Nieuwe regeling is niet langer de voetveeg van het snelverkeer Een stap vooruit m en Ut E PUBLIEK. voelt er veel voor Twee kaboutertjes huizen op zolder Raad M voor wegverkeer HHBBkWËÊÊ^Èxk aïl steekt vrouw m V B Verplichtingen ZATERDAG 28 OKTOBER 1961 Voetgangers moeten: binnen een afstand van dertig meter gebruik maken van de zebra. voorrang geven aan auto's van politie en brandweer en ziekenauto's die signalen geven, aan begrafenisstoeten en militaire colonnes. Rijdende weggebruikers moeten: 0 voorrang geven aan de voetgangers die op zebra's oversteken. niet parkeren binnen vijf meter afstand van de zebra. Wegbeheerders moeten: zorgen voor goed aangeduide oversteekplaatsen. zorgen voor een passende verlichting. pel. De lopende mens, weliswaar steeds kleiner in aantal door de toename van het aantal gemotori seerde voertuigen, kan eindelijk op zijn recht gaan staan, zij het dan dat hij dit „staan" niet te letterlijk moet nemen. Uitzonderingen I ppfi Pi ,- .„aw* Terwijl de oranje knipperbollen als vermoeide vechters voor een aflopende zaak hun laat ste dagen uitdienen om daarna na een kort en moeilijk leven althans uit het stadsbeeld te verdwijnen, verheugt de Nederlandse voetgan ger zich op een ingrijpende gebeur tenis. Na 1 november zal hij niet langer de voetveeg zijn van het snelverkeer, dat in de meeste ge vallen wettelijk maling mocht heb ben aan de langzaamste wegge bruiker, tenzij deze werd be schermd door de trottoirband of de hoog-blozende knipperbol, be schaamd over zijn betrekkelijke eenzaamheid. De witte loper, door de wetgever uitgelegd, zal de voet ganger in de toekomst gaan be schermen tegen al te forse agres sie. Auto's, motoren, brommers en fietsers zullen moeten stoppen, wanneer hij, tot dusverre de arme tierigste aan rechten in onze ver- keershuishouding, via „zijn" zebra de overtocht maakt. Een histori sche verandering in het Neder- i landse verkeersbeeld staat op sta- rtn-vn teekproeven onder het Nederlandse publiek hebben uitge wezen, dat men over het algemeen veel voelt voor de be schermde oversteekplaatsen voor voetgangers. Op de vraag: zullen de voetgangers in de toekomst te weinig, voldoende of te veel beschermd zijn, antwoordde 61 procent „voldoende", 28 pro cent „te weinig" en 9 procent „te veel". Twee procent gaf geen antwoord. Zij, die meenden dat de voetganger ook na 1 november nog te weinig is beschermd, merkten op: O dat de automobilisten toch zouden doorrijden, O dat de zebra's niet duidelijk genoeg te zien zijn, o dat het pas iets wordt als er voldoende agenten aanwezig zijn om de veiligheid te waarborgen, O dat alleen stoplichten een uitkomst kunnen bieden. De andere groep, die op het standpunt staat dat de voet gangers te veel beschermd worden, bracht o.a. naar voren: O het snelverkeer zal in de steden te veel hinder ondervinden, O de voetgangers zullen minder voorzichtig worden in het verkeer, O de stoplichten en knipperbollen geven al voldoende veiligheid. S,|rd."ïS„rdai verdrietig, Voetganger MM ive£ allpB^tehtbaar maken van de markering van de oversteekplaatsen A fW. ce»l Pon 1*1 -7 ««7,. moet er "«OrE? het -ij 'ar- ^en°Z^e oversteekplaats bij'het Centraal Station in Rotterdam is n kleurverschil toegepast. Bij droog weer is de oversteekplaats duidelijk zichtbaar. Een van de belangrijkste voorwaar den voor het slagen van deze nieuwe „onderneming" is immers, dat alle par tijen de voetgangersregeling met tact zullen interpreteren. Zeker, de voet ganger heeft voorrang op het zebrapad, maar alleen, wanneer hij bezig is zich naar de overkant van de weg te bege ven. Niet het kenbaar maken van de wens om over te steken geeft dé ove rige weggebruikers de verplichting om te stoppen. Men is slechts verplicht de zich op de zebra bevindende voetgan ger de gelegenheid te geven ongehin derd de overzijde