Oorlog tussen Noord en Zuid is een burgeroorlog
Gespreksgroepen
Vriend van De Gaulle
RADIO ELEKTRA
TELEVISIE
TU Lim
Kolonialisme
PRESIDENT VAN NOORD-VIETNAM
m
Boeddhisme
Communism^
vk5'
-M
DONDERDAG 19 JANUARI 1967
^£lTÉT
Als er gevraagd wordt naar de
zin van uitdrukkingen als „de kerk
is het lichaam van Christus", geeft
85 procent* een vernietigend, nega
tief waarde-oordeel. Men weet abso
luut geen weg met symbolen als dit.
Als gevraagd wordt zelf een om
schrijving van „kerk" te geven, geeft
men de voorkeur aan termen als
„Volk Gods", „Gemeenschap van
Gelovigen". Beleid voerend zou men
iets kunnen doen met zo'n uitge
sproken tendens. Uit een bepaalde
gemeenschappelijkheid in de om
schrijvingen van de kerk blijkt dat
men zoveel mogelijk mensen bij die
kerk wil betrekken.
DOOR PROF. DR. B. M. I-. DELFCAAUW
Met deze mening over de oorlog in Vietnam behoeft men
het niet eens te zijn, om er toch met veel belangstelling
kennis van te willen nemen. De professor-achter-de-schrijf
tafel die hier het eerste deel van zijn betoog opbouwt, zal
straks van repliek gediend worden door een beroepssoldaat-
te-velde. Mochten er na dat debat nog losse draden over
zijn dan zal een politiek hoogleraar zijn bijdrage leveren aan
deze dialoog, die de achtergronden van het conflict tussen
Amerika en Azië nog wat helderder beoogt te maken.
DE VOORLICHTING over Vietnam is
bijzonder slecht. De voornaamste reden
daarvan ligt waarschijnlijk in het feit,
dat er principiële en feitelijke zaken
dooreen lopen. De vragen: hoe moet
deze oorlog beoordeeld worden en wat
gebeurt er in feite in deze oorlog, zijn
twee verschillende, hoewel nauw met
elkaar samenhangende vragen.
De principiële vragen zijn: Is de Ame
rikaanse politiek van „containment"
tegenover het communisme juist?; heeft
ieder volk het recht zijn eigen regime,
dus ook een communistisch regime te
kiezen?
De feitelijke vragen: Wat wil het volk
van Vietnam eigenlijk?; is er een juiste
verhouding in de Amerikaanse politiek
tussen beoogde doelstellingen en gebruik
te middelen?
Ho-Tsji-Minh, de 76 jarige president van de Democratische Republiek Vietnam, zoals
Noord-Vietn(am zich noemt.
De grote vraag blijft, of men eendeA
dat dat wil met geweld mag verhip
communistisch te worden, vooral jp
volk terecht of ten onrechte geen ee$
alternatief ziet. Het is daarenbov^^l'
grote vraag, of een dergelijke e i*"'
wijze van Amerika het communis0?
de wereld niet eerder bevordert yfl'
genwerkt. Andere motieven wil re$iP~
ten beschouwing laten (vooroel djj
voor Zuid-Amerika, werkloosheid
Verenigde Staten), omdat het inde i#
moeilijk te achterhalen is, of en z° e\$'
hoeverre deze motieven een rol
Het is van veel meer belang te bed0 ^i1
dat de twee wel aangevoerde m°
hun doel voorbij schieten.
h ooQ
Prof. dr. B. M. I. Delfgaauw |S a&'
leraar in de wijsbegeerte en 0
schiedenis der wijsbegeerte aa
Rijksuniversiteit van Groningen- pe|F
In een tweede artikel zal Pr0
gaauw zijn betoog uitwerken
Is de bijdrage van de gespreks
groepen aan bet grote beraad van
bet Pastoraal Concilie wel voldoen
de? In bet aartsbisdom Utrecbt en
in bet bisdoir^ Rotterdam is nog
weinig te merken van gespreksgroe
pen. In de andere bisdommen is men
in dit opzicbt wel actief, maar na de
eerste resultaten rijst er enige twijfel
over de methodiek van discussie en
verslaggeving. Zal de concilieraad
straks uit de talloze verslagen over
een verscheidenheid van onderwer
pen wel hanteerbare informatie put
ten zodat bij een helder idee krijgt
van betgeen in brede lagen leeft?
