.1 i Nieuwe doctor G. W. Marsman: Interunie Haast U garantie ■°eI> sX VSV-SsSSP?-.»— Prof. Bronkhorst fvTrïa "Phü ophica Gepromoveerd op katholieke dagbladpers in Conciheraad mm mm hS1- Dit S Succes in Londen voor Piet Kee Kerkvaders nêiTó' °^ec°' V' rJ«vj :ef®0iT V° P^wie" '*%- nb'To ZATERDAG 11 FEBRUARI 1967 NiÉÉ Nao To Aderen, leden van de Rode Garde, rondom een beeld van leraar, grote leider, grote opperbevel- n grote stuurman", zoals hij voortdurend genoemd wordt. ^ber ^0en9 "onze grote Rode Gardisten rijden in een open vrachtwagen door de straten van Chinezen lezen de muurkranten die propaganda maken tegen de binnenlandse en buitenlandse tegen- Peking en voeren tegenstanders van de Grote Proletarische Culturele standers van Mao-Tse-toeng. Op de voorgrond een jongeman die uit hygiënische voorzorg een doekje Revolutie mee met mutsen in de kleuren van de Amerikaanse vlag. voor de mond draagt. B-SSSjjlii Jdlustige Rode Gardisten die met een wapperende vlag op weg zijn naar een demonstratie. Zij dragen een rugzak met proviand en een drinkbeker. Chinezen die borden dragen met het portret van Mao Tse-toeng, de leider van de communistische partij, hebben zich op straat verzameld om demonstratief foto's te verbranden van de Russische leiders, Kosygin en Brezjnev, en van president Johnson van Amerika. sinaasappelen DOOR MR.W.A.M.VAN DER KALLEN X beh0dfa^WadPers in Neder- er niet somber uit ep" G. V ^haaijHijmegen zijn doctorstitel <r 'leer- ls de conclusie van 1)T in kT. Marsman, die vrij Toiig, PT'et proefschrift „De P Nw®?ciologie" van de massa- Pr nicatie." In ToüA nGt proeJ nf ^a§bladpers in socio- de bGrsPectief, een bijdrage (Katholieke Neder- tataa]eel van S?gblari Plage Schiet X «<s t kll?^t 6 katholi°pleke Pers ten °Pzich" Cl aUp°f "iet bevolking achter- volsap «zoet zonder pitten Het allerbeste uit de topklasse Mr. W. A. M. van der Kallen is voorzitter van de Nederlandse Dagblad Pers en directeur van het dagblad De Tijd. a 0^ ct p'"> ui' te*1' ne*1 GARDISTEN BETOGEN ?§ij(j T'dO T„ "T-PiaÊiiis ADVERTENTIE (Katholieke dagbladpers Heeft nog alle kansen Er zijn nu nog met de ]!1Qliekp K0MST van de ka" rw, V»J hü bestrijdt het pessimis- i> iSt bij om -in. in enige jaarverslagen de jaö't pe|^adPers) heeft 'Stw Ssl aangetrof- JsthrinS2arn~TJlisme was ingegven door 5en Hat ahng van het procentuele '>l (jDaH(jSp de totale oplage van de 'e ,j tota[ atholieke dagbladen had l» a®biatj oplage van alle Nederland- d aaM tezamen- van de katholieke pers aS< ^55 in de tien jaren tus- van alle Nederland- v en J°1C" lua ^ti öe Ug van 28,9 pct tot *eVe aoH+Ult deze ciJfers blijkende I-M at -«et eruitgang heeft de schrij- vket, okkJi overtuigd, dat er van 5»- ende trouw van de katho- tl - an Hp i, "«uw van ae Katno- 11 gesm- i atb°lieke dagbladen kan c°rrer),° n- Hij brengt verschil- k? SiA roosi,?S aan' die een ander, en "%Si6 _^leUrlger, licht werpen op Verkeert11 06 katholieke dag- r, -« sfakociaTS de schrijver verkeerd ]vhB Seds af f Van de katholieke bla- iT W Van an meten aan de totaal- iTlu^bcee,., Nederlandse bladen. thbliekdat het hTmers' dat men aan" s Uet ats oc-t Nederlandse lezers- en kan worden be- k?uk«„aar 's 'het het geval. Ant 'lieken denkbaar zijn, dat °uden 2ich op een katholieke t,1' jj,0 Weini °nneren, maar dit komt hAkT bet DntV00r.' dat het voorbarig <la6t'bat, dagblarientiële Publiek der ka- t» Ooi, beke fn