Gun U
Vandaag
OOK WEDUWE SPEELT ROL
HARVARD, MASSACHUSETTS
Hersenbank
voor het
Witte Huis
Reserve van
knappe koppen
in Cambridge
ZATERDAG 28 JANUAR11967
SENATOR ROBERT KENNEDY
SENATOR EDWARD KENNEDY
HENRY FAIRLIE
WASHINGTON, januari.
allerl k®^E TIJD kan men op
,ei merkwaardige manieren
h0efte^en doen met geld. Men
Voor t ar n*et openlijk corrupt
het i ,Wezen en de mensen, die
omu aannemen, hoeven niet
oopbaar te zijn. Men kan
Van werken door middel
schpni°J)enkare lichamen, met
niPt "Sen en stichtingen, die
fesno t wettig maar zelfs
ftiaki 1 zi'n' Met gebruik
ten n^i Van belastingwetten kan
gen opereren met stichtin-
ctan' ^et recht opeisen meer
Zeif resPectabel te zijn, die zich-
ook yoordoen als liefdadig en
ais zodanig worden aanvaard.
DE TIJD
Pagina 2
„En nu moet ik wel hatelijk wor
den, want niet alle plezier is zuiver.
Ik verwonder mij erover, dat ie
mand zo met schijnproblemen bezig
kan zijn". Aldus KEES FENS, ,.het
geheim van Antaois" van Pierre H.
Dubois besprekend, onder de kop
„plezier in verkeerde dingen". Voor
dit plezier leverden ook Louis Paul
Boon en Raoul Chapkis hun bijdra
gen.
Pagina 5
De mens liet de computer reke
nen. De wiskundige riep de hulp in
van de bioloog en de fysicus, die
de mens model lieten staan. Het re
sultaat heet BIONIC. JAN VOS
schrijft er over.
Pagina 5
MARIUS VAN BEEK over de
redding van Venetië, de stad die
langzaam maar zeker wegzakt in
de Lagune:- „Ik weet niet of het
de nationale trots der Italianen zal
kwetsen maar is het geen goed idee,
wanneer de Nederlandse regering
als onderdeel van haar hulp aan
de getroffen steden in Italië een
plan tot realisering van het project
door Nederlandse technici en water
bouwkundigen liet ontwerpen?"
In de rubriek „Varianten" zegt
J. L. Buysse, samensteller van een
cursus voor gemeenteraadsleden: De
cursisten blijken bijzonder dankbaar
te zijn voor de handreiking. Al
hebben sommigen wel voorzichtig
gevraagd of de lessen hen niet dis
creet onder blanco couvert kunnen
bereiken.
Pagina 6
Dr. M. BROEKMEIJER, econoom
en generaal-maj oor-waarnemer,
geeft antwoord op de beschouwingen
van prof. Delfgaauw over de oorlog
in Vietnam (19 en 21 januari). Dr.
Broekmeijer heeft de situatie in
Vietnam ter plaatse bestudeerd. Hij
concludeert: „Terreur van Vietcong
remt opbouw in Zuid-Vietnam".
Pagina 7
Rode gardisten beheersen het
straatbeeld van Peking, met het
kleine rode boekje van Mao Tse-
toeng in de hand. Op deze pagina
tevens een bloemlezing citaten. Zo
als: „Het volk en het vólk alleen
is de drijvende kracht van de we
reldgeschiedenis".
De Kennedy's rukken op
OP DEZE PAGINA publiceren wij een onthullend verhaal over
de manier waarop de familie Kennedy een door haarzelf opge
richt Instituut voor Politiek" aan de Amerikaanse Harvard Uni
versiteit gebruikt als een soort „recruteringscentrum" voor leden
van de toekomstige regering van Robert Kennedy.
Het instituut is opgericht met gebruikmaking van publieke fond
sen, die werden ingezameld om de herinnering aan president
John F. Kennedy levend te houden. President Kennedy had zelf
aan de Harvard Universiteit gestudeerd.
Het artikel is geschreven door Henny Fairlie, de correspondent
in Washington van het Britse blad „Sunday Telegraph Zijn arti
kel heeft de boosheid gewekt van Don K. Price, de deken van de
door Fairlie aangevallen „John Fitzgerald Kennedy School of
Government", waarmee het „Instituut voor Politiek verbonden is.
