Legergroen, kleur Ja en nee
van de (wan)hoop dienst
Teg
in
en
v
Blaar je neemt er
toch wat van mee
3
mis
Het knoeikaboutertje
E
SRiPiiliP®
lliilll S
MIDWINTERBLAZEN
SPIJKERSCHRIFT
I
Vreemd GENOEG
Stille Nacht, Heilige Nacht
Hr
Iwf
Bï K- -TH <n «TT fit K- KT "ïT K- *s-
H cï n «TTfn K- r<)f T<- «tt m
W ïrKrm -< m-M \«ïl w Ï«KÏ K- a
<KK-<ït t<m HHf a ?r tt pM m ff <K K-
Tt <i? fi v <K «TT m -< fT Tt T<- a
V ÏT -TiT »TtT V cM fT- £T -M v ru <T <1T t< <n
m
DE POPPENKAPSALON
VB
ZATERDAG 16 DECEMBER 19öl
i tii'
Elk jaar worden er in Ne
derland ongeveer vijfen
vijftigduizend mensen
voor de vervulling van hun
dienstplicht onder de wape
nen geroepen. Voor vrijwel
allemaal komt dat heel slecht
uit en hun gebrek aan geest
drift is dan ook volkomen be-
grijpelijk. Op zijn best zien
ze het als een noodzakelijk
kwaad. Heel dikwijls echter
betwijfelen ze sterk de zin er
van. Dit staat te lezen in
de Zwarte Beertjes-pocket
„Dienst", een reportage over
de Nederlandse Strijdkrach
ten door Rogier van Aerde
met meer dan honderd foto's
van Simon Keesman. (Hier
worden enige van zijn foto's
overgenomen.)
Maar wat zeggen nu die
vijfenvijftigdiiizend jongens
die jaarlijks afzwaaien ach
teraf? Hebben ze er voor
zichzelf wat aan gehad? Zijn
ze, ondanks de tijd die ze
hebben verloren bij hun stu
die en hun werk, toch nog
dankbaar dat ze dit hebben
meegemaakt? Voor degenen
die er nog aan moeten gelo
ven, is dat ook belangrijk om
te weten, In „Zeg maar jij
zijn twee ex-dienstplichtigen
aan het woord van wie de een
meent „ja" en de ander
„nee".
op een of andere dianier
iiiiiiuiii!iiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiii"iiimiiii,l|i"",iiiiii'iiiiiiiiill|ll„|„|ii„iill|,l|i„i,„i
O
SPIOKERSCMRIFTy
HP
i
„Niet weel kans om te pitten."
J
an grootmajoor tot groot
moeder, ze zeggen het
allemaal: ia dienst
Pm.* Wordt je een vent, een
aan*0 'ikheid. Je leert jezelt
^Passen, je krijgt contact
think a"dere mensen, sympa-
goed cn antipathiek. Dat is
Warrit001 verdere leven, je
"t Pr r f'tl cf-n If* oorrlne *rr*l
Wass,
er een stuk eerder vol-
ipe-lf11.. door. Het zal wel niet
tijd jal'en, maar beschonw die
Öe maar ais een ontgroening.
VrP„l?ïaai:scbappij wacht niet
^egtr?* .°P i® terugkeer. Ze
de het allemaal: zjj die
'•en ikheid niet willen
held z'i- die de werkelijk-
daj hebben gezien, om-
r0k nooit 's konings wapen-
bien hben gedragen. Zo ko-
zes i; '®der jaar jongens van
"en ri ngen onder de wape-
ka,'djaergiek betreden zij het
erp^ "terre!n- Ze zjjn op het
e voorbereid.
eetl Peloton exerceren. De
tnept,Pe'pton excerceren. De
'achi'e knapen schieten in de
Va* j b'j het aanschouwen
chee* Perfect lopende mar-
roe*f"machine. Plotseling
kebh?n ?en „M" dat ze gehad
tn*. ®h. Het viol nllsmnal hnst
thee"!"- Het viel allemaal best
Ja 0r-
vf>0r2eher. Vraag ze eens, stuk
s'lerna i of ze het werkelijk
"er. v3 20 fÜn gevonden heb-
Zou'rtu„aag ze eens of ze terug
aan k ^'"len; van voren af
6ehs. 8mnen- Toe> vraag het
"laatspiph terug in de burgér-
0ver h„apP'j n°£ onwennig
.CJ. L AJIAVt
b&har,^eï *e't dat zi) als mens
Worn dr'
On deh
ield worden. Dat ze weer
P ^d aangesproken met u.
