Tussen Kamer en heelal Hond met kachelpijp als muilkorf 1 januari staatswetenschap, en politiek Letterlijk: de letter en BARON EN BARONES IN STATIGE STUDEBAKER ZOCHTEN NAAR MISSTANDEN de kosmos 1111111111 Polyglot Een hoogleraar in het staats recht die zich onder af scheidt als politicus, als v::ono°m en als uitvinder t de Euroklok en een JL ®eling- en meerlingdruk" nii f •een uitzonderlijke verschij- lev 8 m overigens toch zo bonte jjj en worden genoemd. Sommige ns|n woekeren met hun talen- htm 1'"ornmige mensen halen uit dr p Ven Wat er in zit. Prof. mr. inriv Van c'en Bergh maakt de ziin VK Van iemand, die méér uit he„f,eYen haalt dan er in zit. Hij da» iets van het genie, als men Sch r°nder dan niet het ver- af<ï en getergd door de wereld sj. utopende fenomeen wil ver in v11' men er n°Sal 66518 mee Ber l^.and brengt. Prof. Van den der8 *S- 5ntegeRdeel een bijzon- Zit IjUst5Se, vriendelijke man. Hij tegenover U in zijn riant s .-7- ontworpen naar eigen djp tBingen, maar vooral naar Am +an zhn echtgenote in het U vf ,daiRse Slotervaart en ziet bP 5angstellend aan: wat wil de ov 0e^er eigenlijk? Het zal wel Éerf rU5mtevaart moeten gaan. jjj n geschreven portret? Dan lei .de professor denken aan die ja evisie-uitzending van twee r r„ Beleden, „Anders dan ande- Pü van welke hij het middel- Sin Was' was toen naar de v Ser-concertzaal gelokt onder C^endsel dat het over Drees in ri'8aan' ^a'ar wie iohte hem toen de penibele situatie van „hoofd toon"? Drees. Een boeiende L2ending jazeker. Maar het zal De zesentwintig trekhonden die Nederland op dit ogen blik nog telt, zullen op 1 januari in één klap op vervroegd pensioen worden gesteld. Zij dan ken dit collectieve ontslag aan een wetsbepaling, die met ingang van die datum het houden van trekhonden verbiedt. Behalve voor de honden zelf, is het op die eerste dag van het jaar ook feest voor hun beschermer, de Anti Trek- en kettinghondenbond, ge vestigd in Voorburg. Precies in het jaar waarin deze organisatie een halve eeuw bestaat, ziet zij het eerste deel van haar naam overbodig worden. Dit succes wil overigens niet zeggen, dat de bond nu kortweg anti-kettinghon- denbond gaat heten. „We laten het maar zoals het is, want onder die naam zijn we een begrip ge worden", zegt mevrouw W. Rot- tier-Zegwaart, die al 22 jaar secretaresse is. Voor de vestiging van dat „begrip", dat de bond is geworden zijn goeddeels verant woordelijk mevrouw Rottier zelf en haar vroegere man, wijlen baron Van Ittersum. Tientallen jaren zijn ze samen met hun statige Studebaker de boer opge- ^fbeuren. En daar zal de zoon ie min komen opdraven. L1® moeder heeft U destijds leven gered." Dat was hele- jj. al niet waar; min zijn was in bp6 C^a®en iets heel gewoons. Een dp8ln Was tiet echter wel en gaan- ej^eg kwam men tot het mooie ..Cause célèbre" In de politiek Wijs besluit Astronoom gaan om van hun anti-trekhon den-ideeën blijk te geven. „Op 1 januari ga ik namens de bond een bloemetje leggen op het graf van mijn overleden man", zegt mevrouw Rottier, die hertrouwd is met een man die zich ook voor de trek- en kettinghonden inspant. Maanreizen Op dit moment is prof. Van den Bergh 1 y2 jaar gepen sioneerd als hoogleraar bezig met een verhandeling over filosofi sche en levensbeschouwelijke pro blemen. Dat moest er van komen dacht ik. Men kan zich niet een leven lang zo zeer en zo intens bezig houden met problemen die letterlijk de letter de tweeling en meerlingdruk en iets min der letterlijk de ruimte de kos mos beroeren zonder daaruit bindende conclusies te trekken die liggen op het vlak van het „geestelijke". En zeker niet als men prof. mr. dr. George van den Bergh heet. HERMAN HOFHUIZEN