Een voorzichtige Gijsbreght
Kluchtig spel van Ensemble
Fantasie op klassiek thema
SHAKESPEARE OP NIEUWJAARS DAG OP TV
Centrum aan het puzzelen
s«llP
MAAND 'AG 2 'JANUARI 1967
André van den Heuvel als Gijs
breght en Ellen Vogel als Bade
loch
HET GEBRUIK van een to
neelpremière op Nieuwjaars
dag moet in Amsterdam ont
staan zijn, sinds men er Von
dels Gijsbreght op de avond
van 1 januari heeft opgevoerd.
Bij geen andere première zijn
er zoveel hoge gasten aanwe
zig als daar in de Stadsschouw
burg: twee ministers dit jaar,
de excellenties Struycken en
Bot, de commissaris van de
koningin in Noordholland, mr.
F. J. Kranenburg, burgemeester
G. van Hall, wethouders en
hoge ambtenaren en andere
notabelen uit de hoofdstad.
Het is een van de weinige ke
ren, dat een première nog een
gebeurtenis is in het stedelijk
samenleven.
Dit is dan één van de zes
nieuwjaarspremières, die er op
Nieuwjaarsdag gegeven zijn en
die op deze pagina worden be
sproken. Overal elders heeft
men geput uit het luchtige gen
re, waarbij het wel opmerke
lijk is, dat telkens een keuze
gemaakt moest worden uit het
oude repertoire. Is er in het
heden te weinig stof te vinden,
die aanleiding tot lachen gééft?
i-|
Wt - I A 1
Johan Kaart zet in „Je kunt het toch niet meenemen" een verrukkelijke
opa Vandenhof neer.
Cabaret-effecten
Minimode
Luc Lutz en de als pian vermomde Annet Nieuwenhuyzen in „Wie kan
er twee heren dienen?
Sjoukje Hooymaayer met Eric v. d. Donk in „De Herbergierster."
Er was op Nieuwjaarsdag ook toneel op de televisie. Op Nederland 2 was Shakespeares blijspel
-.Liefdes loze lessen" te zien in een uitvoering van toneelgroep Centrum. Op de foto Ina van der
Molen, Wim van den Heuvel, Letty Oosthoek, Ton v. Duinhoven en (op de rug gezien) Els v. Rooden.
Guido de Moor en Annemarie
Heyligers in Valency's „Tussen
paard én stier."
Ton van Duinhoven met Ina v. d.
Molen in „Reis om de wereld in
80 dagen" van Jules Verne bij
Toneelgroep Centrum.
NIEUWJAARSPREMIÈRES IN ZES STEDEN
HENK RIGTERS heeft ditmaal de
Gijsbreght geregisseerd, vakmatig
goed, maar sober en voorzichtig. Gijs
breght zelf doet alleen zijn intrede.
Tussen twee hoge stadsmuren door, die
enigszins trzijde een hoge spleet vrij
laten, stapt hij naar buiten. Een paar
schildwachten stellen zich op, ook zon
der uiterlijk vertoon. De stadsmuren
zijn neutraal, hoge vlakken, wit, over
gaand in zwart, en daarover een dub
bele rode meanderband.
Geen stralende opluchting hij Gijs
breght over het onverwachte wegtrek
ken van de vijandwel een vrij nuch
tere voldoening. Wel een opmerkelijke
tekstbehandeling bij André van den
Heuvel: hij doet Vondels taal geen
geweld aan in de richting nan de
spreektaal, maar laat haar eenvoudig
klinken, zodat zij een menselijke toon
krijgt.
Dit tekent de wijze waarop hij de
hele rol speelt. Hij maakt van de Gijs
breght een mens, maar op de wijze,
waarop Vondel een mens ziet: niet
®en samenstel van menselijke emoties,
ntaar levend naar de idee, die hij
zich van zichzelf gevormd heeft. Die
idee is niet die van de vrome held,
maar van een eerlijk man, die het
zowel zijn recht als zijn plicht vindt
nauwgezet en met volledige inzet de
taak te vervullen, die hem naar zijn
mening toegewezen is.
