Veertig jaar geleden opende DE GROTE SHOWMAN VAN GAY TWENTIES zijn vermaak-tempel Handicap blijkt in Berg en Dal geen bezwaar voor technische opleiding J Achttien leergierigen in een primitief internaat bijeen ZATERDAG 28 OKTOBER 1961 Een man in rok stond klein in het kruispunt van witte •lichtkegels op het toneel. Zijn ogen glansden van een scho ne droom. In zijn stem steeg een verrukkend pathos toen hjj uit riep: „Publiek, aan u draag ik dit theater over." Dit gebeurde vandaag veertig jaar geleden. Abraham Tuschins- ki, de grote showman van de gay twenties, had voor Amsterdam een vermaakstempel gebouwd, waarom het jarenlang door elke wereldstad werd benijd. En nu nog neemt het onder de meest geraffi neerde en luxueuze vermaaksge- legenheden een ereplaats in. Er is in die veertig jaar nagenoeg niets aan het theater veranderd. Van onder tot boven puilt het uit van uitbundige exotische decoraties. In de haremtapijten, het konings marmer, het verfijnde hout, het smeedwerk en het glazuur gloeit nog altijd de tover van het nieuwe. Voor menigeen is de tempel aan de Reguliersbreestraat een monu ment van kitsch. Maar wie niet méér ziet is verblind. Want zel den werd een gebouw zo precies wat hef moest worden, beant woordde iets zozeer aan de levens atmosfeer, het visionaire inzicht en de bedoelingen van de maker, van Abraham Tuschinski; de ar chitecten en decorateurs waren in zijn handen niet anders dan in strumenten. AN, zal je goed voor Wim zorgen?" Met deze woorden liet een moeder haar jongen, bij wie een arm mankeert, achter in gezelschap van een medeleerling, die niet lopen kan, in de Lagere Technische School voor invalide jongens van de stichting „Sterke Helpende Handen" in Berg en Dal onder de gemeente Groesbeek welke als eerste school van dit type in Nederland begin van deze maand is gestart Het is een treffende illustratie van de goede geest en onderlinge hulpvaardigheid, die al spoe dig in dit instituut waaraan een internaat is ver bonden zijn gaan leven. Verwacht nog geen riant gebouw, up to date ingericht, en leslokalen met moderne machines; het is nog maar een eerste zeer voorlopige aanzet. In Berg en Dal gekomen moet de bezoeker een kronkelend pad, vol kuilen en boomstronken op klauteren de weg zai echter spoedig met vrien delijke medewerking van particuliere instanties worden geëffend om dan bij een eenvoudig, maar aardig uitziend wit landhuis te korten, dat vele jaren als jeugdherberg dienst heeft gedaan met op een strook grond daarnaast een houten ba rak, die weldra een tweede als buur zal krijgen. Levensvreugde Grote ijver Deze joodse emigrant uit Polen had vanuit Rotterdam willen oversteken naar Amerika, maar hij kon op het eerst vertrekkende schip geen plaats meer krijgen. Om toch maar iets te verdie nen nam hü de exploitatie van 'n hotel letje op zich. En hij kreeg het er zo druk mee dat hij aan het vervolg van zijn reis niet meer toekwam. Evenmin als zijn zwagers Herman Ehrlich en Her man Gersdhtanowitz. Ze vormden een zakelijk driemanschap en deze troïka nam vaart om het Nederlandse bios coopwezen te veroveren, dat, gezien het prille stadium van de cinematografie, nog maar een pover kermisgedoetje was. Ze kochten een leeg, vervallen zee manskerkje aan de Coolvest en bouw den er een bioscoopje van, Thalia. Het was 1909. Rotterdam kwam kijken, want er werden steeds veel gratis kaarten verspreid. Abraham Tuschinski was een zakenman met veel plannen en een over rompelende overtuigingskracht. Het ge- lukte hem financiers te krijgen voor een betere bioscoop, die de naam Thalia overnam, een mooi theater al, met een toneel waarop Tuschinski vanuit zyn hM bereik van rondvliegende kogels te huis 's avonds kon kijken. Het getij zat bliiven Aan hp+ hAnM van een hora» rl r\ Viorvin +rv i_ -t ABRAHAM TUSCHINSKI mil, ii mi i i i n de heren tegen. Niettemin verzekerden zy zich van meer bioscopen en in de jaren van de eerste wereldoorlog be raamden zij plannen om Amsterdam bin nen te