Goudweefsels als engelenhaar
AUTO ALS KERSTBOOM:
VAN CIJFERS EN ECONOMENs
Tussen Madurodam
en de welvaart
Een gordijn van officiële cijf ers
ROMANTIEK BEWAARD....
....IN BOUTIQUE-MODELLEN
„Ci jferhard
Onbegrijpelijk
Kwetsbaar
Zo Haags
ZATERDAG 23 DECEMBER 1961
A. B9
„Mijnheer de voorzitter, wij worden uitgebuit."
Wij worden uitgebuit! Ik dank
u, meneer de voorzitter". Nors
naar de grond kijkend ver
laat de al wat oudere arbeider
het spreekgestoelte. Hij bukt diep,
hoewel de kellner zijn volle dienblad
hoog opheft om hem door te laten.
Het applaus klinkt luid en joviaal.
Als hij weer op zijn stoel zit klopt
iemand hem waarderend op de schou
der en hier en daar gaan duimen de
lucht in. Collega's van de fabriek.
„Doodgoeie kerel, die Kees en hij
weet zijn woordje nog altijd goed te
doen." Achter de bestuurstafel buigt
de voorzitter van de afdeling zich naar
de inleider, een jonge econoom van de
vakcentrale, en terwijl zijn handen
geluidloos en automatisch doorklap-
pen lijkt hij iets geruststellends te zeg
gen. De jongeman knikt glimlachend
en begrijpend. Maar hij denkt: „Heb
ik het dan toch weer te geleerd ge
zegd? Volgende keer nog maar wat
minder nadruk leggen op de bereikte
welvaart. Het is geen dankbaar on
derwerp."
Inderdaad. De Welvaart is geen
dankbaar onderwerp van gesprek. Het
is niet moeilijk aan te tonen, dat wij
welvarender zijn. Welvarender dan
tien jaar geleden. Welvarender dan
veel andere landen. Welvarender dan
wij geweest zouden zijn als niet de
vakbeweging...; er zijn honderden
manieren om aan te tonen, dat wij wel
varender zijn. Maar helaas is er niet
één manier om te bewijzen, dat wij zon
der meer welvarend zijn. Er zijn im
mers altijd nog landen waar de wel
vaart groter is of lijkt te zijn en bin
nen één land zijn er altijd groepen,
die het slechter hebben dan andere
groepen. Er is geen grens aan de
welvaart omdat zelfs het land dat
zich het meest welvarend mag noe
men niet aan de vervulling van al
zijn wensen toe is. Welvaart is zo
rekbaar als de afstand van hier tot
het laatste Utopia.
In ons land zijn wij al de jaren na
de oorlog rustig en ordelijk bezig met
het „verdelen van de koek". We over
leggen, adviseren, cijferen en regle
menteren. Aanvankelijk verdeelden
wij de armoede en niet zo lang daar
na de welvaart. Dat laatste ging al
wat moeilijker dan het eerste, maar
toch nog altijd op een wijze, die wij
zelf graag uniek noemen. Zelfs de
vergeten groepen hebben wij niet ver
geten. Wij mogen er zijn en wij ver
dienen respect. Maar toch begint al
lengs een zekere argwaan de toon van
de gesprekken te beheersen. Onze me
thode is wel onnavolgbaar, maar zij
is daarbij ook steeds moeilijker te
volgen. Er komt wat meer behoefte
aan een kijkje achter de schermen
van het overleg, men beproeft de sta
tistische gegevens op hun houdbaar
heid in de praktijk. „Merkt u iets
van de welvaart?" vraagt een radio
programma. Een tijdschrift van re
clamemakers exploitanten van de
welvaart van overmorgen schrijft
over de „mythe van de welvaart".
Steeds vaker wordt de rijkdom van
de landen om ons heen de werknemers
voor ogen gehouden en meestal be
doelt men daarmee zeker niet de lof
van ons overlegsysteem te zingen. Er
komen slijtplekken in ons patroon van
gebaande wegen.
Een aanzienlijk nadeel van de
wijze waarop in ons land de
regering, het georganiseerde
bedrijfsleven en de cijferende
en bemiddelende instanties zich met
de welvaartsverdeling bezig houden,
is gelegen in de onbegrijpelijkheid,
die daardoor teweeg gebracht wordt.