ZATERDAG 2 DECEMBER 1961 prof. v. d. Bergh tijdens de uitzending „Anders dan anderen 9 9 Prof. iVeJjtbegin. George van den Bergh cteejb )n 1890 in Oss geboren. Hij stu- deijj. aan het gymnasium in Rotter- Arn,ten daarna aan de universiteit in Iti 2jferdam: wis- en natuurkunde. t6ll yh studententijd voltrok zich in hem Öer 'hherlijke ontwikkeling, die niet zon- iv6 betekenis kan zijn geweest. Hij lvet.2 socialist. Als „rijkeluiszoontje" het bij socialist. Waarom? Hij zag ea ji'.?ruwelijk maatschappelijk onrecht" velé!? rïa-cht: „Waarom ik wel en zo- Qeow, hiet?" Niet dat hij, de student Vra «e van den Bergh, lééd onder die (ihsfl .maar zij intrigeerde hem wel SiG„ ah'g. dat hij er praktische conclu- hjan hit moest trekken. Hij was er de voor,niet naar om de barricaden hiaa^°yer aanwezig te betrekken, 'k bij vroeg zich wél af „Wat heb Us V aan gedaan, aan de ellende, die m?°r mijn ogen zie?" één Wer<J lid van de S.D.A.P., dat was siU(ji®n hij wilde overschakelen op de In Jp van de economie, dat was twee. bieii hagen echter was het zó, dat b°tniofc5lts via de rechten tot de eco- t(?n kon komen. Het werd dus rech- Proefi\ 5924 promoveerde hij op een schai. brift getiteld: „De medezeggen- °hdern r arbeiders in de particuliere \'ap f, eming". Hij was toen reeds lid die a® Amsterdamse gemeenteraad. In fcerno ®en was he autonomie van de dig uehten veel groter dan tegenwoor- slüitin §eva' is. Kwesties als winkel- te n cg-, verkeer en rechtspositie moes- Seiijirestijds voor een goed deel plaat- Worden geregeld. I? flpnP'A ..cause célèbre", die prof. Van f'rgh zich nog met kennelijk wel- mr. dr. G.van den Bergh: behagen herinnert, is de Paleis-Raad huiskwestie. Hij diende een voorstel in om het bruikleen van de gemeente aan het rijk, waar het ging om het paleis op de Dam, op te zeggen; een voorstel, dat (le professor heeft dat toen met klem uiteengezet natuurlijk in gener lei opzicht ook maar tegen het konink lijk huis gericht kon zijn. Men moest als SDAP-er voorzichtig zijn. Er werd een commissie benoemd om uit te ma ken in hoeverre er sprake van bruik leen w&s; alle grote juristen van het land onder wie Meyers hadden er zitting in. Het rapport viel t.a.v. liet ingediende voorstel positief uit. Niet temin werd het Paleis niet in zijn oude status van stadhuis hersteld, maar wel betaalde het rijk aan de stad Amster dam twaalf miljoen gulden voor de bouw van een nieuw raadhuis, zulks te gen afstand van haar aanspraken. Dat bedrag is in de loop der jaren met rente op rente nog aardig opgelopen. Maar daar werden in de raad ook kwesties van mindere importantie be handeld. Die van het al of niet omhak ken van de bomen op de Willemspark- weg bijvoorbeeld. Van den Bergh was er tégen en hij vond wat dat betreft een bondgenoot in C. P. M. Romme van de r.-k. Staatspartij. Beiden werden la ter geroepen tot het professoraat, maar voor het zover was groeide tussen bei de mannen, bij alle verschillen van in zicht. waardering en vriendschap. Romme was destijds het jongste raadslid. En het vervult prof. Van den Bergh nog steeds met stil ple zier als hij vertelt hoe er destijds tij dens nachtzittingen van de gemeente raad nog wel eens werd geroepen: „Ophouden mensen, het kind moet naar bed!" Prof. Van den Bergh in de po'itiek. In 1925 werd hij, voor de SD.A.P. natuurlijk, lid van de Tweede Kamer. En hij bleef het acht jaar lang. Een heerlijke tijd en heerlijk werk. Het kamerlid Van den Bergh diende, toen de wijziging van Thorbecke's Gemeen tewet van 1851 ter behandeling werd voorgelegd, 24 amendementen in; 16 er van werden aangenomen. Maar hij wist er dan ook alles van. Zoveel, dat minister Ruys de Beerenbrouck een echte