Dubbele doorbraak
Gevolmachtigd minister
Brieven van lezers
Licht van wetenschap der theologie voor gelovig kerkvolk
Twaalf voorbeelden voor vier centrale punten
Levensstanden
Grond-dogma's
Kerkelijkheid
De kieswet regelt stemming tot in details
Me
A"-1
Anne Frank op de radio
As en kolen driehoog 0p Vietnam
°W*be
5trana'
DE TIJD
ZATERDAG 4 FEBRUAR11967
DOOR A. H. MALTHA O.P.
AL BLIJFT HET MOEILIJK de juiste woorden te kiezen, toch valt er bij de dis
puten rondom „de Kerk in beweging" aan weerszijden een verlangen waar te
nemen naar wat men zou kunnen noemen: soepele zekerheid". Dat er soe
pelheid moet zijn wordt over en weer omstandig beklemtoond of perlijk toege
geven; dat deze soepelheid geen stuurloosheid betekent en geen opheffing van
de Katholieke Kerk met haar bekende opdracht de rots in de branding te zijn,
wordt eveneens öf omstandig beklemtoond öf eerlijk toegegeven. Om nu IETS
VERDER TE KOMEN willen wij aan de hand van een twaalftal voorbeelden, ge
groepeerd rondom vier hoofdpunten, de aanwezigheid van die soepele zeker
heid nader aantonen, met vermijding van alle onnodige bijzonderheden.
Prof. mag. dr. A. Maltha o.p. heeft
september 1965 dogmatische theo!
gedoceerd aan het Albertinum
Nijmegen..
te
DE WIJZE waarop in ons land
ook de komende verkiezingen
weer plaats vinden, is geregeld in
de Kieswet, een van de meest ge
wijzigde wetten die wij kennen
tn de laatste vijftien jaar waren
er bijna vijfentwintig veranderin
gen.
(Van
De wederzijdse erkenning van
Roemenië en de Duitse Bondsrepu
bliek is een doorbraak in twee rich
tingen. Boekarest heeft nu gebroken
met de anti-Westduitse politiek die
gebruikelijk was in Oost-Europa.
Bonn breekt met het vroegere anti-
Oosteuropese beleid. Het wederzijds
wantrouwen is niet met één slag
weggenomen en er blijven grote po
litieke verschillen van opvatting, zo
als die bestaan tussen zoveel landen
die diplomatieke betrekkingen onder
houden. Maar de relaties tussen
Boekarest en Bonn zijn althans „ge
normaliseerd". Het is ook een bij
drage tot verdere afbraak van het
IJzeren Gordijn en tot vermindering
van de spanningen tussen Oost en
West.
Met deze diplomatieke doorbraak
is de weg geopend voor volgen
de wederzijdse erkepningen van de
Bondsrepubliek en Oosteuropese sta
ten. Hongarije en Bulgarije willen
ook de relaties met West-Duitsland
normaliseren. Noch Hongarije, noch
Roemenië, noch Bulgarije hebben
gemeenschappelijke grenzen met
Duitsland en bijgevolg zijn er geen
oude geschillen over de aanspraak
op grondgebied. De normalisering
van de Westduitse betrekkingen
met Tsjechoslowakije is wat moei
lijker, omdat dit land wel aan de
Bondsrepubliek grenst en omdat er
een Sudetenkwestie is geweest, die
door sommige Westduitsers nog le
vendig wordt gehouden. Praag eist,
dat Bonn het beruchte Verdrag van
München van 1938 formeel ongel
dig verklaart. Waarschijnlijk zullen
Praag en Bonn de beletselen voor
het aanknopen van diplomatieke be
trekkingen wel binnen afzienbare
tijd uit de weg kunnen ruimen. Veel
moeilijker is de verhouding van
West-Duitsland tot Polen, dat aan
Oost-Duitsland grenst. De feitelijke
grens is de Oder-Neisse-linie, die
door Bonn niet als grens erkend
wordt. Warschau acht de erkenning
van die grens noodzakelijk als voor
waarde voor het aanknopen van di-
plomatieke betrekkingen met Bonn.
De Westduitse regering houdt
vast aan de opvatting dat zij het
hele Duitse volk vertegenwoordigt.
