhoog,
lip,.'! 'lige helpsters en helpers, scho-
feren ec" haar weken vakantie of-
Zav.ip c ateliermeisjes die hun spaar-
Vei-t.,", ."'PPerdagen afstaan, sorteren de
duid l.e"de artikelen. Mei engelenge-
Se]ln-,t0ek* iemand in een berg losse
>kp,J-"en naar bij elkaair horende
Naren, the davi met veters tot
paren worden gebonden. In het maga-
zi-in wordt alles overzichtelijk opgebor-
l\al iUII ICCI\ gen; jassen, mantels, truien, speel
goed. Maar de vakken worden weer
even vlug leeggehaald: voortdurend
worden pakjes klaargemaakt voor fa
milies met vreemde namen. „EchlpEiar
met drie kinderen, jongen 14, meisjes
11 en 9," staat op het formulier. Voor
ieder gaat er iets in het pakket, dat
straks, met de naam van een Belgische
familie als afzender, het ijzeren gor
dijn passeert, om een gezin in moei
lijke omstandigheden weer even uit de
nood te halen.
Oostpriesterhulp helpt niet alleen
priesters en vluchtelingen in het wes
ten, maar ook noodlijdenden in het oos
ten. De organisatie in Tongerlo weet al
le gaatjes in het gordijn in korte tijd
op te sporen, zodat men zelfs helpende
handen biedt bij de bouw van kerken
in communistische landen. De verschil
lende afdelingen worden bemand door
vogels van diverse pluimage en natio
naliteit. „Niemand die hier werkt is
helemaal normaal", waarschuwt direc
teur Werenfried van Straaten. „Vanwaar
zijde gij", zegt hij her en der tegm
nieuwe gezichten en dan noemen ze,
verlegen lachend vaak, allerlei plaats
jes van het Vlaamse land. „Werk maar
goed door", zegt de Spekpater vader
lijk. Hij laat ons de slaapverblijven
zien: hokjes van napier, afgeschot in
de nok van het pakhuis. We kloppen on
willekeurig eens tegen een wandje. „In
Nederland zou zoiets niet kunnen; het
zou ook niet mogen van de brandinspec-
tie", zegt onze gids en het is woorde
lijk wat we juist gedacht hebben.
De vaste staf kent hij met naam
en voornaam, of misschien alleen met
de laatste. Ze hebben dus gemeen,
dat ze allemaal een beetje gek zijn.
Maar ze hebben ook allemaal dezelf
de heilige ijver en deze blijmoedig
heid. Eén is er die heel het jaar zon
der enige vergoeding werkt en nog
een jaarlijks diner moet geven op de
koop toe. Hij heeft zicli enkele jaren
geleden gemeld, toen hij 60 was en
niet zo erg best, wat zijn gezondheid
betrof. Men had hem nog geen ant
woord gestuurd, toen hij al op de
fiets van Antwerpen naar Tongerlo
kwam om te vragen of hij kon be
ginnen...
De afdelingen waar de kaarten wor
den geponst en waar de Echo's wor
den gedrukt en verzonden, werken als in
een normaal, zakelijk bedrijf. De giro-
biljetten, die voor sommige landen „in
eigen beheer" worden gedrukt, worden
door een machine automatisch ingeslo
ten. Alleen de postzegels worden stuk
voor stuk geplakt. Men wil die niet
vervangen door stempels, omdat de
vreemde postzegel voor velen een at
tractie is. Je moet met alles rekening
houden. Voor sommigen begint de ca
ritas met een buitenlandse postzegel...
Als we terug zijn in het „hoofdkwar
tier", valt ons oog op een tamelijk groot
portret van Khroesjtsjev in kleuren.