"Uder°e duur bemerken de
te - J* met zelden tot hun gro-
"u e„"ri.k dat hun jongen die
.Vow0 kerel is geworden, een
s Bmi n vent, aan de drank
een a*jgen' iedere week met
"otnt der vriendinnetje thuis-
"aar ,of zondags niet meer
dat h kerk gaat. Zij zien
"lee- jh iongen dezelfde niet
VM ls- Hö voelt zich gefrus-
Illi begrijpend knikken nu
"""iiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiini
JEUGD noemt zich een
du P heo-nazistische,nozems,
ha,-,in, beieren vrij veel aan-
viu 8 heeft, en de laatste tijd
doj0r'h de vrijlating ran Eu-
Sschrjften
verspreidt,
di
Eer
Hess
oorlqgsmisda-
Hjg~* m de Spandau-gevange-
gevraagd wordt.
n^HERïTHE MORèRE een
WonileJ,lzest'Siarige alleen-
is t, weduwe in Parijs,
Vb*- ce uur lang door ro-
liedLVan de O.A.S. (dan wel
var, 5: die zich voor leden
bedr°-IeJorg3nisatie uitgeven)
vro„f'gd niet messen. De
hutie* m°est haar „contri-
vanv ..."talen, weigerde aan-
"leivfrjk, gelijk de bekende
Zoiirjf b. Bardot (zij het
Eevoei er Publiciteit aan te
"Ui- i maar gaf na twee
dre.' ifhg met de dood be-
Tijgersluipgang onder kogelregen.
•l/lfllU '"uuv| 1,l/6c o ter Ai»
staan i-, Tiak- De beelden
teur j Dan barst de instruc-
kraehn bezigt een serie
zich rmen, waarvoor men
ten mm-de meest vrijgevoch-
Onw?'ul.leus nog zou schamen,
gelb.ï^mg kjjken de nieuw-aan-
het'menen elkaar aan. Dit is
voor- a Het wordt hun groen
is oL~e °gen. Alles wat ze zien
vau h1- ^aar dat is de.Meur
HEktaS.. hoop, denken zij.
die want de kleur,
is .-h menen te onderscheiden
groei n.grofn- maar leKer"
Saan i dat zal voor hen
E betekenen: wanhoop,
dant -!,ater zeSt de eomman-
jullin "tk.ben de vader van
is en die meneer daar, dat
Hu Pe sergeant-van-de-week.
gendo jullie moeder". De vol-
Cön 0 dag krijgen ze er nog
VVanr -le hij: het geweer,
een i*z? ze£f die grapjas van
is ai .tructeur: „Het wapen
je. i? J0 meisje. Het hoort bjj
be(j 3 neemt het mee naar
een' ,,e man praat alsof hij
ovnr l.etje imbecielen tegen-
hij h* j heeft. Sterker r,og:
is ho+n v t .er ook naar. Het
reek* hegin van een hele
gea*+ "grapjes" die deze ser-
is 't J10? in petto heeft. Het
die L £ln van alle ellende,
de in* m alle hevigheid over
de rioSens wordt uitgestort als
afzwmf! aauhreekt waarop zij
in do v, n staan zj) weer
Zoekend burgermaatschappij:
kend *ao naar een baan, zoe-
ganest^?ir 0011 beschaafde om-
■heisfe zoekend naar het
dienntiid rvan zij in de
raakt^vervreemd zjjn ge-
HolKK- H-Ok hoe ze thuiskomen,
do uitbundig hun vreug-
over het klein-verlof
„denk erom je kunt ieder
""nent worden teruggeroe-
2;,hkenbaar makend. Ze
Jn verrukt. Niet meer te-
ureip-j a U1C1, uuuu
haa* ,e z'ih te kennen waar
- ,®r geld verbt
t- Np i.ooo
huTt- ,e, d verborgen was. De
krep 1.000. De vrouw
en een „schuldbekentenis,.