Er is voor Bonn maar één Duits
land, dat ook Oost-Duitsland omvat
en misschien zelfs het gebied ten
oosten van de Oder-Neisse-linie,
dat nu feitelijk Pools is. Deze stel
ling van Bonn is voor Boekarest
geen beletsel geweest om tot het aan
knopen van diplomatieke betrekkin
gen over te gaan. De Bondsrepubliek
heeft echter moeten aanvaarden, dat
Roemenië uitdrukkelijk verklaarde
wel twee Duitslanden te onderschei
den. De Roemenen blijven diploma
tieke betrekkingen onderhouden met
de Duitse Democratische Republiek,
zoals Oost-Duitsland zich noemt.
Bonn gaat daarmee akkoord en dat
is het einde van de zogenaamde
Hallstein-Ieer van 1933, die inhield,
dat de Bondsrepubliek geen diplo
matieke relaties onderhield met sta
ten die de DDR erkenden. Slechts
voor de Sovjet-Unie werd een uit
zondering gemaakt.
In de DDR bestaat grote veront
rusting over de toenadering van
Oost-Europese staten, bondgenoten
in het Warschau-pact. tot de Duitse
Bondsrepubliek. Vooral als verzoe
nend gebaar tegenover de DDR
moet men de Sovjet-nota van deze
week beschouwen, waarin Amerika,
Engeland en Frankrijk, maar ook de
Bondsrepubliek zelf, gewaarschuwd
werden tegen de opkomst van neo-
Nazi's in West-Duitsland en het
naar voren treden van een nieuw
soort Hitier, maar nu gewapend met
atoombommen.
Roemenië heeft zich door die Rus
sische propagandistische nota niet
laten weerhouden de Bondsrepubliek
te erkennen. Maar Roemenië is dan
ook beslist geen satelliet van Mos
kou meer. Oosteuropa is niet meer
een hecht communistisch blok dat
geheel door het Kremlin wordt over
heerst. De nieuwe politiek van Bonn
ten aanzien van Oosteuropa kan de
verdere afbrokkeling van dit blok
bevorderen.
Binnenkort valt de benoeming te
verwachten van een nieuwe gevol
machtigd minister voor de Neder
landse Antillen. Hij is hier welkom.
Maar waarom stuurt Nederland geen
soortgelijke functionarissen naar de
West?
Ogenschijnlijk ligt het antwoord
op deze vraag voor de hand. De
Gevolmachtigd Ministers vertegen
woordigen Suriname en de Neder
landse Antillen in de Koninkrijks
regering. die nu eenmaal in Den
Haag zetelt. Een Nederlands Ge
volmachtigd minister zou noch in
Paramaribo noch in Willemstad iets
te doen vinden wat „des ministers
is. Hij zou staatsrechtelijk in de
lucht hangen.
Toch bevredigt dit antwoord niet.
Het ambt van Gevolmachtigd
Minister omvat namelijk mèèr dan
alleen maar het lidmaatschap van
de Koninkrijksregering. Want Suri
name en de Nederlandse Antillen
hebben dit ambt opgevuld met aller
lei werkzaamheden, die verband
houden met de behartiging van hun
eigen belangen en die van de Suri-
namers en Antillianen in Neder
land. In wezen consulaire werk
zaamheden, gedekt.door het gezag
en de verantwoordelijkheid van een
minister. Werkzaamheden, waar nie
mand redelijkerwijs enig bezwaar
tegen kan inbrengen, maar die de
vraag open houden waarom Neder
land in de Overzeese Rijksdelen niet
diezelfde werkzaamheden verricht
onder leiding van een functionaris,
die in kaliber vergelijkbaar is met
een Gevolmachtigd Minister.
Heeft Nederland geen belangen
in die Overzeese Rijksdelen? Wer
ken daar geen Nederlanders, die
bescherming van hun rechten nodig
kunnen hebben? Zijn daar geen
Nederlandse bedrijven gevestigd?
Gaan daar geen Nederlandse mil
joenen heen? Is daar geen Neder
lands defensie-apparaat? Spelen
daar geen Nederlandse internatio
nale belangen? Is daar geen Neder
lands vertegenwoordiger van enig
kaliber op zijn plaats?
