Dubbele doorbraak Gevolmachtigd minister Brieven van lezers Licht van wetenschap der theologie voor gelovig kerkvolk Twaalf voorbeelden voor vier centrale punten Levensstanden Grond-dogma's Kerkelijkheid De kieswet regelt stemming tot in details Me A"-1 Anne Frank op de radio As en kolen driehoog 0p Vietnam °W*be 5trana' DE TIJD ZATERDAG 4 FEBRUAR11967 DOOR A. H. MALTHA O.P. AL BLIJFT HET MOEILIJK de juiste woorden te kiezen, toch valt er bij de dis puten rondom „de Kerk in beweging" aan weerszijden een verlangen waar te nemen naar wat men zou kunnen noemen: soepele zekerheid". Dat er soe pelheid moet zijn wordt over en weer omstandig beklemtoond of perlijk toege geven; dat deze soepelheid geen stuurloosheid betekent en geen opheffing van de Katholieke Kerk met haar bekende opdracht de rots in de branding te zijn, wordt eveneens öf omstandig beklemtoond öf eerlijk toegegeven. Om nu IETS VERDER TE KOMEN willen wij aan de hand van een twaalftal voorbeelden, ge groepeerd rondom vier hoofdpunten, de aanwezigheid van die soepele zeker heid nader aantonen, met vermijding van alle onnodige bijzonderheden. Prof. mag. dr. A. Maltha o.p. heeft september 1965 dogmatische theo! gedoceerd aan het Albertinum Nijmegen.. te DE WIJZE waarop in ons land ook de komende verkiezingen weer plaats vinden, is geregeld in de Kieswet, een van de meest ge wijzigde wetten die wij kennen tn de laatste vijftien jaar waren er bijna vijfentwintig veranderin gen. (Van De wederzijdse erkenning van Roemenië en de Duitse Bondsrepu bliek is een doorbraak in twee rich tingen. Boekarest heeft nu gebroken met de anti-Westduitse politiek die gebruikelijk was in Oost-Europa. Bonn breekt met het vroegere anti- Oosteuropese beleid. Het wederzijds wantrouwen is niet met één slag weggenomen en er blijven grote po litieke verschillen van opvatting, zo als die bestaan tussen zoveel landen die diplomatieke betrekkingen onder houden. Maar de relaties tussen Boekarest en Bonn zijn althans „ge normaliseerd". Het is ook een bij drage tot verdere afbraak van het IJzeren Gordijn en tot vermindering van de spanningen tussen Oost en West. Met deze diplomatieke doorbraak is de weg geopend voor volgen de wederzijdse erkepningen van de Bondsrepubliek en Oosteuropese sta ten. Hongarije en Bulgarije willen ook de relaties met West-Duitsland normaliseren. Noch Hongarije, noch Roemenië, noch Bulgarije hebben gemeenschappelijke grenzen met Duitsland en bijgevolg zijn er geen oude geschillen over de aanspraak op grondgebied. De normalisering van de Westduitse betrekkingen met Tsjechoslowakije is wat moei lijker, omdat dit land wel aan de Bondsrepubliek grenst en omdat er een Sudetenkwestie is geweest, die door sommige Westduitsers nog le vendig wordt gehouden. Praag eist, dat Bonn het beruchte Verdrag van München van 1938 formeel ongel dig verklaart. Waarschijnlijk zullen Praag en Bonn de beletselen voor het aanknopen van diplomatieke be trekkingen wel binnen afzienbare tijd uit de weg kunnen ruimen. Veel moeilijker is de verhouding van West-Duitsland tot Polen, dat aan Oost-Duitsland grenst. De feitelijke grens is de Oder-Neisse-linie, die door Bonn niet als grens erkend wordt. Warschau acht de erkenning van die grens noodzakelijk als voor waarde voor het aanknopen van di- plomatieke betrekkingen met Bonn. De Westduitse regering houdt vast aan de opvatting dat zij het hele Duitse volk vertegenwoordigt. Er is voor Bonn maar één Duits land, dat ook Oost-Duitsland omvat en misschien zelfs het gebied ten oosten van de Oder-Neisse-linie, dat nu feitelijk Pools is. Deze stel ling van Bonn is voor Boekarest