Oorlog tussen Noord en Zuid is een burgeroorlog Gespreksgroepen Vriend van De Gaulle RADIO ELEKTRA TELEVISIE TU Lim Kolonialisme PRESIDENT VAN NOORD-VIETNAM m Boeddhisme Communism^ vk5' -M DONDERDAG 19 JANUARI 1967 ^£lTÉT Als er gevraagd wordt naar de zin van uitdrukkingen als „de kerk is het lichaam van Christus", geeft 85 procent* een vernietigend, nega tief waarde-oordeel. Men weet abso luut geen weg met symbolen als dit. Als gevraagd wordt zelf een om schrijving van „kerk" te geven, geeft men de voorkeur aan termen als „Volk Gods", „Gemeenschap van Gelovigen". Beleid voerend zou men iets kunnen doen met zo'n uitge sproken tendens. Uit een bepaalde gemeenschappelijkheid in de om schrijvingen van de kerk blijkt dat men zoveel mogelijk mensen bij die kerk wil betrekken. DOOR PROF. DR. B. M. I-. DELFCAAUW Met deze mening over de oorlog in Vietnam behoeft men het niet eens te zijn, om er toch met veel belangstelling kennis van te willen nemen. De professor-achter-de-schrijf tafel die hier het eerste deel van zijn betoog opbouwt, zal straks van repliek gediend worden door een beroepssoldaat- te-velde. Mochten er na dat debat nog losse draden over zijn dan zal een politiek hoogleraar zijn bijdrage leveren aan deze dialoog, die de achtergronden van het conflict tussen Amerika en Azië nog wat helderder beoogt te maken. DE VOORLICHTING over Vietnam is bijzonder slecht. De voornaamste reden daarvan ligt waarschijnlijk in het feit, dat er principiële en feitelijke zaken dooreen lopen. De vragen: hoe moet deze oorlog beoordeeld worden en wat gebeurt er in feite in deze oorlog, zijn twee verschillende, hoewel nauw met elkaar samenhangende vragen. De principiële vragen zijn: Is de Ame rikaanse politiek van „containment" tegenover het communisme juist?; heeft ieder volk het recht zijn eigen regime, dus ook een communistisch regime te kiezen? De feitelijke vragen: Wat wil het volk van Vietnam eigenlijk?; is er een juiste verhouding in de Amerikaanse politiek tussen beoogde doelstellingen en gebruik te middelen? Ho-Tsji-Minh, de 76 jarige president van de Democratische Republiek Vietnam, zoals Noord-Vietn(am zich noemt. De grote vraag blijft, of men eendeA dat dat wil met geweld mag verhip communistisch te worden, vooral jp volk terecht of ten onrechte geen ee$ alternatief ziet. Het is daarenbov^^l' grote vraag, of een dergelijke e i*"' wijze van Amerika het communis0? de wereld niet eerder bevordert yfl' genwerkt. Andere motieven wil re$iP~ ten beschouwing laten (vooroel djj voor Zuid-Amerika, werkloosheid Verenigde Staten), omdat het inde i# moeilijk te achterhalen is, of en z° e\$' hoeverre deze motieven een rol Het is van veel meer belang te bed0 ^i1 dat de twee wel aangevoerde m° hun doel voorbij schieten. h ooQ Prof. dr. B. M. I. Delfgaauw |S a&' leraar in de wijsbegeerte en 0 schiedenis der wijsbegeerte aa Rijksuniversiteit van Groningen- pe|F In een tweede artikel zal Pr0 gaauw zijn betoog uitwerken Is de bijdrage van de gespreks groepen aan bet grote beraad van bet Pastoraal Concilie wel voldoen de? In bet aartsbisdom Utrecbt en in bet bisdoir^ Rotterdam is nog weinig te merken van gespreksgroe pen. In de andere bisdommen is men in dit opzicbt wel actief, maar na de eerste resultaten rijst er enige twijfel over de methodiek van discussie en verslaggeving. Zal de concilieraad straks uit de talloze verslagen over een verscheidenheid van onderwer pen wel hanteerbare informatie put ten zodat bij een helder idee krijgt van betgeen in brede lagen leeft? Het werk der gespreksgroepen is een voorname pijler van bet Con cilie. Niemand kan er vrede mee hebben als er iets zou