een scock.
de wijze mannen: Laat maar,
dat gaat er wel weer af. Dat
is gewoon de reactie. Komt
best goed. Maar de jongen zit
op zijn kamertje en deqkt te
rug. Denkt terug aan die in
derdaad heerlijke „lol" die
ze gehad hebben. Hij moet daar
wel aan denken, bij gebrek
aan een alternatief. Is hij eer
lijk dan zal hij moeten toege
ven dat er 18 of 21 maanden
van pure ellende achter hem
liggen. En hij ziet weer voor
zich de parate „hap", moe van
het niets doen en lusteloos bij
de gedachte ook niets te hoe
ven doen, langzaam wegrottend
op het muffe stro- matras,
nauwelijks meer in staat het
„Nog 194 dagen" door te kras
sen en te vervangen door
„193". Langer dan een jaar
heeft hij de nivellerende in
vloed ingezogen, die er uitgaat
van jonge mannen die maan
den en maanden in een grauwe
soldatenkamer moeten wach
ten op hun verlossing, die in
een steeds grover wordende
mannensamenleving bijna on
bereikbaar lijkt. Z;j wachten
op de vijand die er niet is. Zij
vormen de defensie, Zij moe
ten het land verdedigen, maar
waartegen weet niemand.
Zy krijgen maanden de tijd
om na te denken waarvoor zij
bier uit verveling pornografi
sche romannetjes zitten te le
zen cn het 's avonds tijdens
de avondpermissie „op een
zuipen zetten". Zij begin
nen heel duideiyk te beseffen
dat het doel waarom zij hier
tezamen zijn. op zijn zachtst
gezegd bijzonder onduidelijk is.
Maar tenslotte kun je daar
niet telkens weer aan denken.
En dus gaan ze het hebben
overJa waarover zouden ze
het hebben. Inderdaad over
vrouwen. Over de dames van
de officieren, de echtgenoten
van de onder-officieren en de
meisjes van hun dienstplichti
ge collega's. Als zij daarover
uitgeproken zijn (aangenomen
dat dit mogelijk is) dan zwij
gen zü en wachten. Wachten
op Godot. Maar wie heeft er
nu van Godot gehoord. Als
je nou nog zegt Bardot. Allii.
Maar kom niet met die gekke
namen aandragen.
De jongen is afgezwaaid.
Hij zit in zijn kamertje en
denkt aan het weekend dat hij
na vier weken geconsig
neerd te hebben gezeten
eindelijk naar huis zou mo
gen. Het ging niet door, want
hij had toen een week ver
zwaard arrest gekregen om
dat hij moest lachen om die
sergeant die hysterisch brul
lend, en met moordlust in de
ogen in dolle ren en met opge
stoken bajonet zich op een
strooien pop had geworpen.
„Kom aan, lummels. Daar is
de vijand. Vooruit Jansen,
steek maar, steek maar. Het is
je moeder niet."
De hele „ouwe hap" had
zich rot gelachen. Maar de
sergeant was woedend ge
worden, en had uitgerekend
hem eruit gepikt. Hjj poogde
zich nog te verweren „...Maar
sergeant ik dacht dat..." ...Jij
hebt niets te denken. In dienst
wordt voor je gedacht. Ga je
maar melden bij de C.C. Het
weekend-daarop zat hij natuur
lijk weer geconsigneerd en de
volgende zaterdag moest hij
wachtiopep. Acht weken moest
h\j in totaal binnen zitten. De
laatste cent van zijn. soldij had
hij toen aan drank uitgegeven.
