Nieuwe regeling
is niet langer
de voetveeg van
het snelverkeer
Een stap
vooruit
m
en
Ut
E
PUBLIEK.
voelt er veel voor
Twee kaboutertjes huizen op zolder
Raad
M
voor
wegverkeer
HHBBkWËÊÊ^Èxk
aïl steekt vrouw
m
V B
Verplichtingen
ZATERDAG 28 OKTOBER 1961
Voetgangers moeten:
binnen een afstand van dertig meter gebruik maken van de zebra.
voorrang geven aan auto's van politie en brandweer en ziekenauto's
die signalen geven, aan begrafenisstoeten en militaire colonnes.
Rijdende weggebruikers moeten:
0 voorrang geven aan de voetgangers die op zebra's oversteken.
niet parkeren binnen vijf meter afstand van de zebra.
Wegbeheerders moeten:
zorgen voor goed aangeduide oversteekplaatsen.
zorgen voor een passende verlichting.
pel. De lopende mens, weliswaar
steeds kleiner in aantal door de
toename van het aantal gemotori
seerde voertuigen, kan eindelijk op
zijn recht gaan staan, zij het dan
dat hij dit „staan" niet te letterlijk
moet nemen.
Uitzonderingen
I
ppfi
Pi ,- .„aw*
Terwijl de oranje knipperbollen
als vermoeide vechters voor
een aflopende zaak hun laat
ste dagen uitdienen om daarna na
een kort en moeilijk leven althans
uit het stadsbeeld te verdwijnen,
verheugt de Nederlandse voetgan
ger zich op een ingrijpende gebeur
tenis. Na 1 november zal hij niet
langer de voetveeg zijn van het
snelverkeer, dat in de meeste ge
vallen wettelijk maling mocht heb
ben aan de langzaamste wegge
bruiker, tenzij deze werd be
schermd door de trottoirband of de
hoog-blozende knipperbol, be
schaamd over zijn betrekkelijke
eenzaamheid. De witte loper, door
de wetgever uitgelegd, zal de voet
ganger in de toekomst gaan be
schermen tegen al te forse agres
sie. Auto's, motoren, brommers en
fietsers zullen moeten stoppen,
wanneer hij, tot dusverre de arme
tierigste aan rechten in onze ver-
keershuishouding, via „zijn" zebra
de overtocht maakt. Een histori
sche verandering in het Neder-
i landse verkeersbeeld staat op sta-
rtn-vn
teekproeven onder het Nederlandse publiek hebben uitge
wezen, dat men over het algemeen veel voelt voor de be
schermde oversteekplaatsen voor voetgangers. Op de vraag:
zullen de voetgangers in de toekomst te weinig, voldoende of te
veel beschermd zijn, antwoordde 61 procent „voldoende", 28 pro
cent „te weinig" en 9 procent „te veel". Twee procent gaf geen
antwoord.
Zij, die meenden dat de voetganger ook na 1 november nog
te weinig is beschermd, merkten op:
O dat de automobilisten toch zouden doorrijden,
O dat de zebra's niet duidelijk genoeg te zien zijn,
o dat het pas iets wordt als er voldoende agenten aanwezig zijn
om de veiligheid te waarborgen,
O dat alleen stoplichten een uitkomst kunnen bieden.
De andere groep, die op het standpunt staat dat de voet
gangers te veel beschermd worden, bracht o.a. naar voren:
O het snelverkeer zal in de steden te veel hinder ondervinden,
O de voetgangers zullen minder voorzichtig worden in het
verkeer,
O de stoplichten en knipperbollen geven al voldoende veiligheid.
S,|rd."ïS„rdai verdrietig,
Voetganger
MM
ive£ allpB^tehtbaar maken van de markering van de oversteekplaatsen
A fW. ce»l Pon 1*1 -7 ««7,.
moet er
"«OrE? het
-ij 'ar-
^en°Z^e oversteekplaats bij'het Centraal Station in Rotterdam is
n kleurverschil toegepast. Bij droog weer is de oversteekplaats duidelijk
zichtbaar.
Een van de belangrijkste voorwaar
den voor het slagen van deze nieuwe
„onderneming" is immers, dat alle par
tijen de voetgangersregeling met tact
zullen interpreteren. Zeker, de voet
ganger heeft voorrang op het zebrapad,
maar alleen, wanneer hij bezig is zich
naar de overkant van de weg te bege
ven. Niet het kenbaar maken van de
wens om over te steken geeft dé ove
rige weggebruikers de verplichting om
te stoppen. Men is slechts verplicht de
zich op de zebra bevindende voetgan
ger de gelegenheid te geven ongehin
derd de overzijde van de straat te be
reiken. Over slenteren wordt in de wet
niets gezegd, maar het is duidelqk,
dat dit oversteken met een redelijk tem
po dient te geschieden. Het „treiteren",
bekend uit de begindagen van de knip-
perbollen, zal ook nu wel niet geheel uit
blijven. „Uitbuiters" zijn er tenslotte
altijd. Men kan slechts hopen, dat hun
aantal beperkt zal zijn. Geheel uit den
boze is het stilstaan op de zebra's.
