PLUS MINUS KINDERPUZZEL 2 l BEER en de steenbok a i D- TUD ZATERDAG 11 FEBRUARI 1967 DOOR COKS VAN EYSDEN XI Hou je alleen maar van konijnen, Hans, en helemaal niet van andere dieren? „Hij is teleurgesteld omdat hij je niet mag voeren." Robbie staart bang naar de immense watervlak* te. „Ik moest de zon laten weerkaatsen in de drie tand", legt hij uit. „Dan zou de Steenbok weten dat het tijd was om my te komen ophalen." De ka pitein begrijpt nu dat hy een fout gemaakt heeft. „Nu zal de zeeslang de drietand terugbrengen naaf koning Neptunus", gaat Robbie* verder, „en de zee bewoners zuilen my misschien vergeten." „Had ik dat maar eerder geweten", verzucht Rogier. HU draait zich snel om en zegt: „Laten we naar miP) mannen gaan. Misschien weten zij een oplossing- De kapitein vertelt zijn mannen over Robbies pi*!* bleem en gezameniyk denken zy erover na, hoe zij de kleine beer kunnen helpen. „We hebben geen schip meer", zegt Ben. „En er komen nooit schepen langs dit eiland." „Dan zit ik vast", zucht Robbie- „Hoe moet ik zonder drietand de Steenbok een sein geven?" Ineens springt Rogier op. „Onze schat!' roept hy uit. „In de koffer zaten een paar gouden borden, die lijken op het medaillon van de drietand- Misschien kan Robbie het daarmee proberen." Robbie is dolbiy als hy dit hoort „Ja, ja!" roept hy uit. „Ik kan een van die borden in de zon hou den en dan zal de Steenbok hierheen komen!" Maar de kapitein fronst zyn voorhoofd. „Het is al zo lang geleden dat we die schat verborgen en ik weet niet meer precies waar we hem hebben verstopt", moiu- pelt hy. Maar op het woord „schat" begint de pu pegaai opgewonden te fladderen. „Zilver! Juwelen- krast de vogel. Hy cirkelt rond en vliegt dan een opening tussen de rotsen af. „Ik geloof du de papegaai de plek weet", roept Robbie. „Kb11* mee!" En achter de papegaai aan rent hy ove* het strand. De kleine beer haast zich de papegaai by te hou' den. Bovenop de top van een rots verdwijnt dej^ gel even achter een paar struiken, maar al spo~ dig komt hy terug en strykt neer op Robbies arfl* Robbie kijkt om en ziet dat de zeerovers ook 0 rots beklimmen, hun spaden op de schouder. heen, wijst hij de mannen. Ze hebben de kleine be vlug ingehaald en met de papegaai voorop trekt kleine stoet verder. „Schat ahoy", krast de papega Na lange tyd stopt de papegaai. De vogel dert opgewonden en schelle kreten uitstotend een boom. „Kyk!" roept de kapitein. „De puP^ij heeft de plaats gevonden. Daar is de boom, die met een kruis hadden gemerkt." De rovers s ve!fl. hun spaden in de grond en beginnen te gra L „at Robbie kykt gespannen toe. „Ik hoop dat ze de s vinden", verzucht hy. „Anders kan ik nooit V£"L0p eiland afkomen." Ineens stoot Ben met zijn s op iets hards. „Kan ik tegen je praten of hebben ze weer verloren?" „Het gerucht doet de ronde dat u van plan bent ons te gaan verlaten." „Ik wist dat de club in finan ciële moeilijkheden was, maar dit is belachelijk." DE RODE SOK ROBBIE DE Mevrouw De Boer dacht er precies hetzelfde over als haar jongste zoon. Ze werd er wel eens verdrietig van omdat ze hem zo moeilijk kon volgen in alles, wat hij wilde en wat hij be leefde. Bij Ad wist je altijd vanzelf wat hij zou doen, wat hij leuk zou vinden en hoe hij ergens op zou rea geren. Maar Hans? Als ze voor de woensdagmiddag een prachtig plan maakte, met z'n drieën de stad