uit te breiden tot de t68svaTa8aan nefV,olkine- Men moet ki.Ati T de kafL dekkingspercen- Ef-T" lettp 611 daarby moet men z'hnetl a °P het aantal katho- ar ook op het aantal alleenstaanden. Vervolgens moet de vooruitgang of achteruitgang van het dekkingspercentage worden gelocali- seerd en dan blijkt dat zeker beneden de Moerdijk van achteruitgang geen sprake is. De baden in het westen, waaronder de twee landelijke, hebben het wat moeilijker, maar in het westen is de groei van het aantal katholieken, dus van het potentiële publiek, gerin ger geweest dan elders. Het verschijn sel dat blijkbaar veel katholieken ertoe zijn overgegaan naast een katholiek blad een neutraal blad, veelal een och tendblad, te lezen, kan op zichzelf reeds grotendeels een verklaring geven voor de relatief grotere groei van de totaal oplage van de niet-katholieke pers in vergelijking tot de katholieke. Pessimis me gegrond op de daling van het ka tholieke procentuele aandeel in de to taal-oplage, is volgens de schrijver niet gemotiveerd. DE WAARDE van deze opmerking lijkt mij minder gelegen in de troost die zij aan de K.N.D.P. verschaffen, dan in de aansporing aan de individuele dag blad-uitgevers om meer studie te ma ken van hun dekkingspercentages. Maar als deze uitgevers zich aan deze studie zetten, komen zij mijns in ziens voor een moeilijkheid te staan die Marsman voor hen niet geheel heeft opgelost. Wie behoort tot het potenti ële publiek? De studie van de grootte van het potentiële publiek is minstens zo interessant als de studie van de dekkingspercentages, omdat het weinig troost biedt te ontdekken dat het dek kingspercentage uitstekend is, wan neer het potentiële publiek is ingekrom pen. Zo draait men in een kringetje rond. Behoort elke katholiek tot het po tentiële publiek? Neen, naar de erva ring leert. Welke katholiek dan niet, en wie dan wel? Welke rol speelt hier de toenemende ontkerkelyking? De heer Marsman verzekert ons in een uitstekend betoog en op overtuigen de gronden, dat een gedeeltelijke ont zuiling niet beschouwd mag worden als voorbode van ontkerkelijking en dat grotere openheid van de katholieken in Nederland in het geheel niet behoeft te leiden tot verzaking van hun trouw aan eigen partij, eigen school en eigen pers. Maar elders laat hij toch wel blijken, dat voor de ontkerkelijking de zaak heel anders ligt dan voor de ontzuiling. Ontkerkelijking kan wel degelijk het po tentiële publiek van katholieke dagbla den verkleinen. Het is dan ook niet toe vallig dat in de streken waar de ont kerkelijking het meest om zich heen heeft gegrepen, de katholieke plaatse lijke en ook de landelijke pers aan werf kracht schijnt te hebben ingeboet. Schrijver beweert dan ook niet het laat ste woord in deze problematiek te heb ben gesproken. Laat het dan niet het laatste woord zijn, naar de mening van ondergeteken de, die zich wel insider mag noemen, is het toch een byzonder waardevol woord. De sociologen hebben tot nu toe weinig aandacht getoond voor het ver schijnsel pers, ofschoon dit toch een zeer belangrijke factor is in de moder ne samenleving. Ik matig mij geen oordeel aan over de eerste hoofdstukken van het proef schrift, .die uitsluitend handelen over theoretische sociologische vraagstuk ken, maar wanneer een dergelijke theo- ritische aanpak leidt tot een zo scherp zinnige, nuchtere en juiste behandeling van de stof, die de inzichten