Wij sturen ambassadeurs naar de
kleinste landjes, waar wij nauwe
lijks zaken mee doen; waarom dan
geen vertegenwoordiger naar onze
eigen Overzeese Rijksdelen, waar
ieder ogenblik ambtenaren heen
moeten om incidenteel allerlei zaken
te regelen, die naar alle waarschijn
lijkheid veel beter en veel efficiënter
konden worden aangepakt door een
bureau als dat van de Gevolmach
tigd Ministers in Nederland. Mis
schien is dit een zaak. die wel
eens met de nieuwe Gevolmachtigd
Minister van de Nederlandse Antil
len kan worden besproken.
Enkele minuten geleden hoorde ik
via radio Hilversum een liedje dat het
lief en leed van dat korte leventje
van Anne Frank bezingt. Anne Frank
zegt in haar dagboek; „En toch geloof
ik in de goedheid van de mensen".
Moet zij dan nu toch nog teleurgesteld
worden. Moet zij dan toch nog het
slachtoffer worden van mensen die uit
haar dood geld willen maken? Moet zij
nog eens vermoord worden, al is het
nu dan maar door haar eigen landge
noten? Redt Nederland voor deze mis
dadige kitscherigheid.
AMSTERDAM, J. J. M. Vandeberg
laas niet voor alle bejaarden. De zwa
re ijzeren emmer zal nodig blijven voor
degenen die een kolenverwarming heb
ben en die de vaak nog gloeiende as
uiteraard niet een plastic zak kun
nen deponeren. Zou deze categorie be
jaarden (en ook niet-bejaarden!niet
gehaat bij invoering van een type
vuilnise- -oer. zoals die in Nijmegen
Deze is vervaardigd van een stevige
kunststc'. die het gewicht van de bak
zeer belangrijk lichter maakt dan dat
van zijn ijz"1 soortgenoot. Ik neem
aan dat vele bejaarden met mij zeer
dankbaar zouden zijn, wanneer de
loodzware huidige vuilnisbak vervan
gen zou worden door zulk een lichte
en toch st dee emmer van kunststof
AMSTERDAM, Bejaarde kolenstookster
Onder ae'. opschrift „Verlichting
vc ir bejaarden" vermeldt De Tijd
(3, januari) dat de stadsreiniging in
de loop van dit jaar een plastic zak
voohet huisvuil in omloop zal bren
gen Hij noteert dat dan vc vele be-
jaarüen het probleem van het ver-
=iou'ven van de zware vuilnisbakken
■it de wereld geholpen zal zijn. He-
Ik voel mij gedwongen u te bedan
ken voor de reportage van dr Broek-
meijer. Eindelijk eens een juiste kijk
op de oorlogvoering in Vietnam. Het
ware te wensen dat dit artikel in alle
bladen in binnen- en buitenland zou
verschijnen. Uw erkentelijke lezer,
ZWIJNDRECHT, C. Broers
SOEPELHEID EN ZEKERHEID
INZAKE HET GEBED hebben tallozen met
pijn in het hart maar ook met een soort dank
baarheid de alom bekende vernieuwingen aan
vaard; de Kerk bleek zich te kunnen wenden
naar een gebed dat aanmerkelijk meer gelijke
nis krijgt met dat van onze protestantse mede
broeders: een collectief, actief, evolutief en
transparant gebed. Heel het volk wordt sterker
betrokken bij de liturgie, door actief mee te doen,
de Romeinse ritus behoeft slechts naar wezen
stand te houden; de volkstaal is omwille van de
begrijpelijkheid regelmatig aan bod geraakt. De
Constitutie over de Liturgie (1964), die deze
vernieuwingen invoerde, handhaafde het gege
ven, dat wij moeten bidden; uitgerekend in een
tijd waarin velen het gebed als zinloos dreigden
te gaan zien, handelde het eerste document van
het Concilie over onze roeping tot het gebed in-
zover Christus ons inschakelt bij zijn hogepries
terlijk werk. Bij de afkondiging verklaarde Pau-
lus VI, dat dit document daarom het eerste was
omdat het onze eerste plicht betrof.