De emoties, die André van den Heu
vel in zijn spel brengt, betreffen niet
Gijsbreght, maar worden gewekt door
wat bij hem het vervullen van zijn
plicht in de weg treedt. Dat geldt ook
zijn verhouding tot Badeloch. Hij is
ook geen gelovige in de moderne zin.
God is het absolute beginsel, waar
naar hij zich richt, het laatste woord,
dat niet hem, slechts zijn handelen
verandert. Er zijn in de rol geen he
dendaagse gevoelens, die zich op de
toeschouwer laten overbrengen. André
van den Heuvel probeerde ook niet ze
er in te spelen. Hij schiep een figuur,
die overtuigend leeft uit de idee, die
hij van zichzelf heeft.
De figuur van Badeloch is in wezen
niet anders, al liggen blijvender emo
ties binnen haar bereik: zij herinnert
Gijsbreght niet alleen aan zijn plichten
als man en vader, zij betuigt ook haar
echtelijke liefde. Het is niet de meest
opzienbarende rol, die men van Ellen
Vogel kan zien, maar zij speelde hem
goed.
In de bodeverhalen Gijsbrecht
zelf treedt ook als verslaggever op,
Arend, Julien Schoenaerts en de bode
Wim van den Brink, doen weinig an
ders. Ook hier was naar de menselijke
toon gestreefd, zonder Vondels taal te
mistekenen; de emotionele geladen
heid werd bepaald zowel door de cli
maxen in de verhalende gebeurtenis
sen als door de persoonlijke reacties
van de vertellers daarop. Dat gold
ook voor Jules Croiset als Vosmeer
de Spie. De reien Femke Boers-
ma, Willem Nijholt, Marja Habraken
en Han Bentz van den Berg, waren
ingetogen als in de voorstelling van
Han Bentz van den Berg het vorig
jaar, hun lyrisch-beschouwelijke aard
benadrukkend.
De voorstelling was nog eenvoudiger
dan die van Han Bentz van den Berg.
De decors grote architectonische
vormen met sobere kleuren, die geome
trische vormen aannamen bleven
onzijdig, de kostuums waren gesty-
leerd met reminiscensies aan Vondels
tijd. Er waren weinig bewegingen, en
die zo simpel mogelijk. Maar dit alles
was ook veel minder gedurfd", dan
het vorige jaar, het verraste niet, het
■uias te voorzichtig om boeiend te zijn.
In De Bruiloft verschenen een aan
tal nieuwe gezichten, zodat er een
nieuwe instudering was gemaakt, die
toch sterk op de vorige leek, speels
en opgewekt, een feestelijk geheel.
Naast de Elsje van Therese Steinmetz
verscheen nu Willem Nijholt als Kre-
lis. Nell Koppen en Wim van den
Brink brachten als Thomasvaer en
Pieternel de wens van Evert Werk
man, een beetje provocerender dan
voorheen, leek het. Er was veel bij
val, zowel voor de kritische prikken
aan velerlei adressen als voor de hul
digende woorden voor koningshuis en
autoriteiten.
ANDRé RUTTEN
NA ALLE TERUGBLIKKEN en
prognoses rond Oud en Nieuw mocht
de nieuwjaarspremière in de Eindho-
vense Stadsschouwburg gerust een pro
bleemloze lacher zijn. „Je kunt 't toch
niet meenemen" was daarom een schot
in de roos. Ensemble wist er, onder
regie van Jan Retèl en met Johan
Kaart als een verrukkelijke opa Van
denhof, aardig raad mee en de mach
tige rook- en knaleffecten waarmee de
voorstelling gepaard ging, droegen er
het hunne toe bij om er een dolle boel
van te maken. Het dankbare publiek
reageerde dan ook diverse malen met
open doekjes, om te beginnen al voor
het fraaie décor van Colin Winslow,
toen het doek nog nauwelijks open
was.