De nieuwe status van de zebra zal
tóch al belemmerend gaan werken
op de „doorstroom" van het mobiele
stadsverkeer: laten we ons hierover
maar geen illusies maken. Het gaat
er slechts om in welke mate en daar
voor is óók het publiek rijdend of
lopend verantwoordelijk.
Heeft de voetganger dus voorrang op
zijn „lopertje", in enkele gevallen dient
hij af te zien van zijn rechten. Dat is
wanneer er een politieauto, een brand
weerauto of een ziekenauto nadert, wel-
ia -«-een - r— -t--~ -- - .7 ke signalen geeft, en als er een begrafe-
Ir, &PervinZV1 kleurverschil zijn (wit en zwart), maar ook een duidelijk verschil nisstoet of een militaire colonne ook
w Laictestructuur, d-w.z. dat het witte gedeeïte een duidelijk gladde struc- g g> nadert. De tram dient even-
jZwarte gedeelte een zeer grove structuur vertoont. Bij^ de op de foto's wej gappen voor de overstekende
voetganger, alhoewel dit voertuig in het
verkeer toch op meer rechten kan bo
gen dan andere voertuigen.
De voetganger dient zich in de toe
komst ook terdege bewust te zij van
zijn verplichtingen. Hü is. kraéStèniB
de wet verplicht om gébruik te maken
van een zebra, als hij binnen een afstand
van dertig meter wil oversteken. Deze
bepaling geldt niet, air hij, om de zebra
te bereiken, eerst een rijbaan zónder
zebra zou moeten oversteken, en even
min, indien hij zich begeeft van of naar
het dichtstbijzijnde trottoir met tram
of bushalte. Uitkijken is dan echter dub
bel geboden, want bestuurders van voer
tuigen zullen binnen deze afstand immers
geen overstekende voetgangers verwach
ten. De ervaring zal moeten uitmaken,
of dit een juiste regeling is.
De groei van het verkeer in ons land
heeft deze toevlucht tot beschermde ze
bra's noodzakelijk gemaakt. Steeds er
ger werd de voetganger, dé langzaam
ste en meest kwetsbare verkeersdeel
nemer, bedreigd door de naar benzine
riekende en met staal beklede horden
om hem heen. Vorig jaar werden er
500 voetgangers in het verkeer gedood.
(Het totale aantal doden bedroeg 1900)
De aanwas van ons nationale autopark
rechtvaardigt respectabele prognoses.
Nu een auto op elke 22 landgenoten.
In 1970 een auto op 12 Nederlanders.
In 1980 1 op 6. Indrukwekkende progno
ses. Dreigende prognoses ook.
Het is duidelijk dat het aantal onge
vallen in de aanstaande heksenket 1
nog zal gaan groeien: wellicht zal
men straks een toevlucht moeten gaan
zoeken in nóg meer maatregelen, welke
het verkeer in zijn vaart belemmeren,
maar (misschien) iets meer levenskan
sen bieden aan de deelnemers aan
dit verkeer, Maximumsnelheid op be
paalde wegen is een daarvan, al menen
wij dat een minimumsnelheid op de auto
wegen, speciaal op zondagen, eveneens
zal bijdragen tot een veiliger verkeer;
een periodieke auto-keuring van wagens
die ouder zijn dan vijf jaar zal eveneens
een stap zijn, die wellicht vruchtbare
resultaten zou kunnen ople\eren. Betere
rijopleiding van bromfietsers, verplich
te verkeerslessen (uitgebreid) op alle
scholen, en een kwiekere uitvoering van
ons wegenbouwprogramma nog altijd
een Crelat'ef) langzaam element in het
snelverkeer zijn eveneens „wapens"
waarvan men in de toekomst gebruik
zal moeten gaan maken. De tragiek
is, dat elke vertraging, elk gebrek aan
inzicht en elk uitstel mensenlevens
kosten.
VIC SNIEKERS
mamm
Advertentie
Bij nat weer is de zebra praktisch niet waarneembaar.
(Foto Stichting voor Verlichtingskunde).
aan ATAG n.v. postbus 60
gratis de meest inspirerende
r kook- en bakapparaten.
u,„' 28 °kt. De bewoner
?t-in ,A°nschuit aan de Vechtdijk,
kJJ bh „°e opperman, heeft gister-
<A' MM!' 28 »kt.
