Roek moet een miljoen opbrengen Extra hulp gevraagd voor Aziatische vluchtelingen D Oecologen zoeken:- Resultaten nuttig voor I insekten bestrijdi ng Pater Werenfried, tweede van rechts, bij een „woonfabriek" in Hongkong. aar zit dan de „Spekpater". Onder het schuin omlaaglopende boardplafond van een pijpela, met aan de wand boven zijn bureau j et dodenmasker van kardinaal Stepinac en naast era op een lage muurkast een aangeklede var- *er|spop met een Siberische bontmuts op. De zon alt binnen door een dakraam en via het lage genster. In het vertrek, dat we bereikt hebben °yer een steile trap die uit het pakhuis komt, staan erder fauteuils in diverse stijlen, een tafel waarop pat kledingstukken liggen en een opklapbed. rater Werenfried heeft ons in het kantoor van j Pakhuis begroet. Met haast bedeesde stem Geft hij zjjn naam genoemd en hij beantwoordt N rdets aan het beeld van de felle redenaar dat °nze herinnering is blijven voortleven. Als hij af* schrijfwerk waarmee hij bezig was, heeft 0 Semaakt, komt hij, nog altijd even rustig, tegen- s ons zitten. Ja, hij is in Hongkong geweest, in ge-°n en 'n Calcutta. Hij heeft er vluchtelingen in2ien een ellende, die alles overtreft wat hij jde na-oorlogse jaren in Duitsland heeft meege- »E h hij erover geschreven heeft in de doe der Liefde", het contactblad voor zijn wel- n®rs, is woord voor woord waar; hij heeft niet overdr even om de portemonnaies open te breken. Verder gaat hij er niet op in. Hij heeft het zo goed hij kon en tamelijk goed, dacht hij zelf op papier gezet, dus wat zal hij verder nog toevoe gen. Het werk is niet nieuw, men is er alleen niet eerder aan toegekomen. Nu de vluchtelingenpro blemen in Europa hun grimmig karakter verlo ren hebben, kan Oostpriesterhulp aan de anderen gaan denken: aan het miljoen daklozen in Cal cutta, aan de holbewoners van Hongkong en aan de Noord-Koreaanse vluchtelingen, die samenhok ken in primitieve hutten. Pater Werenfried heeft al die ellende gezien op een tocht, die hij gemaakt heeft voor Oostpriesterhulp en voor Misereor, hot werk van de Duitse bisschoppen tegen honger en ziekte in de wereld. Hy heeft op diverse plaatsen beloften gedaan en tracht die nu te vervullen door het verzamelen van gelden, extra gelden voor het Aziëfonds, want liet gewone werk van Oostpriesterhulp blijft doorgaan. In de Echo schrijft hij o.a.: „Morgen komt bij U de vuilniskar om de etensresten weg te halen; ik heb gezien dat 'n vuilniskar de lijken der vluchtelingen weg haalde, die op straat van ellende gestorven waren. En toen er een hond overreden werd, zag ik de kinderen vechten om er een stuk vlees van tussen hun tanden te krijgen." ven 1 ^°ek Vrijwilligers „Mijn vriend' Betere toekomst? Krotten in Hongkong, welke om hulp schreeuwen. De Spekpaterin Hongkong, waar. 85 0.000 mensen op wrakke, jonken leven. IW^S^Miiiiinyimii II 00 STPRI ESTERHULP mobiliseert voor een „betere toekomst" OOfr] z'3n. u Yar|t het moet zijn handschrift blad crnnt naar ppn crnfi ifiïld Echo verschijnt in diverse lan den en talen. Dezelfde brief heeft Pater Werenfried ook in het Ita- "aans geschreven, woord voor aantal - -eau gae ,adrc"5„ Weldoeners, wier namen en W:."*SSPn jj- ei. Le d opn a<lreL!?.aar een blad gaat naar een groeiend 'jge/Pt ,lri eindeloze kartotheken zjjn jot tiiH Eand voor land wordt van tijd Echo „pphieuw bewerkt: dan gaat de reSs --- et-u groot aantal nieuwe 'ben P" degenen die reageren ko- ?ai h„?£ln'tief i - .iet0 uu 'aten zien. En straks zal ik Or.1 ileb "even dat Ik juist geschre- ost.pJ' e" waarin heel het werk van b i|, '£?terhulp is weergegeven. Daar epf dagen aan besteed. Het zou ?°enei-o brochure worden voor de wel- ot een i ar a' schrijvende kwam ik ndur/f16?' boek. Deze dagen gaan er y°ldoen n excmplaren naar Vlaamse ra" hos» eenze'fde aantal hebben we tussp„ rescrve voor nabestellingen. aaki ls bet ook in het Duils ver ben Dn P Duitsland verschijnt het in !