De dolle boel was overigens wel de
sterkste kant van deze voorstelling.
Daarvoor zorgden, behalve Kaart, de
overtuigende excentriciteit van Mieke
Verstraete en Henk Molenberg als het
echtpaar Sycamore en mannetjesma
ker Chris Baay als meneer De Pinna,
maar ook Pleunie Touw als Alice, An-
nabet Tausk als Rheba en John Leddy
als Kolenkhov hadden er af en toe
hun aandeel in, terwijl Adèle Bloemen-
daal als grootvorstin en Cobi Stunnen-
berg als Gay Wellington een verdien
stelijk supplement leverden. Een be
weeglijke regie en een overdaad aan
vuurwerkeffecten maakten deze kant
van de zaak verder wel rond.
Veel moeilijker lagen de scènes die
de dolle situaties aan elkaar moesten
rijgen en de intrige van het stuk
moesten waarmaken. Het bezoek van
het echtpaar Kirby gespeeld door
Mela Soesman en Guus Verstraete
kwam dank zij de komische entoura
ge nog wel over, maar in de serieu
ze verloofdenproblematiek van Essie
(Ine Veen) en Tony Kirby (Arnold
Gelderman) viel al evenmin te geloven
als in de ommekeer van meneer Kir
by. Het succes, dat er talrijk was, be
trof niet het blijspel, maar de klucht.
Maar omdat het blijspel weinig om
het lijf had en de klucht royaal aan
zijn trekken kwam, oogstte het gezel
schap tenslotte een ovationeel applaus.
V. L.
Goldoni: kleurrijke herschepping, geslaagd experimentje
MET EEN TOMELOZE FANTASIE
zijn Ton Lutz en Nicolaas Wijnberg Gol-
doni's „De knecht van twee meesters"
te lijf gegaan. Het programma dat als
titel vermeldde ,,Wie kan er twee heren
dienen?", spreekt van „een voorstel
ling van Ton Lutz en Nicolaas Wijn
berg". De opvoering zoals die gister
avond in de Rotterdamse Schouwburg
bij Nieuw Rotterdams Toneel in pre
mière ging, zal de geschiedenis ingaan
als een produkt op basis van gelijk
waardigheid van regisseur en decoront
werper. Wijnberg werd geen decoront
werper meer genoemd zomin als Ton
Lutz als regisseur werd aangeduid. Het
was gewoon een voorstelling van hen
beiden.
Na de diverse voorproefjes van dit
auo op het gebied van verdietsen naar
r i!?ar?s gelegenheid, onder meer in
Croidoni'g i £ie Ware vriend" nu precies
jaar geleden op dezelfde plaats, en
^nakespeares „Spel der vergissingen",
ïjerd hier een Goldoni gepresenteerd
V? de meest letterlijke zin een re
al^ ,1s geworden. Het simpele, kapot
vÜ j overbekende verhaal uit 1756
ml j knecht die twee meesters dient
de verwikkelingen zoals die gebrui-
Kenjk zijn bij deze grote vernieuwer
van de Comedia deH'arte, inclusief de
vaste populaire figuren als Pantalone en
II Dottore, was helemaal opgehangen
aan een barokke overdaad van kleur
en kleine en grote vondsten in de regie.
effectenGaïs°stab??-at even8oed cabaret
komedie of klucht v van haarzuivere
jeslatijnse teksten va^taJin'pot"
den in kleuren gepro1" de dokter wer-
«int „it„n„_ beteerd zoals ook
met uitgesproken gedachten en
wensdromen van de knecht Truffaldino.
Drie draaitonelen voerden de dyna-
miek tot een maximum op terwijl een
een verlaat oudejaarsvuurwerk dat de
zaal tot dozijnen bijvalsbetuigingen
bracht.
basisachterwand van een soort alumi
niumfolie voor verrassende spiegelef
fecten zorgde. Bij open toneel staat er
bij de aanvang al een jukebox te schet
teren. De eerste scène krijgt een sterk
filmisch karakter met stilstaande beel
den en geprojecteerde titels en namen.
