Ze zijn hier met een cocosnoot op een cadillac gevallen Franciscus vereerd als de grote regenmaker Onbehouwen Slappelingen Zwarte Piet Cl 2ÏÏ ï4®s ZATERDAG 4 FEBRUAR11967 mm aam mu&ucmsiust ÏCWiMN. De markten van Guyaquil zijn druk en woelig sen fauwpin'C1VfcUKens- £e hebben n°g altn^S bewustzijn. Ze ploegen z°ais \J met een sto^ en de kei, VervverJ1 Zes eeuwen geleden. Ze in him u-n onder meer eigen urine lijfei„p. ler- Het blijven een soort klaDr!fl^en' die af en toe gewoon in 2ün raoeten hebben". De man Pak va°?°erispelijke lichtgewicht ken nf uf ons dit zonder blik- Copa Pri V,ozen; Hij kwam uit Eu- Van ad zich hier aan de kust boy iwador gevestigd. „Boy o Maar hier moeten knokken. elkaat,nii heb ik het aardig voor dag t' Natuurlijk ga ik op een Werei ,eiyg naar de beschaafde Ik hev.' aar voorlopig nog niet. Wil» no2 niet waar ik wezen 2e wel varkens. Ze hebben ■■ÊËm ■Vfif Zp! „De politieke muurkrant" van Guyaquil. Kreten en leuzen van rechts en links. Traangasbommen Vrije arbeidsbeurs HAYE THOMAS Met een last op de schouders zijn ook de jonge Ecuadorianen gauw vertrouwd. dn,arne uit de tijd dat de hertog de Baena nog Spaans ambas- 'n Nederland was. Hij poseert met het door studenten uit Spanje naar hier gebrachte ezeltje „Platero bestemd voor prtnees Irene. WE WILLEN WEL ALTIJD GRAAG HOREN hoe anderen ons beoordelen. Twee buitenlanders van totaal verschillende herkomst hebben ons Nederlanders nu van af andere niveaus en vanuit an dere milieus geboeid geobserveerd en hun bevindingen te boek ge steld: de hertog van Baena, die lange tijd Spaans ambassadeur in Nederland is geweest en Raphael Agoha uit Nigerië, sinds enige jaren student aan de landbouw school voor de tropen in Deventer. P. v. d. EIJK A la *5<>| |1 C(MT!K!»MI GROTE werkloosheid ONDERMIJNT ECUADOR speciale verslaggever) febr. *chter Veidlaal werd ons gedaan van- een Slas ijsgekoelde whiskey daayanu6»11 scheepsparty in de haven -Wil. Het was zijn bijdrage aan latKj vSprek over Ecuador, het kleinste de v Zuid-Amerika, gelegen tussen Ma a ërotere buren Peru en Colum- Kivin(itn de pacifickust. Ook Ecuador ig 2ich op de weg der ontwikke- s jJj aar een snelle loper is het niet. i>ewijs Verhaal moest daarvoor een dUrendZl)n- De ,,ze" waar hij het voort- de >ver had, waren voornamelijk Van de8?611 die het belangrijkste deel hieestp volking uitmaken. Veruit de •erafapj0 daarvan leven onder zeer mi- 1 ia *m *■0001» V""-* ^oede 0Iïlstandigheden in grote ar- *ij alv°oral op het platteland waar Vrerkzj, pachtboeren of landarbeiders bier v,&rïl z'in- Enkelen hebben zich dan de„Venuit gewerkt en dat zijn bet stefd nen d'e zoals onze zegsman Cadiii met een cocosnoot op een bngpn ZlJn gevallen. Tot deze enke- Eegroeidelloort zonder twijfel het krom- ?®r zg opperhoofd van een stam 'h de olorado-indianen, woonachtig tleze ip-~.erBen achter de kuststreek, dis 6e 1 er heeft in de loop der jaren rePutati SOort medicijnman een grote 'che e. opgebouwd. Met zijn magi- 20 m en. stokjes en zalfjes kan hij deren d Vele Ecuadorianen won- aan de °en' velen van hen geven Ven de dTedicÜnman de voorkeur bo- t>ioeilijkr° r' Zij hebben er een uiterst door d' t0Cht' over smalle Paaciies OUde on bloven voor over, om het l»derda Pfr^°ofd te consulteren. Het is «Uc- a ZO rlat iTorrocoonrli ;ces<jcT dat de man verrassend^ hi„, en heeft geboekt met zijn on- ®eba^_ de aPotheek en bezwerende Hl iern ®n' Maar het is ook duidelijk dat toe j d die er werkelijk ernstig aan hiooilj.' het opperhoofd, vanwege de is tocht> nimmer bereiken kan. 'Oofd 00k geen haar op het grijze 'gtjnaVan de inmiddels schatrijke won- 2j.n 'n de bergen, die er over denkt Wln Praktijk naar de meer be- igg are wereld van Ecuador te ver- iein 'k "Big"chief" is in zijn bergdo- '^riili^8^ ^evreden en als teken van dprp welstand heeft hij bij zijn *kht 211 complete coca-cola bar inge- Vj.