mankeren aan de inbreng van de grote groep ge lovigen. Het contact tussen concilie secretariaat en organisaties is nog maar net op gang. Vijftig organisa ties hebben toegezegd punten van bet conciliescbema te bestuderen, de eigen problematiek er in te verwer ken en als conciliestof aan bet grote geheel toe te voegen. Een aantal belangrijke organisaties, verenigin gen en instituten beeft nog niets laten boren, maar bet zal nog wel komen. Voor bet functioneren van bet ge- sp'reksgroepenwerk in de parochies is bisschoppelijke aandrang heilzaam geweest. In Utrecht en Rotterdam treft men nog slechts sporadisch ge spreksgroepen aan. Veel ervaring beeft de „Ecclesia - beweging opgedaan, die vanaf 1954 via baar groepen informaties en opinies over de levende vraagstuk ken inzamelt. In bet tijdschrift Ecclesia werd afgelopen herfst de vraag gesteld: „Moet er wel een kerk zijn?" Vrijwillig hebben 198 van de 2500 Ecclesia-groepen ver slagen van hun discussies over dit onderwerp ingestuurd. Er komen on geveer tweeduizend mensen aan het woord. Het rapport dat er uit is gemaakt, heeft geen wetenschappe lijke pretentie. Maar welke beteke nis moet men er nu aan toekennen? Het zou „op onverwachte manier bepaalde stromingen onder de Ne derlandse katholieken blootleggen". Van de ervaren Eccfesia-beweging zou men een voorbeeld mogen ver wachten van operationele en han teerbare reportage. Haar rapport is belangwekkend en goed leesbaar, en het legt bijvoorbeeld de stroming bloot dat er een dalende behoefte is aan een uitwending georganiseer de kerk. Volgens tachtig procent van de gespreksdeelnemers zou het mo gelijk zijn als christen buiten de kerk te leven en volgens 20 procent niet. De deelnemers stoten zich aan de feitelijke verschijningsvorm van de kerk. Het hoge percentage van tachtig is ook uit ondergeschikte motieven opgebouwd. De beperkin gen overbruggen de (schijnbare?) kloof tussen twee standpunten. Bekwame sociologen kunnen dit Ecclesia-rapport niet direkt op zijn waarde schatten. Kan men van andere, minder geoefende gespreks groepen met minder ervaren rappor teurs, wel bijdragen van eenzelfde of hoger niveau verwachten? Ge vreesd wordt van niet, zelfs niet als men de gespreksgroepen met min der gecompliceerde thema's en-vra gen zou confronteren. De zorg van de concilieleiding en van kanaliserende instanties als de diocesane pastorale centra, moet zijn de methodiek te verfijnen, en op algemeen gebruik af te stemmen, de vraagstelling toe te spitsen, de deel nemende groepen te „klasseren", en de rapportage zo hanteerbaar moge lijk te normaliseren. De stem van de individuele gelovigen, in beraad met hun mede-gelovigen, verdient garan ties om zo goed mogelijk beluisterd en verstaan te worden. De Gaulle is kennelijk ingenomen met de kabinetswisseling in Duits land van eind vorig jaar. Hij kan beter overweg met Bondskanselier Kiesinger en diens minister van Bui tenlandse Zaken, Brandt, dan met hun voorgangers Erhard en Schro der. Kiesingers eerste regeringsver klaring van december 1966 werd in Parijs goed ontvangen, omdat de nieuwe regering in Bonn te kennen had gegeven de vroegere vriend schapsbanden met Frankrijk nau wer te willen aanhalen. In januari 1965 had Bondskanse lier Adenauer met De Gaulle een verdrag van vriendschap en samen werking gesloten. Maar onder Adenauers opvolger, Erhard, waren er spanningen ontstaan tussen Frankrijk en West-Duitsland. De Gaulle wantrouwde de pro-Atlan tische en pro-Amerikaanse politiek van Bonn in een periode dat Parijs ernstige moeilijkheden had met Washington. Kiesinger wil nu zo wel de Amerikanen als de Fransen te vriend houden. In de