..Mijn vriend Khroesjtsjev," zegt pater
Werenfried in volle ernst en later be
grijpen we wat hij ermee bedoelt, n.l.
als f/e gevorderd zijn tot pagina 104 van
zijn boek, waar hij schrijft: „Bid niet
slechts voor de vervolgden, maar ook
voor de beulen, die in nog groter gees
telijke nood zijn. Kies er een uit. Neem
er een voor uw rekening. Concentreer
op hem het kruisvuur van uw gebed
en uw liefde." En: „Heb geen angst
voor de sluwe wreedheid in het moor
denaarsgezicht van Khroesjtsjev. God
gebruikt hem een korte wijle om zijn
domme kinderen te kastijden... Spoedig
valt de gesel weer uit Gods hand, zo
als Zjoekov, Malenkov, Beria, Boel-
ganin. Hitier en Napoleon gevallen, ver.
dwenen en vergeten zijn." Hij heeft
Khroësjtsjev zelf voor zijn rekening ge
nomen! In het boek vinden we overal
de Spekpater terug van onze herinne
ring: de predikant die spaarvarkens
aan gruizels slaat en spekvarkens doet
opfokken voor de bewoners van de
Hochbunkers, die hij beschrijft met de
ze alinea:
„Treed binnen in dit moordhol, in
dit zwarte Beest met de witgekalkte
ingewanden. Dring door tot in de diep
ste buikholten vol grauwe mensen-
brokken. Een verslindend dier. Van
ruimte tot ruimte, van verdieping tot
verdieping, omhoog en omlaag, over
al zijn de giftige ldieren van het mon
ster in werking, overal speurt ge het
verteringsproces, overal ruikt ge de
ontbinding, overal ziet ge de wan
hoop van de weerlozen die levend
verslonden worden, uitgezogen, leeg-
geperst, tot ze opgelost zijn in een
naamloze en dierlijke mensenbrij."
Dan zegt hij tegen zijn Vlaamse toe
hoorders: „Luister. Als dit westen
nog christelijk is, dan moet de dag
komen dat we met vliegende kolon-
nes vol troost en liefde oostwaarts
trekken".
Het duurde niet lang of het was zo
ver. De Vlaamse schoolkinderen wer
den gemobiliseerd voor de adoptie van
drieduizend „rugzakpriesters", die
maandelijks een levensmiddelenpakket
en een brief van hun kleine bescher
melingen ontvingen. Vijftienduizend ki
lo levensmiddelen per maand werd
die eerste jaren in pakketten naar de
ze priesters gestuurd om henzelf in le
ven te houden en hen tevens in staat
te stellen, hun moeizaam apostolaat on
der wanhopige verjaagden te ondersteu
nen met daden van hulpbetoon. De nood
van de ontheemden en hun priesters
sloeg een storm van naastenliefde los,
ook in Nederland. Het boek haalt er
prachtige staaltjes van aan. zoals dat
van de Hollandse slager, „die het tij
dens de bezetting verdomd had zijn fiets
bij de moffen in te leveren en die na
een preek over Oostpriesterhulp het ve
hikel vloekend afstond voor een rug
zakpriester". Het was een van de hon
derd preken die pater Werenfried van
Straaten maandelijks hield in diverse
landen. De nood leidde uiteindelijk ook
tot de machtige organisatie van de rij
dende kerken, de kapelwagens, die nog
altijd een glorie zijn van de organisa
tie. Daarna volgde de oouw van kloosters
aan het IJzeren gordijn, waar tenslotte
doorheen werd gestoten en waar
door dit jaar voor een bedrag van
1.600.000 dollar wordt „geëxporteerd"
aan kleding, medicamenten, levensmid
delen, theologische handboeken, bre
vieren. auto's, motorfietsen en aller
lei andere dingen, die de mensen en de
Kerk daar op de been moeten helpen
houden tot de „betere toekomst" aan
breekt, waar pater Werenfried zich op
voorbereidt.
De predikant heeft wel eens de in
druk gewekt, als zou daarover in 1960 de
beslissing vallen. Hij bracht dan het
derde geheim van Fatima ter sprake.