-ooo. cwk"'~ J- SO.OO^ ^eteditie met een oplage van e" Itnii z'i" bezig aan de Franse Hii anse vertaling", ais ons al deze mededelingen hij "tere feiten, Hij vertelt erbij, dat ijeeft1?)!, be Duitse vertaling gewerkt UUr - ere lens een recente vermagerings- atigf die hem toch geen kans gaf om aantal 1 .yark te doen. Hij noemt het Wil hii '0 s bat hij is kwijtgeraakt, als 'ijk v n z,lch excuseren voor zijn uiter- vcrbppM. rnen dat niet meer zo tot de baantp "mg spreekt ais zijn volle ge- Pater i van enige tijd geleden. De Spek vet niet echt mager, maar toch ook laaist^Pyajlend dik meer. ,,Ik heb axste de ijmTt'S. hjd veel moeite om me te ehppJ 'ceren" ze. "etia Hi zegt hij, nauwelijks la- ,.s dankt zijn bijnaam aan de aller- Via..„ acties van Oostpriesterhulp, toen Sp "eren varkens fokte voor de Duit- zit-h „"telingen en pater Werenfried Zijn .,P' fotograferen met biggen op "aam 5le' Maar geleidelijk werd de 11 betrokken op zijn eigen postuur... en a rondleiding voert ons trappen op Verte, i*'.1 het allemaal zoals hij het bet-P beeft. In het pakhuis liggen de Vrifwn, Gedingstukken huizenhoog, lip,.'! 'lige helpsters en helpers, scho- feren ec" haar weken vakantie of- Zav.ip c ateliermeisjes die hun spaar- Vei-t.,", ."'PPerdagen afstaan, sorteren de duid l.e"de artikelen. Mei engelenge- Se]ln-,t0ek* iemand in een berg losse >kp,J-"en naar bij elkaair horende Naren, the davi met veters tot paren worden gebonden. In het maga- zi-in wordt alles overzichtelijk opgebor- l\al iUII ICCI\ gen; jassen, mantels, truien, speel goed. Maar de vakken worden weer even vlug leeggehaald: voortdurend worden pakjes klaargemaakt voor fa milies met vreemde namen. „EchlpEiar met drie kinderen, jongen 14, meisjes 11 en 9," staat op het formulier. Voor ieder gaat er iets in het pakket, dat straks, met de naam van een Belgische familie als afzender, het ijzeren gor dijn passeert, om een gezin in moei lijke omstandigheden weer even uit de nood te halen. Oostpriesterhulp helpt niet alleen priesters en vluchtelingen in het wes ten, maar ook noodlijdenden in het oos ten. De organisatie in Tongerlo weet al le gaatjes in het gordijn in korte tijd op te sporen, zodat men zelfs helpende handen biedt bij de bouw van kerken in communistische landen. De verschil lende afdelingen worden bemand door vogels van diverse pluimage en natio naliteit. „Niemand die hier werkt is helemaal normaal", waarschuwt direc teur Werenfried van Straaten. „Vanwaar zijde gij", zegt hij her en der tegm nieuwe gezichten en dan noemen ze, verlegen lachend vaak, allerlei plaats jes van het Vlaamse land. „Werk maar goed door", zegt de Spekpater vader lijk. Hij laat ons de slaapverblijven zien: hokjes van napier, afgeschot in de nok van het pakhuis. We kloppen on willekeurig eens tegen een wandje. „In Nederland zou zoiets niet kunnen; het zou ook niet mogen van de brandinspec- tie", zegt onze gids en het is woorde lijk wat we juist gedacht hebben. De vaste staf kent hij met naam en voornaam, of misschien alleen met de laatste. Ze hebben dus gemeen, dat ze allemaal een beetje gek zijn. Maar ze hebben ook allemaal dezelf de heilige ijver en deze blijmoedig heid. Eén is er die heel het jaar zon der enige vergoeding werkt en nog een jaarlijks diner moet geven op de koop toe. Hij heeft zicli enkele jaren geleden gemeld, toen hij 60 was en niet zo erg best, wat zijn gezondheid betrof. Men had hem nog geen ant woord gestuurd, toen hij al op de fiets van Antwerpen naar Tongerlo kwam om te vragen of hij kon be ginnen... De afdelingen waar de kaarten wor den geponst en waar de Echo's wor den gedrukt en verzonden, werken als in een normaal, zakelijk bedrijf. De giro- biljetten, die voor sommige landen „in eigen beheer" worden gedrukt, worden