Nee, denkt de jongen, Het was
niet fijn in dienst. Het per
soonlijk belang moet in het le
ger altijd wijken voor het be
lang, van de grote groep. Dat
is een noodzakelijk kwaad.
Maar een kwaad is het. Van
persoonlijk contact met de
meerdere is in de meeste ge
vallen geen sprake. Je kunt
spreken met de Aal(s)moeze-
nler en de Veldprediker. Ze
ztin heel erg aardig, maar het
zijn nu juist niet de mensen
die het voor het zeggen heb
ben. En zo ben je overgele
verd aan de leeuwen. Er wordt
nauwelijks of geen rekening ge
houden met mensen die een
iets gedifferentieerder gevoels
leven bezitten. Als je het
„waarom" vraagt van een be
paalde maatregel dan krijg je
te horen: Ten eerste omdat
het in het Handboek Soldaat
staat, ten tweede omdat ik
het zeg en ten derde omdat
het zo is. Af met je vette nek.
Nee het was niet zo fijn in
dienst. En ineens moet hij den
ken aan die televisieuitzen
ding. De verveling had haar
hoogtepunt bereikt. Hij ging
die avond naar de televisie
kijken en zag tot zijn verba
zing een voorlichtingspro
gramma over de landmacht.
Hij zag jongens met stralen
de errgelengeziehten die recht
streeks de eeuwige zaligheid
schenen binnen te stappen de
duimen fier omhoog (het is
zó in het leger), hij zag tanks
en kanonnen keurig gepoetst,
en een dienstplichtig sergeant
met een prodent-glimlach op
de lippen die vertelde dat je
zo'n „lol" kunt hebben in het
leger. Lol bij gebrek aan wer
kelijke levensvreugde. Hij
hoort de nog immer lachende
sergeant vertellen dat de ka
meraadschap zo voortreffelijk
is in dienst. Er rollen keurige,
verblindende tanks voorbij
Onder juichkreten storten de
militairen zich in de modder.
Stilletjes is hij toen het mili
tair tehuis uitgeslepen.
Hoeveel jongens zullen
straks het kazerne-terrein be
treden en geen prodent-glim
lach zien, geen keurig gepoet
ste kanonnen g°en v"! md'dij
!-* o1'": "p d'" «'"h minzaam
met de soldaten onderhouden.
Zij zullen de teleurstelling van
hun leven ervaren. Dat is be
langrijk die ervaring, zeggen
de wijze heren met nadruk.
Dat is heel belangrijk. Zij zul
len glimmend van genoegen
•zien hoe zoonlief straks terug
keert en natuuriyk zegt: En
gelachen dat we hebben. Ge
lachen tot de tranen je In de
ogen sprongen.
Keiharde knapen."
4k>
Nog echt verklede burgers."
De dienst biedt een kast
vol ellende, vanaf de
dag van opkomst tot en
met het afzwaat-feesb
je, waarbq je altyd nog de
kans loopt voor het een en
ander gepakt te worden, zo
dat jo in de cel zit terwijl de
afzwaaiers met de plunjezak
huiswaarts gaan. Die eerste
weken, waarin je in een
vreemde, blaffende, met straf
dreigende wereld verzeild ge
raakt bent, zijn misschien nog
het ergst.
Het is trouwens ook een
grote stap van je vertrouwde
huis naar die kale kazerne
raet zijn massaliteit en zijn
dwang. En eigenlijk blijft dat
zo de hele diensttijd lang. tel
kens na een vrij week-end
met afschuwelijke tegenzin
weer naar de trein en altijd
maar de meerdere die je be-
veelt, die je verplettert met
zijn bevelen. Jij hebt maar te
doen wat hij zegt, tot het ab-
sur de toe. Je krijgt de stomp-
zinnigste karweitjes te doen,
van vettige gamellen met eten
halen tot tijgersluipgang met
je buik door het zand; van je
vier keer verkleden binnen tien
minuten tot het poetsen van
koper. De man met sterren
of strépen zal je vertellen hoe
kort je haren geknipt moeten
zijn en wanneer je met je ver
moeide lichaam je bed uit
moet als een onbekend heer
schap vindt dat er een alarm
oefening gehouden moet wor
den. Hoezeer je ook gelijk
denkt te hebben, tegenspreken
of weigeren kan niet en die
machteloosheid dompelt me
nigeen in gevoelens van op-
rec'^'e wanhoop.