in, naar de film, poffertjes eten en met de taxi terug, nét op tijd voor de te levisie, wist ze zeker dat Ad enthou siast zou zijn. Bij Hans bleef het een gok. Het was heel goed mogelijk, dal hij teleurgesteld zou kijken en veel lie ver thuis had willen blijven. Waarom? O, Hans had altijd zo veel te doen, dat kon ie moeilijk aan een ander uit leggen. Hij kwam altijd tijd tekort. Op zo'n heerlijk lange woensdagmiddag moest hij z'n sigarenbandjes uitzoe ken, z'n bibliotheekboek uitlezen, een zwaard timmeren van mooie afval-lat- jes, die hij bij de timmerwerkplaats had afgebedeld, hij moest met z'n vriend de hut afmaken, die ze aan het bouwen waren op het terrein waar nieuwe huizen kwamen. Hij moest, o, hij moest altijd zo oneindig veel.... Dik wijls waren het werkjes, waar je nu niet bepaald schoon bij bleef. „Koop toch een overal voor die jon gen", had meneer De Boer al zo vaak tegen zijn vrouw gezegd. Hij kreeg altijd maar te horen, dat Hans zo smerig thuis kwam. „Speelt Ad dan nooit, wordt die dan nooit vuil?" Zijn vrouw had geprobeerd uit te leggen, dat Ad altijd normale spelletjes koos. Boven op zolder met de trein spelen, op het land vliegeren, modelhuisjes voor bij de trein bouwen. Maar Hans moest altijd overal op en inkruipen, dat leverde maar wasgoed op en dat kostte maar kleren. „Luister eens goed, jij bent een vrouw, dus jij weet niets van jongens spelletjes af", had Hans zijn vader horen zeggen. „Toen ik zo oud was als Hans speelde ik net zo. Als er ergens een huis gebouwd wordt en er staat een cementmolen en er zijn stellages te bespeuren, hoort een jongen daar bij te zijn. Dan verbeeldt ie zich, dat ie zelf die huizen gaat bouwen, dan vraagt ie aan de werklui of hij mag helpen stenen sjouwen. En omdat Ad toevallig het fijne van zo'n spel niet in ziet, hoef je het Hans niet te verbie den. Dan zorg je maar, dat hij kle ren heeft die er tegen kunnen". Even kreeg Hans een triomfantelijk gevoel. Dat gezeur ook over een beetje modder aan je broek. Maar toen wou hij toch, dat hij dit gesprek niet had gehoord. Hij hield van z'n vader en moeder. Ja ook van z'n moeder natuur lijk. Mama zorgde goed voor hem, ze probeerde het hem op haar eigen ma nier naar de zin te maken. Als hij te laat thuis kwam, zag hij angst in haar ogen. Niet om de soep, die koud was maar om hemzelf. Om hem, Hans, om de jongen, van wie ze hield. En daarom vond Hans het vervelend, dat vader zo kortaf tegen mama sprak, het was of ze een standje kreeg. Een overal werd het niet, tot Hans' grote spijt. Dat vond mevrouw De Boer te ver gaan. Wat zouden de men sen wel zeggen, net of ze er geen geld voor over had om hem te kleden. Maar Hans dankte aan zijn vaders bijval wel een paar stevige spijkerbroeken en een mieterse donkergroene trui, die lekker warm was en waarin je je heerlijk kon bewegen. Dagenlang stormde hij na vieren in dit tenu de deur uit en dagenlang zei hij om zes uur, als hij in de keuken z'n modde rige kleren uittrok:„Mam, ik ben toch zo verschrikkelijk blij met die spijker broeken. En die trui, die moest u ei genlijk zelf eens buiten aandoen om te voelen, hoe heerlijk ie zit". Dan lachte mevrouw De Boer vertederd en ze nam zich voor niet onredelijk te zijn voor deze jongen, die nu eenmaal anders was dan z'n rustige evenwich tige broertje. Alleen toen Hans in de tuin een hok Deze kleine re- busjes