Muziek en geluid zijn al even anachro
nistisch als verschillende brokken tekst
waarin AOW, vrije zaterdag, werkloos
heid en dergelijke op achteloze wijze
eigentijds contrapuntig werken met de
eigenlijke intrige.
Waar de overdaad even afwezig was
en het ensemble tot stilstand kwam in
zijn driftige vaart, bleef er een naakte
tekst over die gedragen werd door een
hiervoor gepredestineerde acteur als
Luc Lutz. De aanvankelijk gesuggereer
de aanzet van clown, versterkt door zijn
kostuum met de Grock-broek en iets
van zijn grime, versmolt later met zijn
beweeglijke interpretatie van de knecht
die dwars door de overrompelende gang
van zaken heen, zijn eigen gang gaat,
een toch wel pientere katalysator van
HET KLEURENFEEST dat Wijnberg
aanrichtte was geïnspireerd door mini-
mode en tienerkoloriet. Annet Nieuwen
huyzen draagt in de dubbelrol van Bea
trice, die zich als man vermomt, één
keer een rose mantel met hel oranje
bont afgezet. Als ze zich omdraait blin
ken er twee groene knopen. De volgen
de scène komt ze op in dezelfde mantel,
die dan geopend is. Er blijkt een zilve
ren, hypermoderne japon onder te zit
ten die correspondeert met zilveren oor
bellen zo groot als mandarijnen. Dan
overheerst infeens de kolder weer zoals
in goochelscènes en een soort beheer
ste slapstick.
Gerard Hartkamp speelde heel druk
de in nood verkerende Pantalone, Mar-
tine Crefcoeur een vinnige Clarice, Wim
Hoddes een prachtig boze dokter Lom-
bardi, Eric Schneider een hevig min
nende Florindo en Simone Rooskens
een opvallend pittige dienstbode.
Ze voegden zich kantig in dit speelse,
mousserende spektakel. Juist de over
dadigheid zou hier en daar tot een ge
voel van een te veel aanleiding kunnen
geven, maar wij hebben het zo maar
zelden ondergaan. Het werd een grote
kaleidoskopischedartele twee-meester
lijke voorstelling die een gigantisch ap
plaus wist op te wekken.
Daarbij werd het bleke nieuwjaars-
cabaretje maar een sinteltje dat nog
wat nagloeide op weinig oorspronkelijke
teksten van Marinus van Henegouwen
en op als altijd goed verzorgde muziek
jes van Steye van Brandenberg, door
solisten en ensemble hier en daar met
de Franse slag uitgevoerd.
HARRY WILLEMSEN.
TONEELGROEP THEATER is gister
avond in de Arnhemse schouwburg het
nieuwe jaar begonnen met Goldoni's
Herbergierster. Bewust had men dit
maal een achttal jongere krachten van
het gezelschap de niet lichte taak toe
bedacht het bij de toneelliefhebbers
overbekende blijspel prettig voor een
goedgemutst publiek te serveren. Re
gisseur Theo Kling stond met hen
voor de opgave de roem van Goldoni's
werk niet te schaden, liever nog er
iets mee te doen waardoor de toe
schouwer van een geslaagd experi
mentje kon spreken.