geen beletsel geweest om tot het aan knopen van diplomatieke betrekkin gen over te gaan. De Bondsrepubliek heeft echter moeten aanvaarden, dat Roemenië uitdrukkelijk verklaarde wel twee Duitslanden te onderschei den. De Roemenen blijven diploma tieke betrekkingen onderhouden met de Duitse Democratische Republiek, zoals Oost-Duitsland zich noemt. Bonn gaat daarmee akkoord en dat is het einde van de zogenaamde Hallstein-Ieer van 1933, die inhield, dat de Bondsrepubliek geen diplo matieke relaties onderhield met sta ten die de DDR erkenden. Slechts voor de Sovjet-Unie werd een uit zondering gemaakt. In de DDR bestaat grote veront rusting over de toenadering van Oost-Europese staten, bondgenoten in het Warschau-pact. tot de Duitse Bondsrepubliek. Vooral als verzoe nend gebaar tegenover de DDR moet men de Sovjet-nota van deze week beschouwen, waarin Amerika, Engeland en Frankrijk, maar ook de Bondsrepubliek zelf, gewaarschuwd werden tegen de opkomst van neo- Nazi's in West-Duitsland en het naar voren treden van een nieuw soort Hitier, maar nu gewapend met atoombommen. Roemenië heeft zich door die Rus sische propagandistische nota niet laten weerhouden de Bondsrepubliek te erkennen. Maar Roemenië is dan ook beslist geen satelliet van Mos kou meer. Oosteuropa is niet meer een hecht communistisch blok dat geheel door het Kremlin wordt over heerst. De nieuwe politiek van Bonn ten aanzien van Oosteuropa kan de verdere afbrokkeling van dit blok bevorderen. Binnenkort valt de benoeming te verwachten van een nieuwe gevol machtigd minister voor de Neder landse Antillen. Hij is hier welkom. Maar waarom stuurt Nederland geen soortgelijke functionarissen naar de West? Ogenschijnlijk ligt het antwoord op deze vraag voor de hand. De Gevolmachtigd Ministers vertegen woordigen Suriname en de Neder landse Antillen in de Koninkrijks regering. die nu eenmaal in Den Haag zetelt. Een Nederlands Ge volmachtigd minister zou noch in Paramaribo noch in Willemstad iets te doen vinden wat „des ministers is. Hij zou staatsrechtelijk in de lucht hangen. Toch bevredigt dit antwoord niet. Het ambt van Gevolmachtigd Minister omvat namelijk mèèr dan alleen maar het lidmaatschap van de Koninkrijksregering. Want Suri name en de Nederlandse Antillen hebben dit ambt opgevuld met aller lei werkzaamheden, die verband houden met de behartiging van hun eigen belangen en die van de Suri- namers en Antillianen in Neder land. In wezen consulaire werk zaamheden, gedekt.door het gezag en de verantwoordelijkheid van een minister. Werkzaamheden, waar nie mand redelijkerwijs enig bezwaar tegen kan inbrengen, maar die de vraag open houden waarom Neder land in de Overzeese Rijksdelen niet diezelfde werkzaamheden verricht onder leiding van een functionaris, die in kaliber vergelijkbaar is met een Gevolmachtigd Minister. Heeft Nederland geen belangen in die Overzeese Rijksdelen? Wer ken daar geen Nederlanders, die bescherming van hun rechten nodig kunnen hebben? Zijn daar geen Nederlandse bedrijven gevestigd? Gaan daar geen Nederlandse mil joenen heen? Is daar geen Neder lands defensie-apparaat? Spelen daar geen Nederlandse internatio nale belangen? Is daar geen Neder lands vertegenwoordiger van enig kaliber op zijn plaats? Wij sturen ambassadeurs naar de kleinste landjes, waar wij nauwe lijks zaken mee doen; waarom dan geen vertegenwoordiger naar onze eigen Overzeese Rijksdelen, waar ieder ogenblik ambtenaren heen moeten om incidenteel allerlei zaken te regelen, die naar alle waarschijn lijkheid veel beter en veel efficiënter konden worden aangepakt door een bureau als dat van de Gevolmach tigd