door een machine automatisch ingeslo ten. Alleen de postzegels worden stuk voor stuk geplakt. Men wil die niet vervangen door stempels, omdat de vreemde postzegel voor velen een at tractie is. Je moet met alles rekening houden. Voor sommigen begint de ca ritas met een buitenlandse postzegel... Als we terug zijn in het „hoofdkwar tier", valt ons oog op een tamelijk groot portret van Khroesjtsjev in kleuren. ..Mijn vriend Khroesjtsjev," zegt pater Werenfried in volle ernst en later be grijpen we wat hij ermee bedoelt, n.l. als f/e gevorderd zijn tot pagina 104 van zijn boek, waar hij schrijft: „Bid niet slechts voor de vervolgden, maar ook voor de beulen, die in nog groter gees telijke nood zijn. Kies er een uit. Neem er een voor uw rekening. Concentreer op hem het kruisvuur van uw gebed en uw liefde." En: „Heb geen angst voor de sluwe wreedheid in het moor denaarsgezicht van Khroesjtsjev. God gebruikt hem een korte wijle om zijn domme kinderen te kastijden... Spoedig valt de gesel weer uit Gods hand, zo als Zjoekov, Malenkov, Beria, Boel- ganin. Hitier en Napoleon gevallen, ver. dwenen en vergeten zijn." Hij heeft Khroësjtsjev zelf voor zijn rekening ge nomen! In het boek vinden we overal de Spekpater terug van onze herinne ring: de predikant die spaarvarkens aan gruizels slaat en spekvarkens doet opfokken voor de bewoners van de Hochbunkers, die hij beschrijft met de ze alinea: „Treed binnen in dit moordhol, in dit zwarte Beest met de witgekalkte ingewanden. Dring door tot in de diep ste buikholten vol grauwe mensen- brokken. Een verslindend dier. Van ruimte tot ruimte, van verdieping tot verdieping, omhoog en omlaag, over al zijn de giftige ldieren van het mon ster in werking, overal speurt ge het verteringsproces, overal ruikt ge de ontbinding, overal ziet ge de wan hoop van de weerlozen die levend verslonden worden, uitgezogen, leeg- geperst, tot ze opgelost zijn in een naamloze en dierlijke mensenbrij." Dan zegt hij tegen zijn Vlaamse toe hoorders: „Luister. Als dit westen nog christelijk is, dan moet de dag komen dat we met vliegende kolon- nes vol troost en liefde oostwaarts trekken". Het duurde niet lang of het was zo ver. De Vlaamse schoolkinderen wer den gemobiliseerd voor de adoptie van drieduizend „rugzakpriesters", die maandelijks een levensmiddelenpakket en een brief van hun kleine bescher melingen ontvingen. Vijftienduizend ki lo levensmiddelen per maand werd die eerste jaren in pakketten naar de ze priesters gestuurd om henzelf in le ven te houden en hen tevens in staat te stellen, hun moeizaam apostolaat on der wanhopige verjaagden te ondersteu nen met daden van hulpbetoon. De nood van de ontheemden en hun priesters sloeg een storm van naastenliefde los, ook in Nederland. Het boek haalt er prachtige staaltjes van aan. zoals dat van de Hollandse slager, „die het tij dens de bezetting verdomd had zijn fiets bij de moffen in te leveren en die na een preek over Oostpriesterhulp het ve hikel vloekend afstond voor een rug zakpriester". Het was een van de hon derd preken die pater Werenfried van Straaten maandelijks hield in diverse landen. De nood leidde uiteindelijk ook tot de machtige organisatie van de rij dende kerken, de kapelwagens, die nog altijd een glorie zijn van de organisa tie. Daarna volgde de oouw van kloosters aan het IJzeren gordijn, waar tenslotte doorheen werd gestoten en waar door dit jaar voor een bedrag van 1.600.000 dollar wordt „geëxporteerd" aan kleding, medicamenten, levensmid delen, theologische handboeken, bre vieren. auto's, motorfietsen en aller lei andere dingen, die de mensen en de Kerk daar op de been moeten helpen houden tot de „betere toekomst" aan breekt, waar pater Werenfried zich op voorbereidt. De predikant heeft wel eens de in druk gewekt, als zou daarover in 1960 de beslissing vallen. Hij bracht