évjE 2T-jari °11Bchu
Söh-. bii oppfc.umn, neen uiom
"met Hwist z"n 45"iarig° acht
ip A 6011 aardappelmesje twee
AaMd die AUf? gegeven. Zij is in een
fcfiA hef "tot zonder levensgevaar is,
Vif^cht. Aa<^eirusch ziekenhuis over-
VejAburea,,e man heeft zich bij hét
•hkk £etnPiJ Van op het Paarde-
^sf7?hde]ir, en i® terzake van zware
elfl. 8 in verzekerde bewaring
(Advertentie)
AN:j.Vï":;V -ik*',: - ->
A1 iw, -i' vil, i
'A;
VI
r -
isk.
(Va onze verkeersredacteur)
Door de voetganger meer rech
ten in het verkeer te verlenen
is in Nederland een stap voor
uit gezet in de richting van
een verkeershuishouding, welke is
aangepast aan de eisen van de tijd.
De snelle motorisering heeft het een
voudig onafwendbaar gemaakt, deze
voorziening te treffen. Op vele plaat
sen in onze steden was het overste
ken tot dusverre een levensgevaar
lijke karwei en hoewel het allerminst
zeker Is, dat, vooral in het begin, de
zebra een onbloedige overtocht zal
kunnen waarborgen, mag van een
belangrijke verbetering worden ge
sproken.
Wij zijn er daarmee echter nog
lang niet. Allereerst is het de vraag,
in hoeverre de gemeenten de door de
minister uitgevaardigde richtlijnen
zullen volgen. Het aanleggen van ze
bra's is een dure zaak. Tn vele ge
vallen liggen de zebra's er al,
maar zal de praktijk moeten uitwij
zen of ze inderdaad (ook nu nog)
juist gesitueerd zijn. Daarbij komt,
dat het publiek aan deze oversteek
plaatsen zal moeten wennen. Wij be
twijfelen, of het publiek vooral in het
begin voldoende sociaal gevoel zal
kunnen opbrengen, om in groepjes
over te steken en ook met het rijden
de verkeer rekening te houden. Hier
voor is een sterke psychologische
voorlichting nodig en hiervan is tot
dusverre weinig gebleken. Wanneer
het Verbond voor Veilig Verkeer in
een voetgangersfolder uitroept: „voet-
galngers, zodra u zich op ecu zebra
bevindt, hebt u er neeht op dat be
stuurders van voertuigen en trams
u onbelemmerd doorgang verlenen,"
dan draagt dat zeker niet bij tot een
mentaliteitsverbetering. netware he
ter, de plichten van beide partijen
duidelijker onder de aandacht te
brengen
Veel zal ook afhangen van de ma
te, waarin straks zal worden ge
straft. Een beroep 0p het fatsoen
draagt vaak minder vrucht dan een
aanval op de beurs en al mogen wij
hartgrondig hopen, dat de zebra geen
melkkoetje voor de Staat der Neder
landen zal worden, toch menen wij
dat de zebra, vooral in het begin,
door ee>n agent bij de teugel zal
moeten worden gehouden.
De mobiele druk op onze Neder
landse wegen en steden vraagt om
meer voorzieningen. Men is het daar
wel over eens. De voorspelde ver
dubbeling van ons wagenpark binnen
tien jaar laat o.ns geen andere keus.
Aangenomen mag worden, dat men
op het departement druk bezig is
met de verkeersnota, welke de mi
nister heeft beloofd en reeds heeft
prof. Beunfanfe enkele punten laten
doorschemeren, waarop hij onze hui
dige verkeerswetgeving gaarne zag
veranderd,
ein van de punten die binnenkort
aan de orde zullen moeten ko
men is het parkeer vraagstuk.
Het schijnt onafwendbaar, dat
parkeerschijven en parkeermeters
ook in Nederland hun intrede zullen
doen. Er zijn (grote) gemeenten, die
dé voorkeur geven a&n parkeerme
ters, andere steden, die bijvoorbeeld
een druk toeristenverkeer hebben,
zien meer hei! in een parkeerschijf.
Evenals bij de voetgangersoversteek
plaatsen dient men rekening te hou
den met de gemeentelijke autono
mie. Het zou niet Onbegrijpelijk zijn,
indit'n de minister straks de gemeen
ten een keuze tussen beide liulpmid-
de!en adviseerde.