„ "issy Ha-LEN ALS DEZE kan men NClrnemen in deze kleine Andes- u5tI itav 'n grootte ongeveer gelijk be e hë. Het land heeft een moeilij- n°mie, wat de export betreft voornamelijk steunend op bananen, koffie en de petroleumbronnen van Santa Elena. Het bezit in Guayaquil, aan de monding van de Guayas, een niet onbelangrijk handelscentrum, voorzien van een nieuwe op Ameri kaanse leest geschoeide haven. Van het gebied rond de oevers van deze rivier moet het in Ecuador komen. Hier wordt bijna 70 pet. van de be lasting betaald. Hier komt 95 pet. van de import en vertrekt ruim 50 pet. van de export. Qua stedelijk schoon kan Guayaquil zich op geen stukken na meten met de hoofdstad Quito, die duidelijke sporen draagt van de Spaan se tijd'. Maar als zakelijk centrum is het oude bolwerk van Orelena, de grimmige een-ogige Spanjaard die van hieruit de Amazone ontdekte, véél belangrijker. Deze kaart wordt in de vaak felle tweestrijd met Quito ook voortdurend uitgespeeld. We bezochten Guayaquil aan het be gin van de warme periode, de komst van de hete lucht die de bewoners als een soort stoom inademen. De komst van de felle slagregens die de stoffige straten in modderpoelen veranderen. De komst ook van een indrukwekkend leger krekels, dat zich met oorverdo vend lawaai op muren en bomen vast zet en ander ongedierte waaronder vele venijnige insecten. Maar de regen ver goedt veel van deze ongemakken, en is een zegen voor de landbouw, die van mei tot december moet rekening hou den met de droge tijd. De enige die daarin verandering kan brengen is voor de Ecuadorianen de Heilige Fran ciscus, die er praktisch jaar in jaar uit voor zorgt dat het op 3 en 4 ok tober, midden in de droge tijd dus, regent. Hij wordt hier beschouwd als de „grote regenmaker" en voor hem heeft men een bijzondere verering, compleet met processies en feesten. HET POLITIEKE LEVEN in Ecua dor is bepaald niet vrij van spanning. Met name niet in deze havenstad waar met de regelmaat van de klok relletjes uitbreken. Het zijn meestal de studenten die hier, opgepord door de felle linkse oppositie van meneer Huerta de lontjes in het kruitvat wer pen. Dan worden de centrumstraten van Guayaquil gevuld met rook van de traangasbommen, die de politie hier onmiddellijk afvuurt en heerst er met een een uiterst gespannen sfeer, want de studenten worden vrijwel altijd ge steund door het enorme legioen van werklozen, dat Guayaquil, ondanks een groeiende werkverschaffing, telt. De nieuwe, voor een belangrijk deel door de staat gerunde haven met haar kennelijk door dat van Fidel Castro wordt geïnspireerd. Hun kreten en leu zen treft men op vele muren aan in de straten van Guayaquil, waar het gonst van een passieve bedrijvigheid, veroorzaakt door de vele mannen die hier niets te doen hebben. Men vindt ze op de hoeken van de straten of ze zoeken de drukte van de verschillende markten, waar de Indianen hun huis- vlijt-produkten aan de man trachten te brengen en waar men zijn levens middelen kan kopen. Op de markten patrouilleren politieagenten die hier de orde handhaven, maar ook als scheids rechters fungeren als de klant meent, dat hij door de handelaar te kort is ge daan. Het gebeurd vaak dat zij de verkopers dwingen bepaalde waren over te wegen omdat de klant meent niet het juiste gewicht gehad te hebben. Vrije arbeidsbeurs moderne outillage is zo'n verbetering. Zij vormt een duidelijk contrast met de oude haven in het hart van de stad. Daar gaat alles nog in de oude, pri mitieve stijl. De witte bananenboten ankeren op de stroom, de lichters, waarop het krioelt van