Ministers in Nederland. Mis schien is dit een zaak. die wel eens met de nieuwe Gevolmachtigd Minister van de Nederlandse Antil len kan worden besproken. Enkele minuten geleden hoorde ik via radio Hilversum een liedje dat het lief en leed van dat korte leventje van Anne Frank bezingt. Anne Frank zegt in haar dagboek; „En toch geloof ik in de goedheid van de mensen". Moet zij dan nu toch nog teleurgesteld worden. Moet zij dan toch nog het slachtoffer worden van mensen die uit haar dood geld willen maken? Moet zij nog eens vermoord worden, al is het nu dan maar door haar eigen landge noten? Redt Nederland voor deze mis dadige kitscherigheid. AMSTERDAM, J. J. M. Vandeberg laas niet voor alle bejaarden. De zwa re ijzeren emmer zal nodig blijven voor degenen die een kolenverwarming heb ben en die de vaak nog gloeiende as uiteraard niet een plastic zak kun nen deponeren. Zou deze categorie be jaarden (en ook niet-bejaarden!niet gehaat bij invoering van een type vuilnise- -oer. zoals die in Nijmegen Deze is vervaardigd van een stevige kunststc'. die het gewicht van de bak zeer belangrijk lichter maakt dan dat van zijn ijz"1 soortgenoot. Ik neem aan dat vele bejaarden met mij zeer dankbaar zouden zijn, wanneer de loodzware huidige vuilnisbak vervan gen zou worden door zulk een lichte en toch st dee emmer van kunststof AMSTERDAM, Bejaarde kolenstookster Onder ae'. opschrift „Verlichting vc ir bejaarden" vermeldt De Tijd (3, januari) dat de stadsreiniging in de loop van dit jaar een plastic zak voohet huisvuil in omloop zal bren gen Hij noteert dat dan vc vele be- jaarüen het probleem van het ver- =iou'ven van de zware vuilnisbakken ■it de wereld geholpen zal zijn. He- Ik voel mij gedwongen u te bedan ken voor de reportage van dr Broek- meijer. Eindelijk eens een juiste kijk op de oorlogvoering in Vietnam. Het ware te wensen dat dit artikel in alle bladen in binnen- en buitenland zou verschijnen. Uw erkentelijke lezer, ZWIJNDRECHT, C. Broers SOEPELHEID EN ZEKERHEID INZAKE HET GEBED hebben tallozen met pijn in het hart maar ook met een soort dank baarheid de alom bekende vernieuwingen aan vaard; de Kerk bleek zich te kunnen wenden naar een gebed dat aanmerkelijk meer gelijke nis krijgt met dat van onze protestantse mede broeders: een collectief, actief, evolutief en transparant gebed. Heel het volk wordt sterker betrokken bij de liturgie, door actief mee te doen, de Romeinse ritus behoeft slechts naar wezen stand te houden; de volkstaal is omwille van de begrijpelijkheid regelmatig aan bod geraakt. De Constitutie over de Liturgie (1964), die deze vernieuwingen invoerde, handhaafde het gege ven, dat wij moeten bidden; uitgerekend in een tijd waarin velen het gebed als zinloos dreigden te gaan zien, handelde het eerste document van het Concilie over onze roeping tot het gebed in- zover Christus ons inschakelt bij zijn hogepries terlijk werk. Bij de afkondiging verklaarde Pau- lus VI, dat dit document daarom het eerste was omdat het onze eerste plicht betrof. Ook andere wezenlijke dingen werden gehand haafd: het persoonlijk gebed, het beschouwend gebed, het mariaal gebed. „Want al is de chris ten geroepen tot het bidden in gemeenschap, toch moet hij ook zijn binnenkamer ingaan om in het verborgene tot de Vader te bidden en zelfs bidden zonder ophouden" (Constitutie Li turgie). En: „Bij de viering van de mysteries van Christus vereert de Kerk met een bijzondere liefde de zalige Moeder Gods Maria". Volgens het decreet over de aanpassing van het kloos terleven „blijven de zuiver contemplatieve in stituten, wier leden voor God alleen leven, altijd een eervolle