Vaak spelt de plaatselijke situatie
bij het troffen van verkeersvoorzie-
ningen een grote rolhet is moeilijk
om indien dit wettelijk mogelijk
zou zijn vaste regels hiervoor te
maken. Toch doet het wel eens
vreemd aan te ervaren dat de voor-
raiigsregels op een kruispunt iin het
oosten van ons land anders zijn dan
elders en dat Den Haag wel voor-
rangswegen kent, maar Rotterdam
en Amsterdam niet. Een zekere co
ördinatie zal, met de groei van de
verkeersdichtheid, wellicht onafwend
baar blijken en als tekenen aan de
wand kan men de uitspraken signa
leren, welke de laatste tijd door ver
schillende Nederlandse verkeersdes-
kundigen zijn gedaan.
Op de onlangs in Delft gehouden
Zuidhollandse verkeersdag ver
klaarde ir. T. W. Lanter-
mans, verbon«fin <Uïh de dienst
stadsontwikkeling te Rotterdam: „De
ontwikkeling van het verkeer heeft
ons volk overvallen. Dat het verkeer
als duidelijk centraal pnnt aan de or
de moet worden gesteld, is duidelijk.
Een theoretische opleiding voor ver-
keersdeskundigen is ®r nauwelijks.."
Ook jhr. ir. j. de Bamtz, architect
en stedebouwkundig?» was van me
ning, dat een gecoördineerd beleid
nodig zal blijken.
Wellicht gaan de gedachten daar
bij uit naar een wette'flk ingestelde
Raad voor het Wegverkeer, die de
minister straks zal k line en adviseren.
Binnen de wettelijke mogelijkheden
zou hierdoor een weg kunnen worden
geopend tot een betere coördinatie,
die in de toekomst van grote waarde
zal kunnen zij'a. Wij nu eenmaal
opgescheept met ee» groeiend ver-
keersmonster, dat in toom dient te
worden gehouden- .K" volgens dc
oude krijgswetten is het noodzake
lijk, daarbij zoveel mogelijk één stra
tegie te volgen.
Nee, Paultje Peper weet nergens
van. Hij weet nog niet eens, dat
er twee kaboutertjes in zijn huis
wonen. Twee kaboutertjes, die
Klik en Klakkertje heten. Ze waren
weggetrokken uit het bos, omdat de
rode paddestoelen, met witte stippeltjes
erop zo'n beetje uit de mode raakten.
Je ziet ze tegenwoordig niet zo veel
meer. En daarom hadden Klik en Klak
kertje gezegd: goed, als er dan voor
ons goen echt© kabouter-paddestoel
meer te vinden is, dan gaan we naar
de stad. Zo waren ze in het huis van
Paultje Peper terecht gekomen, waar
ze een mooi, rustig plekje vonden, in
'n hoekje van de zolder. Daar bleven
ze de hele dag zo stil als muisjes zit
ten En 's avonds, als het stil werd in
huis, omdat de mensen sliepen kwamen
ze pas te voorschijn. Dan duikeiden ze
kopie over de zolder. Of klauterden
langs de balken omhoog. Ook gingen
ze 'wel sprietlopen over de waslfjn. En
roetsten ze op hun buikje omlaag langs
de leuning van de trap. Tenslotte gin
gen ze dan ook nog op hun hoofd staan,
om te zien wie het 't langste vol kon
houden zonder om te vallen. Zoals je
ziet, er waren spelletjes genoeg te be
denken. Maar Klik en Klakkertje .wa
ren er niet meer tevreden mee, sinds
ze gezien hadden, dat Paultje Peper
zo'n prachtige speelgoed-auto had. Tjon
ge jonge, wat kon die rijden. Als Paultje
er een duwtje tegen gaf, vloog hij met
een heleboel geloei helemaal naar het
andere eind van de gang.
Ik denk, dat ik precies in die auto
zou passen, zei Klakkertje op een nacht.
Dan pas ik er ook in, vond Klik. Zul
len we eens kijken of het gaat Paultje
Peper heeft zijn auto altijd op het voe
als we op onze tenen lopen zeker niet
Zo kwamen ze even later in de slaap
kamer van Paultje Peper, die nergens
van wist. De speelgoed-auto stond op het
voeteneind en om beurten klommen ze
er eventjes in. 't Was juist zoals ze
gedacht hadden: 't paste precies. Maal
ais je even in een auto gezeten hebt,
wil je er ook wel eens in rijden'. Zo
ging 't met Klik en Klakkertje ook.
Laten we er eens lekker mee gaan
roetsen, fluisterde Klik. Maar Klakker
tje schudde zijn hoofd en zei: dat maakt
veel te veel lawaai. Het is er een met
aandrijving, zoals dat heet. Ze zouden
allemaal wakker worden-van dat geloei.