dringen op een manier die de zich groots ontplooiende showman Tuschinski waardig leek. Bioscopen maakte men gewoonlijk in uitgebroken winkels: donkere pij penladen waar de griep broeide tus sen de houten stoelen en banken. Een film was nog 'n nieuw soort boerenbe drog, maar met zoveel mysterieuze betovering dat niemand er ongevoelig voor kon blijven. Abraham Tuschinski was niet louter een handige spulle- baas. Een imperium van de film zag hij groeien in Amerika, een rijk vol paleizen en beroemdheden, vol goud en schittering. Hij zag het niet als protserige, banale bluf, maar als iets dat een weldaad zou zijn voor de mensheid, een veredelend vermaak op grootscheepse schaal, nu eens niet voorbehouden aan de bevoorrechten. De schitterende schijnwereld van Hol lywood wilde hij een schijn van reali teit geven. „Bouw het beste en mooiste theater," zei hij tot zijn architecten, waar niemand achter een pilaar zit en waar iedereen zich rijk en comfor tabel voelt." Het was 1918. Van de Duvelshoek, het groezelige achterbuurtje bij het Rembrandtsplein, ging een groot stuk tegen de grond. Daarna ontwikkelde zich een enorm spektakel, met een Abraham Tuschins ki die aan het hoofd van deskundigen het land en half Europa afzocht om de uitzonderlijkste materialen en con structies in de wacht te slepen. Euro pa was nog vol chaos en tumult, alles werd krankzinnig duur, op de meest on verwachte ogenblikken werden enorme bestellingen getorpedeerd. Twaalfhon derd heipalen, met vaderlandse vlaggen bedekt, zakten de Rijn af. Om de ge wenste overkapping te krijgen moest Tuschinski ineens zelf naar Düssel- dorf, waar hij midden in een Spartakis- ten-oproer terecht kwam, dat hem bijna het leven kostte. Plat op zijn buik in de eetzaal van een hotel wist hii buiten Een groot, comfortabel theater zonder pilaren, bestelde Abraham Tuschinski bij zijn architecten. blijven. Aan het hoofd van een horde werklieden haalde hij daarna zelf twee miljoen stenen van een fabriek die door watersnood getroffen was. Het ene ver bijsterende avontuur volgde het andere. Er waren vermogens mee gemoeid. En nog wist Abraham Tuschinski niet van ophouden. Kort voordat de dag van de opening was vastgesteld, ontdekte hij in de Cinéma de la Monnaie in Brussel een indrukwekkend Wurlitzer-orgel. Zo iets wenste hij ook voor zijn nieuwe thea ter, maar daar hij in de korte töd die hem nog restte geen zelfde orgel kon bestellen, legde hij een kapitaal neer bij de Brusselse directie, liet het instru ment uitbreken en naar Amsterdam vervoeren. Dag en nacht werd er gewerkt en dag en nacht keek hij iedereen op de vin gers. Iedereen doordrong hij tot in de ziel van zijn barokke fantasieën. En zelfs de uiterst karakteristieke wand schildering van Jaap Gidding en de de coraties in het cabaretzaaltje van Pie- ter den Besten, waren in elke lijn, in elke glanskleur van het lak vervuld van Tuschinski's ideeën. Was het Chinees, Egyptisch, sprook jes-Arabisch waarin die weelderige opsmuk vorm kreeg? De hemel mag het weten, maar alle uithoeken van het gebouw werden als cultusplaat sen van een fantastische tempel op gesierd. De praktische inrichting en de technische uitrusting van de glo rende en dovende lichtenreeksen tot de zaeht-pluehen stoelen, van de pro- jectie-apparatuur tot de spiegelende kap- en kleedzaal voor de dames wa ren niet minder kostbaar. Niet alleen de op tierelantijnen ver zotte Amsterdammers waren overbluft toen Abraham Tuschinski de poorten van zijn tempel opende; over de gehele wereld ging spoedig de faam van dit theater met zijn zestienhonderd plaatsen tussen marmer, ebbenhout en brons. Het was een show die dromen over trof. In een speels opstel heeft Guillaume v. d. Graft zijn zwak voor dit meesle pende monument verdedigd, dat hij noemde: „een dure poging tot rehabili tatie van de film, die een kermiskind was, dat au sérieux genomen wilde worden.,, een voorbarige tempel voor de fiimregulieren in die breje straat. Ze ligt tussen twee