dan het derde geheim van Fatima ter sprake. „Het mocht in 1960 gepubliceerd wor den. Dat is niet gebeurd. Maar zo be langrijk is het niet: hoofdzaak is de boodschap dat we ons moeten bekeren, dat we de liefde moeten beoefenen. Dat is niets nieuws, het staat al in het evan gelie", zegt hij, als we het onderwerp aanroeren. En verontschuldigend: „Al le volkspredikanten hebben met escha tologische visioenen gewerkt, dat mag toch gerust?" In zijn boek schrijft hij: „Fatima staat in verband met de bekering van Rusland. Als er niet ge luisterd wordt naar de boodschap van Fatima, zal Rusland zjjn dwalingen en terreur over heel de wereld uit breiden. Indien we echter doen wat Maria in Fatima gevraagd heeft, zal" Rusland zich bekeren. Eerst als Rus land zich bekeert, kan het vrede wor den." Wat de toekomst brengt, weet geen mens. Maar we moeten ons voorbereiden op de mogelijkheid dat het gordijn valt. „Hier ligt een grote taak voor Oostpriesterhulp: de voor bereiding voor de betere toekomst, zo dat de westerse kerk onmiddellijk na de bevrijding met kolonnes van naas tenliefde en apostolaat naar de gekwel de en geschonden broeders in het oosten kan trekken." Hij beschrijft ook de - rvaringen die hij heeft opgedaan tijdens een reis achter het ijzeren gordijn, waar hij, uiteraard incognito!, met bisschoppen en pries ters gesproken heeft. Het is schokken de lectuur. Ook de verslagen van zijn jongste ellende-reis in ket verre oosten zjjn in het boek vervat. Het boek „Oostpriesterhulp" zal bin nenkort ook in Nederland uitkomen. Het is de moeite van het lezen - en van het geven - ruimschoots waard. VIC LANGENHOFF (Van een onzer verslaggevers) De toenemende resistentie van schadelijke insecten tegen gif stoffen doet de biologen steeds intensiever speuren naar moge lijkheden om het ongedierte te bestrij den met biologische wapens. In "er- band daarmee is de oecologie, die de onderlinge samenhang bestudeert van de verschillende componenten in een levensmilieu, actueler dan ooit: de ken nis die men vergaart over de manier waarop vogels en parasieten een insec tenbevolking reguleren, kan misschien in de praktijk worden benut. De na tuurlijke tegenkrachten, die zelfs in een onnatuurlijk cultuurmilieu nog al tijd werkzaam zijn, en die door een che mische bestrijding meestal even rigou reus worden gedecimeerd als de scha delijke insecten waar de bestrijding om begonnen is, kunnen wellicht dusdanig gemobiliseerd worden, dat de riskante en steeds minder effectieve gifspuite- rij kan worden gestaakt, tenminste in bepaalde cultures. De tuinbouw zal de spuiterij nooit helemaal kunnen mis sen, tenzij men succes heeft niet ande re biologische experimenten, zoals het kweken van resistente rassen en het inschakelen van ziektenverwekkende bacteriën. Er zjjn nl. schadelijke in secten, die zelfs in kleine aantallen niet kunnen worden geduld, omdat ze heel de teelt waardeloos maken. Vo gels en parasieten kunnen hier niet ba ten, omdat zij een insectenbevolking wel reguleren, maar nooit uitroeien. Dat in een natuurlijk milieu een bepaald evenwicht, bestaat, is al heel lang be kend. Elke diersoort kent populatie schommelingen. maar t elkens kan men een terugkeer constateren naar een gemiddeld niveau. Het is niet een voudig, de manier waarop het even wicht in stand gehouden wordt, te ach terhalen, maar af en toe lichten scherp zinnige onderzoekers een tipje van de sluier op. Een van die onderzoekers is de bekende ornitholoog Luuk Tin bergen geweest, die in 1955 is overle den. Hjj liet veie gegevens en nog niet gepubliceerd werk achter, speci aal op oecologisch gebied, en een van de interessantste studies was die over de schommelingen van insecten- en vo gelpopulaties in denncbossen, onlangs gepubliceerd in het tijdschrift van dc Nederlandse Dierkundige Vereniging en gerefereerd in Ardea, waarvan