de werklui, komen langszij en de schepen worden onder hels kabaal geladen. Vrijwel al les geschiedt er met handkracht. Vaak geldt dat ook voor de aanvoer van de bananen uit het binnenland. Een rijtje Indianen, achter elkaar in een sukkel drafje met geweldige trossen bananen op hun schouders, is een vertrouwd beeld in Guayaquil, zoals trouwens ook het vervoer per uitgeholde boomstam waarmee anderen hun produkten aan voeren. Voor het vervoer van de sta pelplaats naar de schepen zijn aparte krachten beschikbaar. De mannen worden per last betaald. Men ziet ze razen en rennen in de hitte om er toch maar de maximale verdiensten uit te halen. De regering, geleid door de gema tigde koers van Otto Arosemena Go mez heeft een uitgebreid programma om in de moeilijke toestand van het land verbetering aan te brengen. Maar zij stuit nog altijd op de onverzettelijke groep van rijke conservatieven. Bi] al deze tegenwerking neemt de ontevre denheid toe en groeit het politiek ex tremisme van linkse elementen, dat EEN TYPISCH VERSCHIJNSEL vor men ook de straatcompetities voor voet bal, waarvoor het gemeentebestuur soms hele wijken afzet. Voetbal is ge weldig populair in Ecuador en er wor den tussen de verschillende straten on derling soms zeer verbitterende duels geleverd. Het stadsbestuur stimuleert deze activiteiten. Het ziet er een goe de gelegenheid in om de mensen bezig te houden. En aan bezigheden heeft ook de meest bedrijvige stad van Ecua dor een groot gebrek. Het meest triest voorbeelddaarvan zagen wij op de hoek van de straat, waar een honderd tal mannen samendromde, een soort vrije arbeidsbeurs in de openlucht. Er stonden of zaten timmerlui en metse laars, wachtend met het gereedschap in hun hand op een werkgever. Er lie pen kappers, loodgieters, schoenpoet sers en mannen die het gewoon van hun handkracht moesten hebben. We zagen ook een groepje kelners, keurig in witte overhemden, het vlinderdasje onberispelijk onder de kin. Ze stonden er dromerig voor zich uit te kijken, de witte gesteven jasjes over de arm. Klaar om voor een mager uurloontje op de eerste de beste party de slokjes rond te brengen. SPANJAARD EN NEGER OVER NEDERLANDERS Het boek „The Dutch Puzzle" van de vroegere ambassadeur, van wie koningin Juliana eens heeft gezegd dat hij „alles" van Nederland weet, is aan merkelijk interessanter, en gaat ook wat dieper dan dat van de negerstu dent, dat vertaald is uit het Engels en de veelzeggende titel draagt „Dé een zaamheid van Zwarte Piet". Voor buitenlanders uit zonniger stre ken zijn we maar een somber, humor loos, zuinig en nogal onbehouwen volk je. Maar we zijn toch wel aardige men sen, dat wel. De ambassadeur heeft ge durende drie nogal verschillende peri oden in ons land gewoond: in de twinti ger jaren, kort na de bevrijding en van 1958 tot 1964. Hij werd beschouwd als de populairste diplomaat in Den Haag. Hij hield van Nederland, had een grote vriendenkring en belegde beroemd ge worden „soirées musicales" en toneel avonden met de „Haagsche Comedie" in zijn prachtige ambtswoning aan het Lange Voorhout. Hij was een vriend van de koninklijke familie; zijn boek bestaat ten dele uit mémoires van een ambassadeur over zijn contacten met het hof, en merkwaardige herinnerin gen aan koningin Wilhelmina. Voor de hertog van Baena is de Ne derlander vooral een zeer duidelijk vat van tegenstrijdigheden; hij schetst ons al» mensen vol paradoxen, resultaat van de onophoudelijke strijd die zich in ons zou afspelen tussen Calvijn en Jan Steen. Hij heeft die strijd als lei draad genomen voor zijn analyse, dat soms gewoon gebabbel is, omdat hij meent dat het leven van elke Neder lander wordt bepaald door die strijd tussen de warmbloedige, tedere zinne