„Het mocht in 1960 gepubliceerd wor
den. Dat is niet gebeurd. Maar zo be
langrijk is het niet: hoofdzaak is de
boodschap dat we ons moeten bekeren,
dat we de liefde moeten beoefenen. Dat
is niets nieuws, het staat al in het evan
gelie", zegt hij, als we het onderwerp
aanroeren. En verontschuldigend: „Al
le volkspredikanten hebben met escha
tologische visioenen gewerkt, dat mag
toch gerust?" In zijn boek schrijft hij:
„Fatima staat in verband met de
bekering van Rusland. Als er niet ge
luisterd wordt naar de boodschap van
Fatima, zal Rusland zjjn dwalingen
en terreur over heel de wereld uit
breiden. Indien we echter doen wat
Maria in Fatima gevraagd heeft, zal"
Rusland zich bekeren. Eerst als Rus
land zich bekeert, kan het vrede wor
den." Wat de toekomst brengt, weet
geen mens. Maar we moeten ons
voorbereiden op de mogelijkheid dat
het gordijn valt. „Hier ligt een grote
taak voor Oostpriesterhulp: de voor
bereiding voor de betere toekomst, zo
dat de westerse kerk onmiddellijk na
de bevrijding met kolonnes van naas
tenliefde en apostolaat naar de gekwel
de en geschonden broeders in het
oosten kan trekken."
Hij beschrijft ook de - rvaringen die hij
heeft opgedaan tijdens een reis achter
het ijzeren gordijn, waar hij, uiteraard
incognito!, met bisschoppen en pries
ters gesproken heeft. Het is schokken
de lectuur. Ook de verslagen van zijn
jongste ellende-reis in ket verre oosten
zjjn in het boek vervat.
Het boek „Oostpriesterhulp" zal bin
nenkort ook in Nederland uitkomen.
Het is de moeite van het lezen - en van
het geven - ruimschoots waard.
VIC LANGENHOFF
(Van een onzer verslaggevers)
De toenemende resistentie van
schadelijke insecten tegen gif
stoffen doet de biologen steeds
intensiever speuren naar moge
lijkheden om het ongedierte te bestrij
den met biologische wapens. In "er-
band daarmee is de oecologie, die de
onderlinge samenhang bestudeert van
de verschillende componenten in een
levensmilieu, actueler dan ooit: de ken
nis die men vergaart over de manier
waarop vogels en parasieten een insec
tenbevolking reguleren, kan misschien
in de praktijk worden benut. De na
tuurlijke tegenkrachten, die zelfs in
een onnatuurlijk cultuurmilieu nog al
tijd werkzaam zijn, en die door een che
mische bestrijding meestal even rigou
reus worden gedecimeerd als de scha
delijke insecten waar de bestrijding om
begonnen is, kunnen wellicht dusdanig
gemobiliseerd worden, dat de riskante
en steeds minder effectieve gifspuite-
rij kan worden gestaakt, tenminste in
bepaalde cultures. De tuinbouw zal de
spuiterij nooit helemaal kunnen mis
sen, tenzij men succes heeft niet ande
re biologische experimenten, zoals het
kweken van resistente rassen en het
inschakelen van ziektenverwekkende
bacteriën. Er zjjn nl. schadelijke in
secten, die zelfs in kleine aantallen
niet kunnen worden geduld, omdat ze
heel de teelt waardeloos maken. Vo
gels en parasieten kunnen hier niet ba
ten, omdat zij een insectenbevolking
wel reguleren, maar nooit uitroeien.
Dat in een natuurlijk milieu een bepaald
evenwicht, bestaat, is al heel lang be
kend. Elke diersoort kent populatie
schommelingen. maar t elkens kan
men een terugkeer constateren naar
een gemiddeld niveau. Het is niet een
voudig, de manier waarop het even
wicht in stand gehouden wordt, te ach
terhalen, maar af en toe lichten scherp
zinnige onderzoekers een tipje van de
sluier op. Een van die onderzoekers
is de bekende ornitholoog Luuk Tin
bergen geweest, die in 1955 is overle
den. Hjj liet veie gegevens en nog
niet gepubliceerd werk achter, speci
aal op oecologisch gebied, en een van
de interessantste studies was die over
de schommelingen van insecten- en vo
gelpopulaties in denncbossen, onlangs
gepubliceerd in het tijdschrift van dc
Nederlandse Dierkundige Vereniging
en gerefereerd in Ardea, waarvan
Tinbergen redacteur is geweest.
Tinbergen deed zjjn onderzoek m een
35-jarig dennebos op de Veluwe,
waar hij de insectendichtheid vond
door te bepalen hoeveel insecten van
elke soort voorkwamen per 400 loten,
dat was het aantal dat gemiddeld te
vinden was boven 1 m2 bosoppervlak.