De economen en de bestuurders van
belangengroeperingen gedragen zich
als sociale architecten. Hun toren
van Babel reikt tot in de wolken en
hun taalverschil hebben zij over
brugd door een jargon. Zij spelen bet
spel met importquoten, ruilvoeten,
produktiviteitstrends en matigingsfor
mules. Op het wisselend stramien der
prognoses borduren zij met vlijt de
kengetallen van de welvaart. Maar
de massa voor wie dit alles gedaan
wordt, begrijpt er niet veel van.
Moet de massa het dan begrijpen?
De meosten van ons begrijpen toch
evenmin hoe een ingenieur een brug
of een sluiswerk bouwt. Wij gaan
toch ook in blind vertrouwen af op de
diagnose van onze medici en wij eisen
geen uitleg over de voorgeschreven
geneeswijze.
Waar komt die ergernis over „de
doctorandussen" dan vandaan? De
voornaamste reden is natuurlijk, dat
de economie niet kan werken met
wetten volgens welke bepaalde oor
zaken noodzakelijkerwijs leiden tot
welomschreven en concreet bepaal
bare gevolgen. De econoom werkt met
waarschijnlijkheden, hypothesen, prog
noses en onweegbare facetten en als
het hem te machtig wordt prevelt hij
zjjn ceteris paribus en sluit de deur.
De economische politiek vraagt be
slissingen op korte termijn, maar
factoren, die op dat beleid van de
grootste invloed zijn zoals de we
reldconjunctuur en de wijzigingen van
binnenlandse politieke data "hebben
de economen niet in de hand. Men
vaart altijd op een gegist bestek. Er
blijven altijd onnauwkeurigheidsmar
ges en er is dus ook altijd ruimte voor
onenigheid tussen optimisten en pes
simisten, voor kritiek van deskundi
ge en ondeskundige stuurlui aan de
wal. Als het gaat over de eigen
beurs of over die van anderen
vaak komt dat op hetzelfde neer
loost de burger vlot zijn meningen
en verlangens, want in ieder mens
gaat een econoom schuil al is het ook
dikwijls een slechte. (Het omdraaien
van de laatste stelling is op zjjn minst
in strijd met de logica!).
Er lijkt wat tegenspraak te schui
len tussen de bewering, dat eco
nomische redeneringen aan
vechtbaar kunnen zijn en de lood
zware ernst waarmee de cijfers der
economen in de praktijk behandeld
algemeen belang, maar een aspect
van dat algemeen belang is óók, dat
het „overleg" niet gekneusd mag wor
den daar het een alternatief is van
een ongereglementeerde botsing van
groepsbelangen.
In het officiële politieke en sociale
verkeer heeft het cijfer dus een
grote mate van onaantastbaarheid
gekregen en daarmee wordt de
positie van de cijferende economen
zeer belangrijk, maar tegelijkertijd
bijzonder kwetsbaar. Tengevolge van
de kanalisering van de belangenstrijd
moet noodzakelijkerwijs het spontane
en strijdbare karakter van de vak
beweging voor een goed deel wijken.
Haar functionarissen spreken veel
vuldig het woord van de overheid,
hetgeen zij door de grote verant
woordelijkheid welke hun organisa
ties voor de overheidsbeslissingen dra
gen ook nauwelijks kunnen nalaten.
De standpunten, die zij in het over
leg verdedigen worden vaak aange
tast terwille van het compromis, het
geen dan „aan de achterban verkocht
mget worden". Dit alles moet bij de
leden wel de indruk van een zekere
gezapigheid wekken. Er schuilt geen
romantiek in het kundig hanteren
van een produktiviteits-trend en aan
de ontwikkeling van een matigings
formule voor de loonstijging is wei
nig eer te behalen. De arbeider die
zijn vrouw vertelt hoe knap de voor
zitter van zijn centrale het weer
gespeeld heeft en hoe tevreden de mi
nisters en de werkgevers over hem
waren is ofwel een volleerd cynicus
ofwel een kandidaat voor het hoofd-
Origineei en kostbaar is deze mantel van Lily Malchi of Aled uit Israël, helemaal
in elkaar gezet van strepen zwart zijden lint en wit breiwerk. Uit de collectie
Dior-Israël.
Wij verdelen samen onze welvaart.
worden. Ministers wuiven met hun
portefeuilles en het parlement gaat
door de knieën om fracties van pro
centen. Uitvoerige berichten over so
ciaal en economisch cijferwerk berei
ken veelal de voorpagina's van onze
kranten waar zij tussen het nieuws
over schokkende wereldgebeurtenissen
een wat pietluttige indruk maken.
Het cjjfer is vaak machtiger dan
het woord. De cijfers wjjzen het uit,
zegt men. Cijfers zijn „hard". Zij
geven de indruk van bereikte exact
heid, ook al zijn de redeneringen,
waaruit zij gekristalliseerd zijn, niet
onaantastbaar.