ook van de insiders kan verhelderen, dan kan de sociologie aan de pers nog grote diensten bewijzen. HET PROEFSCHRIFT van de heer Marsman is ook buiten de kring van sociologen en persmensen voor veel bredere lagen interessant. Zijn hoofd stukken omtrent verzuiling en ontzui ling dienen gelezen te worden door al degenen die zich over dat probleem een oordeel zouden willen aanmatigen of reeds hebben aangematigd. Ik laat hier een karaateristiek citaat volgen: „De tegenstanders der verzuiling nu menen, dat deze verticale differentiatie per se een verdeelaneid impliceert. Blij kens de l'eiten hoeft dat helemaal niet. Integendeel, is, in Nederland althans, de verzuiling gebaseerd op de verwijdering van een indertijd feitelijk bestaande ver deeldheid namelijk, het de facto niet er kennen van godsdienstige- en levens beschouwelijke minderheden. Juist door de verzuiling, die in eerste instantie een via isolatie werkend emancipatiemechanisme was, is een erkenning, integratie en daardoor ook een samenspraak en maat- kennen van godsdienstige en levens, groeperingen mogelijk geworden. Zij, die de verzuiling als een anachronis me veroordelen, leggen de nadruk met name op de verzuilingsmentaliteit, zoals die bestond in de aanvang en de verdere ontwikkeling van dit proces van verticale maatschappij-opbouw. Sociologisch ge zien was de toen daarmee gepaard gaande emotie een nagenoeg onmisbare voor waarde om tot een aanpassing (integratie) te geraken. Menselijke zingeving noch maatschappelijke vormgeving daarvan zijn, feitelijk gezien, denkbaar zonder emotio naliteit. De primair met de, verzuiling beoogde emencipatie is naar veler mening werke lijkheid geworden. Daarop baseren sommi gen de stelling dat de verzuiling overbodig, althans uit de tijd is geworden. In deze redenering vergeet men, dat een bepaalde vorm van integratie, zodra hij eenmaal zijn beslag heeft gekregen, zijn dunctie niet zonder meer verliest. Voor eike inte gratie, en wel met name voor de verzui ling, geldt dat juist in zijn „voltooide" vorm een optimaal effect kan worden ge sorteerd. Anders gezegd: eerst nadat de diverse groeperingen in een samenleving een zodanig stel onderlinge verhoudingen hebben gecreëerd dat zij hun „eigenheid" of bepaalde andere belangen hebben ge waarborgd, zal het groepseigene zelf en daarmee de onderlinge samenspraak tusse die groepen pas mogelijk worden." BIJ DE BEHANDELING van het probleem van de concentratie in de dagbladpers verleent de schryver steun aan het betoog van de vereniging de Nederlandse Dagbladpers van het Genootschap van Hoofdredacteuren, indertijd tot de regering gericht, waar in gewaarschuwd wordt tegen te ver gaande concentratie van dagbladen, aangezien dit zou leiden tot een ver arming van de meningsvorming in ons land. De schrijver acht het niet alleen be grijpelijk, maar ook sociologisch ver antwoord dat de Nederlandse dagblad pers door de in haar nota aan de rege ring voorgestelde maatregelen via een herziening van haar economische con dities (voor zover die van de overheid afhangen) garanties poogt te scheppen om een sociologische verschraling te voorkomen. De schrijver is van mening, dat het Nederlandse publiek behoefte heeft aan een grote variëteit in de wereld der persorganen. Bij de Neder landse maatschappij past een gevari eerde pers. Een econoom zou hier waar schijnlijk nog aan hebben toegevoegd, dat aan behoeften