plaats in Christus' mystieke Li chaam innemen, waarin niet alle ledematen de zelfde taak hebben". Vandaar dat de paus op 2 februari 1966 de Mariaverering een karakte ristiek kenmerk van de katholieke godsdienstig heid noemde, waarna hij zich speciaal richtte tot de contemplatieve instellingen, die „het hart van de Kerk vormen", en tevens zei: „Wij moe ten allen in zekere mate contemplatieven zijn zoals Maria". WAT DE EUCHARISTIE aangaat: met of zonder angst zijn wij allen onderweg om het symbolisch aspect van de eucharistie weer vrijmoediger te ontdekken als een oud-christelijk erfgoed, tegelijk met dat andere oeroude aspect van de maaltijd. De eucharistische brief van 9 mei 1965, door de Nederlandse bisschoppen ons toegezonden, bezegelde vrij sterk deze evolutie, onder volstrekte handhaving van de werkelijke tegenwoordigheid door verandering van het brood in het lichaam van Christus, aisook van het of ferkarakter. De encycliek Mysterium Fidei van 3 september 1965 onderstreepte deze zelfde waar heden nog eens duidelijk als substantiële tegen woordigheid door de transsubstantiatie van het brood in. het lichaam van Christus, met plicht van aanbidding ook buiten de eucharistieviering, verder als kwestie van offer voor levenden en overledenen, met een sociaal karakter ook bij de zogenaamde privé-mis. In deze encycliek gaf de paus, als opperste hoeder van de waarheid, duidelijk te ver staan, dat er nog geen nieuwe woorden zijn gevonden welke de oude wachtwoorden der orthodoxie, gelijk hij zich uitdrukte (zoals transsubstantiatie, en elders natuur, persoon) op gunstige wijze zouden kunnen vervangen. Het decreet over het oecumenisme spreekt ook met een heel nieuwe hoogachting over het oecumenisme spreekt ook met een heel nieuwe hoogachting over het protestantse avondmaal als nauw aan onze eucharistie verwant, drukt ook uit, dat, vooral door het ontbreken van het wijdingssacrament, dit avondmaal „niet de authentieke en ongeschonden werkelijkheid van het eucharistisch mysterie bewaart". Omtrent DE BIECHT verkeren wij kenne lijk in een minder ver gevorderd stadium van evolutie, al is er ook hier het nodige gebeurd. Zowel de oude angst als de oude frekwentie van het biechten is verdwenen, dank zij de over tuiging dat er minder grote zonden gedaan worden dan men vroeger wel dacht, tevens dank zij het gegroeide besef dat er ook andere middelen ter vergeving zijn. Toch handhaafde de biechtbrief der Nederlandse bisschoppen van 1965 de meerwaardigheid van de biecht als sacrament boven de niet-sacramentele boete celebratie, ook werd herinnerd aan de ver plichting om doodzonden te biechten. Dit in ons progressieve vaderland. Van enorm belang was het dat Joannes XXIII de boete een inten ser bijdrage tot het welslagen van het Concilie achtte dan alle desbetreffende studie, terwijl Paulus VI het innerlijk en uiterlijke boetewe zen van de Kerk met elastische trruw opnieuw regelde in zijn Poenitemini van 1966. De Constitutie over DE KERK sprak soe peler dan Pius XII over het lidmaatschap door, met behulp van een getrapt idee van toe behoren, ook de protestanten in enigerlei zin actueel tot de Kerk te laten behoren; het groei end karakter van de Kerk werd duidelijker aan gegeven met het idee van „volk .Gods", dat mgr. Bekkers zo dierbaar was; dezelfde Con stitutie en het decreet over het oecumenisme en de encycliek Ecclesiam suam van Paulus VI 1964 beklemtonen, dat de Rooms Katholieke Kerk de enige volledige Kerk is (met alle dogma's, alle sacramenten, alle door Christus gewilde bestuursgeledingen) en dat zij onfeil baar is en in het bezit van een ongerepte er