Tinbergen redacteur is geweest. Tinbergen deed zjjn onderzoek m een 35-jarig dennebos op de Veluwe, waar hij de insectendichtheid vond door te bepalen hoeveel insecten van elke soort voorkwamen per 400 loten, dat was het aantal dat gemiddeld te vinden was boven 1 m2 bosoppervlak. De vogelstand werd zoals gebruikelijk bepaald door het tellen van de zingen de mannetjes: het onderzoek is nl. ver richt in de tijd van het broedseizoen. Het voedsel van 92 mezenbroedseis werd bestudeerd in nestkasten met een achterwand van glas, die werden op gehangen tegen een schuilhut. De waarnemers in de hutten konden daar door op een afstantf van 20 cm zien, welke prooien aan de nestjongen wer den gebracht. Daar de meeste mezen ni-t meer dan één prooi tegelijk bren gen terwijl hun menu in dennebossen uit een klein aantal goed herkenbare prooidieren bestaat, kon het overgrote deel van de prooien met zekerheid worden gedetermineerd: bij de 52509 Observatie-nest kast met schuilhut. voederingen die Tinbergen en zjjn medewerkers van hun schuilhutten uit konden waarnemen, kon 49177 keer de prooisoort worden vastgesteld. Het bleek, dat de vogels van sommige in sectensoorten een aanzienlijk deel van de aanwezige voorraad wegvingen, in een enkel geval zelfs 80 pet, in andere gevallen echter veel minder. Tinbergen heeft ontdekt, dat de mezen niet voor de voet weg pakken. Was dat wel het geval, dan zou het door de mezen aangebrachte voedsel een representatieve steekproef moeten vor men van de insectenfauna die binnen het bereik van hun jachtwijze valt. De meest talrijk voorkomende soorten zouden dan ook in het mezenvoedsel het meest moe ten voorkomen. Maar deze „trefkans-hy pothese" gaat niet op en de onderzoeker verklaart dat, door allereerst het be grip risico-index in te voeren. Een grote rups loopt meer kans om door een mees te worden opgemerkt dan een kleine en een opvallend gekleurde of zeer beweeg lijke meer dan een goed gecamoufleerde die stil zit. De kans dat een prooidier door de mees wordt gegrepen noemt Tinbergen dan het „risico", Dat risico is met voor alle stadia van het insect even groot: de larven van de dennespanner, i3 zich in de grond verpoppen, zijn daar heel de winter veilig voor de mezen, de vlinders, die in jun1 en juli vliegen, zijn het veel minder, maar het meest kwets baar is de soort als de vlinder eind mei of begin juni pas uit de pop gekomen zijn en enkele uren op de grond zitten te wachten tot hun vleugels volledig ontwikkeld en gedroogd zijn., Dat blijkt uit het hoge percentage van'deze vlin ders, dat dan aan de jonge mezen ge voerd wordt. Tinbergen heeft nu voor ae diverse prooisoorten de relatieve ri sico-index berekend, door de in het me zenvoedsel aangetroffen aantallen te delen door de aantallenwaarin ze in de twijgmonsters voorkomen. De procentuele samenstelling van het mezenvoedsel zo wordt dan geconsta teerd, wordt bepaald door de relatieve talrijkheid van de prooisoorten èn door hun relatieve risico-indices. Het risico wordt volgens Tinbergen vooral bepaald door de grootte van de prooi en de smaak. De grotere soorten rupsen waren m. in het mezenvoedsel veel talrijker vertegenwoordigd dan in de twijgen. De mezen selecteren de gro tere rupsen, doorde' deze gemakkelijker te vinden zijn, of doordat de mezen voor keur hebben voor grote irooien of dooi beide factoren. Dr. H. Kluyver vraagt zich hierbij echter af, wat de invloed kan zpn van de door Tinbergen niet genoem- de mogelijkheid, dat de kleine prooien door de mezen wel gevonden en gegre- oen worden, maar ter plaatse door hen zeil worden opgegeten: in dat geval zou het voedsel dat aan de jongen wordt ge- bracht, geen juist beeld geven van de jachtbuit van de ouden. Het risico wordt behalve door groot te en smaak van de prooi ook be paald door het „zoekbeeid" dat de vogels hebben. Volgens