van de straat te be reiken. Over slenteren wordt in de wet niets gezegd, maar het is duidelqk, dat dit oversteken met een redelijk tem po dient te geschieden. Het „treiteren", bekend uit de begindagen van de knip- perbollen, zal ook nu wel niet geheel uit blijven. „Uitbuiters" zijn er tenslotte altijd. Men kan slechts hopen, dat hun aantal beperkt zal zijn. Geheel uit den boze is het stilstaan op de zebra's. De nieuwe status van de zebra zal tóch al belemmerend gaan werken op de „doorstroom" van het mobiele stadsverkeer: laten we ons hierover maar geen illusies maken. Het gaat er slechts om in welke mate en daar voor is óók het publiek rijdend of lopend verantwoordelijk. Heeft de voetganger dus voorrang op zijn „lopertje", in enkele gevallen dient hij af te zien van zijn rechten. Dat is wanneer er een politieauto, een brand weerauto of een ziekenauto nadert, wel- ia -«-een - r— -t--~ -- - .7 ke signalen geeft, en als er een begrafe- Ir, &PervinZV1 kleurverschil zijn (wit en zwart), maar ook een duidelijk verschil nisstoet of een militaire colonne ook w Laictestructuur, d-w.z. dat het witte gedeeïte een duidelijk gladde struc- g g> nadert. De tram dient even- jZwarte gedeelte een zeer grove structuur vertoont. Bij^ de op de foto's wej gappen voor de overstekende voetganger, alhoewel dit voertuig in het verkeer toch op meer rechten kan bo gen dan andere voertuigen. De voetganger dient zich in de toe komst ook terdege bewust te zij van zijn verplichtingen. Hü is. kraéStèniB de wet verplicht om gébruik te maken van een zebra, als hij binnen een afstand van dertig meter wil oversteken. Deze bepaling geldt niet, air hij, om de zebra te bereiken, eerst een rijbaan zónder zebra zou moeten oversteken, en even min, indien hij zich begeeft van of naar het dichtstbijzijnde trottoir met tram of bushalte. Uitkijken is dan echter dub bel geboden, want bestuurders van voer tuigen zullen binnen deze afstand immers geen overstekende voetgangers verwach ten. De ervaring zal moeten uitmaken, of dit een juiste regeling is. De groei van het verkeer in ons land heeft deze toevlucht tot beschermde ze bra's noodzakelijk gemaakt. Steeds er ger werd de voetganger, dé langzaam ste en meest kwetsbare verkeersdeel nemer, bedreigd door de naar benzine riekende en met staal beklede horden om hem heen. Vorig jaar werden er 500 voetgangers in het verkeer gedood. (Het totale aantal doden bedroeg 1900) De aanwas van ons nationale autopark rechtvaardigt respectabele prognoses. Nu een auto op elke 22 landgenoten. In 1970 een auto op 12 Nederlanders. In 1980 1 op 6. Indrukwekkende progno ses. Dreigende prognoses ook. Het is duidelijk dat het aantal onge vallen in de aanstaande heksenket 1 nog zal gaan groeien: wellicht zal men straks een toevlucht moeten gaan zoeken in nóg meer maatregelen, welke het verkeer in zijn vaart belemmeren, maar (misschien) iets meer levenskan sen bieden aan de deelnemers aan dit verkeer, Maximumsnelheid op be paalde wegen is een daarvan, al menen wij dat een minimumsnelheid op de auto wegen, speciaal op zondagen, eveneens zal bijdragen tot een veiliger verkeer; een periodieke auto-keuring van wagens die ouder zijn dan vijf jaar zal eveneens een stap zijn, die wellicht vruchtbare resultaten zou kunnen ople\eren. Betere rijopleiding van bromfietsers, verplich te verkeerslessen (uitgebreid) op alle scholen, en een kwiekere uitvoering van ons wegenbouwprogramma nog altijd een Crelat'ef) langzaam element in het snelverkeer zijn eveneens „wapens" waarvan men in de toekomst gebruik zal moeten gaan maken. De tragiek is, dat elke vertraging, elk gebrek aan inzicht en elk uitstel mensenlevens kosten. VIC SNIEKERS mamm Advertentie Bij nat weer is de zebra praktisch niet waarneembaar. (Foto Stichting voor Verlichtingskunde). aan ATAG n.v. postbus 60 gratis