Ook andere wezenlijke dingen werden gehand
haafd: het persoonlijk gebed, het beschouwend
gebed, het mariaal gebed. „Want al is de chris
ten geroepen tot het bidden in gemeenschap,
toch moet hij ook zijn binnenkamer ingaan om
in het verborgene tot de Vader te bidden en
zelfs bidden zonder ophouden" (Constitutie Li
turgie). En: „Bij de viering van de mysteries
van Christus vereert de Kerk met een bijzondere
liefde de zalige Moeder Gods Maria". Volgens
het decreet over de aanpassing van het kloos
terleven „blijven de zuiver contemplatieve in
stituten, wier leden voor God alleen leven, altijd
een eervolle plaats in Christus' mystieke Li
chaam innemen, waarin niet alle ledematen de
zelfde taak hebben". Vandaar dat de paus op 2
februari 1966 de Mariaverering een karakte
ristiek kenmerk van de katholieke godsdienstig
heid noemde, waarna hij zich speciaal richtte
tot de contemplatieve instellingen, die „het hart
van de Kerk vormen", en tevens zei: „Wij moe
ten allen in zekere mate contemplatieven zijn
zoals Maria".
WAT DE EUCHARISTIE aangaat: met of
zonder angst zijn wij allen onderweg om het
symbolisch aspect van de eucharistie weer
vrijmoediger te ontdekken als een oud-christelijk
erfgoed, tegelijk met dat andere oeroude aspect
van de maaltijd. De eucharistische brief van 9
mei 1965, door de Nederlandse bisschoppen ons
toegezonden, bezegelde vrij sterk deze evolutie,
onder volstrekte handhaving van de werkelijke
tegenwoordigheid door verandering van het brood
in het lichaam van Christus, aisook van het of
ferkarakter. De encycliek Mysterium Fidei van
3 september 1965 onderstreepte deze zelfde waar
heden nog eens duidelijk als substantiële tegen
woordigheid door de transsubstantiatie van het
brood in. het lichaam van Christus, met plicht
van aanbidding ook buiten de eucharistieviering,
verder als kwestie van offer voor levenden en
overledenen, met een sociaal karakter ook bij
de zogenaamde privé-mis.
In deze encycliek gaf de paus, als opperste
hoeder van de waarheid, duidelijk te ver
staan, dat er nog geen nieuwe woorden zijn
gevonden welke de oude wachtwoorden der
orthodoxie, gelijk hij zich uitdrukte (zoals
transsubstantiatie, en elders natuur, persoon)
op gunstige wijze zouden kunnen vervangen.
Het decreet over het oecumenisme spreekt
ook met een heel nieuwe hoogachting over het
oecumenisme spreekt ook met een heel nieuwe
hoogachting over het protestantse avondmaal
als nauw aan onze eucharistie verwant, drukt
ook uit, dat, vooral door het ontbreken van
het wijdingssacrament, dit avondmaal „niet
de authentieke en ongeschonden werkelijkheid
van het eucharistisch mysterie bewaart".
Omtrent DE BIECHT verkeren wij kenne
lijk in een minder ver gevorderd stadium van
evolutie, al is er ook hier het nodige gebeurd.
Zowel de oude angst als de oude frekwentie
van het biechten is verdwenen, dank zij de over
tuiging dat er minder grote zonden gedaan
worden dan men vroeger wel dacht, tevens
dank zij het gegroeide besef dat er ook andere
middelen ter vergeving zijn. Toch handhaafde
de biechtbrief der Nederlandse bisschoppen van
1965 de meerwaardigheid van de biecht als
sacrament boven de niet-sacramentele boete
celebratie, ook werd herinnerd aan de ver
plichting om doodzonden te biechten. Dit in
ons progressieve vaderland. Van enorm belang
was het dat Joannes XXIII de boete een inten
ser bijdrage tot het welslagen van het Concilie
achtte dan alle desbetreffende studie, terwijl
Paulus VI het innerlijk en uiterlijke boetewe
zen van de Kerk met elastische trruw opnieuw
regelde in zijn Poenitemini van 1966.