Voor wie het stuk enige tientallen ma
len heeft meegemaakt en gezien is de
opzet wel niet helemaal gelukt, maar
hij heeft toch met bewondering zitten
kijken naar de grote speelvaardigheid
van de jeugd, die de voorstelling zoveel
elan wist te geven dat succes bij de
generatiegenoten verzekerd mag wor
den geacht. Voor hen is de luchtige ge
schiedenis van de herbergierster die
haar drie adellijke gasten plus haar
bediende tegen elkaar uitspeelt in deze
versie zeer acceptabel geworden. Daar
voor moest Sjoukje Hooymaayer in de
titelrol meestal figuurlijk wel op haar
tenen lopen, maar dat was uiteraard
niet aan haar te wijten, doch aan
het punt van uitgang, het spel te doen
Uitvoeren door de hope des volks
Van hen bleek Carol Linssen als de
markies van Forlipopoli het dichtst de
figuur te benaderen, zoals deze van
1753 af het geboortejaar van het
stuk bekend is geworden. De vrouwen-
hatende maar voor de herbergierster
zwichtende baron van Ripafratta lever
de geduchte moeilijkheden op voor Eric
van der Donk omdat we hem tot dus
ver steeds hadden leren kennen als een
wat oudere en zure mopperaar. Dia
moest het veld ruimen voor een felle,
soms razendsnelle donderse kerel, die
men met geen mogelijkheid ook maar
een ogenblik zielig kon vinden. De
vrouwenjagende graaf van Albafiorita
Jan Gorissen kon nu moeilijk
zo'n schuinsmarcheerder zijn als we
hem dachten. Zijn jeugd rechtvaardig
de zijn enthousiasme voor drie meisjes
tegelijk volkomen. Twee van hen, de
actrices, gespeeld door Else Valk en
Margriet de Groot, waren niet van het
lage allooi, waartoe Goldoni ze heeft
laten behoren en de huisknecht Fabri-
zio Jan Verhoeven die uiteinde
lijk met Mirandolina en haar herberg
schoot gaat, was allerminst de klas
sieke tijdelijk slome sufferd van wel
eer.
THEATER heeft met deze opvoering
dus duidelijk aan de orde willen stellen
of men met werken als dit van Goldo
ni wat kan en mag experimenteren.
Na het zien van deze voorstelling
lijkt het een als het ander volkomen
verantwoord. Men maakt de schrijver
ermee voor de jeugd verteerbaar, ter
wijl men de ouderen toch ook weer
niet zo heel erg op de kunsttenen gaat
staan. Voor sommigen van de laatsten
had regisseur Kling best nog wat ver
der mogen gaan. Misschien heeft hij
enige voorzichtigheid willen betrachten.
Deze behoort echter niet bij de moed
die men dient te hebben om zo'n jeug
dige herbergierster te presenteren.
Spectaculair was er net iets te wei
nig te beleven, wat niet weg neemt dat
het interressant genoeg was te zien
hoe onbevangen de jeugd zich een weg
wist te banen door de stof der tradi
tie waaronder het stuk en zijn moei
lijke rollen jarenlang bedolven is.
FRANC. STRANGER
noeft e vrijwillig haar leven
T""1 haar man Adme-
tus, geldt als het klassieke voorbeeld
van de zich opofferende liefde. De
tragische heldin wordt door Herakles
aan de dood ontrukt en aan Admetus
terug gegeven. Bij Euripides is de of
fervaardigheid van de vrouw die zich
geheel en al wegcijfert een duidelijke
zaak. Men kan echter de vraag op-
Werpen wat er nu precies Achter die
°ffervaardigheid zat. De Amerikaan-
?e filosoof en literator Maurice Va
lency heeft hierover zijn fantasie la-
ter» gaan in het blijspel „The Thracian
Horses" door Bert Voeten vertaald
onder d'e titel Tussen paard en
'ttet"
rakioJitel slaat op de werken van He-
Tussen de sterke staaltjes met
de paarden van Diomedes en de Kre-
tensische stier verricht hij de redding
van Alkestis, die na haar terugkeer
uit de onderwereld teleurgesteld en
schamper constateert, dat zij niet
meer dan „werk 7 A" is geweest.
Men kan hier reeds uit opmaken,
dat de nobele vrouw bij Valency door
ietwat andere gevoelens bezield is dan
bij Euripides. De auteur heeft vrolijk
gestoeid met de klassieke gegevens.