Het werk der gespreksgroepen is
een voorname pijler van bet Con
cilie. Niemand kan er vrede mee
hebben als er iets zou mankeren aan
de inbreng van de grote groep ge
lovigen. Het contact tussen concilie
secretariaat en organisaties is nog
maar net op gang. Vijftig organisa
ties hebben toegezegd punten van
bet conciliescbema te bestuderen, de
eigen problematiek er in te verwer
ken en als conciliestof aan bet grote
geheel toe te voegen. Een aantal
belangrijke organisaties, verenigin
gen en instituten beeft nog niets
laten boren, maar bet zal nog wel
komen.
Voor bet functioneren van bet ge-
sp'reksgroepenwerk in de parochies
is bisschoppelijke aandrang heilzaam
geweest. In Utrecht en Rotterdam
treft men nog slechts sporadisch ge
spreksgroepen aan.
Veel ervaring beeft de „Ecclesia -
beweging opgedaan, die vanaf 1954
via baar groepen informaties en
opinies over de levende vraagstuk
ken inzamelt. In bet tijdschrift
Ecclesia werd afgelopen herfst de
vraag gesteld: „Moet er wel een
kerk zijn?" Vrijwillig hebben 198
van de 2500 Ecclesia-groepen ver
slagen van hun discussies over dit
onderwerp ingestuurd. Er komen on
geveer tweeduizend mensen aan het
woord. Het rapport dat er uit is
gemaakt, heeft geen wetenschappe
lijke pretentie. Maar welke beteke
nis moet men er nu aan toekennen?
Het zou „op onverwachte manier
bepaalde stromingen onder de Ne
derlandse katholieken blootleggen".
Van de ervaren Eccfesia-beweging
zou men een voorbeeld mogen ver
wachten van operationele en han
teerbare reportage. Haar rapport is
belangwekkend en goed leesbaar,
en het legt bijvoorbeeld de stroming
bloot dat er een dalende behoefte
is aan een uitwending georganiseer
de kerk. Volgens tachtig procent van
de gespreksdeelnemers zou het mo
gelijk zijn als christen buiten de
kerk te leven en volgens 20 procent
niet. De deelnemers stoten zich aan
de feitelijke verschijningsvorm van
de kerk. Het hoge percentage van
tachtig is ook uit ondergeschikte
motieven opgebouwd. De beperkin
gen overbruggen de (schijnbare?)
kloof tussen twee standpunten.
Bekwame sociologen kunnen dit
Ecclesia-rapport niet direkt op zijn
waarde schatten. Kan men van
andere, minder geoefende gespreks
groepen met minder ervaren rappor
teurs, wel bijdragen van eenzelfde
of hoger niveau verwachten? Ge
vreesd wordt van niet, zelfs niet als
men de gespreksgroepen met min
der gecompliceerde thema's en-vra
gen zou confronteren.
De zorg van de concilieleiding en
van kanaliserende instanties als de
diocesane pastorale centra, moet zijn
de methodiek te verfijnen, en op
algemeen gebruik af te stemmen, de
vraagstelling toe te spitsen, de deel
nemende groepen te „klasseren", en
de rapportage zo hanteerbaar moge
lijk te normaliseren. De stem van de
individuele gelovigen, in beraad met
hun mede-gelovigen, verdient garan
ties om zo goed mogelijk beluisterd
en verstaan te worden.
De Gaulle is kennelijk ingenomen
met de kabinetswisseling in Duits
land van eind vorig jaar. Hij kan
beter overweg met Bondskanselier
Kiesinger en diens minister van Bui
tenlandse Zaken, Brandt, dan met
hun voorgangers Erhard en Schro
der. Kiesingers eerste regeringsver
klaring van december 1966 werd in
Parijs goed ontvangen, omdat de
nieuwe regering in Bonn te kennen
had gegeven de vroegere vriend
schapsbanden met Frankrijk nau
wer te willen aanhalen.
In januari 1965 had Bondskanse
lier Adenauer met De Gaulle een
verdrag van vriendschap en samen
werking gesloten. Maar onder
Adenauers opvolger, Erhard, waren
er spanningen ontstaan tussen
Frankrijk en West-Duitsland. De
Gaulle wantrouwde de pro-Atlan
tische en pro-Amerikaanse politiek
van Bonn in een periode dat Parijs
ernstige moeilijkheden had met
Washington. Kiesinger wil nu zo
wel de Amerikanen als de Fransen
te vriend houden. In de kwestie van
de Noord-Atlantische Verdragsorga
nisatie volgt hij De Gaulle niet,
maar wel heeft hij grote belangstel
ling getoond voor de Franse toe
naderingspogingen tot Oost-Europa.