Wie een cijfer wil weerleggen moet
trouwens met andere, en betere cij
fers op tafel komen. Vaak is dat zeer
moeilijk, vooral als het gaat om prog
noses en berekeningen, die uit de
rekenmachines van het Centraal Plan
bureau en het Centraal Bureau voor
de Statistiek afkomstig zijn. Daarom
blijven eenmaal geproduceerde cij
fers meestal overeind. Wie het er niet
mee eens is kan in welsprekende be
woordingen van zijn ernstige twijfel
en ongerustheid blijk geven, maar het
blijft een ongelijke strijd. De betrok
kenen zien dat overigens zelf niet
altijd als een nadeel, want het on
persoonlijke cijfer neemt zowel van
degenen, die er zich van bedienen als
van hen, die er zich tegen verzetten
een stuk verantwoordelijkheid over.
Een reden waarom vooral in ons
land aan het eenmaal gepubliceerde
cijfer een geweldige waarde wordt ge
hecht is, dat het vaak omstraald
wordt door het aureool van het „over
leg". In de loon- en prijspolitiek en
bij het tot stand komen van sociale
en economische wetten speelt het ge
organiseerde bedrijfsleven een enorm
belangrijke rol. De cijfers, die uit het
overleg en uit de adviezen van het
bedrijfsleven te voorschijn komen, bin
den de overheid niet. Wel moet er
heel wat gebeuren wil de regering
afwijken van de mening, die de meer
derheid van het bedrijfsleven juist
acht. Weliswaar beoordeelt de rege
ring de cijfers uit een oogpunt van
bestuur. Normale werkgevers en werk
nemers kunnen de zaken niet meer
volgen of doen daartoe niet eens de
poging. Het zijn ook niet de officiële
cijfers, die het praktische bedrijfsle
ven in de conjunctuurfase van van
daag het meest interesseren, maar de
mate waarin men er van moet afwij
ken wil men op de arbeidsmarkt aan
zijn trekken komen. Tussen de spel
regels en de cijfers van het overleg
en de gang van zaken in de prak
tijk van het dagelijks leven gaapt een
diepe kloof van zwarte lonen.
Een waardevolle bijdrage aan het
prestige der economen levert deze
toestand niet op, omdat er iets on
waarachtigs ontstaat. Een facade.
Een gordijn van officiële cijfers waar
achter de werkelijke verhoudingen on
duidelijk worden en het gevecht in
de overlegorganen om cijfers achter
de komma door de buitenwacht wordt
ervaren als een schimmenspel. Door
de zwarte lonen te verzwijgen krijgt
men een onjuist beeld van onze lonen
vergeleken met de buitenlandse. Als
men er wel rekening mee houdt, kun
nen de groepen die voor zwart loon
niet in aanmerking komen, zich af
vragen of zij gebaat zijn met een so
ciaal overleg, dat bij de verdeling
van de welvaart met onjuiste gewich
ten werkt.
Tussen Madurodam en de Delta
werken, zo is in dit blad de ma
te van vermaardheid van het
sociaal overleg in ons blad eens
getaxeerd. Iets van het kleine, het
gekunstelde, het gefiguurzaagde,
maar ook iets van het grootse en ge
durfde. Op het ogenblik lijken de eerst
genoemde eigenschappen het beeld te
gaan beheersen.
Maar Madurodam is bepaald wel
aardig. En bovenal zo typisch
Haags.
Drs. A. J. CUPPEN
„Cijfers zijn heel hard.'
Van bleekrose satijn, ontworpen door Lola Beer uit Israël, gedragen in ee
zeventiende-eeuws kasteel bij Parijs. Uit de Dior-Israël collectie.
Houdt de vrouw iet meer van
romantiek? Natuurlijk wel,
maar romantiek is op het ogen
blik geen mode, zoals knoopschoenen
nu ook niet in de mode zijn. Toch
staat de vrouw in avondtoilet op de
foto heel romantisch bij een haard
vuur in de romantische omgeving van
het zeventiende-eeuwse Chateau de
Pontchartrain, even buiten Parijs. Ze
draagt een japon van bleek-rose
damast-satijn uit de Dior-Israël col
lectie. Deze collectie die bestaat uit
een aantal Dior-modellen, uitgevoerd
m Israëlische materialen, en enige
tientallen eigen modellen van voor
aanstaande ontwerpers uit Israël,
werd onlangs in Parijs getoond, tij
dens een bal dat baron Edmond de
Rothschild gaf voor genodigden, die
belangstelling hebben voor de econo
mische ontwikkeling van Israël. De
japón is een ontwerp van Lola Beer,
eerste couturier van Israël.