De Constitutie over DE KERK sprak soe
peler dan Pius XII over het lidmaatschap
door, met behulp van een getrapt idee van toe
behoren, ook de protestanten in enigerlei zin
actueel tot de Kerk te laten behoren; het groei
end karakter van de Kerk werd duidelijker aan
gegeven met het idee van „volk .Gods", dat
mgr. Bekkers zo dierbaar was; dezelfde Con
stitutie en het decreet over het oecumenisme
en de encycliek Ecclesiam suam van Paulus VI
1964 beklemtonen, dat de Rooms Katholieke
Kerk de enige volledige Kerk is (met alle
dogma's, alle sacramenten, alle door Christus
gewilde bestuursgeledingen) en dat zij onfeil
baar is en in het bezit van een ongerepte er
fenis namens Christus, zij alleen. Op deze
basis is er dan toch nog een distinctie in de
„volheid" mogelijk, omdat deze niet „in ieder
opzicht" door de Kerk tot uitdrukking pleegt
te worden gebracht en soms „minder nauw
keurig" (bijvoorbeeld in zeden, tucht en for
muleringen) bewaard werd. De Constitutie over
de Openbaring geeft nieuw accent aan de bij
bel in de Kerk, maar handhaaft de traditie
als noodzakelijk. De initiale opname in de Kerk
geschiedt zoals van oudsher door het tegen de
erfzonde gerichte doopsel, volgens meerdere
plaatsen van de documenten der laatste ja
ren, zoals in de encycliek Ecclesiam suam; over
die erfzonde zelf sprak de paus nog op 11
juli 1966 in een vrij moeilijke redevoering,
die de blijvendheid van de eigenlijke leer ga
randeerde.
Gezien de Constitutie over de Kerk zal DE
PAUS in de toekomst veel meer collegiaal
regeren dan wij het de laatste eeuwen gewoon
zijn geweest: niet alleen van progressieve zijde
maar ook van de kant van de paus zelf hebben
wij meermalen vernomen, dat dit een ingrij
pende wijziging in de kerkelijke gang van za
ken zal betekenen; wij verwachten dan in 1967
de eerste bijeenroepeing van de reeds in be
ginsel opgezette kroonraad of raad van State.
Maar zowel de oorspronkelijke tekst van deze
Constitutie als de er nog door de paus mee-
aanvaarde „nota praevia" stellen duidelijk, dat
de paus zijn rechtsprimaat behoudt. In de geest
van deze collegialiteit is ongetwijfeld ook een
bepaalde „deelachtigheid" van de leken aan
de priesterlijke, profetische en koninklijke taak
van Christus, met „initiatief" en „gehoorzaam
heid."
DEZELFDE CONSTITUTIES en het decreet
over DE MISSIES verkondigen de oude plicht
der Kerk van te missioneren met een zekere
blijde boodschap vanuit het volledige en onfeil
bare bezit sedert Christus. Volgens de encycliek
Ecclesiam suam blijft de dialoog met de dnderen
toch altijd ergens een „onderwijzend" of com
municatief karakter dragen. In de documenten
wordt geheel modern erkend, dat het om een
dialoog gaat, dus om iets dat een dialectisch
karakter vertoont, van geven en nemen, van
spreken en luisteren. Wij gaan nog steeds als
overtuigde apostelen naar verre landen, maar
echt niet meer als naar pure „arme heiden-
kindertjes", de Kerk is nog steeds „het uni
verseel heilssacrament" (Constitutie over Kerk
en Wereld), maar ten bate van een veel guller
en eerbiediger aanvaarde wereld.
De Constitutie over Kerk en Wereld ver
heerlijkt meer dan ooit vroeger het sexuele
leven en het huwelijk. Maar het huwelijk der
christenen wordt in zijn sacramentale waar
digheid of meerwaardigheid gehandhaafd: het
moet de liefde van Christus voor zijn bruid,
de Kerk. uitbeelden en ons daaraan doen beant
woorden. Dus wordt zoals vroeger gesproken
over: „door een bijzonder sacrament gesterkt
en als het ware gewijd, tot een onverbreekbare
trouw die iedere echtbreuk en echtscheiding
uitsluit". Het huwelijk is krachtens zijn aard
toch ook zó gericht op het voortbrengen en op
voeden van kinderen, dat de echtelieden zich
omtrent deze opdracht in geweten zelf moeten
beraden voor het aanschijn van God, zich hou
dend aan de goddelijke wet, in volgzaamheid
jegens het kerkelijk leerambt, dat die wet ge
zagvol interpreteert in het licht van het evan
gelie. De bewoording van het document is
uiterst voorzichtig gekozen, zowel garanderend,
voor nu en voor later, een eerlijke continuïteit
van de leer als een grote groeimogelijkheid
via grondbegrippen van liefde en menswaardig
heid.