In de .Sunday Telegraph" van zondag jongstleden kwam hij met
een gedetailleerd verweer, waarop Fairlie onmiddellijk antwoo --
de. r
De kern van de discussie tussen beiden betreft de vraag of
het verwerpelijk is, dat in de Verenigde Staten de wereld van de
wetenschap en die van de politiek dikwijls nauw verweven zijn.
Don Price acht de stelling van Fairlie, dat een hoogleraar in de
politieke wetenschappen zijn handen niet moet bevuilen met wei"
ken in de praktijk, niet alleen volkomen onhoudbaar, maar ook
^8price^ontkent volledig de strekking van Fairlie's verhaal en zet
uiteen dat er met het „Instituut voor Politiek" en de „John Fitz-
nerald' Kennedy School of Government" niets bijzonders aan de
hand is. In zijn nawoord houdt Fairlie echter voet bij stuk: hij
trekt niet één van zijn beweringen in.
AMERIKA'S TOEKOMSTIGE KABINET
HET IS DUIDELIJK dat de familie
Kennedy of, formeel geredeneerd,
de Kennedy Library Corporation
zeer geïnteresseerd is in het Instituut
voor Politiek. Maar het was de schen
king en nieuwe naamgeving aan de
Graduate School of Administration, die
de oprichting van het Instituut mogelijk
maakten. Zonder dit alles zou het zeer
moeilijk zijn geweest het Instituut tot
stand te brengen binnen het kader en
de reglementen, van de Harvard Uni
versiteit.
Vanwaar deze belangstelling voor het
Instituut? Laten wij eerst eens bezien
hoe het is samengesteld.
De direkteur ervan is professor Ri
chard Neustadt. Hij is het prototype
van een merkwaardig Amerikaans fe
nomeen: de man die alsmaar op en
neer reist van de wetenschap naar de
wereld van de politiek, en terug, zonder
te worden gestoord door de mogelijke
onverenigbaarheid van die twee. Neu
stadt is adviseur geweest van de pre
sidenten Truman, Kennedy en Johnson.
Zou hij ook adviseur worden van een
nieuwe president KennedyWaar
schijnlijk niet in Washington, veronder
stel ik. Hij zou in Cambridge blijven.
Maar het is onzinnig en hij zou het
zelf ook onzinnig vinden net te doen
alsof de rol die hij speelt in de Kenne-
dy-kring onbeduidend is.
Neustadt is een man die van hande
len houdt dat is één reden waarom
zijn gesprekken en zijn geschriften over
politiek zowel onderhoudend als in-
struktief zijn. Hij beseft uitstekend wat
de bedoeling is van het Instituut, waar
van hij nu de leiding heeft gekregen,
en als er iemand is die het Instituut
tót bevredigende activiteiten kan bren
gen is hij het.
defensie had hij veel omgang met Ro
bert McNamara, met wie hij zich nog
steeds zeer verbonden voelt. Hij vei*
liet de regering-Johnson met een grote/
maar terechte, persoonlijke grief. On
der een geschikte president zou hij zor.
der twijfel naar Washington terugke
ren en de meest geschikte kandi
daat van dit moment is senator Robert
Kennedy.
De tweede naam, die onthouden moet
worden, is die van professor Daniel P.
Moynihan. Hij was in Washington
en is in Harvard een van de begaafd
ste mensen met belangstelling voor het
maatschappelijk leven. Hij is harts
tochtelijk ernstig zonder zwaarwichtig
of vervelend te zijn. Hij is een man
met pit. Zijn eerste belangstelling gaat
uit naar het probleem van de negers
in de steden. Ook bij hem bestaat er
niet de minste twijfel, dat hij graag zou
terugkeren naar Washington onder
een president Robert Kennedy.
Hieraan moet wellicht een derde
naam worden toegevoegd, die van pro
fessor Carl Kaysen. Aangezien hij mo
menteel direkteur is van het Institute-
of Advanced Study in Princeton heeft
hij aan het Instituut voor politiek in
Cambridge de speciale status van „be
zoekend lid" gekregen. Ook hij is een
voormalig lid van de regering van John
F. Kennedy, die als er in de toe
komst een andere regering-Kennedy
komt daarvan zeker deel zal uitmaken.