T T it. de boutique collectie van
I I Dior is het jurkje dat de man-
nequin draagt met de gram
mofoonplaat in de hand. Het is van
goudlamé, een materiaal dat even
als alle glimstoffen met lurexdraad
aemeengoed is geworden voor
feestelijke uren. Het wijd aange
zette rokje van dit feestjurkje
geeft het, ondanks de goudstof, iets
pretentieloos en romantisch. Dat
is typisch de boutique-stijl, die
meestal minder snobisme vertoont
dan de grote collecties. De mode is
niet romantisch, het is nog zelden zo
Toen de auto nog een unicum
was, viel er voor velen weinig
te versieren, maar nu de mo
biele massa-produkten bij mil
joenen van de band komen, is er een
dankbaar object ontstaan voor de
meestal mannelijke pronkzucht.
Graag heeft de moderne man er wat
geld voor over om zijn auto „aan te
kleden". En zo is er, speciaal de
Laatste jaren, een bloeiende handel
ontloken in alle mogelijke variëteiten
„speeltjes", van bloemenvaasjes tot
uuilnisbajcjes, van zonnekapjes tot
imitatie-spaakwielen. Op gezette tij
den kan men lezen over nieuwe vin
dingen, welke het leven van de
lutomobilist gemakkelijker, luxueu
zer en veiliger kunnen maken. Meest
al wordt van het royale aanbod in
redelijke mate gebruik gemaakt. Een
enkele maal koopt een enthousiast
de versierselen zó gretig op, dat hij
het genoegen kan beleven zijn wa
gen als een ware kerstboom te laten
rondrijden.
De drang tot het optuigen van de
auto is een typisch twintigste-eeuws
verschijnsel. Niet alleen, omdat de
auto air massa-vervoermiddel een
creatie is uit deze eeuw, maar ook
omdat het vehikel voldoet in de
behoefte, welke zich thans bij mo
derne mannen manifesteert. In te
genstelling tot zijn soortgenoten uit
de pruikentijd kleedt de gemiddelde
moderne man zich vrij sober. Hij
draagt meestal effen schoenen, een
das met ten hoogste een klein
streepje en een hoed zonder veren.
Toch blijft ook in hem nog iets van
de pauw schuilen. Hij wil pronken.
Dn daarom grijpt hij met beide han
den naar een sieraad voor zijn so
ciale visitekaartje: de auto.
De mogelijkheden om het voertuig
meer aanzien te geven, zijn bijzonder
groot. Weliswaar worden de meeste
moderne auto's door de fabrikanten
gebruiksklaar afgeleverd, voorzien
van alle noodzakelijke instrumenten
en uitrustingsstukken maar het. fijne,
waardoor de auto zichzelf onder
scheidt van zijn soortgenoten, dient
zelf te worden gekozen en het gaat
er slechts om, waar de eigenaar het
accent uil leggen.
De man, die van huiselijkheid
houdt, schept, binnen de portieren
een geriefelijk wereldje met een
bloemenvaasje, een extra asbakje,
bekledingshoezen, een kussentje, een
plaid, een klokje, een radio, een
ruggesteuntje en een sigarettenhou-
dertje. De degelijke automobilist met
vooruitziende blik zorgt voor een
achteruitrijlamp, een brandblusap-
paraat, een benzinekan, een anti-
condensdoek, een sleepkabel, veilig
heidsriemen, een ruitenschrapper,
een bagagerekje, pech-handschoenen,
een E.H.B.O.-doosje, een zaklantaarn,
een buitenspiegel en een STOP-drie-
hoek. Heeft de autobezitter een zwak
voor uitbundigheid, dan schrikt hij
niet terug voor de aanschaf van een
duidelijk naar voren gekomen aJ
dit seizoen, waarvoor al die schP6-
zwarte onderjurk-achtige uitdag
de jurkjes ontworpen zijn. Alsof a,
de romantische aanwas er radik"A
afgeknipt en afgesnoeid is.
we geven toe, dat de romantisch
aanwassen aan de kleren en aan a
wijze van leven van enige gangr
ties geleden, het er wel naar ff
maakt hebben, dat we nu een beau
over stag gaan.