Kiesinger heeft zojuist, samen met
Brandt, een bezoek gebracht aan de
Franse president en de Duitse staats
lieden kregen van hun gastheer de
toezegging dat hun streven naar
„normaliseringvan de betrekkingen
met de Oosteuropese staten door
Frankrijk gesteund zou worden. De
Duitse Bondsrepubliek heeft de zo
genaamde Hallstein-doctrine opgege
ven, die inhield dat Bonn geen
diplomatieke relaties zou aanknopen
met landen die de Duitse Democra
tische Republiek erkenden. Alleen
voor de Sovjet-Unie was een uit
zondering gemaakt. Kiesinger wil
nu normale diplomatieke betrekkin
gen vestigen met staten als Honga
rije en Roemenië en zo mogelijk ook
met Polen en Tsjechoslowakije.
Maar Warschau en Praag eisen
duidelijke garanties in de kwesties
van de Oder-Neisse-Iinie en het
Sudetengebied, terwijl voor Boeda
pest en Boekarest niet zulke proble
men bestaan. De nieuwe Duitse
politiek van toenadering tot het
Oosten past in de droom van De
Gaulle van een zelfgenoegzaam
Europa van de Atlantische Oceaan
tot de Oeral. Voor Kiesinger zelf is
die politiek vooral gericht op de ver
wezenlijking van een andere droom:
de Duitse hereniging.
Terwijl Kiesinger met De Gaulle
sprak, begon de Britse premier, Wil
son, zijn serie besprekingen met re
geringsleiders op het Europees vaste
land met een bezoek aan premier
Moro van Italië. Kiesinger en De
Gaulle werden het er over eens, dat
men moest afwachten in hoeverre
Wilson zich inderdaad bereid zou
tonen zijn land bij de Europese
Economische Gemeenschap aan te
sluiten, alvorens men van continen
taal Europese zijde eventueel een
gebaar zou kunnen maken. Maar
terwijl Duitsland de deur open wil
houden voor Engeland, toont Frank
rijk zich daar nog niet toe bereid.
Deze kwestie zou de hernieuwde
Frans-Duitse vriendschap ernstig op
de proef kunnen stellen, omdat voor
Parijs en Bonn verschillende poli-
tiek-economische belangen op het
spel staan. Maar voorlopig hebben
de Grote Twee van het Westeuro-
pese vasteland elkaar gevonden.
ADVERTENTIE
wij J.
J U.4/A -
WELKE PARTIJ PLEEGT
AGRESSIE IN VIETNAM?
gemeen. De voornaamste bevolkingsgroep in al
le drie de delen zijn de Vietnamezen, ontstaan
uit een vermenging van de oude bevolking met
Chinezen, die gedurende een tiental eeuwen
(tot 939 na Christus) Vietnam hebben over
heerst. Men schat het huidige aantal Vietna
mezen op 21 tot 23 miljoen. Daarnaast leven,
vooral op de hoogvlakten, stammen van oor
spronkelijke bewoners en andere herkomst, zo
als de Thai, Muong, Mau, Meo en anderen. Het
totaal aantal inwoners, waaronder ook, evenals
in Indonesië, talrijke Chinezen, bedraagt on
geveer 30 miljoen.
Een tweede complicatie is van religieuze
aard. De bevolking is grotendeels boeddhist,
maar er is een sterke katholieke minderheid.
De Vietminh is marxistisch georiënteerd. In de
eerste jaren steunden de katholieke boeren de
Vietminh, maar de geestelijke overheid ver
bood deze medewerking in 1947, waardoor de
onafhankelijkheidsbeweging tegelijk het karak
ter van een anti-katholieke beweging kreeg. De
groepen, waarop de huidige Vietnamese rege-
Wij moeten trachten een wereld op te bouwen,
die een werkelijke eenheid is, waarin geen
plaats meer is voor oorlog. Paradoxaal genoeg
moet deze verwerkelijking lopen over de om
weg van het nationalisme, omdat eerst alle vol
ken als gelijkwaardig behandeld moeten wor
den, voordat zij zich vrijwillig tot eenheid aan
een kunnen sluiten. Deze problematiek geldt
evenzeer voor Zuid-Amerika en Afrika als voor
Azië. Zowel Paus Paulus als kardinaal Alfrink
hebben hun ernstige twijfels geuit over de theo
rie van de „rechtvaardige oorlog". Het onrecht
en leed, dat een oorlog aanricht, zijn in de
tegenwoordige omstandigheden altijd ernstiger
dan het onrecht en leed, dat er door voorkomen
wordt. Dit sluit niet uit, dat een volk geen
recht zou hebben zich te verdedigen. Een ana
lyse van de politieke en juridische aspecten
van de oorlog in Vietnam is daarom noodzake
lijk.