De vogelstand werd zoals gebruikelijk
bepaald door het tellen van de zingen
de mannetjes: het onderzoek is nl. ver
richt in de tijd van het broedseizoen.
Het voedsel van 92 mezenbroedseis
werd bestudeerd in nestkasten met een
achterwand van glas, die werden op
gehangen tegen een schuilhut. De
waarnemers in de hutten konden daar
door op een afstantf van 20 cm zien,
welke prooien aan de nestjongen wer
den gebracht. Daar de meeste mezen
ni-t meer dan één prooi tegelijk bren
gen terwijl hun menu in dennebossen
uit een klein aantal goed herkenbare
prooidieren bestaat, kon het overgrote
deel van de prooien met zekerheid
worden gedetermineerd: bij de 52509
Observatie-nest kast met schuilhut.
voederingen die Tinbergen en zjjn
medewerkers van hun schuilhutten
uit konden waarnemen, kon 49177 keer
de prooisoort worden vastgesteld. Het
bleek, dat de vogels van sommige in
sectensoorten een aanzienlijk deel van
de aanwezige voorraad wegvingen, in
een enkel geval zelfs 80 pet, in andere
gevallen echter veel minder.
Tinbergen heeft ontdekt, dat de mezen
niet voor de voet weg pakken. Was
dat wel het geval, dan zou het door
de mezen aangebrachte voedsel een
representatieve steekproef moeten vor
men van de insectenfauna die binnen het
bereik van hun jachtwijze valt. De meest
talrijk voorkomende soorten zouden dan
ook in het mezenvoedsel het meest moe
ten voorkomen. Maar deze „trefkans-hy
pothese" gaat niet op en de onderzoeker
verklaart dat, door allereerst het be
grip risico-index in te voeren. Een grote
rups loopt meer kans om door een mees
te worden opgemerkt dan een kleine en
een opvallend gekleurde of zeer beweeg
lijke meer dan een goed gecamoufleerde
die stil zit. De kans dat een prooidier
door de mees wordt gegrepen noemt
Tinbergen dan het „risico", Dat risico is
met voor alle stadia van het insect even
groot: de larven van de dennespanner,
i3 zich in de grond verpoppen, zijn daar
heel de winter veilig voor de mezen, de
vlinders, die in jun1 en juli vliegen, zijn
het veel minder, maar het meest kwets
baar is de soort als de vlinder eind mei
of begin juni pas uit de pop gekomen
zijn en enkele uren op de grond zitten
te wachten tot hun vleugels volledig
ontwikkeld en gedroogd zijn., Dat blijkt
uit het hoge percentage van'deze vlin
ders, dat dan aan de jonge mezen ge
voerd wordt. Tinbergen heeft nu voor
ae diverse prooisoorten de relatieve ri
sico-index berekend, door de in het me
zenvoedsel aangetroffen aantallen te
delen door de aantallenwaarin ze in de
twijgmonsters voorkomen.
De procentuele samenstelling van het
mezenvoedsel zo wordt dan geconsta
teerd, wordt bepaald door de relatieve
talrijkheid van de prooisoorten èn door
hun relatieve risico-indices.
Het risico wordt volgens Tinbergen
vooral bepaald door de grootte van de
prooi en de smaak. De grotere soorten
rupsen waren m. in het mezenvoedsel
veel talrijker vertegenwoordigd dan in
de twijgen. De mezen selecteren de gro
tere rupsen, doorde' deze gemakkelijker
te vinden zijn, of doordat de mezen voor
keur hebben voor grote irooien of dooi
beide factoren. Dr. H. Kluyver vraagt
zich hierbij echter af, wat de invloed kan
zpn van de door Tinbergen niet genoem-
de mogelijkheid, dat de kleine prooien
door de mezen wel gevonden en gegre-
oen worden, maar ter plaatse door hen
zeil worden opgegeten: in dat geval zou
het voedsel dat aan de jongen wordt ge-
bracht, geen juist beeld geven van de
jachtbuit van de ouden.