Je zit vast als je hulp thuis
zo moeilijk gemist kan wor
den, als je meisje ziek ligt of
je beste vriend per boot ver
trekt voor emigratie. Het da
gelijkse éeven moet ,1e delen
met leeftijdgenoten die soms
weerzinwekkend of ergerlijk
kunnen doen, en je kunt ze
niet ontvluchten. De man naar
wiens pijpen je moet dansen
ontpopt zich misschien als een
leeghoofd. Gelegenheid tot hel
beoefenen van je vertrouwde
hobby's of voor de studie is
doorgaans gelijk te stellen met
nul. Schieten is voor velen een
avontuurlijke bezigheid, maar
voor sommigen houdt de aar
digheid op als ze even beden
ken dat die houten pop waar
ze nauwkeurig op moeten rich
ten, een mens moet voorstel
len. En daarna komt er een
bajonet op je wapen en daar-
nree moet je, onder het sla
ken van de ijselijkste kreten
een naar menselijke lijnen ge
modelleerde stropop doorste
ken. Verveling kent de dienst-
tt)d ook, en er zijn er niet zo
heel veel die aan dip soms
treiterende leegheid weerstand
kunnen bieden-
Natuuriy-k, je zult niet kun
nen ontkennen dat er tijdens
de dienstperiodc nogal wat
vroiyks en heugeiyks te bele
ven valt. Gebeurtenissen die
een heel mensenleven met
vertelstof vullen. Je maakt
soms werkelijk spannende, af
wisselende avonturen mee. Van
sommige zaken steek je het
een en ander op, waar je heel
je verdere leven wat aan hebt.
Je kunt goede vrienden maken,
misschien wat van de wereld
zien waar je anders niet toe
gekomen zou zyn. Bij velen
bereikt de lichamelijke condi
tie een peil waar ze vóór noch
na hun diensttijd meer aan
toe komen en met een behaag
lijk soort tevredenheid komen
ze telkens weer bij van de
uitputtendste inspanningen, de
slapeloze nachten en de dolle
feesten. Enfin, som maar op,
een heel boekwerk getiteld
„Zorg dat je erbij komt", of
hoe (11e geadverteerde roze-
schyn en manegeur ook mag
heten.
Goed beschouwd is het in
die diensttijd net als in het
gewone leven: 't zoet en 't
zuur door elkaar heen. Maar
het gaat heviger, sneller, als
in een .pressure-cooker. Het
grijpt je meer aan, en je
kunt er niet onderuit. Je
wordt ervoor gezet en je moet
het .maar zien op te lossen.
Je hebben en houwen wordt
op de proef gesteld en in die
toegespitste situatie kun je
te zien krijgen hoe het met
je gesteld is. Laf, onverdraag
zaam, week, huichelachtig, kil,
karakterloos? Of misschien in
verscheidene opzichten het te
gendeel? In narigheid en in uit
bundige vrolijkheid, in de ver
veling en in de geestelijke en
lichamelijke prestatie kun je
iez?H,.?,'en groeien. En waar-
schijnlgk voor het eerst van
HTI.lev®n stel je de vraag:
„Wie ben ik en waar sta ik?"
Iedereen in dienst zegt gewoon
lijk dat,hij liWOrdt geleefd",
maar bij nader inzien zou
men kunnen bevinden dat men
juist bewust is gaan leven.