Naast de bestuursleden kent het In
stituut uiteraard een aantal weten
schappelijke ambtenaren. Het zijn jon
ge mensen, die grotendeels zijn aan
getrokken uit regeringskringen in Was
hington. Er is ook één Brit bij, terwijl
men van tijd tot tijd is verzekerd van
Harvard Corporation zal een proces
voeren...".
Op het bijzondere belang van deze
naamsverandering kom ik later nog
terug. Intussen is het de moeite waard
het commentaar weer te geven van
een van de beste hoogleraren van de
School of Government: „Als wij dit
accepteren als een -precedent, zal het
ons net zo vergaan als de Brandeis
Universiteit, waar zelfs WC-brillen het
opschrift „Ter herinnering aan Samuel
Schapiro" dragen". Door deze voor
waarde te aanvaarden vernederde Har
vard zichzelf.
Op de tweede plaats ging Harvard
akkoord met de voorwaarde, dat het
nieuw op te richten Instituut voor Po
litiek zijn eigen „Adviserend Comité"
zou krijgen. Zwart op wit werd gesteld,
dat een lid van de familie Kennedy lid
van dit Adviserend Comité moet zijn
en dat, zolang zij leefden, dit óf de we
duwe van de president óf een van zijn
broers zou wezen. De huidige vertegen
woordiger van de Kennedy's in het
comité is mevrouw Jacqueline Kenne
dy.
Op de derde plaats vermeldt het
akkoord het bedrag en de vorm van
de schenking van de Kennedy's. Om
het kort te zeggen: de totale schenking
aan het Instituut voor Politiek be
draagt 10.000.000 dollar en die aan
de John F. Kennedy School of Govern
ment drie en een half miljoen dollar.
De inkomsten van het instituut uit deze
gift zullen stijgen van ongeveer 300.000
dollar in 1967 tot 500.000 dollar
in 1976. Maar het meest opvallende
punt is het verschil tussen de gift aan
de school, die in feite de officiële in
stelling van de universiteit is, en die
aan het Instituut voor Politiek.
Onder hem staan de leden van het
Instituut, die tevens een soort comité
voor planning vormen. Het zijn alle
maal hoogleraren van Harvard. Maar
dit toont alleen maar aan hoe vlekke
loos het idee was om het Instituut voor
Politiek te verbinden met de reeds be
staande scholen en faculteiten van de
Harvard Universiteit. Op deze manier
werd het Instituut vanzelf een respec
tabele instelling.
Alle leden zijn mannen die, op een
bepaald punt in hun carrière, dienst
hebben gedaan in Washington en van
wie men mag verwachten dat zij afge
zien van de ouderen onder hen, op een
bepaaldh dag zullen worden uitge
nodigd naar Washington terug te ke
ren. Het is niet nodig de hele lijst op te
sommen. Twee namen springen er uit,
twee uitzonderlijk bekwame mannen,
aan wie aandacht moet worden besteed.
DE EERSTE is professor Adam Yar-
molinski. Hij verliet Washington verle
den jaar om hoogleraar in het recht
te worden aan de Harvard Universiteit.
Als plaatsvervangend vice-minister van
de medewerking van enkele vooraan
staande journalisten, zoals Max Fran-
kel van The New York Times en
Alan Otten van de Wall Street Journal.
Het moet nu duidelijk zijn dat het
Kennedy Instituut voor Politiek een
uitstekend middel is om, met gebruik
making van de naam Kennedy, men
sen aan te trekken, die momenteel nog
diénst doen in de regering Johnson en
die in de toekomst graag zouden wor
den aangesteld in een nieuwe regering-
Kennedy. Ook trekt het Instituut in
vloedrijke politieke journalisten aan,
die in de toekomst belangrijke diensten
kunnen bewijzen.
Als iemand nog twijfelt: een van de
bekwaamste gssistenten van president
Johnson, Francis Bator, heeft eveneens
een uitnodiging van het Instituut ëekra'
gen en aanvaard. Aangenomen wordt
dat ook hij eens naar Washington zal
terugkeren, onder een andere presi
dent. En het is niet moeilijk te raden
wie die president zal zijn.