kwestie van de Noord-Atlantische Verdragsorga nisatie volgt hij De Gaulle niet, maar wel heeft hij grote belangstel ling getoond voor de Franse toe naderingspogingen tot Oost-Europa. Kiesinger heeft zojuist, samen met Brandt, een bezoek gebracht aan de Franse president en de Duitse staats lieden kregen van hun gastheer de toezegging dat hun streven naar „normaliseringvan de betrekkingen met de Oosteuropese staten door Frankrijk gesteund zou worden. De Duitse Bondsrepubliek heeft de zo genaamde Hallstein-doctrine opgege ven, die inhield dat Bonn geen diplomatieke relaties zou aanknopen met landen die de Duitse Democra tische Republiek erkenden. Alleen voor de Sovjet-Unie was een uit zondering gemaakt. Kiesinger wil nu normale diplomatieke betrekkin gen vestigen met staten als Honga rije en Roemenië en zo mogelijk ook met Polen en Tsjechoslowakije. Maar Warschau en Praag eisen duidelijke garanties in de kwesties van de Oder-Neisse-Iinie en het Sudetengebied, terwijl voor Boeda pest en Boekarest niet zulke proble men bestaan. De nieuwe Duitse politiek van toenadering tot het Oosten past in de droom van De Gaulle van een zelfgenoegzaam Europa van de Atlantische Oceaan tot de Oeral. Voor Kiesinger zelf is die politiek vooral gericht op de ver wezenlijking van een andere droom: de Duitse hereniging. Terwijl Kiesinger met De Gaulle sprak, begon de Britse premier, Wil son, zijn serie besprekingen met re geringsleiders op het Europees vaste land met een bezoek aan premier Moro van Italië. Kiesinger en De Gaulle werden het er over eens, dat men moest afwachten in hoeverre Wilson zich inderdaad bereid zou tonen zijn land bij de Europese Economische Gemeenschap aan te sluiten, alvorens men van continen taal Europese zijde eventueel een gebaar zou kunnen maken. Maar terwijl Duitsland de deur open wil houden voor Engeland, toont Frank rijk zich daar nog niet toe bereid. Deze kwestie zou de hernieuwde Frans-Duitse vriendschap ernstig op de proef kunnen stellen, omdat voor Parijs en Bonn verschillende poli- tiek-economische belangen op het spel staan. Maar voorlopig hebben de Grote Twee van het Westeuro- pese vasteland elkaar gevonden. ADVERTENTIE wij J. J U.4/A - WELKE PARTIJ PLEEGT AGRESSIE IN VIETNAM? gemeen. De voornaamste bevolkingsgroep in al le drie de delen zijn de Vietnamezen, ontstaan uit een vermenging van de oude bevolking met Chinezen, die gedurende een tiental eeuwen (tot 939 na Christus) Vietnam hebben over heerst. Men schat het huidige aantal Vietna mezen op 21 tot 23 miljoen. Daarnaast leven, vooral op de hoogvlakten, stammen van oor spronkelijke bewoners en andere herkomst, zo als de Thai, Muong, Mau, Meo en anderen. Het totaal aantal inwoners, waaronder ook, evenals in Indonesië, talrijke Chinezen, bedraagt on geveer 30 miljoen. Een tweede complicatie is van religieuze aard. De bevolking is grotendeels boeddhist, maar er is een sterke katholieke minderheid. De Vietminh is marxistisch georiënteerd. In de eerste jaren steunden de katholieke boeren de Vietminh, maar de geestelijke overheid ver bood deze medewerking in 1947, waardoor de onafhankelijkheidsbeweging tegelijk het karak ter van een anti-katholieke beweging kreeg. De groepen, waarop de huidige Vietnamese rege- Wij moeten trachten een wereld op te bouwen, die een werkelijke eenheid is, waarin geen plaats meer is voor oorlog. Paradoxaal genoeg moet deze verwerkelijking lopen over de om weg van het nationalisme, omdat eerst alle vol ken als gelijkwaardig behandeld moeten wor den, voordat zij zich vrijwillig tot eenheid aan een kunnen sluiten. Deze problematiek geldt evenzeer voor Zuid-Amerika en Afrika als