Iedereen weet hoe HET KLOOSTERLEVEN,
volgens de Constitutie over de Kerk en het
decreet over de aanpassing, tegenwoordig in
geschrift en in praktijk aan allerlei evolutie
wordt onderworpen: de nadere zin van de ge
loften, van het gemeenschapsleven, het al of
niet gebruik van nogal sterk traditionele groot
heden zoals het kloosterkleed, het stilzwijgen,
het koorgebed, de afzondering, de versterving
enz. Het wezen van het kloosterleven als ge
meenschapsleven volgens geloften is niet in
discussie, deze staat behoort, of er nu meer of
minder roepingen zijn, onafscheidelijk tot het
leven en de heiligheid van de Kerk ofschoon
alleen tot heiligheid zijn geroepen.
Iedereen weet, hoe HET PRIESTERLEVEN
voorwerp Is van diepgaande vernieuwende
studie. De voornaamste veranderingen zijn, dat
de priester veel meer dan vroeger bewust is
van het feit dat hij dienaar is, tevens dat hij
profeet is, dat is verkondiger van het woord
(zoals de dominee). Maar dit profeet-zijn is
toch anders dan bij de dominee, het is meer
omvattend, omdat hij moet profeteren in ge
hoorzaamheid aan bijbel èn traditie èn kerke
lijk leergezag (de diocesane priester moet uit
blinken door een trouwe verbondenheid en een
edelmoedige samenwerking met de eigen bis
schop, volgens de Constitutie over de Kerk);
zijn dienaarschap tegenover de gelovigen sluit
allerminst zijn dienaarschap uit tegenover het
kerkelijk gezag. De priester ook beslist blijft,
in tegenstelling tot de domineepriester, wegens
„het niet slechts graduele maar ook wezenlijke
onderscheid tussen het algemeen priester
schap van de gelovigen en het hiërarchische
priesterschap" (Encycliek Ecclesiam suam).
In deze aangelegenheid zou men de aanvullen
de toespraken moeten lezen van Paulus VI op
21 februari 1966 en van mgr. De Vet op onge
veer 27 mei 1966. Het gaat om iemand die èn
als profeet èn als gewijd priester van de do
minee verschilt. Zijr. inzet moet liefst ook to-
taler zijn. De kerk heeft tijdens het Concilie
in het decreet over de priesters de kerkelijke
wet van het celibaat bevestigd: de bisschop
pen van de gehele Kerk hebben samen met
de paus het ongehuwd leven voor de priester
mogelijk en heilzaam geacht, en de algemene
verplichting geprolongeerd. De nuanceringen,
waarvan wij nog niet weten hoe vèr zij zullen
gaan, horen weer bij d( moderne soepelheid.
Er zijn enkele fundamentele dogma's, die
aan de grondslag van de vorige punten
liggen en die onontbeerlijk zijn om de „pre
tenties" er van verstaanbaar te maken.
Het decreet over het oecumenisme gewaagt
van twee fundamentele dogma's, namelijk van
de Drieëenheid en van de menswording Gods
uit de Maagd Maria Over de figuur van
CHRISTUS betrekken de vernieuwingen zich
vooral op een sterkere beklemtoning van zijn
mens-zijn, door twijfel omtrent -de vroeger al-
tiseerie
gemeen gehouden maar nooit gedogma ^fis-
.wezensaanschouwing Gods", welke aan zijn
tus reeds tijdens zijn sterfelijk leven z jpefl
ten deel bevallen, verder door een a tegeö
van „eutychianiserende tendenzen" w
Congar zo van leer was getrokken (teReiijKe
om Christus' mensheid tot in het onrrl° etüée
te „vergoddelijken". Maar, al is er een jt»
bekommernis om ook Christus te P av0iuti®'
de opgang der geschiedenis en der f rva9'
toch overstijgt Hij de gewone wetten d £0fl-
en wel principieel door zijn Godheid. H 0t>ete
cilie is hieromtrent weliswaar aan de eeö'
kant, is het noemt Christus niet vaa
voudigweg God.
De zaak is echter volkomen duidenj
is sprake van de menswording Gods, Mat
de moeder van God (en daarom heeft 0teS'
volmaaktheid reeds bereikt), met vele P jjeeh
tanten belijden wij Christus als God e ,ei ea
Christus is de alleen Heilige met de Va ge
de Heilige Geest, er zijn twee nature0 g0dSi
eenheid van zijn persoon, Hij is het Beel n<j®r
de Zoon Gods (daarom ook als mens j,i-
zonde): aldus in de Constituties over reid,
turgie, over d^ Kerk, over Kerk en
in het decreet over het oecumenisme.