Men mag aannemen dat dit
proces buiten de dienst ook
was gaan werken, maar in
de pressure-cooker, los van het
oude huis en het beschermen
de milieu, temidden van nieu
we, ingrijpende ervaringen, in
een harde omgeving, is dat be
spoedigd en verdiept. Wie dat
niet heeft meegemaakt, heeft
niet het gevoel dat hjj iets
heeft gemist dat hoeft trou
wens ook niet per se maar
het is de vraag of hjj niet
veel langer nodig heeft gehad
om volwassen te worden, of
hij niet gebaat zou zijn ge
weest met een groter aanpas
singsvermogen, kennisma
king met mensen uit allerlei
milieus, een bepaald gevoel
voor discipline en gehoorzaam
heid (vergeef ons als het wat
braaf klinkt, maar het zijn
heus goede eigenschappen)
met voorts enige hardheid en
wijze berusting. De jongens
die van zichzelf moeten consta
teren dat ze moreel zijn afge
zakt kunnen daarvoor de dienst
niet zo maar aansprakelijk stel
len, nadat in twintig jaar hun
leven in een ander milieu is
gevormd.
Voor een aantal oprechte ge
voelens en gerechtvaardigde
verlangens is er in dienst wei
nig plaats, zoals de dienst ook
voor sommige gevoelige, spe
ciaal geaarde jongens zo fnui
kend kan zpn dat ze in die
periode niets dan ellende mee
maken. Voor die jongens moet
eon oplossing worden gevon
den. Het is ook een erg onvol
ledig wereldje waar de mees
ten lang met helemaal tot hun
recht komen. Maar er komt
een einde, aan de dienstperio-
de en er is buiten de kazerne
ook nog wel iets van een te
genwicht te vinden, zodat men
er niet zo erg tragisch over
hoeft te doen.
Waf dat schieten en bajonet
steken betreft, dat kan men
moeilijk veredelend noemen.
Je kunt daar, zoals de mees
ten, met tegenzin en do ge
dachte „ik hoop dat het een
spelletje mag biyven" aan
meedoen, maar het kan je ook
voor een groot gewetenscon
flict stellen. Doch is het in
deze maatschappij zo irreëel
voor dit gewetensconflict te
worden geplaatst?
In Twente bestaat nog een oud ge-
bruik, het zogenaamde midwinterbla
zen", dat men van enige dagen vóór
Kerstmis tot Driekoningen horen kan.
kan.
De midwinterhoorn wordt van een
dikke tak elzenhout gemaakt, die enigs
zins gebogen moet zijn en mooi rond.
Een dunne stam is nog beter voor het
doel te gebruiken. Zo'n tak wordt door
midden gezaagd en vervolgens uitge
hold. Dit moet echter met de nodige
kennis gebeuren want er wordt ook een
soort fluitje in gesneden. De twee helf
ten worden tegen elkaar gelegd en met
biezen omwonden. Het lijkt allemaal
wel eenvoudig, doch speciaal in Twente
kan men dit goed, want de hoorn moet
een heel apart geluid geven.
Het midwinterblazen geschiedt boven
een waterput van een boerderij, dan
klinkt de galm nog lang na over de vel
den in de wijde omtrek. Volgens de
overlevering betekent het blazen de
komst van het Kerstkind en dit eeuwen
oude gebruik houden Twentse boeren
jongens nog steeds in ere.
Jullie kennen allemaal natuurlijk dit
prachtige Kerstlied, want het is wereld
beroemd. En toch is dit lied zo onop
vallend mogelijk ontstaan. De dichter,
die het heeft gemaakt, was een dorps
priester en de componist Franz Gruber
(dus de man, die de muziek daarbij heeft
geschreven)was een eenvoudige onder
wijzer.
In het kerkje te Halleirs (Oberndorf)
had het orgel rondom Kerstmis 1818
door vocht geleden en er kwamen alleen
nare klanken uit. Zo zou dus het Kerst
feest zonder „muzikale omlijsting" zo-
Franz Gruber, de componist van het be
roemde Kerstlied.
als men dat tegenwoordig wenst, moeten
plaatsvinden, doch de pastoor en de or
ganist lieten het niet hierbij. De eerste
dichtte een mooi lied en de tweede
maakte de melodie (zangwijs) voor twee
solostemmen, guitaar en koorbegelei
ding. In korte tijd was de melodie ge
reed. Met Kerstmis 1818 werd het lied
in het kerkje gezongen, de eerste stem
door de pastoor en de tweede stem door
de componist, die de zang met guitaar
begeleidde. Een meisjeskoor zorgde voor
de aanvulling van het geheel.