Waarom gaan we dan niet op straat?,
stelde Klik voor. Er is 's nachts toch
nooit een kip te zien daarbuiten. Om
dat Klakkertje dat ook een goed idee
vond, tilden ze samen de auto van het
bed en slopen er mee naar de buiten
deur. Het was goed, dat het maar een
plastic auto was, anders was hjj voor
die twee kleine mannetjes veel te zwaar
geweest. Even later stonden ze al op
de stoep. Om de beurt gingen ze er in
en duwde de ander om de auto op gang
te krijgen. Ze hadden 'n reuze pret, dat
snap je. Maar plotseling kwam er een
dikke agent de hoek om gewandeld.
Juist toen Klik in de auto kwam aan
suizen. Hij wilde het stuur nog om
gooien, maar 't was al te laat. De
auto van Paultje Peper reed precies
over de agent zijn tenen en sloeg toen
over de kop, de goot in. Au au, riep
Klik, terwjjl hij overeind krabbelde.
Au au, riep ook de agent, die last van
eksterogen had.
Klakkertje kwam met een kloppend
hartje aangelopen. Wie zjjn jullie? riep
de agent boos. Wij zijn twee kabouters.
teneinde van zijn bedje 'staan. Hjj zal I zei Klik en Klakkertje. En we hebben
wel niet wakker van ons worden. En I u per ongeluk overreden.
Precies over mijn eksterogen, brom
de de agent. Waar is jullie rijbewijs?
Een rijbewijs? riepen Klik en Klak
kertje. We wisten niet, dat we dat nodig
haTuuriijk wel, zei de agent streng. Een
klein kabouter-rijbewijs toch op zijn
minst Als jullie dat met hebben, neem
ik de auto in beslag en jullie gaan mee
naar het bureau. Toen begonnen Klik
en Klakkertje te huilen: die auto is
van Paultje Peper. Hij weet nergens
van! Maar de agent zei: n!ks
maken. Hij stopte de auto inzfln ene
zak en de twee kabouters in de an-
dere. Zo ging hij met grote stappen naar
het politiebureau. Ik zou wel
weten, hoe ik die twee kleine
straffen moet, dacht de a?ent- tAS
zo klein. Maar hoe dan (»k: een agent
over zijp tenen rijden dat komt niet
van pas. Gelukkig had de agent nog
even tijd om na te denken en juist toen
hij 't politie-bureau binnenstapte schoot
hem wat te binnen. Jullie moeten aue
knopen van mijn jasje eens keurig net
jes oppoetsen, zei de agent. Denk er
aan, veen liflaf-werk, maar keurig net
jes. Begrepen?
Ja. meneer de agent, zeiden Klik en
Klakkertje en ijverig gingen ze aan t
werk. O en wat konden ze dat mooi
met hun kleine vingertjes. De knopen
begonnen zó hard te blinken, dat je er
hoofdpijn van kreeg als je er lang naar
keek.
Mooi, zei de agent, toen ze allemaal
een beurt hadden gehad. En wat nu?
Och meneer de agent, smeekten Klik
en Klakkertje, wij beloven u dat we
nooit meer in de auto van Paultje Pe
per uit rijden zullen gaan. Mogen we
alstublieft naar huis? En mag de auto
mee?
Hum-hum, zei de agent, die allang
niet boos meer was. maar die toch
streng wilde zijn. Wij zullen elke week
uw knopen op komen poetsen, beloof
den Klik en Klakkertje. We doen 't met
plezier, want 't was echt 'n werkje voor
óns.
Toen de agent dat hoorde, nam hfl
de auto en de kaboutertjes onder de arm
en bracht ze naar het huis van Paultje
Peper terug.
Daar zitten ze nu weer op de - zolder
en houden zich stil zolang de mensen
wakker zijn. Maar zo gauw als de
nacht }s begonnen, gaan ze kopje dui
kelen op zolder. Ze klauterden langs
de balken omhoog, lopen spriet over de
waslijn, roetsen langs de leuning om
laag en staan tenslotte nog een poosje
op hun hoofd.
Een keer in de week gaan ze knopen
poetsen in het politiebureau.
Maar de speelgoedauto laten ze voor
taan rustig op het voeteneinde van Paul
tje Peper staan. Nu en dan gluren ze
wel eens even om het hoekje, 'n Fijne
auto, zeggen ze dan. Je kon er lekker
mee heen en weer roetsen en we pasten
precies.
Maar Paultje Peper hoort het niet.
Hij draait zich om en slaapt rustig ver
der. Nee. Paultje Peper weet nog altijd,
tiog altijd nergens van!