fenis namens Christus, zij alleen. Op deze basis is er dan toch nog een distinctie in de „volheid" mogelijk, omdat deze niet „in ieder opzicht" door de Kerk tot uitdrukking pleegt te worden gebracht en soms „minder nauw keurig" (bijvoorbeeld in zeden, tucht en for muleringen) bewaard werd. De Constitutie over de Openbaring geeft nieuw accent aan de bij bel in de Kerk, maar handhaaft de traditie als noodzakelijk. De initiale opname in de Kerk geschiedt zoals van oudsher door het tegen de erfzonde gerichte doopsel, volgens meerdere plaatsen van de documenten der laatste ja ren, zoals in de encycliek Ecclesiam suam; over die erfzonde zelf sprak de paus nog op 11 juli 1966 in een vrij moeilijke redevoering, die de blijvendheid van de eigenlijke leer ga randeerde. Gezien de Constitutie over de Kerk zal DE PAUS in de toekomst veel meer collegiaal regeren dan wij het de laatste eeuwen gewoon zijn geweest: niet alleen van progressieve zijde maar ook van de kant van de paus zelf hebben wij meermalen vernomen, dat dit een ingrij pende wijziging in de kerkelijke gang van za ken zal betekenen; wij verwachten dan in 1967 de eerste bijeenroepeing van de reeds in be ginsel opgezette kroonraad of raad van State. Maar zowel de oorspronkelijke tekst van deze Constitutie als de er nog door de paus mee- aanvaarde „nota praevia" stellen duidelijk, dat de paus zijn rechtsprimaat behoudt. In de geest van deze collegialiteit is ongetwijfeld ook een bepaalde „deelachtigheid" van de leken aan de priesterlijke, profetische en koninklijke taak van Christus, met „initiatief" en „gehoorzaam heid." DEZELFDE CONSTITUTIES en het decreet over DE MISSIES verkondigen de oude plicht der Kerk van te missioneren met een zekere blijde boodschap vanuit het volledige en onfeil bare bezit sedert Christus. Volgens de encycliek Ecclesiam suam blijft de dialoog met de dnderen toch altijd ergens een „onderwijzend" of com municatief karakter dragen. In de documenten wordt geheel modern erkend, dat het om een dialoog gaat, dus om iets dat een dialectisch karakter vertoont, van geven en nemen, van spreken en luisteren. Wij gaan nog steeds als overtuigde apostelen naar verre landen, maar echt niet meer als naar pure „arme heiden- kindertjes", de Kerk is nog steeds „het uni verseel heilssacrament" (Constitutie over Kerk en Wereld), maar ten bate van een veel guller en eerbiediger aanvaarde wereld. De Constitutie over Kerk en Wereld ver heerlijkt meer dan ooit vroeger het sexuele leven en het huwelijk. Maar het huwelijk der christenen wordt in zijn sacramentale waar digheid of meerwaardigheid gehandhaafd: het moet de liefde van Christus voor zijn bruid, de Kerk. uitbeelden en ons daaraan doen beant woorden. Dus wordt zoals vroeger gesproken over: „door een bijzonder sacrament gesterkt en als het ware gewijd, tot een onverbreekbare trouw die iedere echtbreuk en echtscheiding uitsluit". Het huwelijk is krachtens zijn aard toch ook zó gericht op het voortbrengen en op voeden van kinderen, dat de echtelieden zich omtrent deze opdracht in geweten zelf moeten beraden voor het aanschijn van God, zich hou dend aan de goddelijke wet, in volgzaamheid jegens het kerkelijk leerambt, dat die wet ge zagvol interpreteert in het licht van het evan gelie. De bewoording van het document is uiterst voorzichtig gekozen, zowel garanderend, voor nu en voor later, een eerlijke continuïteit van de leer als een grote groeimogelijkheid via grondbegrippen van liefde en menswaardig heid. Iedereen weet hoe HET KLOOSTERLEVEN, volgens de Constitutie over de Kerk en het decreet over de aanpassing, tegenwoordig in geschrift en