zolang kan worden voldaan, zolang de behoefte sterk ge noeg is om degene die haar gevoelt, te bewegen voor de voldoening ervan te betalen. de unieke waarborg voor overheerlijk, kerngezond fruit" (Van onze correspondent) NIJMEGEN, 11 febr. Onder grote belangstelling van o.a. vertegenwoor digers van de Nederlandse Katholieke dagbladpers promoveerde vrijdag aan de universiteit te Nijmegen de heer G. W. Marsman tot doctor in de sociale wetenschappen op een proefschrift ge titeld ,,De katholieke dagbladpers in sociologisch perspectief". Promotor was prof. dr. E. J. Leemans, buitenge woon hoogleraar in de empirische so ciologie. Dr. Marsman, geboren le Gorssel (Gld.) 1934, behaalde in 1953 zijn HBS-A diploma te Deventer. Vervol gens studeerde hij sociologie te Nij megen bij prof. dr. A. Oldendorff en prof. dr. E. J. Leemans. In dezelfde periode volgde hij de cursus journalis tiek, gevestigd aan de katholieke uni versiteit. Na enige tijd als journalist werkzaam te zijn geweest bij het De venter Dagblad werd hij in 1959 als wetenschappelijk medewerker verbon den aan het sociologisch instituut van de Nijmeegse universiteit. Deze func tie heeft hij van zijn docto-raal-examen in 1960 gecontinueerd. Van het proefschrift verschijnt een handelsuitgave bij uitgeverij Van Gor- cum te Assen. UTRECHT, 11 febr. (KNP) In Utrecht zijn voor de eerste maal de gezamenlijke vertegenwoordigers bijeen geweest van de andere kerken en geloofsgemeenschappen, die deelne men aan het pastoraal concilie van de Nederlandse kerkprovincie. Deze deelname is de vrucht van een intensief voorbereidend beraad der oecumenische commissie van het pas toraal concilie onder leiding van prof. dr. J. C. Groot en prof. dr. H. Fiolet met de leiding der afzonderlijke ker ken. Deze kerken hebben elk een verte genwoordiger afgevaardigd. Deze ver tegenwoordigers zullen niet slechts waarnemers zijn, doch naar de mate van hun mogelijkheden ten volle deelnemen aan het concilieberaad. Na mens de centrale commissie van het pastoraal concilie namen de voorzit ter kardinaal Alfrink en dr. W. God- dijn, deel aan deze bespreking, die werd geleid door prof. dr. J. C. Groot. Uit hun midden hebben de 12 ver tegenwoordigers prof. dr. A. J. Bronk horst, Nederlands hervormd, aangewe zen als lid van de concilieraad. Als diens eventuele plaatsvervanger koos men prof. dr. L. J. van Holk, remon strant. Kardinaal Alfrink heeft deze voor dracht van harte aanvaard, zodat de concilieraad thans met 8 leden voltal lig is Besproken werd voorts de hele pro cedure van het kerkelijk overleg tij dens het concilie. Met de leiding der centrale commissie is tijdens deze werkbespreking overeengekomen, dat aan de vertegenwoordigers der andere kerken als collegae alle conciliestuk ken ter beoordeling zullen worden voor gelegd. Aan de orde kwam voorts de wijze waarop de deelnemende kerken kunnen bijdragen in de studiecommis sie, waarvan er zoals men weet 15 gevormd zijn. (Van een correspondent) LONDEN, 11 febr. De Nederland se organist Piet Kee heeft in de Fes tival Hall een recital gegeven, dat door Britse recensenten zeer gunstig be oordeeld is. De Times schrijft bijvoor beeld, dat Kee zijn kracht niet zoekt in loze virtuoziteit, noch in de plech tige stijl van de Kapellmeister, maar dat hij een zeer levendig en gezagheb bend musicus is. Kee voerde o.m. wer ken uit van Buxtehude, Bach, Pachel- bel en