Limburgse edelman, die hij graag mocht tijdens de behande ling naar hem toe kwam en zei: ,,U bent zo goed op de hoogte, hoe zit deze kwestie eigenlijk?" Van den Bergh diende de geldschieterswet tot bestrijding van de woeker als initia tiefvoorstel in. Toen zij er in de Eer ste Kamer dóór kwam, mocht het •kamerlid Van den Bergh een hand druk en een schouderklop in ont vangst nemen van zijn vader, die als liberaal zitting had in die Kamer. Ook voor deze was het een glorie dag. Prof. Van den Bergh heeft zijn poli tieke activiteiten immer met een ff rooi gevoel voor betrekkelijkheid beoefend. Hjj herinnert zich hoe het katholieke kamerlid Loerakker eens een amende ment zou indienen en hem van tevoren vroeg: „Hoe formuleer ik dat eigenlijk?" Van den Bergh had het hem precies verteld en er aan toegevoegd: „Maar nu moet je niet denken, dat ik er vóór stem." Nu zegt hij: „Tja, ik vond dat een amendement beter goed dan slecht geformuleerd in gediend kon worden." Albarda was destijds een het politieke leven in Nederland mede bepalende fi guur en mgr. Nolens, die hem Van den Bergh nog heeft geëxamineerd in het bijvak arbeidsrecht. En natuur lijk dr. H. Colijn, die hem wel eens zaken toevertrouwde, die hij niet graag in de krant zou hebben gezet. Maar Colijn wist natuurlijk wel dat hij dat nóóit zou doen. Het verschil tussen de vaderlandse politiek van vóór de oorlog en nu. Het „esprit de corps", zegt prof. Van den Bergh, was destijds héél sterk: Ster ker wellicht dan nu. Overigens, de pro fessor bewaart nog herinneringen aan het politieke leven van vóór de eerste wereldoorlog, toen het ministerschap van Buitenlandse Zaken bijvoorbeeld nog een sinecure was. ,.Men had er slechts een rijke en fatsoenlijke man voor nodig." In 1933 nam Van den Bergh hij werd niet herkozen afscheid yan de politiek. En dat deed hem „ernstig ver driet". In 1936 werd hij benoemd tot hoogleraar in Amsterdam. Men bood hem nog het Eerste-Kamerlidmaat- schap aan, maar hij weigarde dat; hij achtte het niet te combineren met het ambt van hoogleraar. Waarsclnjnhjk heeft hij toen een wijs besluit genomen. Had hij anders dertien doctores in de rechtswetenschappen kunnen doen pro moveren? Had hij anders een onge kend aantal juristen kunnen opleiden? De oorlog kwam. In oktober 1940 werd prof. Van den Bergh door de Duit sers opgepakt en naar Buchenwald ge voerd, tegelijk met een hele groep vooraanstaande landgenoten, zoge naamd als represaille tegen de bohan- deling van in Nederlands Oost-Indië ge- interneerde Duitsers. Hij heeft er, in Buchenwald, persoonlijk „weinig be roerdigheid" ondervonden, tenzij het de beroerdigheid was van de ellende van anderen gade te moeten slaan. Hij heeft er de dood van Goseling meegemaakt. Na een korte ziekte van drie we ken werd hij in augustus 1941 vrij gelaten. Hij keerde terug in „een ir reële wereld". Staatsrecht? Geen spra ke meer van. Van geen enkel recht. Prof. Van den Berg'h was van joodsen bloede, maar gemengd gehuwd en deswege liet men hem betrekkelijk met rust; afgezien van het feit, dat men hem op gezette tijden tóch te pakken trachtte te krijgen. Tever geefs gelukkig. Maar prof. Van den Bergh moest wat dóen. Hij ging dus „maar wat talen leren" Russisch onder meer en Spaans, maar dat kende hij al een beetje. Ach, en nu kan hij zich inmiddels behalve in die talen, ook wel redden in de Scandinavische ta len, in het Italiaans en in het nieuw- Grieks. In het Russisch heeft hij ove rigens nu nog eens per week les. Ook begon hjj te denken en te werken aan een „hervorming van de wette lijke tijd." Later kwam hjj tot de Euroklok. Op 15 mei 1945 hervatte prof. Van den Bergh zijn colleges in het Staats recht. De