de meest inspirerende r kook- en bakapparaten. u,„' 28 °kt. De bewoner ?t-in ,A°nschuit aan de Vechtdijk, kJJ bh „°e opperman, heeft gister- <A' MM!' 28 »kt. évjE 2T-jari °11Bchu Söh-. bii oppfc.umn, neen uiom "met Hwist z"n 45"iarig° acht ip A 6011 aardappelmesje twee AaMd die AUf? gegeven. Zij is in een fcfiA hef "tot zonder levensgevaar is, Vif^cht. Aa<^eirusch ziekenhuis over- VejAburea,,e man heeft zich bij hét •hkk £etnPiJ Van op het Paarde- ^sf7?hde]ir, en i® terzake van zware elfl. 8 in verzekerde bewaring (Advertentie) AN:j.Vï":;V -ik*',: - -> A1 iw, -i' vil, i 'A; VI r - isk. (Va onze verkeersredacteur) Door de voetganger meer rech ten in het verkeer te verlenen is in Nederland een stap voor uit gezet in de richting van een verkeershuishouding, welke is aangepast aan de eisen van de tijd. De snelle motorisering heeft het een voudig onafwendbaar gemaakt, deze voorziening te treffen. Op vele plaat sen in onze steden was het overste ken tot dusverre een levensgevaar lijke karwei en hoewel het allerminst zeker Is, dat, vooral in het begin, de zebra een onbloedige overtocht zal kunnen waarborgen, mag van een belangrijke verbetering worden ge sproken. Wij zijn er daarmee echter nog lang niet. Allereerst is het de vraag, in hoeverre de gemeenten de door de minister uitgevaardigde richtlijnen zullen volgen. Het aanleggen van ze bra's is een dure zaak. Tn vele ge vallen liggen de zebra's er al, maar zal de praktijk moeten uitwij zen of ze inderdaad (ook nu nog) juist gesitueerd zijn. Daarbij komt, dat het publiek aan deze oversteek plaatsen zal moeten wennen. Wij be twijfelen, of het publiek vooral in het begin voldoende sociaal gevoel zal kunnen opbrengen, om in groepjes over te steken en ook met het rijden de verkeer rekening te houden. Hier voor is een sterke psychologische voorlichting nodig en hiervan is tot dusverre weinig gebleken. Wanneer het Verbond voor Veilig Verkeer in een voetgangersfolder uitroept: „voet- galngers, zodra u zich op ecu zebra bevindt, hebt u er neeht op dat be stuurders van voertuigen en trams u onbelemmerd doorgang verlenen," dan draagt dat zeker niet bij tot een mentaliteitsverbetering. netware he ter, de plichten van beide partijen duidelijker onder de aandacht te brengen Veel zal ook afhangen van de ma te, waarin straks zal worden ge straft. Een beroep 0p het fatsoen draagt vaak minder vrucht dan een aanval op de beurs en al mogen wij hartgrondig hopen, dat de zebra geen melkkoetje voor de Staat der Neder landen zal worden, toch menen wij dat de zebra, vooral in het begin, door ee>n agent bij de teugel zal moeten worden gehouden. De mobiele druk op onze Neder landse wegen en steden vraagt om meer voorzieningen. Men is het daar wel over eens. De voorspelde ver dubbeling van ons wagenpark binnen tien jaar laat o.ns geen andere keus. Aangenomen mag worden, dat men op het departement druk bezig is met de verkeersnota, welke de mi nister heeft beloofd en reeds heeft prof. Beunfanfe enkele punten laten doorschemeren, waarop hij onze hui dige verkeerswetgeving gaarne zag veranderd, ein van de punten die binnenkort aan de orde zullen moeten ko men is het parkeer vraagstuk. Het schijnt onafwendbaar, dat parkeerschijven en parkeermeters ook in Nederland hun intrede zullen doen. Er zijn (grote) gemeenten, die dé voorkeur geven a&n parkeerme ters, andere steden, die bijvoorbeeld een druk toeristenverkeer hebben, zien meer hei! in een parkeerschijf. Evenals bij de voetgangersoversteek plaatsen dient men rekening te hou den met de gemeentelijke autono mie. Het zou niet Onbegrijpelijk zijn, indit'n de minister straks de gemeen ten een keuze tussen beide liulpmid- de!en adviseerde. Vaak spelt de plaatselijke situatie bij het troffen van verkeersvoorzie- ningen een grote rolhet is moeilijk om indien dit wettelijk