lijke en realistische Stein en de gere serveerde, voorzichtige, berekenende, puriteinse en stijve Calvijn. Volgens de hertog is het een nog onbeslist gevecht al heeft hij de indruk dat Calvijn lang zamerhand onder is komen te liggen. De Spaanse schrijver, die met al die helgekleurde en sombere stukjes van onze volksaard de puzzel nog niet heeft kunnen afmaken, noemt ons „republi keinse monarchisten", groots en klein zielig tegelijk, tolerant en fanatiek. We zijn gek op onze vrijheid maar we zitten gevangen in onze kleine vormelijkhe den. Wij vragen ons gepijnigd af of we een dubbeltje of een kwartje fooi moe ten geven. We laten betalen voor een glas water maar we geven zonder blik ken of blozen een briefje van honderd voor de slachtoffers van een natuur ramp in een afgelegen land. Wat we vooral niet nemen, zo zegt de hertog van Baena, wiens boek nog vóór de provo's is geschreven, is het superiori teitsgevoel van een ander. Als een be langrijk positief punt ziet de hertog het boek is ook geschreven voor de „Zo is het"-rel onze tolerantie al kunnen we wel degelijk fanatiek zijn ook. Het is dit herhaaldelijk geven en nemen van de auteur dat de vraag doet rijzen of zo'n karakterschets op deze manier niet van elke landsaard te schrijven is: een Spanjaard is trots, maar soms zijn ze toch wel nederig enzovoort. tussen de jeugd van Nederland en de volwassenen. De jongeren zijn spontaan enthousiast en vol ideeën, maar zodra ze gaan werken verdampen deze eigen schappen onder de druk van familie en de sociale omstandigheden. De gemid delde man is, zo zegt hij, redelijk en vriendelijk met een aanleg voor apa thie, iemand die niet veel van het leven verlangt aan opwinding en kleur. We zijn meer goede gezellen dan geïnspi reerde minnaars, we hebben meer „eetlust" dan temperament, die in tegenstelling met de vrouwen, die het temperament wel zouden bezitten, maar die gedoemd zijn hun leven te slijten aan de zijde van koele mannen- Veel bezwaren heeft de hertog (vrij gezel) tegen de manier waarop Neder landers hun kinderen („geheiligde schepseltjes") opvoeden: deze mogen zo brutaal, zo lawaaierig zijn als ze willen. De oudere generatie staat apathisch tegenover de schelmenstre ken op straat. Ze leren van alles be halve manieren. Dit alles ziet de her tog meer als een gebrek aan verant woordelijkheid van de zijde der ouders dan als stoutigheid van de kinderen. WAT DE HERTOG vooral ls opge vallen is onze onbehouwenheid, het ge brek aan goede omgangsvormen. Het ergste wat een Nederlander volgens hem kan overkomen, is dat hij harte lijk of weekhartig lijkt. Daarom pant seren wij ons met ruwe manieren om te bewijzen dat er in ons geen zwakheid ia. Een groot verschil ziet de Bchrijver DE SCHATRIJKE HEER van Baena doet ook 'n uitval op onze welvaartsstaat. Op het sociaal-economische systeem, op ons door sociale voorzieningen „ge heel ingepakte, met rode linten dicht geknoopte" bestaan, dat alle initiatief zou hebben gedood, dat ons tot slappe lingen heeft gemaakt dat de vlijt in luiheid en de perfectie in nonchalance heeft veranderd. Van dit toch door alle grote partijen in meer of mindere mate gesteunde sociale beleid zegt de heer Van Baena dat dit ons volk méér heeft veranderend dan alle Spanjaarden, Duitsers en Indonesiërs samen hebben weten te bereiken. „Het sociaal-eco nomisch systeem heeft een invloed op de geest van de mensen als een dicta tor", zo orakelt de hertog welgesteld. Het zou best kunnen wezen dat mil joenen Spanjaarden het dictatorschap dat zij kennen zouden tvillen ruilen voor dat van de AOW, de werkloosheidsuit kering en algemene bijstandswet om maar eens een paar van die vermale dijde sociale voorzieningen te noemen. De diplomaat schrijft