voor Azië. Zowel Paus Paulus als kardinaal Alfrink hebben hun ernstige twijfels geuit over de theo rie van de „rechtvaardige oorlog". Het onrecht en leed, dat een oorlog aanricht, zijn in de tegenwoordige omstandigheden altijd ernstiger dan het onrecht en leed, dat er door voorkomen wordt. Dit sluit niet uit, dat een volk geen recht zou hebben zich te verdedigen. Een ana lyse van de politieke en juridische aspecten van de oorlog in Vietnam is daarom noodzake lijk. De gedachte, dat Zuid-Azië, wanneer de vol keren zelf daar communistisch zouden willen worden, daarvan door buitenlands geweld afge houden zou moeten worden, is even mon sterachtig als de gedachte» dat wij deze ver plichting aan Aziatische of Zuidamerikaanse volken zouden hebben. Wanneer humaniteit en democratie voor ons meer dan lege woorden zijn, dan moet ieder volk het recht hebben zijn eigen politiek en economisch bestel in te rich ten Het feit, dat de Verenigde Staten de voor keur geven aan een kapitalistisch bestel, geeft hun even weinig recht dit bestel elders op te leggen, als de Russen of Chinezen hebben hun communistisch bestel aan anderen op te drin gen. De Russen althans hebben dit beginsel met de Idee der coëxistentie erkend. De kardinale vraag is nu dus, of de Ver enigde Staten in Zui d-Vietnam een agressie bestrijden en een regelmatig regiem verdedigen ofwel dat zijzelf agressie bedrijven. Het eerste is de voorstelling van de Verenigde Staten zelf en de regering van Zuid-Vietnam, het laatste de voorstelling van Noord-Vietnam, China en Rusland. Het grote ongeluk is, dat de voorlich ting in onze pers (de televisie is veel beter) over Vietnam over het algemeen op de meest bedroevende wijze tekortschiet. Gebrek aan des kundigheid van de journalisten? Hoeveel Neder landers weten, dat er juridisch gesproken maar één Vietnam is en maar één wettige minister president; Ho-Tsji-Minh? DE FUNDAMENTELE KWESTIE is, of men het kolonialisme gerechtvaardigd acht of niet. Op 2 september 1945 riep Ho-Tsji-Minh na een jarenlange ondergrondse strijd tegen de Japan se bezetters de onafhankelijkheid van Vietnam uit, die tijdens de oorlog door de geallieerden was beloofd. Gedurende de oorlog had Ho-Tsji- Minh's Vietminh samengewerkt met het Ameri kaanse Office of Strategie Services (O.S.S.). Kort daarvoor had keizer Bao Dai, die voor de tweede wereldoorlog onder Frans oppertoezicht had geregeerd, ten gunste van de Vietminh af stand gedaan van de regering. De chef van het O.S.S. stond gunstig tegenover deze ontwikke ling. De Engelsen echter, die verantwoordelijk waren voor de ontwapening van de Japanners in Zuid-Oost-Azië, volgden in Vietnam een an dere taktiek dan in Indonesië. In Indonesië ver traagden zij de terugkeer der Nederlanders. Reeds op 22 september gaven zij de Franse troepen, die in Vietnam waren gebleven, de ge legenheid zich opnieuw te bewapenen. Dit gaf de Fransen de gelegenheid Saigon en enkele andere steden in Vietnam te bezetten. Hiermede begon een jarenlange strijd, waar in de Fransen trachtten geheel Vietnam te be zetten en de Franse overheersing van vóór de oorlog te herstellen. Daartoe riepen zij eind 1947 ex-keizer Bao Dai terug om opnieuw de regering op zich te nemen. Sindsdien zijn er drie partijen in het conflict betrokken: de Viet minh onder Ho-Tsji-Minh, de Fransen en de Vietnamezen, dié Bao Dai en zijn latere presi dentiële opvolgers steunen. Deze laatste twee groepen vormen in feite één partij, omdat Bao Dai en Diem alleen met buitenlandse hulp stand konden houden De politieke strijd is niet te begrijpen zonder enige kennis van de sociaal-economische achter grond. Vietnam was en