mogelijk zou zijn vaste regels hiervoor te maken. Toch doet het wel eens vreemd aan te ervaren dat de voor- raiigsregels op een kruispunt iin het oosten van ons land anders zijn dan elders en dat Den Haag wel voor- rangswegen kent, maar Rotterdam en Amsterdam niet. Een zekere co ördinatie zal, met de groei van de verkeersdichtheid, wellicht onafwend baar blijken en als tekenen aan de wand kan men de uitspraken signa leren, welke de laatste tijd door ver schillende Nederlandse verkeersdes- kundigen zijn gedaan. Op de onlangs in Delft gehouden Zuidhollandse verkeersdag ver klaarde ir. T. W. Lanter- mans, verbon«fin <Uïh de dienst stadsontwikkeling te Rotterdam: „De ontwikkeling van het verkeer heeft ons volk overvallen. Dat het verkeer als duidelijk centraal pnnt aan de or de moet worden gesteld, is duidelijk. Een theoretische opleiding voor ver- keersdeskundigen is ®r nauwelijks.." Ook jhr. ir. j. de Bamtz, architect en stedebouwkundig?» was van me ning, dat een gecoördineerd beleid nodig zal blijken. Wellicht gaan de gedachten daar bij uit naar een wette'flk ingestelde Raad voor het Wegverkeer, die de minister straks zal k line en adviseren. Binnen de wettelijke mogelijkheden zou hierdoor een weg kunnen worden geopend tot een betere coördinatie, die in de toekomst van grote waarde zal kunnen zij'a. Wij nu eenmaal opgescheept met ee» groeiend ver- keersmonster, dat in toom dient te worden gehouden- .K" volgens dc oude krijgswetten is het noodzake lijk, daarbij zoveel mogelijk één stra tegie te volgen. Nee, Paultje Peper weet nergens van. Hij weet nog niet eens, dat er twee kaboutertjes in zijn huis wonen. Twee kaboutertjes, die Klik en Klakkertje heten. Ze waren weggetrokken uit het bos, omdat de rode paddestoelen, met witte stippeltjes erop zo'n beetje uit de mode raakten. Je ziet ze tegenwoordig niet zo veel meer. En daarom hadden Klik en Klak kertje gezegd: goed, als er dan voor ons goen echt© kabouter-paddestoel meer te vinden is, dan gaan we naar de stad. Zo waren ze in het huis van Paultje Peper terecht gekomen, waar ze een mooi, rustig plekje vonden, in 'n hoekje van de zolder. Daar bleven ze de hele dag zo stil als muisjes zit ten En 's avonds, als het stil werd in huis, omdat de mensen sliepen kwamen ze pas te voorschijn. Dan duikeiden ze kopie over de zolder. Of klauterden langs de balken omhoog. Ook gingen ze 'wel sprietlopen over de waslfjn. En roetsten ze op hun buikje omlaag langs de leuning van de trap. Tenslotte gin gen ze dan ook nog op hun hoofd staan, om te zien wie het 't langste vol kon houden zonder om te vallen. Zoals je ziet, er waren spelletjes genoeg te be denken. Maar Klik en Klakkertje .wa ren er niet meer tevreden mee, sinds ze gezien hadden, dat Paultje Peper zo'n prachtige speelgoed-auto had. Tjon ge jonge, wat kon die rijden. Als Paultje er een duwtje tegen gaf, vloog hij met een heleboel geloei helemaal naar het andere eind van de gang. Ik denk, dat ik precies in die auto zou passen, zei Klakkertje op een nacht. Dan pas ik er ook in, vond Klik. Zul len we eens kijken of het gaat Paultje Peper heeft zijn auto altijd op het voe als we op onze tenen lopen zeker niet Zo kwamen ze even later in de slaap kamer van Paultje Peper, die nergens van wist. De speelgoed-auto stond op het voeteneind en om beurten klommen ze er eventjes in. 