Het risico wordt behalve door groot
te en smaak van de prooi ook be
paald door het „zoekbeeid" dat
de vogels hebben. Volgens de
onderzoeker gaan de mezen op
voedsel uit met een bepaald zoek
beeid voor ogen. Dit de studie
is gebleken, dat het een tijd duurt,
voor de mezen een nieuw insect, dat zich
ontwikkeld heeft, gaan vangen: in de
twijgmonsters was liet voorkomen van
zulk een sou1, al enige tiid geconstateerd
voor de soort in hel mezenvoedsel werd
opgenomen. Voor de regering is dit van
groot belang. Zolang een insect schaars
is, loont het voor de vogels niet, er opzet
telijk naar te gaan zoeken; er ontwik
kelt zich geen zoekbeeid zelfs als het een
smakelijk insect betreft. Stijgt het aan
tal insecten tot boven een bepaalde waar
de, dan gaan de mezen ernaar zoeken.
De dichtheid waarbij dit gebeurt is
voor smakelijke insecten lager dan
voor minder smakelijke. Wordt het in
sect zeer talrijk, dan krijgen de vogels
er genoeg van en schakelen na eni
ge tijd weer over op andere insecten:
zelfs de talrijkste soort maakte nooit
meer dan 40 pet. van het voedsel uit.
Waarschijnlijk komt een gemengd
dieet de jongen ten goede.
De tol die de vogels heffen is dus
het grootst als de prooisoort een mati
ge dichtheid bereikt. Tinbergen heeft ge
poogd, na te gaan, wat dit betekent
voor de aantalsregulatie. Aanvanke
lijk kwam hij tot de volgende redene
ring: in een gebied van lage tot mati
ge dichtheid werken de vogels regule
rend. Een prooisoort die tijdelijk schaars
is, wordt gespaard; bij een matige
dichtheid gaan de mezen zich erop
toeleggen. Stijgt de populatie van een
prooi tot meer dan matig, dan houdt
de regulerende werking op: naarmate
de populatie uitgroeit, dalen de procen
tuele verliezen dii de prooi aan de vo
gels lijdt en dit zal een verdere groei
in de hand werken. De regulatie moet
dan kennelijk van andere factoren
uitgaan.
Dat zijn oa.. de parasieten, die
eieren leggen in hun slachtof
fers: ieder gelegd parasietenei
betekent de dood van één prooi-
dier. Opereert nu de volwassen para
siet in een ijle populatie van prooien,
dan heeft hij voor ieder slachtoffer een
lange zoektijd nodig, waardoor slechts
een geringe nakomelingschap tot ont
wikkeling komt. Werkt de parasiet in
een dichte bevolking, dan is het resul
taat een hoog voortplantingscijfer. Op
grond van theoretische modellen ver
wacht de onderzoeker, dat het samen
spel van een insect en zijn parasiet
/.al leiden tot steeds grotere schomme
lingen in hun populatiedichtheid. Als
echter in het model ook de werking
van de vogels betrokken wordt, blij
ken de schommelingen te worden af
gevlakt. Dit is te danken aan het feit,
dat ijle prooipopulaties door de vogels
zoveel minder worden aangetast dan
matig dichte bevolkingen.
Dit alles leidt dan tot de hypothese,
dat de insectenetende vogels een be
langrijke rol spelen bij de afvlakking
van de prooi- en parasiet-schommelin
gen. Zij zouden er dus toe bijdragen,
dat de insectenbevolking zich niet ver
van de normale dichtheid verwijdert,
d.w.z. dat de toppen en dalen in de
golflijn betrekkelijk beperkt blijven. In
zekere zin dragen ze dus bij tot hand
having van die insectenbevolking, maar
dan op een niatig niveau. Het is niet
onmogelijk, dat andere roofvijanden van
plantenetende insecten, zoals spinnen
en van roof levende insecten, dit even
eens doen. Tinbergen was van plan,
zijn onderzoek op basis van deze ge
dachten voort te zetten en uit te brei
den. Misschien wordt dit door zjjn leer
lingen nog eens gedaan.
De oecologie is een studie zonder ein
de, inaar ze is zo boeiend, dat ze steeds
ferventer beoefend zal worden door bio
logen, die eenmaal gegrepen zjjn door
het wonderlijke samenspel van krach
ten, dat schuilgaat achter het etiket
„natuurljjk evenwicht". De verwachting
dat die studie bovendien kan leiden tot
praktische toepassingen van grote eco
nomische waarde, maakt haar nog ex
tra interessant.