open plekken in de stad, de ene naar Rembrandt genoemd en de andere naar de Munt. Dit is wel ongeveer de plaats van de film, tussen artistieke en economische draagkracht in. Tussen Egypteland en het beloofde land, ronddwalend door de barre vlak ten van onze massieve wereld, rondwa rend door de vrije-tyd-woestynen van onze generatie. Een enkele maal een week lang zich nestelend in een oase, soms langer dan een week zelfs, wan neer een werkelijk goede film gepro longeerd wordt. Maar meestal niet be ter en niet slechter dan wij gewone mensen zijn, met ons vleespottenhumeur en ons beslagen heimwee naar een „groots en meeslepend leven", het zij dan desnoods in wide-screen." Heel zijn leven heeft Abraham Tu schinski het zo goed mogelijk voor het publiek willen doen. Het publiek, dat niet aan filmkunst toe was, maar toch een smaak voor het goede aan de dag legde. De stomme film werd verlevendigd door het orkest, waar mee Max Tak zich een reputatie ver wierf en met het orgel, waaraan Pier re Palla speelde. Toén de „talkies", de sprekende films, verschenen, ble ven zij, als een extra betuiging van Tuschinski's waardering aan het pu bliek, zoals ook het traditie-getrouwe variété dat voorgeschoteld werd. In dit theater heeft ons land kennis ge maakt met de groten der filmindus trie. Hier koos het zijn idolen: de ge tekende als de slimme Mickey Mouse, de gilletjes slakende Betty Boop en de schorre krachtpatser Popeye the Sai lor; en de gefilmde als Chaplin, Ru- dolf Valentino, Douglas Fairbanks, Pola Negri, Lon Chaney (de klokken luider van de Notre Dame) Greta Garbo, Al Jolson, Jeannette MacDo- nald en Maurice Chevalier, Mariene Dietrich, Willy Forst en Richard Tau- ber. De goudgelokte Jeannette Mac- Donald is persoonlijk ook geweest, evenals Chevalier. Tal van groten no digde Tuschinski in de loop der jaren uit, en ze kwamen ook, Joseph Schmidt Martha Eggerth, Tom Mix. voor wie de hele buurt afgezet moest worden om het publiek in toom te houden, etc. De variété-artiesten die in de ver maakstempel optraden, waren ook de minsten niet: het pianoduo Wiener en Doucet, het Lone Fuller Ballet, Vincent Escudero, Jack Smith „the whispering bariton" en de Comedian Harmonists. Als er een Nederlandse artiest bij een jubileum gehuldigd moest worden, gaf Tuschinski de zaal vrij voor een nacht voorstelling. Hij voelde zich verplicht aan het publiek, dat hij altijd maar be ter wilde leren kennen. Men vond hem steeds onder de mensen en vele malen ging hij in de pauze zelf met de koffie rond om te kunnen luisteren. Zo hield hij het theater draaiende, tussen „Rembrandt en Munt, tussen Mammon en Muze". René Clair's „Sous les toits de Paris" ging er in première, evengoed als „De Jantjes". Tkischinski gaf niet slechts de roes die de film eigen is, maar ook zijn persoonlijk ac cent dat van het bezoek in zijn paleis een blijvende herinnering maakte. Bin nen en buiten Amsterdam heeft hij er inderdaad een groot publiek mee gediend. Bij dit grootscheepse had hij jarenlang iets exclusiefs, waarvan men nu moet betreuren dat het verdwenen is. Dat kon den de fijnproevers genieten in zijn ca baret-dancing, in een summum aan de coratieve weelde. Het waren de revue- tjes zoals Cor Ruys onder meer ze ver toond heeft („Gek hè?") en vooral Ru- dolf Nelson. Iedere veertien dagen zet te deze Berlyner met zijn artiesten een nieuwe revue van een uur op het to neeltje en ze waren zo onmiskenbaar apart van theatersfeer dat men nadien nooit meer zoiets op de planken heeft teruggezien, of het moet in een lied of een sketch van Dora Paulsen zijn ge weest, die deel uitmaakte van Nelson's cabaret. Het zaaltje is er nog, even pronke rig en mystiek als weleer, maar leeg. Een keer in de week zit er het schaak- clubje Cinémat van leden uit het bios coopbedrijf. Enfin, slechts in een pa leis kan men kwistig zijn niet pronk zalen. HENK SUèR „De tempel der filmregulieren in de breje straat tussen Muze en Mammon Voor invalide jongens nieuwe