De gedachte, dat Zuid-Azië, wanneer de vol
keren zelf daar communistisch zouden willen
worden, daarvan door buitenlands geweld afge
houden zou moeten worden, is even mon
sterachtig als de gedachte» dat wij deze ver
plichting aan Aziatische of Zuidamerikaanse
volken zouden hebben. Wanneer humaniteit en
democratie voor ons meer dan lege woorden
zijn, dan moet ieder volk het recht hebben zijn
eigen politiek en economisch bestel in te rich
ten Het feit, dat de Verenigde Staten de voor
keur geven aan een kapitalistisch bestel, geeft
hun even weinig recht dit bestel elders op te
leggen, als de Russen of Chinezen hebben hun
communistisch bestel aan anderen op te drin
gen. De Russen althans hebben dit beginsel met
de Idee der coëxistentie erkend.
De kardinale vraag is nu dus, of de Ver
enigde Staten in Zui d-Vietnam een agressie
bestrijden en een regelmatig regiem verdedigen
ofwel dat zijzelf agressie bedrijven. Het eerste
is de voorstelling van de Verenigde Staten zelf
en de regering van Zuid-Vietnam, het laatste
de voorstelling van Noord-Vietnam, China en
Rusland. Het grote ongeluk is, dat de voorlich
ting in onze pers (de televisie is veel beter)
over Vietnam over het algemeen op de meest
bedroevende wijze tekortschiet. Gebrek aan des
kundigheid van de journalisten? Hoeveel Neder
landers weten, dat er juridisch gesproken maar
één Vietnam is en maar één wettige minister
president; Ho-Tsji-Minh?
DE FUNDAMENTELE KWESTIE is, of men
het kolonialisme gerechtvaardigd acht of niet.
Op 2 september 1945 riep Ho-Tsji-Minh na een
jarenlange ondergrondse strijd tegen de Japan
se bezetters de onafhankelijkheid van Vietnam
uit, die tijdens de oorlog door de geallieerden
was beloofd. Gedurende de oorlog had Ho-Tsji-
Minh's Vietminh samengewerkt met het Ameri
kaanse Office of Strategie Services (O.S.S.).
Kort daarvoor had keizer Bao Dai, die voor de
tweede wereldoorlog onder Frans oppertoezicht
had geregeerd, ten gunste van de Vietminh af
stand gedaan van de regering. De chef van het
O.S.S. stond gunstig tegenover deze ontwikke
ling. De Engelsen echter, die verantwoordelijk
waren voor de ontwapening van de Japanners
in Zuid-Oost-Azië, volgden in Vietnam een an
dere taktiek dan in Indonesië. In Indonesië ver
traagden zij de terugkeer der Nederlanders.
Reeds op 22 september gaven zij de Franse
troepen, die in Vietnam waren gebleven, de ge
legenheid zich opnieuw te bewapenen. Dit gaf
de Fransen de gelegenheid Saigon en enkele
andere steden in Vietnam te bezetten.
Hiermede begon een jarenlange strijd, waar
in de Fransen trachtten geheel Vietnam te be
zetten en de Franse overheersing van vóór de
oorlog te herstellen. Daartoe riepen zij eind
1947 ex-keizer Bao Dai terug om opnieuw de
regering op zich te nemen. Sindsdien zijn er
drie partijen in het conflict betrokken: de Viet
minh onder Ho-Tsji-Minh, de Fransen en de
Vietnamezen, dié Bao Dai en zijn latere presi
dentiële opvolgers steunen. Deze laatste twee
groepen vormen in feite één partij, omdat Bao
Dai en Diem alleen met buitenlandse hulp stand
konden houden
De politieke strijd is niet te begrijpen zonder
enige kennis van de sociaal-economische achter
grond. Vietnam was en is nog steeds voorna
melijk een landbouwland, ook al is slechts een
vijfdé van de grond voor landbouw geschikt.