In hun verklaring van 19 augustus 19 \gt'
ben de Nederlandse bisschoppen de kwest
minologisch iets meer aangescherpt d°
geloofwaarheid voor te stellen, dat Chris gnjjjfc
enige Zoon van God is, God van God, wez'£-0d4
anders Zoon van God als wij kinderen e„
heten. Staande leze leer blijft er nog
dat is dan weer de vereiste soepelheid vgj-
de moeizame worsteling van de eventue
taling in een nieuwe coulturaal, met 0 jjgt
drukkelijke opzet niet terug te vallen ev
oude liberalisme: de tot nu toe bereikte ep
taten maken het begrijpelijk dat de P°uS
loslating gedoogt van de klassieke termen
natuur en persoon, Annex de weigerins^jg.
Nederlandse bisschoppen om Maria's egf
gische" maagdelijkheid in te ruilen tegen^^g»
verwaterde begrippen van geestelijke ma
lijkheid en van nieuwe schepping.
INDIRECT werd aldus DE DRIEëENHElDRgi«
gedeeltelijk gehandhaafd. De Nieuwe Tke0a(d'
is vooral geïnteresseerd in de zogenaamde ^gj-
se Drievuldigheid: schepping, verlossingi rei*
liging. Dit moderne accent is heilzaam. ge
de diepte er van gewaarborgd blijft doo j,
blijvende erkenning van de innerlijke Dri^ve(
digheid Gods er van diens ene natuur. e(
die ene natuur leert ons de Constitutie
Kerk en Wereld de schone oude dingen-
r da"
Eindelijk: HET HIERNAMAALS. Meer
voorheen hebben wij leren beseffen, v°fti®'
dezelfde Constitutie, hoe innerlijk waardevo ^e,
aardse leven is. Het werd en wordt tijd
dig ernst te maken met de wereld in OP1
toewending naar die wereld. Maar het
leven krijgt desondanks pas zijn hoogste gtadi
de door de gerichtheid op de hemelse v ci>
waarvan de twee Constituties over de
Kerk
over Kerk en Wereld zo uitvoerig getl1 d'"
Ook hier zouden geen vertalingen baten. j,t
ons het gevoel zouden bezorgen van mis* jj)f
te worden, alhoewel steeds geldt, dat de gfl'
heid van menige vertaling, respectievelijk^
billijkheid, pas geleidelijk duidelijk wor
Dit alles, soepelheid plus zekerheid, is ge'
te groot ideaal: er is genade voor nodiff'
nade zelfs van een echte bekering.
deze slaan wij naar één kant door. Merl n1lel'
dan eindeloos herhalen: ik ben van d°a
En ik van Paulus. En ik van Christus. jfit
om relativeer ik de beschouwingen vat1
anderen en de mijne.
Door heel deze verzoenende houding ^l0<Z^
met mijn zorg voor de genuanceerde 1°
lering het meest in dienst te blijven )»4
goddelijke deugd van geloof, hoop ik
gelovige kerkvolk het minst te shockerenjji'
in de wetenschap van de theologie er ov
probeert te zijn licht te verspreiden.
ef'
(Van een juridische medewerker)
Een van de laatste veranderingen
gaat over de invoering van de stern-
machine.
Veel wordt er niet over gezegd, al
leen dat ze ingevoerd worden door het
besluit van de gemeenteraad en dat
geen andere mogen worden gebruikt
dan die die door de minister zijn goed
gekeurd.
De wet zelf is veel uitvoeriger. Over
de inrichting der stemlokalen treedt
de wet in alle mogelijke details. Van
welk materiaal de stembus gemaakt
is mag dan wel weer bij algemene
maatregel van bestuur geregeld wor
den. De wet bepaalt dat de leden van
het stembureau de ingangen van de
stemhokjes moeten kunnen zien en dat
die in het zelfde lokaal moeten staan.
De voorzitter van het stembureau is
een machtig man. Bij hem berust ook
de handhaving van de orde in het lo
kaal. In noodgevallen kan het bureau
het lokaal sluiten.