't Was juist zoals ze gedacht hadden: 't paste precies. Maal ais je even in een auto gezeten hebt, wil je er ook wel eens in rijden'. Zo ging 't met Klik en Klakkertje ook. Laten we er eens lekker mee gaan roetsen, fluisterde Klik. Maar Klakker tje schudde zijn hoofd en zei: dat maakt veel te veel lawaai. Het is er een met aandrijving, zoals dat heet. Ze zouden allemaal wakker worden-van dat geloei. Waarom gaan we dan niet op straat?, stelde Klik voor. Er is 's nachts toch nooit een kip te zien daarbuiten. Om dat Klakkertje dat ook een goed idee vond, tilden ze samen de auto van het bed en slopen er mee naar de buiten deur. Het was goed, dat het maar een plastic auto was, anders was hjj voor die twee kleine mannetjes veel te zwaar geweest. Even later stonden ze al op de stoep. Om de beurt gingen ze er in en duwde de ander om de auto op gang te krijgen. Ze hadden 'n reuze pret, dat snap je. Maar plotseling kwam er een dikke agent de hoek om gewandeld. Juist toen Klik in de auto kwam aan suizen. Hij wilde het stuur nog om gooien, maar 't was al te laat. De auto van Paultje Peper reed precies over de agent zijn tenen en sloeg toen over de kop, de goot in. Au au, riep Klik, terwjjl hij overeind krabbelde. Au au, riep ook de agent, die last van eksterogen had. Klakkertje kwam met een kloppend hartje aangelopen. Wie zjjn jullie? riep de agent boos. Wij zijn twee kabouters. teneinde van zijn bedje 'staan. Hjj zal I zei Klik en Klakkertje. En we hebben wel niet wakker van ons worden. En I u per ongeluk overreden. Precies over mijn eksterogen, brom de de agent. Waar is jullie rijbewijs? Een rijbewijs? riepen Klik en Klak kertje. We wisten niet, dat we dat nodig haTuuriijk wel, zei de agent streng. Een klein kabouter-rijbewijs toch op zijn minst Als jullie dat met hebben, neem ik de auto in beslag en jullie gaan mee naar het bureau. Toen begonnen Klik en Klakkertje te huilen: die auto is van Paultje Peper. Hij weet nergens van! Maar de agent zei: n!ks maken. Hij stopte de auto inzfln ene zak en de twee kabouters in de an- dere. Zo ging hij met grote stappen naar het politiebureau. Ik zou wel weten, hoe ik die twee kleine straffen moet, dacht de a?ent- tAS zo klein. Maar hoe dan (»k: een agent over zijp tenen rijden dat komt niet van pas. Gelukkig had de agent nog even tijd om na te denken en juist toen hij 't politie-bureau binnenstapte schoot hem wat te binnen. Jullie moeten aue knopen van mijn jasje eens keurig net jes oppoetsen, zei de agent. Denk er aan, veen liflaf-werk, maar keurig net jes. Begrepen? Ja. meneer de agent, zeiden Klik en Klakkertje en ijverig gingen ze aan t werk. O en wat konden ze dat mooi met hun kleine vingertjes. De knopen begonnen zó hard te blinken, dat je er hoofdpijn van kreeg als je er lang naar keek. Mooi, zei de agent, toen ze allemaal een beurt hadden gehad. En wat nu? Och meneer de agent, smeekten Klik en Klakkertje, wij beloven u dat we nooit meer in de auto van Paultje Pe per uit rijden zullen gaan. Mogen we alstublieft naar huis? En mag de auto mee? Hum-hum, zei de agent, die allang niet boos meer was. maar die toch streng wilde zijn. Wij zullen elke week uw knopen op komen poetsen, beloof den Klik en Klakkertje. We doen 't met plezier, want 't was echt 'n werkje voor óns. Toen de agent dat hoorde, nam hfl de auto en de kaboutertjes onder de arm en bracht ze naar het huis van Paultje Peper terug. Daar zitten ze nu weer op de - zolder en houden zich stil zolang de mensen wakker zijn. Maar zo gauw als de nacht }s begonnen, gaan ze kopje dui kelen op zolder. Ze klauterden langs de balken omhoog, lopen spriet over de waslijn, roetsen langs de leuning om laag en staan tenslotte nog een poosje op hun hoofd. Een keer in de week gaan ze knopen poetsen in het politiebureau. Maar de speelgoedauto laten ze voor taan rustig op het voeteneinde van Paul tje Peper staan. Nu en dan gluren ze wel eens even om het hoekje, 'n Fijne auto, zeggen ze dan. Je kon er lekker mee heen en weer roetsen en we pasten precies. Maar Paultje Peper hoort het niet. Hij draait zich om en slaapt rustig ver der. Nee. Paultje Peper weet nog altijd, tiog altijd nergens van! LEA SMULDERS DE REDDENDE SCHIM IV Ogenblikkelijk staakte de aap zijn oen cirkel liefkozingen, maar niet voor de jongen /va« no o r>Lmro ja nil i wfl ontHciH.'illCi hll H crn. De tegenstanders bleven m ceiLCtr^ een merkwaardige ontdekking had ge om. elkaar heen draaien. De man ^as j Tipt rlipr riropcr' een iizeren olaat stom en tot het u" eCHie. dat met een -glinsterend keifnkj owui v.J.1 cw e. o - r- genainCijntSrec^yrtm^^^^e'md?