is nog steeds voorna melijk een landbouwland, ook al is slechts een vijfdé van de grond voor landbouw geschikt. Voor de oorlog was deze landbouwgrond echter grotendeels in het bezit van Fransen en rijke Vietnamezen. In 1945 werden de landerijen on der de boeren verdeeld en vele sociale maat regelen ingevoerd. Tegelijkertijd werd een be gin gemaakt met de industrialisatie en bovenal met het herstel van de schade, die aan het be- vloeiingsr.ysteem voor de landbouw door de oor log was toegebracht. Globaal gesproken lag de situatie sinds 1945 aldus, dat de grote massa van het gewone volk achter Ho-Tsji-Minh stond, de leden der bevoorrechte klassen achter Bao Dai en zijn Franse beschermers en hun res pectieve opvolgers. TWEE FACTOREN maken deze situatie ge compliceerd. Vooreerst de oude ethnische te genstellingen. Vietnam bestaat uit drie onder scheiden delen: Cochin-China (het Zuiden), An- nam (het midden, nu in tweeën verdeeld door de demarcatie-lijnl en Tonkin (het Noorden). Deze drie delen hebben tot op zekere hoogte hun eigen geschiedenis, nauw verweven met die van Laos en Cambodja. Voor de oorlog vormden al deze gebieden tezamen het Franse Indo-China. De drie deler van Vietnam hebben echter ook zowel historisch als ethnisch veel n buitenlanders, maar zal het vooral zUn c0W degenen, die met hen samenwerken, borateurs. Onze haat tegen de N.S.B-- tijdens en na de oorlog ook groter dan di de Duitsers. Het gaat er de opstandig® t' in casu de Vietcong, om hun landgenote^ schrikken, respectievelijk terug te houd collaboratie. Wij deden tijdens de oori0» anders! Terug tot de geschiedenis. Het is beke de Franse pogingen geheel Vietnam jS# onder hun controle te krijgen definitief u OP ten door de nederlaag bij Dien Bien 7 mei 1954. De onderhandelingen tuS.egOr'' Fransen en de Vietminh over de vrede nen reeds op de vojgende dag. Deze oik delingen leidden tot het Akkoord van <Ji> (20 juli 1954). Reeds voor de sluiting va j# akkoord, in ieder geval met ingang valLg 1 ontving Frankrijk steun voor zijn °01 f Vietnam van de Verenigde Staten (over pc riode 1950-1952: 800 miljoen dollar; over ^ei1' riode 1953-1954: 1.800 miljoen dollar)- het gevaar van een communistisch v'e0ijtie met andere woorden de Amerikaanse P van „containment". e De situatie in Vietnam is voor Amel e\w het Westen gecompliceerd, omdat het 1 f om een nationale en een communistis® t» volutie gaat. Er is geen réden om a' jate nemen, dat Amerika eerst financieel ®n militair ingegrepen zou hebben, als alleen een nationale revolutie was S®, p'e Amerika heeft in Indonesië bijvoorbeel de onafhankelijkheidserkenning tegenge Het gaat Amerika derhalve om het cort>tIpaaï me van Ho-Tsji-Minh en zijn beweging- mee staan wij opnieuw voor de zeer Prin gaf' vraag, hoe het Westen (Amerika en WeS. pa) zijn politiek tegenover het commu moet bepalen. COMMUNISME is hier marxistisch nisme, omdat een positiebepaling tegenov® i* marxistisch communisme van andere aa v-e'" dan een positiebepaling tegenover ander® vef men van communisme, bijvoorbeeld teg® eeP een christelijke vorm van communisme 0 communisme, dat zich volledig baseert 0 parlementaire democratie. Het is niet ^jii' dat dit ook voor de Amerikanen veel uit zal maken, omdat men steeds de heeft, dat voor de Amerikanen de kap' r sche economie een volstrekte waarde hee V' dat IEDERE vorm van communisme v°° onaanvaardbaar is. Om echter volstrekt ^jj grond onder de voeten te hebben, 1st0 deze veronderstellingen voor wat zij wij met des te meer reden'kunnen doen- in feite Amerika in de Vietminh een 01 tische vorm van communisme bestrijdt. Toch is ook dit weer een simplisme