Zo ontstond liet beroemde Kerstlied,
zonder enige bedoeling om bekendheid
er aan te geven, maar dat voor eigen
gebruik werdgeschreven en gezongen.
Doch de gevoelvolle wijze van uit
drukking en de tera klanken der mu
ziek troffen iedereen onmiddellijk in het
hart. Lange tijd wist men niet eens wie
de makers waren. Zo onopvallend „Stil
le Nacht" is ontstaan, zo wereldbe
roemd is het later geworden.
midwinterhoorn. Op dit plaatje zie je een jeugdige „midwinterblazer", in actie.
In de Adventstijd kan men, vooral in Twente, luisteren naar de klank van de
Nu wij het tweemaal over Babylonië
hebben gehad, naar aanleiding van de
toren van Babel, willen wij tenslotte nog
spreken over het spijkerschrift.
De landstreek tussen de rivieren Eu-
phraat en Tigris (Irak) was een paar
duizend jaar voor onze jaartelling de
bakermat van het mensdom en van de
van een spijker met meer of minder
grote kop, in verschillende standen en in
een groot aantal samenvoegingen.
Natuurlijk zijn er heel wat moeilijkhe
den geweest om dit beeldschrift te ont
cijferen. Maar men heeft eens op een
rotsgesteente in de buurt bij Bagdad
drie dezelfde teksten in spijkerschrift
beschaving. In de Bijbelse geschiedenis
wordt het al genoemd. Omstreeks dui
zend jaar voor Christus werd Babyion
veroverd door de Assyriërs. Bij de op
gravingen in de negentiende eeuw heeft
men in de ruïnen van de vroegere stad
Ninivé een bibliotheek van ongeveer
twintigduizend Meitafels gevonden. Nee,
denk nu niet aan aspirine-tabletten of
zo, maar wij bedoelen tabletten of klei
ne leemtafeltjes ter grootte van een
boek en van dezelfde dikte of dikker.
Daarin is het spijkerschrift gegrift uit
die oude tijd. Deze bijzondere biblio
theek, om het zo maar te blijven noe
men, is naar het Britse Museum te
Londen overgebracht en is daar nog
steeds te bezichtigen.
De leemtabletten zijn uitgesneden uit
frote, geperste, vochtige leemmassa's:
e schrifttekens zijn daarna, terwijl de
tabletten nog vochtig waren, ingedrukt
in de voorzijde, dikwijls ook in de ach
terzijde met een driehoekig stomp in
strument van hout, ivoor of metaal.
Daarna waren de tabletten in een
oven gebrand, zodat de schrifttekens nu
nog, na vele duizenden jaren, leesbaar
zijn. Het schrift loopt van links naar
rechts, in regels onder elkaar en be
staat slechts uit één teken, in de vorm
J.l - i». •W.X-ÜWCW
r sluipt een knoeikaboutertje over de wereld rond.
Vanmorgen zat hij in Den Haag, vanavond in Roermond.
Eergisteren zat hij in Den Bosch en straks in Amstelveen,
Wie weet zit dat kaboutertje bij jou nog zo meteen.
Dat kleine knoeikaboutertje is dol op vieze vlekken,
Hij loert er op om oueral de bekers om te trekken.
Dan zeggen alle moeders: is het uit met dat geknoei?
Daar gaat mijn mooie tafelkleed. Het is 'n schande. Foei!
Dan trekken alle kinders een verongelijkt gezicht,
Zij konden het niet helpen, dat die beker daar nou ligt.
Dat deed het knoeikaboutertje. Het is al lang gevlogen.
Het lacht zich slap, het lacht zich krom. De tranen in zijn ogen.
Maar niemand heeft hem eigenlijk al ooit een keer gesnapt,
Wanneer hij met zijn voetje naar de melkbekers trapt.