Prof Adam Yarmolinski maakte,
toen ik met hem sprak, fraai onder
scheid tussen „intentie" en „bedoeling",
toen hij het had over de mensen die
door het Instituut worden aangetrok
ken. Maar het feit blijft bestaan, dat
thans binnen de grenzen en het kader
van de reglementen van de Harvard
Universiteit een blijkbaar respectabele
instelling bestaat, die alleen maar is
opgericht om mensen aan te trekken,
die thans een publieke functie vervul
len en dat in de toekomst ook weer ho
pen te gaan doen.
Op dit punt aangekomen moeten
wij terugkeren naar het uitgangspunt.
Het eerste opmerkelijke feit is, dat
slechts een zeer klein deel van het
geld, dat wordt verzameld en beheerd
door de Kennedy Library Corporation,
behoort tot het privé-vermogen van de
familie Kennedy. Maar de familie
heeft zich wel verzekerd van de con
trole over de verdeling van het fonds.
Opvallender nog is het feit dat van
de schenking van tien miljoen aan het
Instituut voor Politiek twee en een half
miljoen afkomstig is van de Ford
Foundation, zij het dat dit bedrag
technisch een onderdeel is van de
schenking van de Kennedy Library
Corporation. En wie is de leider van
de Ford Foundation? Niemand anders
dan McGeorge Bundy, die speciaal as
sistent van zowel de presidenten Ken
nedy als Johnson is geweest.
De enige Kennedy, die een formele
relatie heeft met het Instituut, is me
vrouw Jacqueline Kennedy. De andere
leden van het Adviserend Comité ver
tegenwoordigen in hun geheel wat men,
bij gebrek aan een betere uitdrukking,
de „Eastern Establishment" van Ame
rika noemt, de groep van gevestigde
intellectuelen, zakenlieden en politici
aan de Oostkust van de V.S.
Steeds weer heb ik gevraagd: „Waar
om bestaat er eigenlijk een Adviserend
Comité, aangezien het Instituut toch
een onderdeel is van de Harvard Uni
versiteit en verantwoording is ver
schuldigd aan de Harvard Corpora
tion?" Ik kreeg slechts éénmaal een
overtuigend antwoord: „Het- Advise
rend Comité zal een rol gaan spelen
zodra de weduwe van de president be
sluit dat het een rol moet gaan spelen".
Het Adviserend Comité, waarvan altijd
een lid van de familie Kennedy lid
moet zijn, onderlijnt de informele, maar
constante belangstelling van de Ken
nedy's voor de ontwikkeling van het
Instituut. Vooral senator Robert Ken
nedy heeft van die belangstelling nooit
een geheim gemaakt.
„Het is een Ierse familie", zei een
leidinggevende figuur in Cambridge,
„en dus is er ook een hoofd van de
'familie". Tijdens een bijeenkomst over
de gang van zaken op het Instituut,
enige tijd geleden, deed senator Ed
ward Kennedy een bepaald voorstel,
waarop zijn broer Robert antwoordde:
,,Kom Teddy, denk er aan wat vader
heeft gezegd: dat ik het hoofd van de
familie ben".
HET IS ONMOGELIJK te achter
halen of de Kennedy's invloed kunnen
uitoefenen op de benoemingen. Een lid
vertelde mij dat bepaalde problemen
werden behandeld door Robert Ken
nedy. Méér bevestiging heeft men ech
ter nauwelijks nodig, als men de lijst
van de belangrijkste benoemingen be
kijkt. Het zijn allemaal geestverwante'
van de Kennedy's en potentiële lede'
van een eventuele toekomstige Ken-
nedy-regering.
Met middelen, die volkomen wettig
en respectabel zijn, hebben de Kenne
dy's, met fondsen die zijn verzameld
om de herinnering aan president John
F. Kennedy levendig te houden, een
„recruteringscentrum" opgericht. Dat
het Instituut waarschijnlijk nuttig werk
verricht, doet hier niet terzake. Dat zou
het ook kunnen doen als de Kennedy's
er verder niets mee te maken hadden.
MEVROUW JACQUfiUNE KENNEDY.