wereld was niet meer zó ir reëel. En het aantal functies, dat hij toen moest gaan bekleden, was bijna niet te schatten. Wij noemen maar iets: Vertrouwensman van de burgerij (héél kort), voorzitter van de zuive ringscommissie voor burgemeesters in Noord-Holland, voorzitter van de Pacht- commissie, van de Staatscommissie Wo ningwet, voorzitter van het Centraal Stembureau, raadsheer in het Bijzon der Gerechtshof in Amsterdam. Maar prof. Van den Bergh had ook nog steeds zijn hobbies. Eén ervan is de astronomie. En hij heeft haar, die hobby, op eigen gelegenheid gebracht op vrijwel het niveau van het weten schappelijke. Het is althans zijn trots, dat hij op het gebied van zons- en maansverduistering een nieuwe, wet ont dekt heeft en een verkorte methode om te komen tot een tijdsbepaling van deze periodiek optredende natuurverschijn selen. Hij heeft persoonlijk drie totale zonsverduisteringen gezien, één in Noor wegen, de andere op de Canarisclie Eilanden en in Zuid-Frankrijk. In febru- Toen de bond in 1912 door Jhr. W. de Cock werd opgericht, waren er naar schatting zo'n vijftigduizend trek honden in Nederland. Men stond dus voor een zware taak, temeer daar vele dieren meer dan honds werden behan deld. „Als hij vandaag verrekt, hebben wij morgen een ander", zeiden de koop lui of boeren soms tegen de Van It- tersums, wanneer ze verontwaardigd wezen op de tot op het bot doorgesleten bloedende poten van een hond, die aan een veel te zware wagen liep te trek ken. „Ik begon dan weieens op hun ge voel te werken", zegt mevrouw Rottier nu. „Op je sterfbed zul je de gebro ken ogen van je trouwe, viervoetige knecht nog zien, man, zei ik dan". „Ik heb vaak genoeg moeten horen dat ik kennelijk meer om dieren geef dan om mensen, maar dat is niet waar. Ik ben lid van Pro Juventute en doe ook veel voor de bejaarden". Mevrouw Rottier vond het heerlijke jaren. Met duidelijk plezier vertelt ze van de jaren dai ze op verzoek van de gemeentebesturen de jaarlijkse keuringen hield van de trekhonden. Zonder blikken of blozen vervalt ze ook in vaktermen wanneer ze er over begint: „De schofthoogte moest vijftig of zestig centimeter zijn, al naargelang ze voor of onder de kar liepen. Het borstbeen tussen de boegen moest veertig centimeter zijn. En wan neer je het dier op de broek drukte en hij zakte door, dan was hij algeheel versleten". Mevrouw Rottier is niet van het slag dat overdreven dierenliefde ten toon spreidt. „Ik maakte nooit ruzie en wist altijd de lachers op mijn hand te krijgen. Als zo'n stelletje kerels me stond te plagen bij zo'n keuring zei ik bij voor beeld: „Jullie zouden zelf nog wel wor den afgekeurd wegens te smalle borst", en dan was het ijs wel gebro ken". Mevrouw Rottier was bijdehand genoeg om zich niets wijs te laten maken. Toen haar man was overle den heeft ze het werk nog jarenlang alleen gedaan. „Bij de keuring tilde de baas dan vaak de kop op van zijn hond, want dan zette zijn borst uit, maar daarmee hoefden ze bij mij niet ari a.s. zal er een waar te nemen zijn op Nieuw-Guinea. Maar ilaar zal prof. Van den Bergh dan ..niet aanwezig zijn. Overigens voor zijn onderzoekingen op astronomisch gebied heeft hij in 1953 de Van der Bilt-prijs gekregen en la ter de zilveren anjer. Prof. Van den Bergh is een paradox. Hij handhaaft een serene rust in een sfeer van rusteloosheid, die hij zelf heeft opgeroepen. De Tweede Kamer was hem niet te bont, het heelal ook niet. Als hij maar zichzelf mag blijven. Hij verliest zich met overgave in het detail. Eens viel het hem op dat zijn studenten geen behoorlijke boeken meer lazen. Zij konden het niet betalen. Het boek over staatsrecht van v. d. Pot bijvoorbeeld, dat