^Elke omlijne^k^vesügd«owd om toe teslaan. linkerarm in de behoord hebben aan het een of andere - - - --- circus. Het was een getemde aap, vermoedelijk weggevlucht naar het oer woud. Het kleine beetje vrees, dat nog in Pauls hart school, verdween met brommend rond, zijn in rondte slaand. Steeds vlugger werden circus. Het de bewegingen, steeds kleiner de kring, vermoe„e.«l. schoofde^armvande neger naar" prem nog in J'auis nart scnooi vemween met De knots zwaaide^iaar het ronddansende een slag. Zo zeker voelde hp zich door ue Knots zwaaiue ',uc" -/iin cnlrlnkk Tl® rtnf hii pen blik waagde ape-lichaam. Te laat. Met beide klnu wen weerde het dier de slag a., rukte de knots los en versplinterde het wapen. Een ijzingwekkende schreeuw brak los uit zijn keel. De neger rende weg als een bezetene. Bevend van schrik kroop Paul in de groene struiken, niet lettend op de dorens, die zjjn armen open scheurden* Het was alles vergeets. loen hij zijn ogen na vele minuten weer duzf- de opslaan keek hij pal in het apege- zicht. Hij had wel in de grond willen kruipen van angst. Een zware klauw kwam neer op zijn hoofd. Nog verder dook de jongen naar beneden. De ape- poot bleef op zijn haar rusten, maar het deed helemaal 'een pijn en er lag niets boosaardigs in. Wel was liet een huive ringwekkende gewaarwording en de jongen wist niet beter te doen dan in eengedoken te blijven wachten tot de aap er genoeg van kreeg. Het dier trok zijn arm weg en begon zenuwach tig aan de struiken te rukken tot er voldoende ruimte was om naast oe jongen te gaan zitten. Dat deed hu wijl hij hem met zijn donkere, dieplig gende oogjes aanstaarde. Wat was hi) eigenlijk van plan? Hulpeloos krasten de nagels van zijn voorpoten ui de gron Het duurde "en hele tijd voor Paul zich durfde verroeren. Hij stond op, niet wetend wat te doen. De aap volg de zijn voorbeeld onmiddellijk en liep enkele meters verder, AaalT*Mvanf fiH balletdanser ronddraaide. Dan kwam nij weer terug, wachtend tot Paul aanstal ten maakte hem te volgen. De jongen had intussen a) lang begrepen dat het dier toch zijn gids moest zim Zonder zich nog een moment te bedenken liep hii' de aap achterna, hetgeen deze be loonde met enkele danspasjes. ofschoon de weg verder door het woud voerde was Paul niet ongelukkig meer. Kon hij zich een beter bescher mer wensen dan deze aap? De rust en zelfverzekerdheid, die van hem uit ging had bijna iets menselijks en on danks de vreemde toestand, waarin hij zich bevond, was er een rustig gevoel in Pauls hart Jammer genoeg was de rust weer van korte duur. Terwul de iongen argeloos de bontgegroeide bo men bewonderde, voelde hij onverwachts een behaarde arm om zijn middel. De aan tilde hem op en drukte hem tegen zijn borst. Paul stikte bijna en schreeuwde het uit. Direct werd de greep om zijn lichaam losser. Do aao boog even achterover en sprong omhoog. Hij had zich vastgegre pen aan iets, dat Paul met kon zien, weggedrukt als hij zat in het hartje, sterk riekende apehaai'. Wel merkte hij dat zij vanuit een hoge boom wegge slingerd werden naar een nieuw hou vast ergens in de lucht. Lang hoefde de jóngen er niet over na te denken can uit te kunnen maken wat het was. Zu v ogen van slingerplant naar slinger v! 6 Uoi nf 7d tf* nlettei CV. IJ ÜAClg. V y .1 zijn ontdekking dat hij een blik waagde onder de arnien van het dier door. Hij vergaapte zich bijna aan het uitzicht. Zij hingen tegen een bergwand, die kaarsrecht boven het moerassige woud uitsprong, begroeid met ontelbare soor ten planten, bloemen en