En alle moeders denken dat de kinderen het doen,
Ze zeggen: zit nou toch eens stil en hou toch je fatsoen!
Ook knoeit hij graag met bordjes pap, dan springt hij op het randje,
En al die arme kinderen krijgen voor niets een standje.
En schaaltjes chocolade-vla, die is zo heerlijk bruin,
Die duwt het knoeikaboutertje gewoon een beetje schuin.
En op spinazie is hij dol, daar knoeit hij lekker mee,
En ook met kopjes koffie en met volle kopjes thee.
Dat doet dat knoeikaboutertje beslist niet zonder reden,
Want hij heeft vreselijk het land aan schone tafelkleden.
Vooral op zondag, snap je wel, dan knoeit hij heel verwoed,
Want alle moeders nemen dan hun schone tafelgoed.
Dan schopt hij alle bekers om, zo gauw ze zijn gevuld,
En alle kinders krijgen dan voor zijn plezier de schuld.
Dat stoute knoeikaboutertje dat wrijft zich in de handjes,
En denkt: ik gooi en smijt maar raak en jullie krijgt de standjes.
Soms trekt hij aan de koffiepot, want hij is reuze sterk,
Dan zegt hij: goed zo, tot zichzelf, dat was weer keurig werk!
Zó zit hij op de tafel en zó is hij er weer af,
En alle moeders mopperen en jullie krijgt de straf.
Je kunt gerust voorzichtig zijn, wanneer je gaat ontbijten,
Misschien zit hij te loeren om je melk om te smijten.
Hij sluipt de hele wereld door. Hij sluipt van dorp naar stad.
Zeg zit hij daar niet in de hoek? Of ginder op de mat?
Of zit hij op de vensterbank of achter het gordijn?
Je weet, dat knoeikaboutertje dat is maar reuze klein.
Maar weet je wat je nu moet doen, wanneer je moet gaan eten?
Dan drink je eerst je beker leeg, vóór hij wordt omgesmeten.
Dan hou je goed je bordje vast en eet je netjes door,
En komt het knoeikaboutertje, nou, dan ben jij hem vóór!
Wat zal hij dan staan kijken! Zoiets is hij niet gewoon.
Maar fijn, jouw moeders tafelkleed is dan nog lekker schoon!
LEA SMULDERS
Tabletten (kleitafeltjes) van gebakken
leem, waarin het spijkerschrift is gegrift.
gevonden, doch in drie talen; in het
Perzisch, het Medisch en het Assyrisch.
De gebakken kleitabletten (spijker
schrift dus) handelen meestal over ge
schiedenis, sterrenkundige berekenin
gen en andere geleerde onderwerpen.
De Babyloniërs waren zeer deskundig
op het gebied van sterren en reken
kunde. Ook op beeldhouwkundig gebied
muntten deze volkeren uit.
De poppetjes van Madeion
gaan naar de poppen kap salon.
Van knippe knippe knapper,
het aapje is de kapper.
Hij geeft aan elke damespop
een schitterende krullekop.
En alle poppeheren
gaat hij gewichtig scheren.
Maar twee matrozen zitten koel
te wippen op een hoge stoel.
De aap zegt: „Niet zo wippen.
Ik zal uw kuifjes knippen.
U krijgt een mooie Franse lok."
Van knippe knap, daar gaat een vlok
van haren naar beneden
Dan schreeuwen ze, och heden!
Ze krijsen in matrozentaal:
„Wat doe je nu? Je knipt ons kaal'"
De poppedames blozen:
Die ruwe zee-matrozen!
•Oei kapper", gilt een dikke pop
ze slaan je strakjes op je kop1"'
Het aapje moet verdwijnen
Hij klimt in de gordijnen.
Daar zit hij veilig hoog en droog.
Er blinkt een traantje in zijn oog.
De klanten zijn verdwenen
met bibberende benen.
Ook de matrozen zijn er uit.
Er komt een kaartje voor de ruit
met grote apepoten:
,De kapsalon gesloten
VERA WITTE