Een enkele keer komt dat in de
praktijk nog wel eens bij het tellen
van de stemmen voor. Deze telling is
openbaar. Men kan na de sluiting van
de stembussen ieder stemlokaal weer
binnen gaan om de tellingen mee te
maken. Om dan vlugger op te schie
ten wijst de voorzitter nogal eens de
enkeling, die werkelijk komt kijken,
aan als plaatsvervangend lid van zijn
bureau zodat die mee kan tellen.
Hoe dat tellen moet gebeuren, wordt
weer afzonderlijk en in details gere
geld. Zelfs het door elkaar mengen
van de biljetten nadat ze uit de bus
kwamen, is een wettelijke plicht. Alles
is er op ingesteld om de stemming in
het geheim en zonder enige storing
van buiten af zo snel mogelijk te la
ten verlopen. Men mag over het al
gemeen zeggen dat de opzet van de
wet hier goed tot uitwerking heeft
kunnen komen.
Onregelmatigheden bij de stemming
zijn in ons land, in tegenstelling tot
vele andere landen, hoogst zeldzaam.
In de voorbereiding van de verkiezin
gen gebeuren echter telkens weer
foutjes. „Pasgeborene krijgt oproep
voor de verkiezingen" is een bericht
voor vrijwel iedere stemming. Ook
komt het voor dat nog oproepingsbil
jetten naar overledenen 'worden ge
stuurd. Dat zijn fouten in het kiezers-
register. Dit moet per gemeente door
burgemeester en wethouders worden
bijgehouden. Alle nieuwe kiezers moe
ten er,, zodra zij stemgerechtigd zijn,
in worden opgenomen. De overledenen
moeten worden afgevoerd. Ook zij die
door een rechterlijk vonnis voor lan
gere of kortere tijd hun stemrecht ver
loren, moeten van de lijst worden ge
schrapt. Het gaat om hen die die we
gens krankzinnigheid of zwakheid van
vermogens onder curatele kwamen te
staan.
Degenen die wegens drankmisbruik
of wegens verkwisting onder curatele
werden gesteld, behouden dus hun
stemrecht. Wel verliezen zij die als zij
uit de ouderlijke macht of voogdij van
een van hun kinderen zijn ontzet. Wie
er van is ontheven, behoudt het. Een
er van is ontheven behoudt het. Een aan
tal strafrechtelijke vonnissen brengt ook
verlies van het stemrecht mee. Er is
ook nog een aantal personen op grond
van hun oorlogsverleden van het stem
recht uitgesloten. De minister van jus
titie moet van dergelijk verlies van
het stemrecht een bericht sturen aan
de burgemeester en wethouders van
de plaats waar de betrokkene in het
kiesregister opgenomen is.
Vrijwel dagelijks vinden er dus ver
anderingen in plaats. Fouten zijn dan
ook uitgesloten. Als controlemiddel
heeft men de openbaarheid ingevoerd.
Omdat tegenwoordig de registers niet
meer als boeken hoeven te worden bij
gehouden, maar in vorm van kaarten
of adresplaatjes, is het niet meer mo
gelijk het kiesregister voor iedereen
ter inzage te stellen.
Burgemeester en wethouders zijn
.„Dchtf^
echter verplicht aan iedereen u* t
gen te geven niet alleen over "e V°
of de aanvrager in het regis4® pi®"
komt maar ook over anderen- pi®
het met de een of ander °PnaHtet'
eens dan kan iedereen ve ern"e/j
van dit register vragen. Bur® is a
ter en wethouders moeten z
fraaie wettelijke term luidt sijsS®"j
dergelijk verzoek onverwijld *telR
Als extra zekerheid heeft rnet'et,
de beslissingen van B. en W- e eCtite J
teloos beroep bij de gewone 1
de kantonrechter, ingesteld. 0&'
het met diens beslissing niet v®r'
dat men meent dat hij de pi®
keerd heeft toegepast, dan ajieS
in beroep bij de Hoge raad- d d
met zulke termijnen vastge® tgrpi"
ook in de praktijk op vrij korte yX»
een rechterlijke uitspraak pi® f
gen. Burgemeester en \vethoU'"L[.egiSiell
ten aan de hand daarvan het aak
verbeteren. Hoewel deze wet „ert
pietluttige indruk maakt, verf t ze H
een vlotte gang van zaken z0 pi
le andere wetten tot voorb
dienen.
01
>ij„ ons
hf^erk
SnelleP hn
®°Ud, T
h
het'
Vier'