bomen. Tussen de vele tinten groen schitterden de vreemdste bloemen, sommige zweef den naar geelwitte vogels, andere leken op bloedrode spinnen met behaar de poten. Het was even prachtig als beangstigend; vooral ook beangstigend omdat de aap als een dolle trapezewer ker tegen de steile muur naar boven schommelde. Paul viel van de ene ver bazing in de andere. Terwijl hü nog volop bezig was zun vrees te bedwingen zette de aap hem voor een metershoge omheining. Ze had den het doel bereikt, tenminste zover het de aap betrof. Het duurde even voor alles tot Paul was doorgedrongen. Ver- geefs zochten zijn ogen naar een ope- ning in de muur, die, naar hij vaststel de geheel uit lemen blokken was op getrokken. Maar dat kon alleen het werk van nensen zijn. Hier woonden dus mensen. Nerveus en vol ongeduld liep. hij langs de muur, zoekend naai een ingang. In zijn haast botste hij te gen zijn begeleider op, die rustig zat .te wachten voor een poort v an halve boom stammen. Daarachter klonk het geroep van opgewonden mensen. Door de kie ren tussen de de boomstammen gluurde Paul naar binnen. „Onmogelijk",' dacht hjj, „dat is onmogelijk, ik droom. Dat kan niet waar zijn". Hjj moest stevig in zijn arm knijpen voor hjj geloofde wat hij zag. De poort gaf toegang tot een smalle rechte straat, die met stenen bedekt was. Dozijnen donkere figuren liepen er rond. Ze zagen er precies zo uit als de man, die door de aap op de vlucht was gedreven, lang en heel donker Aan bei de zijden van de straat rijden zich kleine huisjes. Even leek het erop dat Paul terecht was gekomen in het vis sersdorp waar zijn oom woonde. Alleen waren de woningen hier van leem ge maakt en waar deuren en ramen moes ten zitten waren slechts vierkante gaten. Sierlijk gevlochten grasplaten bedekten de daken. De bewoners van het dorp had den Paul al lang opgemerkt Ze ver drongen zich nieuwsgierig voor da poort, 'n onbegrijpelijk brabbeltaalt e -sprekend. Niemand kwam op het idee de afslui ting open te maken. „Maak dat hek toch open, please open that gate", riep Paul. Hij beukte met beide vuisten op de balken. De toeschouwers begonnen „hoor woi mernp im allemaal luidkeels te gillen. Waarom riekende apehaai. 1 zouden ze hem niet binnjnlaten? Mis- Z£1vanM„.. "oigL nieuw hou- schien hadden zij nooit eerder een blan ke gezien, maar dat was toch geen re den om hem buiten te iaten staan. Dq aap was intussen ook nieuwsgierig ge- ,„„f „„or oiineer- worden. Naast Paul krabde hij tegen vlogen van sLi^erplant Diefter hout van de poort. Het dier ver plant. Telkens het h mst men oorzaakte een paniekstemming onder de zouden slaan tegen cl ooruji' bewoners. Botsend en stotend verdwenen de takken .scheerdeni aan hen v o ze jn hun huizen< Zo kom ik er nooit hut dier door te glijden. In zijn angst De nan was aan andei „et o't., „;„h \rast aan de omheining ter aarde. Meer onthutst dan blij waagde de jon gen zich over de gevallen afsluiting in de onbekende wereld, op de voet ge volgd door de aap, die onderzoekend toekeek. Vanuit de huisjes klonk licht gerucht, bange ogen staarden door de openingen naar de indringers. De straat, waarin Paul terecht kwam, vertakte zich in tientallen kleinere steegjes, met overal dezelfde lichtgrijze huisjes, de zelfde driehoekgeveltjes, tegen elkaar geplakt. Enkele woninkjes waren afge sloten met roodgeverfde grasmatten. Paul dwaalde door de lege steegjes, op zoek naar een mens met genoeg durf om hem te ontmoeten. Telkens als hij ergens stemmen hoorde ging hij erop af. Bij zijn komst stokten alle gesprek ken dadelijk voor hij gelegenheid kreeg een glimp van de sprekers op te van gen. Het leek hem te riskant om ge woonweg ergens naar binnen te stap pen. Bang® mensen zijn meestal gevaar lijker dan helden, wist hij van de oude Steve. Het ronddolen zonder uitzicht maakte hem weldra