Voor de oorlog was deze landbouwgrond echter
grotendeels in het bezit van Fransen en rijke
Vietnamezen. In 1945 werden de landerijen on
der de boeren verdeeld en vele sociale maat
regelen ingevoerd. Tegelijkertijd werd een be
gin gemaakt met de industrialisatie en bovenal
met het herstel van de schade, die aan het be-
vloeiingsr.ysteem voor de landbouw door de oor
log was toegebracht. Globaal gesproken lag de
situatie sinds 1945 aldus, dat de grote massa
van het gewone volk achter Ho-Tsji-Minh stond,
de leden der bevoorrechte klassen achter Bao
Dai en zijn Franse beschermers en hun res
pectieve opvolgers.
TWEE FACTOREN maken deze situatie ge
compliceerd. Vooreerst de oude ethnische te
genstellingen. Vietnam bestaat uit drie onder
scheiden delen: Cochin-China (het Zuiden), An-
nam (het midden, nu in tweeën verdeeld door
de demarcatie-lijnl en Tonkin (het Noorden).
Deze drie delen hebben tot op zekere hoogte
hun eigen geschiedenis, nauw verweven met
die van Laos en Cambodja. Voor de oorlog
vormden al deze gebieden tezamen het Franse
Indo-China. De drie deler van Vietnam hebben
echter ook zowel historisch als ethnisch veel
n
buitenlanders, maar zal het vooral zUn c0W
degenen, die met hen samenwerken,
borateurs. Onze haat tegen de N.S.B--
tijdens en na de oorlog ook groter dan di
de Duitsers. Het gaat er de opstandig® t'
in casu de Vietcong, om hun landgenote^
schrikken, respectievelijk terug te houd
collaboratie. Wij deden tijdens de oori0»
anders!
Terug tot de geschiedenis. Het is beke
de Franse pogingen geheel Vietnam jS#
onder hun controle te krijgen definitief u OP
ten door de nederlaag bij Dien Bien
7 mei 1954. De onderhandelingen tuS.egOr''
Fransen en de Vietminh over de vrede
nen reeds op de vojgende dag. Deze oik
delingen leidden tot het Akkoord van <Ji>
(20 juli 1954). Reeds voor de sluiting va j#
akkoord, in ieder geval met ingang valLg 1
ontving Frankrijk steun voor zijn °01 f
Vietnam van de Verenigde Staten (over pc
riode 1950-1952: 800 miljoen dollar; over ^ei1'
riode 1953-1954: 1.800 miljoen dollar)-
het gevaar van een communistisch v'e0ijtie
met andere woorden de Amerikaanse P
van „containment". e
De situatie in Vietnam is voor Amel e\w
het Westen gecompliceerd, omdat het 1 f
om een nationale en een communistis® t»
volutie gaat. Er is geen réden om a' jate
nemen, dat Amerika eerst financieel ®n
militair ingegrepen zou hebben, als
alleen een nationale revolutie was S®, p'e
Amerika heeft in Indonesië bijvoorbeel
de onafhankelijkheidserkenning tegenge
Het gaat Amerika derhalve om het cort>tIpaaï
me van Ho-Tsji-Minh en zijn beweging-
mee staan wij opnieuw voor de zeer Prin gaf'
vraag, hoe het Westen (Amerika en WeS.
pa) zijn politiek tegenover het commu
moet bepalen.
COMMUNISME is hier marxistisch
nisme, omdat een positiebepaling tegenov® i*
marxistisch communisme van andere aa v-e'"
dan een positiebepaling tegenover ander® vef
men van communisme, bijvoorbeeld teg® eeP
een christelijke vorm van communisme 0
communisme, dat zich volledig baseert 0
parlementaire democratie. Het is niet ^jii'
dat dit ook voor de Amerikanen veel
uit zal maken, omdat men steeds de
heeft, dat voor de Amerikanen de kap' r
sche economie een volstrekte waarde hee V'
dat IEDERE vorm van communisme v°°
onaanvaardbaar is. Om echter volstrekt ^jj
grond onder de voeten te hebben, 1st0
deze veronderstellingen voor wat zij
wij met des te meer reden'kunnen doen-
in feite Amerika in de Vietminh een 01
tische vorm van communisme bestrijdt.