LEA SMULDERS
DE REDDENDE SCHIM
IV
Ogenblikkelijk staakte de aap zijn
oen cirkel liefkozingen, maar niet voor de jongen
/va« no o r>Lmro ja nil i wfl ontHciH.'illCi hll H crn.
De tegenstanders bleven m ceiLCtr^ een merkwaardige ontdekking had ge
om. elkaar heen draaien. De man ^as j Tipt rlipr riropcr' een iizeren olaat
stom en tot het u" eCHie. dat met een -glinsterend keifnkj
owui v.J.1 cw e. o - r-
genainCijntSrec^yrtm^^^^e'md?^Elke omlijne^k^vesügd«owd
om toe teslaan. linkerarm in de behoord hebben aan het een of andere
- - - --- circus. Het was een getemde aap,
vermoedelijk weggevlucht naar het oer
woud. Het kleine beetje vrees, dat
nog in Pauls hart school, verdween met
brommend rond, zijn in
rondte slaand. Steeds vlugger werden circus. Het
de bewegingen, steeds kleiner de kring, vermoe„e.«l.
schoofde^armvande neger naar" prem nog in J'auis nart scnooi vemween met
De knots zwaaide^iaar het ronddansende een slag. Zo zeker voelde hp zich door
ue Knots zwaaiue ',uc" -/iin cnlrlnkk Tl® rtnf hii pen blik waagde
ape-lichaam. Te laat. Met beide klnu
wen weerde het dier de slag a., rukte
de knots los en versplinterde het wapen.
Een ijzingwekkende schreeuw brak los
uit zijn keel. De neger rende weg als
een bezetene. Bevend van schrik kroop
Paul in de groene struiken, niet lettend
op de dorens, die zjjn armen open
scheurden* Het was alles vergeets. loen
hij zijn ogen na vele minuten weer duzf-
de opslaan keek hij pal in het apege-
zicht. Hij had wel in de grond willen
kruipen van angst. Een zware klauw
kwam neer op zijn hoofd. Nog verder
dook de jongen naar beneden. De ape-
poot bleef op zijn haar rusten, maar het
deed helemaal 'een pijn en er lag niets
boosaardigs in. Wel was liet een huive
ringwekkende gewaarwording en de
jongen wist niet beter te doen dan in
eengedoken te blijven wachten tot de
aap er genoeg van kreeg. Het dier
trok zijn arm weg en begon zenuwach
tig aan de struiken te rukken tot er
voldoende ruimte was om naast oe
jongen te gaan zitten. Dat deed hu
wijl hij hem met zijn donkere, dieplig
gende oogjes aanstaarde. Wat was hi)
eigenlijk van plan? Hulpeloos krasten de
nagels van zijn voorpoten ui de gron
Het duurde "en hele tijd voor Paul
zich durfde verroeren. Hij stond op,
niet wetend wat te doen. De aap volg
de zijn voorbeeld onmiddellijk en liep
enkele meters verder, AaalT*Mvanf fiH
balletdanser ronddraaide. Dan kwam nij
weer terug, wachtend tot Paul aanstal
ten maakte hem te volgen. De jongen
had intussen a) lang begrepen dat het
dier toch zijn gids moest zim Zonder
zich nog een moment te bedenken liep
hii' de aap achterna, hetgeen deze be
loonde met enkele danspasjes.
ofschoon de weg verder door het
woud voerde was Paul niet ongelukkig
meer. Kon hij zich een beter bescher
mer wensen dan deze aap? De rust en
zelfverzekerdheid, die van hem uit
ging had bijna iets menselijks en on
danks de vreemde toestand, waarin hij
zich bevond, was er een rustig gevoel
in Pauls hart Jammer genoeg was de
rust weer van korte duur. Terwul de
iongen argeloos de bontgegroeide bo
men bewonderde, voelde hij onverwachts
een behaarde arm om zijn middel. De
aan tilde hem op en drukte hem tegen
zijn borst. Paul stikte bijna en
schreeuwde het uit. Direct werd de
greep om zijn lichaam losser.
Do aao boog even achterover en
sprong omhoog. Hij had zich vastgegre
pen aan iets, dat Paul met kon zien,
weggedrukt als hij zat in het hartje,
sterk riekende apehaai'. Wel merkte hij
dat zij vanuit een hoge boom wegge
slingerd werden naar een nieuw hou
vast ergens in de lucht. Lang hoefde
de jóngen er niet over na te denken can
uit te kunnen maken wat het was. Zu
v ogen van slingerplant naar slinger
v! 6 Uoi nf 7d tf* nlettei
CV. IJ ÜAClg. V y .1
zijn ontdekking dat hij een blik waagde
onder de arnien van het dier door. Hij
vergaapte zich bijna aan het uitzicht.