toekomstmogelijkheid De serre is geïmproviseerd tot leskamer, waarin de jongens aandachtig luisteren naar de directeur, de heer J. J. Verstegen. Joost mag weten of de stijl Chinees, Egyptisch of sprookjes-Arabisch is, maar van onder tot boven is het theater met weelderige materialen en exotische decoraties beladen. Wy waren er op een van de mooiste dagen, die deze herfst tot nu toe heeft opgeleverd en alles werkte mee om de prachtige omgeving zo joyeus mogelijk te maken. De jongens in de leeftyd van veertien tot achttien jaar genoten in hun vrije tijd volop van de heerlijke zon en klommen, voor zover hun ledematen dit toelieten, naar hartelust een heuvel op en af. Hun kameraad, die in een rolstoel door het leven moet gaan, be hoefde by het spel niet achter te biy- ven, want hy wordt overal mee naar toe gesleept, zonder dat iets gevraagd wordt. Of het nu naar de kermis in het dorp is of naar de vlak l>y gelegen kerk van de paters Montfortanen, zijn vriend jes nemen hem altijd mee. De jongens zyn in het dorp al een bekende en ver trouwde verschoning geworden. Ze val len niet eens meer op, als ze in de win kels hun inkopen doen of al of niet met een broeder een wandelingetje maken. Onder de joi^gens zijn er die nooit deze vrijheid van beweging hebben ge kend en meestal thuis moesten zitten. Begrijpelijk, dat een enkeling het in het begin wat gênant vond zich onder de mensen te begeven, maar van de ze verlegenheid werd hij door een In valide, die daar al lang over heen was, genezen met de diepzinnige op merking: „Jö iedereen heeft immers een gebrek; alleen je ziet het niet altijd". Met het aan invalide jongens aange past technisch onderwijs geven zodat zij later normaal in de maatschappij opge nomen kunnen worden en een behoor lijke boterham verdienen, wordt hun eeu groot stuk levensvreugde gegeven, terwyi de ouders van velerlei zorgen worden verlost. Dit schitterende werk is een initiatief van de in 1950 te Ny- megen In hef leven geroepen stichting „Sterke Helpende Handen", opgericht met de bedoeling aan invalide kinderen recreatie te verschaffen, waarbij voor al het oog gericht was op de hier aan wezige St.-Maartenskliniek. Een commissie van deskundigen, be staande uit dr. H. F. W. te Riele, dr, G. J, F. M. Bar, directeur van genoem de kliniek en de heer F. J. van Aalst, economisch directeur van het St.-Igna- tiusziekenhuis te Breda, achtte verwe zenlijking van de idee mogelijk en in 1959 werd de nodige goedkeuring en sub sidie verleend voor de oprichting van de school, waarvoor een aparte stich ting werd gecreëerd met als voorzitter dr. Bar, die tevens medisch adviseur is. Een geschikt terrein voor definitieve bouw, dat zeker negen ha. groot moet zyn, zodat er voor deze jongens vol doende gelegenheid is voor buiten- recreatie, was niet direct te vinden, doch terecht is vast een provisorisch begin gemaakt. Uit de velg aanmeldingen, die binnen kwamen, zodra de plannen bekend wa ren, is wel gebleken, hoe zeer men in de roos heeft geschoten. Daar in een dringende behoefte werd voorzien, ver leende het ministerie van O.K. en W. en andere overheidsinstanties grote medewerking. De Broeders van Huy- bergen werden oereid gevonden de verzorging van het internaat op zich te nemen; tot directeur van de school werd benoemd de heer J. J. Verste gen, adjunct-directeur van de Katho lieke Technische School in Arnhem. Over de toelating tot de school be slist een commissie bestaande uit een medische specialist, een psycholoog, een pedagoog en een maatschappelijk werk ster, die te beoordelen krijgt aan de hand ook van een rapport van een re- validatie-instelling of een behandelende specialist of redelijkerwijze kan wor den aangenomen, dat een jongen de opleiding met succes kan volgen. Beslissend is het eerste jaar, waar in zoals op elke andere lagere tech nische school basis-onderwijs wordt gegeven, doch hier het karakter van observatie al bijzonder sterk 's- Men heeft immers geen zekerheid om trent de prestaties