stellen jon gens- en meisjes namen voor. Hoe luiden de namen? Schrijf de oplos sing op een brief kaart en stuur de ze vóór 25 februari naar het bureau van de Tijd in Amsterdam, N.Z. Voorburgwal 67. Links bovenaan moet je schrijven: Kinderpuzzel. OPLOSSING 4 FEBRUARI: De Indiaan: Winnetou De cowboy: Buffalo Bill De prijzen zijn gewonnen door: Lidya Meeles, Zw. Janstraat 34, Rot- terdam-11; Beatrijs Wijtvliet, Valken- burgerweg 97, Heeilen; Marikevan Zijl, i Makreeistraat 56, Hoogvliet; Gerrie Gie- Mauritsstraat 96. Utrecht; Patrick Rila, zeman, Haagweg 499A, Loosduinen. met konijnen had willen hebben, viel er niet over te praten: het gebeurde niet. Of hij nu al bij hoog en laag beweerde, dat hij heus zelf het hok wel schoon zou houden, dat hij voor voer zou zorgen en dat zijn moeder er geen sikkepitje last van zou hebben, mevrouw De Boer bleef onverbiddelijk. En dit keer kreeg Hans evenmin steun van zijn vader. Ze woonden in een deftige buurt, waar alle tuinen kleine parkjes leken. Een hok met konijnen zou daar misplaatst zijn. „Ja maar pappa, ik wil het zo vreselijk graag, was ik dan maar een boerenjongen, dan mocht het natuurlijk wel". „Hans je moet heus proberen te be grijpen, dat het niet gaat". Toen stoof Hans op. „Ik moet altijd alles maar proberen te begrijpen en niemand pro beert mij eens te begrijpen. Alles, wat ik fijn vind, noemen jullie hier in huis gek". Mamma keek hem vreemd aan, net of ze je voor 't eerst goed zag, dacht Hans later. Pappa was flink driftig ge worden. Met een stevige draai om zijn oren werd Hans naar boven gestuurd. „Ik wil jou de hele dag niet meer zien, je hoeft ook niet voor het eten beneden te komen. Zoek zelf maar uit, wat je gaat doen, maar kom niet onder mijn ogen". Toen Hans struikelend van schrik en haast de trap oprende, hoor de hij Ad nog vragen: „Maar we eten zuurkool met spek, daar houdt Hans zo van. Mag ik hem straks niet wat boven brengen?" Geen denken aan. En Hans zat hongerig en verdrietig alleen op z'n zolderkamertje, waarnaar hij zo verlangd had. Juist om alleen te kun nen zijn, stel je voor. Toen het al een beetje donker begon te worden, kwam moeder boven met een paar beschuiten. Hans had zo'n idee, dat vader niets daarvan wist. Hij was met z'n kleren aan op bed gaan liggen, boven op de dekens, met z'n kamerjas over zich heen. Boos was ie, op alles en op iedereen. Hij werd ook een beetje kwaad op zichzelf, omdat ie zo was uitgevallen. Verdrietig was hij ook, nu dat van die konijnen niet door zou gaan. Zijn moeder gaf hem zon der iets te zeggen het bordje met be schuiten en ging toen op de stoel bij z'n bureautje zitten. „Hou je alleen maar van konijnen, Hans, en helemaal niet van andere dieren?" Het kraken van de beschuit tussen Hans' kaken hield op. Wat een idiote vraag. Na tuurlijk hield hij van alle dieren, maar je kon toch moeilijk een paard of een geit in de tuin zetten. Nee, dat wist moeder ook wel, maar waarom moes ten het dan beslist konijnen zijn? WORDT VERVOLGD NEE! WAAROM ZOU IK door Qcf\d[z^ NOU DAN ZOEK JE IEMAND ANDERS OM OPM TE TASSEN. IK DENK ER NIET AAN nee:i ABSOLUUTNEE! ZORG ZELF MAAR VOOIS DIE STOMME KAT! MAAR IK MOET NAAR DE BIBLIOTHEEK EN DAAR WILLEN ZE 'M NIET BINNEN LATEN! KABELTJE. IK MAG NIET VERONDERSTELLEN QAT JE BEREID BENT. 0

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1967 | | pagina 22