Zij hingen tegen een bergwand, die
kaarsrecht boven het moerassige woud
uitsprong, begroeid met ontelbare soor
ten planten, bloemen en bomen. Tussen
de vele tinten groen schitterden de
vreemdste bloemen, sommige zweef
den naar geelwitte vogels, andere
leken op bloedrode spinnen met behaar
de poten. Het was even prachtig als
beangstigend; vooral ook beangstigend
omdat de aap als een dolle trapezewer
ker tegen de steile muur naar boven
schommelde. Paul viel van de ene ver
bazing in de andere.
Terwijl hü nog volop bezig was zun
vrees te bedwingen zette de aap hem
voor een metershoge omheining. Ze had
den het doel bereikt, tenminste zover
het de aap betrof. Het duurde even voor
alles tot Paul was doorgedrongen. Ver-
geefs zochten zijn ogen naar een ope-
ning in de muur, die, naar hij vaststel
de geheel uit lemen blokken was op
getrokken. Maar dat kon alleen het
werk van nensen zijn. Hier woonden
dus mensen. Nerveus en vol ongeduld
liep. hij langs de muur, zoekend naai
een ingang. In zijn haast botste hij te
gen zijn begeleider op, die rustig zat .te
wachten voor een poort v an halve boom
stammen. Daarachter klonk het geroep
van opgewonden mensen. Door de kie
ren tussen de de boomstammen gluurde
Paul naar binnen. „Onmogelijk",' dacht
hjj, „dat is onmogelijk, ik droom. Dat
kan niet waar zijn". Hjj moest stevig
in zijn arm knijpen voor hjj geloofde
wat hij zag.
De poort gaf toegang tot een smalle
rechte straat, die met stenen bedekt
was. Dozijnen donkere figuren liepen er
rond. Ze zagen er precies zo uit als de
man, die door de aap op de vlucht was
gedreven, lang en heel donker Aan bei
de zijden van de straat rijden zich
kleine huisjes. Even leek het erop dat
Paul terecht was gekomen in het vis
sersdorp waar zijn oom woonde. Alleen
waren de woningen hier van leem ge
maakt en waar deuren en ramen moes
ten zitten waren slechts vierkante gaten.
Sierlijk gevlochten grasplaten bedekten
de daken. De bewoners van het dorp had
den Paul al lang opgemerkt Ze ver
drongen zich nieuwsgierig voor da poort,
'n onbegrijpelijk brabbeltaalt e -sprekend.
Niemand kwam op het idee de afslui
ting open te maken. „Maak dat hek toch
open, please open that gate", riep
Paul. Hij beukte met beide vuisten op
de balken. De toeschouwers begonnen
„hoor woi mernp im allemaal luidkeels te gillen. Waarom
riekende apehaai. 1 zouden ze hem niet binnjnlaten? Mis-
Z£1vanM„.. "oigL nieuw hou- schien hadden zij nooit eerder een blan
ke gezien, maar dat was toch geen re
den om hem buiten te iaten staan. Dq
aap was intussen ook nieuwsgierig ge-
,„„f „„or oiineer- worden. Naast Paul krabde hij tegen
vlogen van sLi^erplant Diefter hout van de poort. Het dier ver
plant. Telkens het h mst men oorzaakte een paniekstemming onder de
zouden slaan tegen cl ooruji' bewoners. Botsend en stotend verdwenen
de takken .scheerdeni aan hen v o ze jn hun huizen< Zo kom ik er nooit
hut dier door te glijden. In zijn angst De nan was aan andei
„et o't., „;„h \rast aan
de omheining ter aarde.
Meer onthutst dan blij waagde de jon
gen zich over de gevallen afsluiting in
de onbekende wereld, op de voet ge
volgd door de aap, die onderzoekend
toekeek. Vanuit de huisjes klonk licht
gerucht, bange ogen staarden door de
openingen naar de indringers. De straat,
waarin Paul terecht kwam, vertakte
zich in tientallen kleinere steegjes, met
overal dezelfde lichtgrijze huisjes, de
zelfde driehoekgeveltjes, tegen elkaar
geplakt. Enkele woninkjes waren afge
sloten met roodgeverfde grasmatten.
Paul dwaalde door de lege steegjes, op
zoek naar een mens met genoeg durf
om hem te ontmoeten. Telkens als hij
ergens stemmen hoorde ging hij erop
af. Bij zijn komst stokten alle gesprek
ken dadelijk voor hij gelegenheid kreeg
een glimp van de sprekers op te van
gen. Het leek hem te riskant om ge
woonweg ergens naar binnen te stap
pen. Bang® mensen zijn meestal gevaar
lijker dan helden, wist hij van de oude
Steve. Het ronddolen zonder uitzicht
maakte hem weldra moedeloos.