van de jongen en dit jaar moet vastgesteld worden 01 hij wel voor een technisch vak g^~ sehikt is. Uiteraard is het onderwijs zeer in dividueel, doch by het leren van een vak voorlopig beperkt men zich 'ot metaalbewerking in zo breed mogelijke zin en houtbewerking, waarb'i rekenin» wordt gehouden met persoonlijke voor keur en het lichamelijk gebrek za: men alleen in het begin met aangepast gereedschap werken. Als de leerling zU» opleiding achter de rug heeft, moet hu in staat zijn zoveel mogelijk met nor maal gereedschap te werken. Reeds nu onderhoudt de leiding van de school con tacten met het bedrijfsleven en de ver wachting bestaat, dat vele bedrijven jongens zullen opnemen. Belangrijk v°° de gehele vorming is ook de nazorg» waarbij voeling wordt gehouden met h*l bedrijf, waar een oud-leerling geplaatst is, om te weten hoe hy zich houdt. Het grote project, zoals het is opg^ zet door architect ir. E. M. R. Finekem is berekend op 120 jongens en omïa als wooncentra vier in de lengte te bof* wen paviljoens elk voor dertig j°°' gens waarachter een tumhal, zwem* hal en de eigenlijke school mét zal®*1 voor praktyk, theorie en opslag van ma teriaal zyn gesitueerd. Links achter ko men klooster en kapel, waarbij men van is uitgegaan, dat in de toekomst viP" tien tot twintig broeders in het comply gehuisvest moeten worden, terwijl el ook de nodige lekeleerkradhten kornd}' Eer het plan geheel is uitgevoerd, zU len er wel de nodige jaartjes over hee> zyn gegaan bU het ontwerpen in l9S' werd gedacht aan tien tot vyftien jaaf en daarom wordt op het te bebouw®" terrein in augustus van volgend jaar be gonnen met een semi-permanente bouw- Twee vleugels, elke met woon- en slaaP' ruimte voor vijftien jongens telkens du® in een slaapkamer worden met elka»* verbonden door een gang, waarin spreely kamers worden ondergebracht en ruim te zal zyn om de invalidewagentjes parkeren. Nu moeten de aanwezige achttien j°n' gens en vier broeders, met aan be hoofd broeder Adalbert, zich met een vry primitieve huisvesting behelpen. P® serre van het huis is beurtelings cet' zaal en leslokaal. We hebben versta»" gestaan van de wonderlyk snelle tranS' formatie, toen de heer Verstegen ev eerste les kwam geven. Dit was all®er> mogelijk dank zy een voortreffelyke d>s* cipline en een opvallende rust. Van ®el1 echte internaatssfeer is overigens geetl sprake, want de jongens praten vrij otl' der elkaar, zoals zij ook als er geet> les of studie is, zonder surveillance stap mogen gaan. Ze zijn echter bezeten van een fïr®^ te yver, alsof zy hun schade van v® loren uren door eein verblyf in een kenhuis by een opgelopen ongeval anderszins, dan wel door gedwonif' stil zitten thuis, willen inhalen. So1" slepen ze hun hoeken in de vrye ll" Ijes nog met zich mee, vertelde br® der Adelbert, die algemeen vorm0' onderwijs geeft. Bij liet gewone ''«S., onderwijs, dat deze .jongens hebben, moe( dikwijls nog heel „bijgespijkerd" worden. De leergi«r<* heid is echter enorm en toen er e® een eenvoudig Engels lesje werd g®|L. ven, voor zover dit bij technisch derwys te pas komt, werd er 's aV0,lr<y in de recreatie lustig Engels K®8'™- ken. Naar de televisie werd niet Se jet ken en ook de bandrecorder werd n' aangeroerd. Toen wy op bezoek waren ontbra'<®P nog de werkbanken, die een plaats ia.®_ gen als straks de tweede barak er,'te De jongens oefenen zich nu in b®1 handvaardigheid en leverden al een «p wijs daarvan met het maken van tafel voor het televisietoestel. Ue e. aanwezige barak biedt, plaats voor creatie en slaapgelegenheid, voor ver er jn het huis geen plaats m b. was. In betrekkelyk korte tijd moesi les ingericht worden, waarbij de jv,ap ders dankbaar hebben geprofiteerd n de hulp, die studenten uit Nymes boden. rdy. Meisjes-studenten naaiden de nen, na zelf de stof uitgezocht te gJl ben en de heren hanteerden Wit- verfkwast ot het hun dageltfks w was. IGNAAT

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1961 | | pagina 14