Flarvard Universiteit: een bolwerk van ae i\enneays.
ket!^ dan gaat om Sold van de
hedv" S' of om geld dat door de Ken"
bi s wordt gecontroleerd, mag men
°°rbaat verwachten, dat dit nieu-
hï6tSySteem Van werken met rijkdom
d ^Wonderlijke directheid en uitzon-
yke subtiliteit wordt toegepast. Als
Re I)*naar IIarvar<l College in Cambrid-
'™assachusetts) gaat, ontdekt men
dit inderdaad het geval is.
geeet verhaal dat hieronder volgt is
Qf f'n Uiteenzetting over een schandaal
a|,een zwendel op grote schaal. Ik wil
t6 een maar uit de doeken doen hoe
va tKW°°rdig' op een deskundige en
kan aden manier, met geld macht
v borden veroverd, met toepassing
»j zeer discrete, respectabele en wet-
methoden.
bi- rf 29 oktober 1966 Publiceerde het
arm "Harvard Alumni Bulletin" een
'kei, dat als volgt begon:
^■°P die avond van 17 oktober verza-
ride zich een illuster gezelschap op
e bovenste verdieping van Holyoke
ntre om de oprichting van het ln-
OnT sV0°r Politiek U Pi"en.
*ident ta'htig 9asten de pre-
zir-h de unwersiteit bevonden
n acht leden van de familie Kenne-
KeJne,r senator™ (van wie twee
i,rh 6 9 en meer dan een dozijn
gerikt functionarissen van de re-
Vó Kennedy",
or dit Illustere gezelschap bijeen
kwam had aan de Harvard Universiteit
een Graduate School of Administration
(eveneens een soort politiek opleidings
instituut) bestaan, dat volkomen zuiver
op de graat was. Deze school kon er
prat op gaan dat de colleges werden
gegeven door hoogleraren van het
soort, dat men op een universiteit als
die van Harvard mag verwachten.
PLOTSELING, als gevolg van een
moord, bleek er op Harvard een orga
nisatie te bestaan, die de naam „Ken
nedy Library Corporation" (Kennedy
Bibliotheek Maatschappij) voerde. Dit
is een bestuurslichaam van het fsnds,
dat wordt bijeengebracht dat gaat
nog steeds door om in Cambridge
een blijvende herinnering aan John F.
Kennedy op te richten.
Iemand in Cambridge, die ermee te
maken had gehad, gaf mij de volgende
korte omschrijving van de samenstel
ling ervan: „De voorzitter is Eugen
Black van de Chase Manhattan Bank,
een man als George Meany, voorzitter
van de Amerikaanse vakbond AFL-
CIO zit er ook in en voor de rest gaat
het alleen maar om Arthur Schlesinger
en de familie". Met de familie werden
in dit verband natuurlijk de Kennedy's
bedoeld.
Dit lichaam nu besloot binnen te
dringen er is geen ander woord
in de Harvard Universiteit. Het be
sloot de Graduate School of Admini
stration een andere naam te geven en
er een geheel nieuwe instelling, het
Instituut voor Politiek, aan te verbin
den. Het is op dit punt dat de plot
zichtbaar wordt. Ik ben waarschijnlijk
de enige buitenstaander, die de brief
heeft gezien, waarin de Kennedy Li
brary Corporation zijn voorwaarden
stelde aan de Harvard Corporation, het
feitelijke bestuurslichaam van de Har
vard Universiteit.
Voordat ik verder ga is het de moeite
waard er op te wijzen, dat de brief van
de Kennedy Library Corporation aan
de Harvard Corporation in feite door
de ene firmant van een algemeen ge
respecteerd advocatenkantoor in Bos
ton werd geschreven aan een andere
firmant van hetzelfde kantoor. „In dit
soort zaken", zei mij iemand die het
kan weten, „is New England (het ge
bied aan Amerika's noordoostkust,
waarin Boston ligt) maar heel klein."
Het is belangrijk dit kleine aspect
van de vriendelijke gemeenschappelijke
regeling niet te vergeten.
Drie onderdelen van de overeenkomst
vallen op. Op de eerste plaats was er
de voorwaarde dat de Graduate School
of Administration voortaan John F.
Kennedy School of Government zou he
ten. Harvard had tevoren nog nooit een
faculteit of school genoemd naar een
donor. Harvard moest zelfs een proces
voeren om toestemming te krijgen
voor de naamsverandering, die de fa
milie Kennedy wenste. Maar dat staat
dan ook in een latere letter, waarmee
de overeenkomst werd bezegeld: „De