Alain. ADVERTENTIE BELEG INTERNATIONAAL BELEG IN N.V. Internationale Beleggings Unie „Interunie", Postbus 617, Den Haag In de handboeien van de geschiede nis der wijsbegeerte zien wij meesten tijds een merkwaardig verschijnsel. Men sluit de antieke wijsbegeerte af met het jaartal 529, waarin Keizer Justinianus de Atheense filosofen-scho len sluit. Daarna begint men opnieuw tegen het einde der eerste eeuw van onze jaartelling met de christelijke auteurs en laat meestal de middel eeuwen direct daarop aansluiten. Daar door ontstaat een verkeerd perspectief, alsof het christelijk denken zou begin nen na het einde der antieke periode. De eerste eeuwen van het christelijk denken zijn echter alleen te begrijpen tegen de achtergrond van net gelijktij dig aanwezige antieke denken en om gekeerd is veel uit de laatste periode van dit antieke denken alleen al te be grijpen tegen de achtergrond van het christelijk denken. Antieke denkers rea geren hierop en nemen anderzijds be paalde thema's ervan over. Vandaar is het zinvol in deze rubriek de aandacht te vragen voor het lexicon betreffende de kerkvaders, dat Hein- rich Kraft, hoogleraar te Kiel, heeft samengesteld. Enkele voorbeelden uit dit lexicon kunnen het hier gezegde il lustreren. Zo lezen wij over de Joodse denker Philo van Alexandrië, met wie zowel de bijbelse invloed op het Griek se denken als de Griekse invloed op het bijbelse denken begint (circa het be gin van onze jaartelling)„Philo behoort als wijsgeer tot de midden-Stoa. Hij zoekt openbaringen over God en de ziel in de Heilige Schrift en zoekt aan wijzingen voor de ziel, hoe zij de op gang tot God kan vinden. Dit alles vindt hij door middel van de allegorische in terpretatie. Hij gebruikt daarbij een methode, die de Alexandrijnse geleer den reeds geruime tijd hadden toege past op de werken van de Griekse dich ters, die als geopenbaarde geschrif ten opgevat werden. Door Philo hebben de Kerkvaders dan geleerd, voor de Grieks-christelijke theologen de bewijs plaatsen uit het Oude Testament af te leiden". Over Basilius (ca. 330-379) „Voor de jeugd over het vruchtbare ge bruik der heidense geschriften" leert, hoe men de heidense klassieken als nuttige voorbereiding op de heilige Schrift kan bestuderen. Daar de eigen lijke kennis der waarheid door de hei lige Schrift tot stand komt, volgt uit het platoonse schema van de opgang der ziel, dat de lezing der heidense schrijvers vanuit ethische gezichtspun ten plaats moet vinden. Dat de klas sieken algemeen vormende betekenis hebben, is daarbij een vanzelfspreken de vooronderstelling. Daarom gaat het hierbij niet, maar om de vraag, of en hoe de heidenen de christelijke ken nis der waarheid kunnen voorbereiden en dienen". Soms gaat de schrijver te weinig op de wijsgerig-theologische be tekenis van bepaalde kerkvaders in en blijft te veel bij hun levensloop en een wat uitvoerige analyse van hun ge schriften staan. Zo bv. bij Gregorius van Nazianze en Gregorius van Nyssa. De geweldige betekenis van deze laat ste denker komt niet tot uitdrukking. Bij een denker als Augustinus komt de wijsgerig-theologische betekenis be ter naar voren. Alles te zamen kan dit lexicon zowel theologen als filo- IPFJi- sofen zeer goede diensten verlenen. H Kraft, Kirchenvaterlexicon, Kösel-Ver- lag, München 1966, 509 biz. geb. DM 25.-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1967 | | pagina 5