1 goed, we zijn dan nu in
seteoen. van het goud. en
Goud op goud gestreept, uit de boutique van Dior.
de goudweefsels, die kunj1
concurreren met engelenhaar.
de feestelijkheden zijn er ook haar
banden van goudlamé, die met
losse knoop worden gesloten.
nieuwste ceintuurs zijn gemaakt
gouden lauwerblaadjes
De goudrage zet ook nog door
het komende seizoen. Laméstoffen 1
zijde en nylon worden bedrukt
Perzische ornamenten en effen T'
toenen stoffen met satijnen overri11
ten, krijgen een accent van fijne Q^'n
stering met gouden of zilveren
draad. Vroeger was die glinsterih9
aan de kleding alleen voor de gr°te
der aarde, nu is alles, desnoods
kitsch voor iedereen bereikbaar. H
is wel een gróót verschil met vroeQeT'
zonneklep, spaakwielen, witte vel
gen, mistkapjes, sierbumpers (al dan
niet voorzien van rubber stootblok-
ken), plakplaatjes en een schijn
werper bovenop de auto. Een speels
man is gelukkig met een autokom
pasje, een temperatuurmetertje, een
bril-eiui, een sierlijk sleutelringetje,
een elegant docum.entenmapje, een
bandenspanningsmeter en een ven
tilator.
oet de auto buiten staan, dan
krijgt 'aj soms van de baas
een echte pyjama. Moet hij
lasten vcrvocien, dan schuift
men hem een imperiaal op zijn dak.
Heeft hij een royale eigenaar, dan
maakt hij kanq op een defroster voor
de kou, een wasborstel voor de rei
niging van het buiten-lakwerk, een
eigen stofzuigertje (op batterij) voor
het interieur, matten voor de vloer,
een kinderzitje voor de jeugd. Wer
kelijk verwende auto's kunnen bo
vendien nog rekenen op een vuilnis
bakje, een boem-bumper (een instal
latie aan voor- en achterzijde van
de auto welke, bij een lichte aan
raking reeds, een lichtje op het dash-
bord doet branden, opdat de auto
mobilist met weinig afstandsgevoel
zo kan aflezen dat hij reeds te ver is
gegaanwitte banden en twee
antennes.
Intussen blijven d, uitvinders be
zig om nog mooiere dingen te be
denken. De auto kan vérder worden
aangekleed. Stuurwielhoezen van bont,
koffieze t-apparaten, auto-shavers,
auto-grammofoons, ijsboxen, poppe
tjes, die bij een bepaalde snelheid
dubbel klappen, dieren met lampjes
ogen (gekoppeld aan de remlichten,
zodat de achterrijder niet alleen de
remlampen ziet branden, maar ook
de ogen van een leeuw of een tijger
vervaarlijk ziet oplichten), slaap
banken, antennes voor de staartvin
nen, claxon-bellen (in Nederland
verboden) en loze t.v.-antennes op
het voorspatbord. Rust een auto uit
met dit alles en de kerstboom, hoe
schoon ook opgetuigd, valt er bij in
het niet.
De auto is een massaproduct en
komt gaaf, maar weinig opval
lend van de band. Niets on
derscheidt de ene auto van de
andere, zolang merk, type, kleur en
bouwjaar hetzelfde zijn. Is het te
verwonderen, dat de automobile j
toch gaarne een persoonlijk stemVe
drukt op zijn eigendom? Daarop
glimlach niet, wanneer de automob1'
list met wellicht ontroerend enthoU'
siasme zijn wagen aankleedt, als ee
pop. Diepe instincten liggen hieraaf'
ten grondslag. La at hem poetse™
schroeven en schrobben in zijn W*'
reldje op wielen, laahem de illus_
dat zijn wagen dank zij een spe'
ciale bumper, dank zij de bermlaWPj
dank zij de witte banden en zoniW'_
kap - een auto is met persoonlijk
heid. Gun hern dit plezier en Qa,.„n
nooit tegenin. Want in tegenstelhj™
tot alle andere vormen van versje
ring hebben auto-accessoires ee
verschrikkelijk belangrijk aspect:
zijn nuttig. Sterker nog: ze zijn,
de automobilist eenmaal heeft ff'
kozen, onmisbaar. De out-sider
zich dit voorstellen met betrekking
tot veiligheidsriemen, sleepkabel
noodlampen en ook nog wat betre)
bagagerekjes, zonnekleppen en eX.i'e
bumpers. Maar hoe zit het met wl:n.
banden en chroomstrippen? De auto
mobilist zal u meewarig aankijken-
Verhogen zij niet de tweede-hands'
waarde van zijn auto? Welnu.