Toch is ook dit weer een simplisme
of'
de Vietminh tegelijk eeri
iS
tief aan: allerminst de opeenvolgende r®
ïse
voor het communisme, de containment-^1
in Saigon. Verder is er de Amerikaanse
onafhankelijk
strijd voert en het zeker is, dat zeer vel®^/
ders, vroeger tegen Frankrijk en nu tegeP
rika, op de eerste plaats voor hun nf
onafhankelijkheid strijden en op de 4 j-jjii?
plaats voor noodzakelijke sociale hefv®
gen, waarvoor zij buiten de Vietminh g®
ternatief zien. Het is volkomen waar, d
Amerikanen een economisch hulpprograrn M
ben opgesteld, ongetwijfeld ook bereid zU
uit: te voeren, waar dit mogelijk is. Ma"1 pt1'
vergete daarbij niet, dat de Amerikanen^ ij
steun vinden bijde overheersende klass J
Vietnam, die niet geïnteresseerd zijn in 6
hervormingen. Daarenboven hebben de
Amerika voor sociaal-economische hulp y
trokken, niet geringe bedragen de betrokk®
volkingsgroepen nooit bereikt. if
De Amerikaanse handelwijze is door.„ i'.,
verschillende motieven geïnspireerd. Er ,a<.-
Amerikaanse vrijheidsliefde, maar
wordt vergeten, dat een volk in grote -pev>
riële nood eerst te eten wil en moet
voordat het in democratische vrijheid i
kan gaan stellen. Dit betekent, dat P£r
sociaal-economische onderbouw van
grondig gewijzigd moet wórden. Daarvoor
zich buiten de Vietminh geen tastbaar 8Lel*1,
ring steunt zijn de grootgrondbezitters, een
groot deel der beroepsmilitairen, een gedeelte
der bevolking, dat van het Amerikaanse leger
leeft en een groot gedeelte der katholieken. Er
is echter ook een progressieve katholieke groe
pering ontstaan, die zich tegen het Zuid-Viet-
namese regiem keert.
De oorlog in Vietnam is in wezen een burger
oorlog, waarbij één partij, die der vroegere
heersende klasse, buitenlandse steun ontvangt:
eerst van de Fransen, nu van de Amerikanen.
Hoe zwak deze partij staat, is vooral gebleken
uit drie feiten: A. de nederlaag der Fransen in
1954 (Dien Bien Phu)B. de voortdurende wis
seling van regeringen in Zuid-Vietnam sinds
Bao Dai (1947-1954) en Ngo Dinh Diem (1954-
1963); C. de gebleken onmogelijkheid de Viet
cong in Zuid-Vietnam te verslaan.
Wie enigszins bekend is met de geschiedenis
van oorlogen en revoluties, weet dat iedere oor
log en iedere revolutie ontelbare wreedheden
meebrengen. Zo maken in Vietnam alle partijen
zich aan wreedheden, represailles e.d. schuldig.
Wijzelf hebben na de oorlog wreedheden bedre
ven tegen gewezen collaborateurs én bij de
politionele acties in Indonesië. Bij de oorlog in
Algerije zijn afschuwelijke wreedheden bedre
ven aan beide zijden. Indertijd heb ik daarover
geschreven in Te Elfder Ure (juli-aug. 1958).
De wreedheden worden wederzijds gemotiveerd:
De ene partij verzet zich tegen een nationale
revolutie (de Nederlanders in Indonesië, de
Fransen in Algerije) en probeert door folterin
gen ofwel af te schrikken ofwel inlichtingen te
bekomen. Deze zelfde situatie zien wij in Viet
nam. De andere partij kan wreed zijn tegen de
Amerika werpt zich daarmee op als ver"
van de vrije wereld, ook van West-EuroP
halve. „0P'
De term „policy of containment", AwW p'
politiek, is afkomstig van de Amerikaanse
George F. Kennan die in 1947 in het tijdsei* e
reign Affairs" een opzienbarend artikel s 0góe L,jt'
der het pseudoniem ,,X", waarin hij
Amerika het communistische streven naar n
breiding in Europa moest bedwingen. Deze ,£i
gingspolitiek lag ten grondslag aan het ^e{t
president Harry S. Truman en diens j"en
Buitenlandse Zaken, Dean Acheson. De Po11 ^i-A*
in 1949 geleid tot de oprichting van de
tische Verdragsorganisatie en in 1954 tot °e
van de Zuid-Oost-Aziatische Verdragso
(Redactie).