de onderzoeker gaan de mezen op voedsel uit met een bepaald zoek beeid voor ogen. Dit de studie is gebleken, dat het een tijd duurt, voor de mezen een nieuw insect, dat zich ontwikkeld heeft, gaan vangen: in de twijgmonsters was liet voorkomen van zulk een sou1, al enige tiid geconstateerd voor de soort in hel mezenvoedsel werd opgenomen. Voor de regering is dit van groot belang. Zolang een insect schaars is, loont het voor de vogels niet, er opzet telijk naar te gaan zoeken; er ontwik kelt zich geen zoekbeeid zelfs als het een smakelijk insect betreft. Stijgt het aan tal insecten tot boven een bepaalde waar de, dan gaan de mezen ernaar zoeken. De dichtheid waarbij dit gebeurt is voor smakelijke insecten lager dan voor minder smakelijke. Wordt het in sect zeer talrijk, dan krijgen de vogels er genoeg van en schakelen na eni ge tijd weer over op andere insecten: zelfs de talrijkste soort maakte nooit meer dan 40 pet. van het voedsel uit. Waarschijnlijk komt een gemengd dieet de jongen ten goede. De tol die de vogels heffen is dus het grootst als de prooisoort een mati ge dichtheid bereikt. Tinbergen heeft ge poogd, na te gaan, wat dit betekent voor de aantalsregulatie. Aanvanke lijk kwam hij tot de volgende redene ring: in een gebied van lage tot mati ge dichtheid werken de vogels regule rend. Een prooisoort die tijdelijk schaars is, wordt gespaard; bij een matige dichtheid gaan de mezen zich erop toeleggen. Stijgt de populatie van een prooi tot meer dan matig, dan houdt de regulerende werking op: naarmate de populatie uitgroeit, dalen de procen tuele verliezen dii de prooi aan de vo gels lijdt en dit zal een verdere groei in de hand werken. De regulatie moet dan kennelijk van andere factoren uitgaan. Dat zijn oa.. de parasieten, die eieren leggen in hun slachtof fers: ieder gelegd parasietenei betekent de dood van één prooi- dier. Opereert nu de volwassen para siet in een ijle populatie van prooien, dan heeft hij voor ieder slachtoffer een lange zoektijd nodig, waardoor slechts een geringe nakomelingschap tot ont wikkeling komt. Werkt de parasiet in een dichte bevolking, dan is het resul taat een hoog voortplantingscijfer. Op grond van theoretische modellen ver wacht de onderzoeker, dat het samen spel van een insect en zijn parasiet /.al leiden tot steeds grotere schomme lingen in hun populatiedichtheid. Als echter in het model ook de werking van de vogels betrokken wordt, blij ken de schommelingen te worden af gevlakt. Dit is te danken aan het feit, dat ijle prooipopulaties door de vogels zoveel minder worden aangetast dan matig dichte bevolkingen. Dit alles leidt dan tot de hypothese, dat de insectenetende vogels een be langrijke rol spelen bij de afvlakking van de prooi- en parasiet-schommelin gen. Zij zouden er dus toe bijdragen, dat de insectenbevolking zich niet ver van de normale dichtheid verwijdert, d.w.z. dat de toppen en dalen in de golflijn betrekkelijk beperkt blijven. In zekere zin dragen ze dus bij tot hand having van die insectenbevolking, maar dan op een niatig niveau. Het is niet onmogelijk, dat andere roofvijanden van plantenetende insecten, zoals spinnen en van roof levende insecten, dit even eens doen. Tinbergen was van plan, zijn onderzoek op basis van deze ge dachten voort te zetten en uit te brei den. Misschien wordt dit door zjjn leer lingen nog eens gedaan. De oecologie is een studie zonder ein de, inaar ze is zo boeiend, dat ze steeds ferventer beoefend zal worden door bio logen, die eenmaal gegrepen zjjn door het wonderlijke samenspel van krach ten, dat schuilgaat achter het etiket „natuurljjk evenwicht". De verwachting dat die studie bovendien kan leiden tot praktische toepassingen van grote eco nomische waarde, maakt haar nog ex tra interessant.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1961 | | pagina 9