ook vooral over de koninklijke familie: over de Greet Hof mans-affaire; de paleisrevolutie na de troonsopvolging van Koningin Juliana en de democratisering die zij er heeft doorgevoerd. De edelman-bedelman kan zijn misnoegen over het totaal ontbre ken van decorum bij het hof nauwelijks verbergen. Merkwaardige anecdotes vertelt de hertog over koningin Wilhel mina, die hem na zeer korte tijd al de hoogste koninklijke onderscheiding gaf die aan diplomaten is te vergeven. Hij schrijft dat de oude koningin het abso luut niet kon verkroppen dat haar doch ter getrouwd was. Prins Bernhard zag zij min of meer als een dief van haar kind en toen haar beste vriendin haar zoon verloor in de oorlog zou de konin gin haar getroost hebben met de op merking: „We staan er nu hetzelfde voor: ons is beiden ons liefste kind af genomen". De hertog zegt het allergrootste re spect te hebben voor de koningin. Hij brengt een uitspraak van Prins Bern hard, dat het geven van een geschenk niet zijn waarde ontleent aan de kost baarheid ervan, maar aan de moeite besteed om het te vinden, in verband met d gewoonte van koningin Wilhel mina om nooit zelf een geschenk te kopen. Zij gaf altijd opdracht aan een dame du palais iets te vinden. De her tog vertelt ook dat koningin Wilhel mina eens op een verjaardag van prin ses Beatrix deze kleindochter helemaal niets gaf, en prinses Irene verraste met een kostbaar juweel. Ze wilde daarmee te kennen geven dat wanneer je iets van haar verwachtte je bedrogen uit zou komen, zo luidt de exegese van de heer Van Baena» over de Nederlanders zijn veel vluch tiger. Het is geschreven vanuit een an dere achtergrond. Toch heeft het zijn nut om te horen dat wij niets van Afri ka weten, ongeacht ons vaak hoogge prezen onderwijs. Agoha beklaagt zich voornamelijk over de stupide vragen die hij over zijn werelddeel krijgt te ho ren: hoeveel mensen worden er per dag bij jullie door de leeuwen opgege ten? Waarom is je haar zo wollig? Heb ben jullie bedden in Afrika? Agoha, die zich „Zwarte Piet" noemt omdat hij vaak door argeloze kinderen zo werd aangesproken, is tot de conclusie geko men dat er geen rassendiscriminatie is in Nederland. Al éetekent dat niet dat hij overal met open armen werd ontvan gen. Het bleek hem dat vooral oudere vrouwen in Afrikanen sex-maniakken zien. Dat de Nederlanders zuinig zijn merkte hij uit de opmerkingen over zijn voorkeur voor het fotograferen, die werd afgedaan met een zorgelijk: „Dure liefhebberij". Het eten kon hem weinig bekoren hier: elke dag brood met kaas. „Dat krijgen bij ons alleen apen en huilende kinderen". Over de Nederlandse meisjes zegt Raphaël: „Als hun oordeel niet zo door hun moeder werd beïnvloed zouden ze stapelgek kunnen worden op een zwarte Piet, ongeacht de kleur". Hij vraagt zich af in hoeverre de houding tegen over negers wordt bepaald al naar ge lang hun positieve of negatieve instel ling tegenover de „echte" Zwarte Piet als ze nog kind zijn. De schrijver zegt ook weinig goede woorden over onze manieren. Vaak zag hij dat mannen meisjes of vrouwen in tram of trein lieten staan. Dat gaat in Nige rië anders, zo laat hij onbevangen we ten. „Ik heb in mijn land een jongen helpen aftuigen die bleef zitten terwijl naast hem een meisje van vijftien moest staan". Zo zie je maar weer dat ieder land zijn eigen slechte manieren heeft. HET ANDERE BOEKJE over Neder land, van de negerstudent Raphaël Agoha, is minder pretentieus en stelt ook minder voor» De waarnemingen Duke de Baena: „The Dutch Puzzle". L. J. C. Boucher, Den Haag, 112.50. Raphaël Agoha: „De eenzaamheid van Zwarte Piet". Nederlands Uitgevers centrum, Hilversum, 4.90.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1967 | | pagina 21