De tragedie eindigt met de hereniging
van de koning en zijn nog half door
de dood bevangen echtgenote maar
wat gebeurde er daarna wanneer Al
kestis weer geheel zichzelf zou zijn?
Het thema leent zich goed voor een
parafrase en persiflage.
Meefantaserend zou ik persoonlijk
Alkestis achteraf in woede laten ont
branden omdat haar heer gemaal na
haar dood vrij gemakkelijk op haar
is afgestapt in de veronderstelling, dat
zij een andere vrouw is. Valency
meent echter dat de vrouwenziel an
ders geconstrueerd is en het is
geen man gegeven te zeggen wie er
gelijk heeft.
Wat nu in dit blijspel in feite de
diepste roerselen van Alkestis' hart
en geest zijn, zij hier in het midden
gelaten: u moet het maar gaan zien.
„Tussen paard en stier" is een amu
sant geval met hier en daar spitse
variaties op het klassieke thema.
Men kan zich ter opening van het
nieuwe jaar een blijspel van meer al
lure voorstellen, maar de Haagsche
Comedie gisteravond was in Den
Haag de première brengt het stuk
onder regie van Joris Diels met mede
werking van Wim van Rooij en muzi
kale ondersteuning van Jurriaan An-
driessen met zoveel plezier ten tonele,
dat het niet moeilijk valt er zich aan
gewonnen te geven. De aankleding
van Harry Wich steekt met de histo
rie kostelijk de draak.
Anne-Marie Heyligers speelt zowel
de toegewijde als de recalcitrante Al
kestis charmant en pittig. Ook Guido
de Moor heeft zich als Admetus goed
gevoegd naar de vertekening van de
schrijver. Gijsbert Tersteeg is de mooi
in het belachelijke getrokken vader
van Admetus en Carl van der Plas
de droge lijfarts Krito, die de moei
lijkheden allemaal wel heeft zien aan
komen. Leo de Hartogh oogst veel
succes als de buitengemeen stoere He
rakles in de tooi die we kennen van de
boekjes.
Het wordt tegen het einde op het
toneel een dolle boel, maar dan is er
tenslotte in de letterlijke zin van het
woord wel de „deus ex machina" om
orde op zaken te stellen. Paul Steen
bergen, die na afloop van de voorstel
ling ten tonele verscheen, had goede
wensen voor eenieder. Voor politiek
Den Haag luidde de wens: Gelukkige
dagen zonder schokkende nachten.
T.E.
VAN JULES VERNE'S VERHAAL:
,,De reis om de wereld in 80 dagen"
toneel maken lijkt een onmogelijke
zaak, al is het dramatiseren van een
roman niet iets nieuws. Toneel moet
kort en eenvoudig zijn en juist de ver
halen van de grote verteller Verne le
nen zich ogenschijnlijk het minst voor
een toneelbewerking omdat op een ty
pische negentiende-eeuwse breedspra
kige manier zijn personages geschil
derd worden of aan het woord zijn. De
Tsjechische schrijver Pavel Kohout, in
1928 geboren in Praag, ts echter op het
idee gekomen Verne's beroemde boek
wel te dramatiseren tot een blijspel,
met de bedoeling tot 'n kern te komen,
die alleen maar vermakelijk zou moe
ten zijn. Zijn „reis" werd al in ver
schillende west- en oost-Europese lan
den gespeeld. Toneelgroep Centrum
heeft nu het blijspel op het repertoire
genomen in de regie en met de muziek
van Paul Vasil. Gisteravond beleefde
het stuk zijn eerste opvoering in de
Stadsschouwburg van Haarlem.
Wat de bewerker Pavel Kohout voor
ogen heeft gestaan, toen hij zich tot
de dramatische kernen in het lange ver
haal van de beroemde reis bepaalde,
wordt wel duidelijk. Men kan zelfs met
bewondering inzien dat hij een heel
moeilijke taak in principe goed heeft
vervuld. Hij móést wel uitkomen bij de
satire en de parodie, die hem overigens
goed liggen; uiteraard deed hij daarbij
de roman van Verne wel geweld aan.