of' de Vietminh tegelijk eeri iS tief aan: allerminst de opeenvolgende r® ïse voor het communisme, de containment-^1 in Saigon. Verder is er de Amerikaanse onafhankelijk strijd voert en het zeker is, dat zeer vel®^/ ders, vroeger tegen Frankrijk en nu tegeP rika, op de eerste plaats voor hun nf onafhankelijkheid strijden en op de 4 j-jjii? plaats voor noodzakelijke sociale hefv® gen, waarvoor zij buiten de Vietminh g® ternatief zien. Het is volkomen waar, d Amerikanen een economisch hulpprograrn M ben opgesteld, ongetwijfeld ook bereid zU uit: te voeren, waar dit mogelijk is. Ma"1 pt1' vergete daarbij niet, dat de Amerikanen^ ij steun vinden bijde overheersende klass J Vietnam, die niet geïnteresseerd zijn in 6 hervormingen. Daarenboven hebben de Amerika voor sociaal-economische hulp y trokken, niet geringe bedragen de betrokk® volkingsgroepen nooit bereikt. if De Amerikaanse handelwijze is door.„ i'., verschillende motieven geïnspireerd. Er ,a<.- Amerikaanse vrijheidsliefde, maar wordt vergeten, dat een volk in grote -pev> riële nood eerst te eten wil en moet voordat het in democratische vrijheid i kan gaan stellen. Dit betekent, dat P£r sociaal-economische onderbouw van grondig gewijzigd moet wórden. Daarvoor zich buiten de Vietminh geen tastbaar 8Lel*1, ring steunt zijn de grootgrondbezitters, een groot deel der beroepsmilitairen, een gedeelte der bevolking, dat van het Amerikaanse leger leeft en een groot gedeelte der katholieken. Er is echter ook een progressieve katholieke groe pering ontstaan, die zich tegen het Zuid-Viet- namese regiem keert. De oorlog in Vietnam is in wezen een burger oorlog, waarbij één partij, die der vroegere heersende klasse, buitenlandse steun ontvangt: eerst van de Fransen, nu van de Amerikanen. Hoe zwak deze partij staat, is vooral gebleken uit drie feiten: A. de nederlaag der Fransen in 1954 (Dien Bien Phu)B. de voortdurende wis seling van regeringen in Zuid-Vietnam sinds Bao Dai (1947-1954) en Ngo Dinh Diem (1954- 1963); C. de gebleken onmogelijkheid de Viet cong in Zuid-Vietnam te verslaan. Wie enigszins bekend is met de geschiedenis van oorlogen en revoluties, weet dat iedere oor log en iedere revolutie ontelbare wreedheden meebrengen. Zo maken in Vietnam alle partijen zich aan wreedheden, represailles e.d. schuldig. Wijzelf hebben na de oorlog wreedheden bedre ven tegen gewezen collaborateurs én bij de politionele acties in Indonesië. Bij de oorlog in Algerije zijn afschuwelijke wreedheden bedre ven aan beide zijden. Indertijd heb ik daarover geschreven in Te Elfder Ure (juli-aug. 1958). De wreedheden worden wederzijds gemotiveerd: De ene partij verzet zich tegen een nationale revolutie (de Nederlanders in Indonesië, de Fransen in Algerije) en probeert door folterin gen ofwel af te schrikken ofwel inlichtingen te bekomen. Deze zelfde situatie zien wij in Viet nam. De andere partij kan wreed zijn tegen de Amerika werpt zich daarmee op als ver" van de vrije wereld, ook van West-EuroP halve. „0P' De term „policy of containment", AwW p' politiek, is afkomstig van de Amerikaanse George F. Kennan die in 1947 in het tijdsei* e reign Affairs" een opzienbarend artikel s 0góe L,jt' der het pseudoniem ,,X", waarin hij Amerika het communistische streven naar n breiding in Europa moest bedwingen. Deze ,£i gingspolitiek lag ten grondslag aan het ^e{t president Harry S. Truman en diens j"en Buitenlandse Zaken, Dean Acheson. De Po11 ^i-A* in 1949 geleid tot de oprichting van de tische Verdragsorganisatie en in 1954 tot °e van de Zuid-Oost-Aziatische Verdragso (Redactie).

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1967 | | pagina 6