in praktijk aan allerlei evolutie wordt onderworpen: de nadere zin van de ge loften, van het gemeenschapsleven, het al of niet gebruik van nogal sterk traditionele groot heden zoals het kloosterkleed, het stilzwijgen, het koorgebed, de afzondering, de versterving enz. Het wezen van het kloosterleven als ge meenschapsleven volgens geloften is niet in discussie, deze staat behoort, of er nu meer of minder roepingen zijn, onafscheidelijk tot het leven en de heiligheid van de Kerk ofschoon alleen tot heiligheid zijn geroepen. Iedereen weet, hoe HET PRIESTERLEVEN voorwerp Is van diepgaande vernieuwende studie. De voornaamste veranderingen zijn, dat de priester veel meer dan vroeger bewust is van het feit dat hij dienaar is, tevens dat hij profeet is, dat is verkondiger van het woord (zoals de dominee). Maar dit profeet-zijn is toch anders dan bij de dominee, het is meer omvattend, omdat hij moet profeteren in ge hoorzaamheid aan bijbel èn traditie èn kerke lijk leergezag (de diocesane priester moet uit blinken door een trouwe verbondenheid en een edelmoedige samenwerking met de eigen bis schop, volgens de Constitutie over de Kerk); zijn dienaarschap tegenover de gelovigen sluit allerminst zijn dienaarschap uit tegenover het kerkelijk gezag. De priester ook beslist blijft, in tegenstelling tot de domineepriester, wegens „het niet slechts graduele maar ook wezenlijke onderscheid tussen het algemeen priester schap van de gelovigen en het hiërarchische priesterschap" (Encycliek Ecclesiam suam). In deze aangelegenheid zou men de aanvullen de toespraken moeten lezen van Paulus VI op 21 februari 1966 en van mgr. De Vet op onge veer 27 mei 1966. Het gaat om iemand die èn als profeet èn als gewijd priester van de do minee verschilt. Zijr. inzet moet liefst ook to- taler zijn. De kerk heeft tijdens het Concilie in het decreet over de priesters de kerkelijke wet van het celibaat bevestigd: de bisschop pen van de gehele Kerk hebben samen met de paus het ongehuwd leven voor de priester mogelijk en heilzaam geacht, en de algemene verplichting geprolongeerd. De nuanceringen, waarvan wij nog niet weten hoe vèr zij zullen gaan, horen weer bij d( moderne soepelheid. Er zijn enkele fundamentele dogma's, die aan de grondslag van de vorige punten liggen en die onontbeerlijk zijn om de „pre tenties" er van verstaanbaar te maken. Het decreet over het oecumenisme gewaagt van twee fundamentele dogma's, namelijk van de Drieëenheid en van de menswording Gods uit de Maagd Maria Over de figuur van CHRISTUS betrekken de vernieuwingen zich vooral op een sterkere beklemtoning van zijn mens-zijn, door twijfel omtrent -de vroeger al- tiseerie gemeen gehouden maar nooit gedogma ^fis- .wezensaanschouwing Gods", welke aan zijn tus reeds tijdens zijn sterfelijk leven z jpefl ten deel bevallen, verder door een a tegeö van „eutychianiserende tendenzen" w Congar zo van leer was getrokken (teReiijKe om Christus' mensheid tot in het onrrl° etüée te „vergoddelijken". Maar, al is er een jt» bekommernis om ook Christus te P av0iuti®' de opgang der geschiedenis en der f rva9' toch overstijgt Hij de gewone wetten d £0fl- en wel principieel door zijn Godheid. H 0t>ete cilie is hieromtrent weliswaar aan de eeö' kant, is het noemt Christus niet vaa voudigweg God. De zaak is echter volkomen duidenj is sprake van de menswording Gods, Mat de moeder van God (en daarom heeft 0teS' volmaaktheid reeds bereikt), met vele P jjeeh tanten belijden wij Christus als God e ,ei ea Christus is de alleen Heilige met de Va ge de Heilige Geest, er zijn twee nature0 g0dSi eenheid van zijn persoon, Hij is het Beel