moedeloos. Ergens op een hoek van een der straatjes lagen twee broodmagere, vlas kleurige dieren, die veel op honden le ken, in het zand. Kwispelstaartend kwamen ze op Paul toegeslenterd zich vangeen gevaar bewust. Blij als hij was eindelijk een levend wezen te ont moeten. aaide de jongen een ervan over de kop. Hun aanhankelijkheid duurde zo lang tot zij de aap in de gaten kregen De aanblik daarvan deed hen luid 'jan kend en met recht ovefeindstaande haren wegrennen. De aap bleef uitermate kalm. Zijn sluwe oogjes hield hij strak 1 on atv. pp zijn beschermeling gericht. Sloffend liep hij achter hem aan. Uit een der auizen kwam plotseling i n rl n n n crevrlr»öw Al DlïU.u» rii^r door te sriiiaen. De aap was een andere mening ;toe rvm tP vallen srreep hö zich vast aan gedaan. Het dier keek de jongen aan, ckT orede harige nek. Een gesmoord ge- stapte naar de poort en drukte z(jn zwa- hrom klonk op, de trillingen ervan re lichaam tegen het hout. Zun spieren ttoken door Pauls armen. Het moest spanden zich. Zacht voor zich uit brom- een soort van goedkeuring betekenen mend, het klonk Paul als een vr-eemd- want de grote apekop zocht snuivend soortjge melodie^ in de ^orem rukte ^hu wnnt de erote apekop zoem snuiveuu auuiuge meioaie in ut .wvw „jj naar het hoofd van zijn beschermeling, aan de balken. Stukje voor stukje week Hoenel od" Paul drukte zijn handen het hek kreunend en piepend onder de protesterend'tegen zijn gezicht. de kracht van ziin armen. Dan stortte L JiXJL 11CJV JVltlUlltMIU. Cll JJiCpVJJU VT11.LIGJL UC de kracht van zijn armen. Dan stortte r-v... IWOlil piOlgeiing een kind aangedrenteid. Blijkbaar was het aan de aandacht van zijn moeder ontsnapt. Zonder vrees trippelde het naar Pap! toe. stak zijn handjes uit en babbelde aan een st.uk door voor Paul onverstaanbare klanken. Het kind was .gekleed in een rood jurkje van een soort grof grasweefsel. In een der huizen be gon een vrouw luidkeels te schreeuwen Paul werd er woedend over; alsof hij die kleine uiikepuk iets zou doen. Wat verbeelden die domme mensen zicii) toch eigenlijk? Hij nam het kind op en droeg het naar huis, waar de klagende gelui den vandaan kwamen. In het lonker van een kale kamer zag hij vi«r gro te personen, die zich in een hoek ver scholen hielden. „Daar bangerikken", riep hij, het kind on de grond zettend! Ontmoedigd ging hij weer naar buiten. Het was om gek te worden, een heel dorp vol mensen en niet één, die hem wilde ontvangen. Dit begon hem nu toch wel de keel uit te hangen. De aap waarschijnlijk de reden van die massale angst, zat midden op de straat genoege- Hjk in zijn neus te peuteren. De weten schap, dat het dier op hem zat te wach ten, stemde Paul dankbaar en gaf hem nieuwe moed. Misschien kon hij de man vinden, die tegen de aap gevochten had. Er moest toch één dapper wezen hier te vinden te zijn. Naar alle waarschijn lijkheid had de aap het spoor van de man gevolgd, die hem in het bos had aangevallen, en was daarom met Paul hier naar toe gekomen. Van een cir cusaap kon haen tenslotte alles ver wachten .Hot het ook zij, hij was nu eenmaal hier eri moest maken wat er- vvn te maken was. Om meer kans op slagen te hebben waagde hu hier en daar een blik in de huizen met als enig resultaat kermende stemmen en zelfs af en toe vliegende knuppels. Een der steegjes kwam uit opteen breed plein, waar een ander mo- del gebouw stond. Het was veel groter ÏÏ/vVail/-eP .^v .z1w?ar een houten deur. Een drietal kléine schuurtjes leun den er ietwat scheefgezakt tegen aan. Een der schuren was volgestouwd met gras. Daarnaast stonden rijen bouwste nen op matten te drogen. Overal lagen vreemde gereedschappen verspreid op de grond, stenen beitels, houten hamers en ook een mes, een echt mes. (Wordt vervolgd i

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1961 | | pagina 17