iedere student in het staatsrecht dan wel nodig heeft, moesten zij of lenen, of zij moesten het ciubsgewijs kopen, of zij moesten zich tevreden stellen met een gestencild uit treksel. Van der Pot kost namelijk 37,50. Prof. Van den Bergh heeft, daardoor geïnspireerd, zijn twee- en meerlingdruk uitgevonden: een uitvin ding, die het toelaat de regels dichter op elkaar te drukker;, zij het dan, dat zij slechts met behulp van een roos ter te lezen zijn. De vrucht van een vrij ingewikkeld systeem, dat prof. Van den Bergh tot in de geringste details heeft uitgekiend. En zelfs tot in de geringste commerciële details. Hij is een bij uitstek praktisch man, zelfs al zal zijn praktische zin de kosmos moeten omvatten. Hij heeft ideeën, maar hij heeft een tekenaar, een drukker en twee uitvinders als zeer gewaardeerde hel pers om zijn ideeën uit te werken. Zij maken op zijn aanwijzing bijvoorbeeld van een boek van 2000 bladzijden een boek van 500 bladzijden. Dat is veel goedkoper. De kosmos. Men kent prof. Van den Bergli als een fervent tegenstander van de bemande ruimtevaart. Hij steekt zijn weerzin tegen dat fenomeen waarachtig niet onder stoelen of banken. ,,Ze ma ken er mij gek mee, met al die uitnodi gingen om over de ruimtevaart te ko men spreken," zegt hij, „deze winter waren het er wel vijftig. Maar ik neem alleen de grotere plaatsen." Ik weet niet wat prof. Van den Bergh daar zegt. Tegen mij zegt hij en voor het eerst tijdens het gesprek windt hü zich kennelijk op dit: „Ik erger me dood door dat onverantwoor delijk gezwets en geklets rondom die reizen naar de maan. Daar zijn mensen mee gemoeid. Een reis rónd de maan biedt een mens een kans van zegge 20% op behouden terugkeer. Er zijn honder den miljoenen mee gemoeid. Een reis naar de maan kost tientallen miljarden. Misschien kan een mens op de maan ko men, maar het risico verbonden aan zijn terugkeer naar de aarde bedraagt naar mijn beste weten althans honderd procent. Nochtans staan er mensen te trappelen van ongeduld om de reis te wagen. Zij zijn moedig. De mensen, die hen sturen, zijn misdadig." Controle langs de weg. De anti-trek- en kettinghondenbond zal zich in de toekomst alleen maar met de laatste categorie bezig houden. aan te komen. Ook kwamen ze wel op de keuring met een piepklein kar retje. De boeren die erom heen ston den gniffelden dan, want die wisten wel dat de hond elke dag voor een reusachtige kar met zakken kolen moest lopen. Maar ook daar kwam ik gauw achter. Toen ben ik ook de wagens maar gaan keuren." Mevrouw Rottier weet nog goed hoe men in die tijd wel de letter van de wet nakwam om een bekeuring te voorkomen maar niet de geest. Zo moest bij iedere hondekar een drink- bakje aanwezig zijn. Dit was dan vaak aan de wagen vastgespijkerd: het was dus wel aanwezig, al werd het nooit gebruikt. De ongelooflijkste dingen is mevrouw Rottier langs de weg tegen- fekomen, zoals een hond die gemuil- orfd was met een ijzeren kachelpijp en dieren die altijd onder de drup van de petroleum liepen. Als ze niet langs de weg zat, dan stond mevrouw Rot tier wel op damesbeurzen of andere tentoonstellingen in een stand om haar ideeën uit te dragen en donateurs te werven. Ook had zij altijd foto's bij zich met de geraamten van een hond en een paard. Aan de hand van de Het fototoestel is een scherp wapen ge worden in de strijd tege. de ketting honden. Met zulke foto's wordt de pu blieke opinie in het geweer geroepen. bouw van de dieren probeerde zij dan een ieder die het horen wilde aan te to nen dat een hond geen trekdier is. Door de ontwikkeling van de techniek vooral de bakfiets ging de trekhond vervangen en zeker ook door het werk van de bond is