n<j®r de Zoon Gods (daarom ook als mens j,i- zonde): aldus in de Constituties over reid, turgie, over d^ Kerk, over Kerk en in het decreet over het oecumenisme. In hun verklaring van 19 augustus 19 \gt' ben de Nederlandse bisschoppen de kwest minologisch iets meer aangescherpt d° geloofwaarheid voor te stellen, dat Chris gnjjjfc enige Zoon van God is, God van God, wez'£-0d4 anders Zoon van God als wij kinderen e„ heten. Staande leze leer blijft er nog dat is dan weer de vereiste soepelheid vgj- de moeizame worsteling van de eventue taling in een nieuwe coulturaal, met 0 jjgt drukkelijke opzet niet terug te vallen ev oude liberalisme: de tot nu toe bereikte ep taten maken het begrijpelijk dat de P°uS loslating gedoogt van de klassieke termen natuur en persoon, Annex de weigerins^jg. Nederlandse bisschoppen om Maria's egf gische" maagdelijkheid in te ruilen tegen^^g» verwaterde begrippen van geestelijke ma lijkheid en van nieuwe schepping. INDIRECT werd aldus DE DRIEëENHElDRgi« gedeeltelijk gehandhaafd. De Nieuwe Tke0a(d' is vooral geïnteresseerd in de zogenaamde ^gj- se Drievuldigheid: schepping, verlossingi rei* liging. Dit moderne accent is heilzaam. ge de diepte er van gewaarborgd blijft doo j, blijvende erkenning van de innerlijke Dri^ve( digheid Gods er van diens ene natuur. e( die ene natuur leert ons de Constitutie Kerk en Wereld de schone oude dingen- r da" Eindelijk: HET HIERNAMAALS. Meer voorheen hebben wij leren beseffen, v°fti®' dezelfde Constitutie, hoe innerlijk waardevo ^e, aardse leven is. Het werd en wordt tijd dig ernst te maken met de wereld in OP1 toewending naar die wereld. Maar het leven krijgt desondanks pas zijn hoogste gtadi de door de gerichtheid op de hemelse v ci> waarvan de twee Constituties over de Kerk over Kerk en Wereld zo uitvoerig getl1 d'" Ook hier zouden geen vertalingen baten. j,t ons het gevoel zouden bezorgen van mis* jj)f te worden, alhoewel steeds geldt, dat de gfl' heid van menige vertaling, respectievelijk^ billijkheid, pas geleidelijk duidelijk wor Dit alles, soepelheid plus zekerheid, is ge' te groot ideaal: er is genade voor nodiff' nade zelfs van een echte bekering. deze slaan wij naar één kant door. Merl n1lel' dan eindeloos herhalen: ik ben van d°a En ik van Paulus. En ik van Christus. jfit om relativeer ik de beschouwingen vat1 anderen en de mijne. Door heel deze verzoenende houding ^l0<Z^ met mijn zorg voor de genuanceerde 1° lering het meest in dienst te blijven )»4 goddelijke deugd van geloof, hoop ik gelovige kerkvolk het minst te shockerenjji' in de wetenschap van de theologie er ov probeert te zijn licht te verspreiden. ef' (Van een juridische medewerker) Een van de laatste veranderingen gaat over de invoering van de stern- machine. Veel wordt er niet over gezegd, al leen dat ze ingevoerd worden door het besluit van de gemeenteraad en dat geen andere mogen worden gebruikt dan die die door de minister zijn goed gekeurd. De wet zelf is veel uitvoeriger. Over de inrichting der stemlokalen treedt de wet in alle mogelijke details. Van welk materiaal de stembus gemaakt is mag dan wel weer bij algemene maatregel van bestuur geregeld wor den. De wet bepaalt dat de leden van het stembureau de ingangen van de stemhokjes moeten kunnen zien en dat die in het zelfde lokaal moeten staan. De voorzitter van het stembureau is een machtig man. Bij hem berust ook de handhaving van de orde in het lo kaal. In noodgevallen kan het bureau het lokaal sluiten. Een enkele keer komt dat in de praktijk nog wel eens bij het tellen van de stemmen voor. Deze telling is openbaar. Men kan na de sluiting van de stembussen