Ergens op een hoek van een der
straatjes lagen twee broodmagere, vlas
kleurige dieren, die veel op honden le
ken, in het zand. Kwispelstaartend
kwamen ze op Paul toegeslenterd zich
vangeen gevaar bewust. Blij als hij
was eindelijk een levend wezen te ont
moeten. aaide de jongen een ervan over
de kop. Hun aanhankelijkheid duurde zo
lang tot zij de aap in de gaten kregen
De aanblik daarvan deed hen luid 'jan
kend en met recht ovefeindstaande haren
wegrennen. De aap bleef uitermate
kalm. Zijn sluwe oogjes hield hij strak
1 on atv.
pp zijn beschermeling gericht. Sloffend
liep hij achter hem aan.
Uit een der auizen kwam plotseling
i n rl n n n crevrlr»öw Al DlïU.u»
rii^r door te sriiiaen. De aap was een andere mening ;toe
rvm tP vallen srreep hö zich vast aan gedaan. Het dier keek de jongen aan,
ckT orede harige nek. Een gesmoord ge- stapte naar de poort en drukte z(jn zwa-
hrom klonk op, de trillingen ervan re lichaam tegen het hout. Zun spieren
ttoken door Pauls armen. Het moest spanden zich. Zacht voor zich uit brom-
een soort van goedkeuring betekenen mend, het klonk Paul als een vr-eemd-
want de grote apekop zocht snuivend soortjge melodie^ in de ^orem rukte ^hu
wnnt de erote apekop zoem snuiveuu auuiuge meioaie in ut .wvw „jj
naar het hoofd van zijn beschermeling, aan de balken. Stukje voor stukje week
Hoenel od" Paul drukte zijn handen het hek kreunend en piepend onder de
protesterend'tegen zijn gezicht. de kracht van ziin armen. Dan stortte
L JiXJL 11CJV JVltlUlltMIU. Cll JJiCpVJJU VT11.LIGJL UC
de kracht van zijn armen. Dan stortte
r-v... IWOlil piOlgeiing
een kind aangedrenteid. Blijkbaar was
het aan de aandacht van zijn moeder
ontsnapt. Zonder vrees trippelde het
naar Pap! toe. stak zijn handjes uit en
babbelde aan een st.uk door voor Paul
onverstaanbare klanken. Het kind was
.gekleed in een rood jurkje van een soort
grof grasweefsel. In een der huizen be
gon een vrouw luidkeels te schreeuwen
Paul werd er woedend over; alsof hij
die kleine uiikepuk iets zou doen. Wat
verbeelden die domme mensen zicii) toch
eigenlijk? Hij nam het kind op en droeg
het naar huis, waar de klagende gelui
den vandaan kwamen. In het lonker
van een kale kamer zag hij vi«r gro
te personen, die zich in een hoek ver
scholen hielden. „Daar bangerikken",
riep hij, het kind on de grond zettend!
Ontmoedigd ging hij weer naar buiten.
Het was om gek te worden, een heel
dorp vol mensen en niet één, die hem
wilde ontvangen. Dit begon hem nu
toch wel de keel uit te hangen. De aap
waarschijnlijk de reden van die massale
angst, zat midden op de straat genoege-
Hjk in zijn neus te peuteren. De weten
schap, dat het dier op hem zat te wach
ten, stemde Paul dankbaar en gaf hem
nieuwe moed. Misschien kon hij de man
vinden, die tegen de aap gevochten had.
Er moest toch één dapper wezen hier
te vinden te zijn. Naar alle waarschijn
lijkheid had de aap het spoor van de
man gevolgd, die hem in het bos had
aangevallen, en was daarom met Paul
hier naar toe gekomen. Van een cir
cusaap kon haen tenslotte alles ver
wachten .Hot het ook zij, hij was nu
eenmaal hier eri moest maken wat er-
vvn te maken was.
Om meer kans op slagen te hebben
waagde hu hier en daar een blik in de
huizen met als enig resultaat kermende
stemmen en zelfs af en toe vliegende
knuppels. Een der steegjes kwam uit
opteen breed plein, waar een ander mo-
del gebouw stond. Het was veel groter
ÏÏ/vVail/-eP .^v .z1w?ar een houten
deur. Een drietal kléine schuurtjes leun
den er ietwat scheefgezakt tegen aan.
Een der schuren was volgestouwd met
gras. Daarnaast stonden rijen bouwste
nen op matten te drogen. Overal lagen
vreemde gereedschappen verspreid op
de grond, stenen beitels, houten hamers
en ook een mes, een echt mes.
(Wordt vervolgd
i