het aantal trek honden steeds verder gedaald en hun lot verbeterd. Maar toch heeft me vrouw Rottier met het stijgen der ja ren niets van haar strijdkracht en open hartigheid verloren. Bij de voorberei ding van de nieuwe wet op de dieren bescherming kwam zij nogal eens op het ministerie. „Jullie zitten hier nu wel op een mooi kleed en met een flinke sigaar in je hoofd" zei ze dan tegen de ver blufte ambtenaren, ..maar weten jullie eigenlijk wel hoeveel dierenleed er nog geleden wordt. Gaan jullie er weieens op uit?" Het steeds geringer worden van het aantal trekhonden is intussen voor de bond geen aanleiding ge weest het maar wat kalmer aan te gaan doen: er werd geen ogenblik vergeten dat men ook tegen ketting honden was. Tot op dit ogenblik zjjn er nog zo'n vijftigduizend, wat wel licht betekent dat er voor de bond nog tot zijn eeuwfeest werk aan de winkel is. De organisatie laat niet af de publieke opinie in het geweer te roepen tegen wat zij een ernstige mis stand vindt. Gezegd moet worden dat de bond met zjn tijd is meegegaan: het voornaamste wapen is het foto toestel geworden. De acht inspec teurs en de ene hoofdinspecteur vrijwel allen gepensioneerde politie mannen, die tactisch genoeg zijn be vonden om de boer op te kunnen gaan zonder nu direct te gaan vechten wanneer ze een kettinghond zien zijn allen met een degelijk apparaat uit gerust. Door de fotograaf van hun woonplaats zijn ze in opdracht van het hoofdbestuur met de technische details vertrouwd gemaakt en dan gaat het er op af, het fototoestel in de aanslag. De plaatjes van de beklagenswaardi ge honden, die hun leven slijten aan een zware koeieketting, zomer en win ter een schamel onderkomen hebben en het moeten doen met een korst brood en een aardappel geven (soms) haarscherp aan hoe slecht de ketting hond het nog heeft in Nederland. De „beste" foto's die gemaakt worden en daarvoor worden beslist andere maatstaven aangelegd dan een fotojury dit zou doen worden van tijd tot tijd verzameld in kleine, handzame ge- schriftjes, die links en rechts wor den verstuurd. Daarin staat dan ook bijvoorbeeld dat de inspecteurs in één jaar meer dan vijftigduizend dienstki- lometers hebben afgelegd en dat er in die tijd 4300 kettinghonden werden be vrijd. Er werden 6652 controles uit gevoerd en 176 besprekingen gevoerd met gemeenten en politie. De ketting hond hoeft dus niet te wanhopen, er wordt voor hem gewerkt. In zo'n boek je wordt ook gesproken over „de slag om de kettinghond". Geciteerd wordt ook de uitspraak van iemand die zegt gelezen te hebben dat er meer dan vijf tigduizend kettinghonden zijn. „Dat'is een stadion vol" zegt deze dierenvriend met zijn bizar voorstellingsvermogen. De foto's zun heel triest. Vanuit hun gammel hok, dat soms bestaat uit een stuk buis of een oud blik, kijken zij de lezer achtereenvolgens zielig, beangst, haatdragend of agressief aan. Soms al le wolventanden ontbloot en dan denkt men weieens dat de inspecteur vermoe delijk blij was met een kettinghond te doen te hebben. Een enkele keer is men regelrecht sentimenteel. Dat kan bijvoorbeeld gezegd worden van ene N. van Duykeren, die een gedicht in het boekje heeft gepubliceerd ov.er de kettinghond, waarvan de eerste strofe zegt: 'k Zag boerderijen, door bomen om- geven; eind loze verten, zo tint'lend van leven. Dan, en mijn blik werd door tra nen verduisterd, zag ik een hond, aan een ketting gekluisterd. Nu dus ook de dichters zich in de strud geworpen hebben lijkt het pro bleem van de kettinghonden nog slechts een kwestie van tijd. PIET VAN DER EIJK Binnenkort zal dit straytbeeM verdwenen zyrt.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1961 | | pagina 13