ieder stemlokaal weer binnen gaan om de tellingen mee te maken. Om dan vlugger op te schie ten wijst de voorzitter nogal eens de enkeling, die werkelijk komt kijken, aan als plaatsvervangend lid van zijn bureau zodat die mee kan tellen. Hoe dat tellen moet gebeuren, wordt weer afzonderlijk en in details gere geld. Zelfs het door elkaar mengen van de biljetten nadat ze uit de bus kwamen, is een wettelijke plicht. Alles is er op ingesteld om de stemming in het geheim en zonder enige storing van buiten af zo snel mogelijk te la ten verlopen. Men mag over het al gemeen zeggen dat de opzet van de wet hier goed tot uitwerking heeft kunnen komen. Onregelmatigheden bij de stemming zijn in ons land, in tegenstelling tot vele andere landen, hoogst zeldzaam. In de voorbereiding van de verkiezin gen gebeuren echter telkens weer foutjes. „Pasgeborene krijgt oproep voor de verkiezingen" is een bericht voor vrijwel iedere stemming. Ook komt het voor dat nog oproepingsbil jetten naar overledenen 'worden ge stuurd. Dat zijn fouten in het kiezers- register. Dit moet per gemeente door burgemeester en wethouders worden bijgehouden. Alle nieuwe kiezers moe ten er,, zodra zij stemgerechtigd zijn, in worden opgenomen. De overledenen moeten worden afgevoerd. Ook zij die door een rechterlijk vonnis voor lan gere of kortere tijd hun stemrecht ver loren, moeten van de lijst worden ge schrapt. Het gaat om hen die die we gens krankzinnigheid of zwakheid van vermogens onder curatele kwamen te staan. Degenen die wegens drankmisbruik of wegens verkwisting onder curatele werden gesteld, behouden dus hun stemrecht. Wel verliezen zij die als zij uit de ouderlijke macht of voogdij van een van hun kinderen zijn ontzet. Wie er van is ontheven, behoudt het. Een er van is ontheven behoudt het. Een aan tal strafrechtelijke vonnissen brengt ook verlies van het stemrecht mee. Er is ook nog een aantal personen op grond van hun oorlogsverleden van het stem recht uitgesloten. De minister van jus titie moet van dergelijk verlies van het stemrecht een bericht sturen aan de burgemeester en wethouders van de plaats waar de betrokkene in het kiesregister opgenomen is. Vrijwel dagelijks vinden er dus ver anderingen in plaats. Fouten zijn dan ook uitgesloten. Als controlemiddel heeft men de openbaarheid ingevoerd. Omdat tegenwoordig de registers niet meer als boeken hoeven te worden bij gehouden, maar in vorm van kaarten of adresplaatjes, is het niet meer mo gelijk het kiesregister voor iedereen ter inzage te stellen. Burgemeester en wethouders zijn .„Dchtf^ echter verplicht aan iedereen u* t gen te geven niet alleen over "e V° of de aanvrager in het regis4® pi®" komt maar ook over anderen- pi® het met de een of ander °PnaHtet' eens dan kan iedereen ve ern"e/j van dit register vragen. Bur® is a ter en wethouders moeten z fraaie wettelijke term luidt sijsS®"j dergelijk verzoek onverwijld *telR Als extra zekerheid heeft rnet'et, de beslissingen van B. en W- e eCtite J teloos beroep bij de gewone 1 de kantonrechter, ingesteld. 0&' het met diens beslissing niet v®r' dat men meent dat hij de pi® keerd heeft toegepast, dan ajieS in beroep bij de Hoge raad- d d met zulke termijnen vastge® tgrpi" ook in de praktijk op vrij korte yX» een rechterlijke uitspraak pi® f gen. Burgemeester en \vethoU'"L[.egiSiell ten aan de hand daarvan het aak verbeteren. Hoewel deze wet „ert pietluttige indruk maakt, verf t ze H een vlotte gang van zaken z0 pi le andere wetten tot voorb dienen. 01 >ij„ ons hf^erk SnelleP hn ®°Ud, T h het' Vier'

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1967 | | pagina 22