Er is in de opzet zelfs nog meer: de
bewerking bestaat uit 45 scènes waar
uit men kan afleiden dat het verhaal
ook weer niet zo'n groot geweld wordt
aangedaan. Dit houdt in dat de toneel
schrijver Kohout zichzelf heeft uitge
daagd. Zoekend naar de grenzen van
het toneel. Dit mag dan allemaal wat
te theoretisch klinken, niettemin heb
ben wij hier te maken met een opgave
als een puzzel, waarbij iedereen be
nieuwd is hoe de bewerker er uit tracht
te komen.
De helden uit Verne's verhaal zijn
in elk geval excentriek genoeg om ook
in onze dagen, waarin satellieten in
nauwelijks meer dan 80 minuten om de
aarde cirkelen, te boeien. Zij zijn nu
voornamelijk amusant geworden, ou
derwetse avonturiers, die vermakelijke
dingen doen. Daardoor kunnen de gren
zen van wat mogelijk is op het toneel
ook verlegd worden, hetgeen Kohout
dan ook grif doet met allerlei vondsten
en kleine grapjes zoals: twee vertellers,
die naar gelang het uitkomt door de
scènes wandelen, monteringen, techni
sche foefjes, opkomsten vanuit de zaal,
aardigheidjes met geluid en licht, vin
dingrijke changementen, suggestieve
bewegingen, in opzet allemaal leuk be
dacht. Het Nederlands van Hans Ro-
duin klonk naar ieders gebektheid uit
stekend evenals de liedteksten van Jelle
de Vries. De monteringen van Roger
Chailloux waren ingenieus en vooral
kleurrijk. Van de uitvoerenden werd
veel gevraagd om er ook lichtvoetig in
te passen. Wat zou er dan mis zijn?
Het is moeilijk te zeggen waar pre
cies de verveling begon. Aanvankelijk
kreeg men de indruk dat het heel ple
zierig ging worden. De eerste scènes
van de lange reeks stónden. Het zalige
liedje „Op reis", gezongen door de
plechtige onverstoorbare avonturier
Phileas Fogg (Ton van Duinhoven) en
zijn Franse bediende Jean Passepar
tout (Piet Römer) was meteen raak en
kreeg terecht een open doekje. Voor
de rest moesten enkele dwaze vondsten
in de montering nog voor een herha
ling van dat succes zorgen. Maar de
opvoering kreeg allengs iets ingewik
keld traags en oppervlakkigs, de knip
oogjes naar onze tijd iets vervelends.
Eigenlijk was men blij dat de heren
eindelijk weer thuis waren, na 45 scè
nes. Ik geloof dat het toch teveel van
het goede was. Men moet van heel goe
de huize komen om het ingenieuze
„metrum" van Kohouts opzet met „rit
me" te vullen. Een samenspel in die
richting kwam maar ten dele tot
stand. De nadrukkelijkheid van het
amusante irriteerde op de duur.
„Schandelijk" vrij naar Bertolt
Brecht schreef Dimitri Frenkel Frank
de Nieuwjaarswens voor Centrum on
der de titel Angst en Ellende van
het Koninkrijk". Men moest daarbij
aan een scène uit het stuk van Brecht:
„Angst en ellende van het derde rijk"
denken omdat Frank die in opzet vrije
lijk had overgenomen met de bedoe
ling een ouderpaar en hun dochter
vrijblijvend te laten praten over de
toestanden in ons land. Het viel ook
hier niet mee alle ongenoegelijkheden
van het afgelopen jaar nog eens in dia
loogjes verpakt te krijgen nage
kauwd. Maar het schijnt er nu een
maal bij te horen. Wat Kan kan kan
niet iedereen.
FRANS DUISTER.