A
Leendert Scheltema
Fundamentele herwaardering
van Strindbergs Dodendans
Roman, kritiek en geloof
»SSkan^be?ServaK<™>'-
Laurence Olivier
bij
National Theatre
Bizar
Si°ae^detiiel"EnteSS
lil
DE TIJD
ZATERDAG 4 MAART 1967
3
Lïrp E£N aantAL TOEVAL-
IGE ONTMOETINGEN met
kreeg ik in l om TSWegstaties)
grotf gelegenheid een
1 terugblik van hem in Brug.
ffc K Zlen' Servaes leefde toen nog
oiankpteling in Zwitserland. üf
tefSmi. Yeroorzaakten pro-
Ktellinp-"s1iGS en de tentoon-
kon slechts doorgang vin
u j f 9 nadat men een naav
chWodrde werken van Gustaaf
en De Sadeleer
eendonker nevenzaaltje van w
G=ge Museum h,a "opbJ
l"?"rbee«»*» KortteSl'
^bibliotheek0-Znle^Er isd' openbare
vens een vriie rgebracht bene-
1961 z-
Laatste religieuze
kunstenaar
Zelfportret uit 1953.
Nieuwe erkenning
of kritiek?
Overzichtsexpositie
in Venlo
MARIUS VAN BEEK
veertig ja~ren opgevoed" d£m n°g
*ijn roemdeneY°Yht..?et Zijn omgeving,
Zelfportret van Scheltema.
Ia.
ffilf! ;i Ir
De omstreden gekruiste Christus uit 1921 uit de kruisweg van de abdij van Koningshoeven.
HERMAN SERVOTTE
DRS. W. BRONZWAAR
DE DOODSKLOKKEN
VAN
ALBERT SERVAES
Belgische regerincr rv. - ^®ti© van
verstek ter ff Li Was 1945 bb
hadien bekroond 00rdeeld) en J
EtelVChe kunstbe°efemn£r T amateu"
«telhngszaien hadden tentoon-
ideale belichting kunn» 6<Ln wat meer
Vna onbegrijpelijk dT bben- Het is
Platte dak niet aan bot r6n bij het
beeft. Met grote dvna^Cht gedach*
«en aantal tentoonstel Zijn er al
hee[Sdow dePdirS
herigs, '"ame'ngttelr- de A1-"
Heie-gebied ,,l °ndert je hoe dat
Polariteit ver-v een romantische po-
wijls sterk m- P668, een vlak en dik"
tend vlas kan °°sbg land en het ro-
De tocht er binken als de pest.
een grote te Antbgde in Knokke, waar
Joodse etnivr,°?n^elling van Russisch-
gericht. Djel"ant Marc Chagall was in»
na een du ee exposities leverden bij-
achilders v lngende controverse. Twee
den 't boeran Ver in de zeventig, bei-
ylochtelir,„lnleven fel beminnend. Twee
I?23 aan d 0 (cbagall ontsnapte in
Huitsers Soviets en in 1940 aan de
bij de beïT arvaes verdween in paniek
een tere» r] g VBa 1944), maar welk
ting e. nd verschil van levensopvat-
bitbundi,,loristisch besef. Chagall de
de rtnët, ,vreugdevolle levensgenieter,
Servapc 1Ej e dr°mer van schoonheid;
de tragische beschrijver van
Jden en dood, ombers, bruinen, be
grafenissen en stervende mensen. Laatst
yond ik een foto, waarop de Belgische
schildersgroep in de tuinen van „Mal-
Pertuus" aan de Leie staat afgebeeld.
Men vindt er Gustaaf de Smet, Frits
van den Berghe, Floris Jespers en Ed-
8ar Tijtgat. Bij hen zit Marc Chagall,
Haar Albert Servaes ontbreekt, toch
*ieem ik aan dat ze elkaar in de ar-
Tioedige maar produktieve jaren '20
ontmoet zullen hebben.
In die tijd speelde het eigenlijke gro-
*e drama in Servaes' leven zich af:
"et besluit van het Heilig Officie te
°me 130 mei 1921) waarbij de beroem-
vn 6? aangrijpende kruiswegstaties
w»Yd uythagen uit de kerk geweerd
«a n n Slechts éénmaal heeft hij daar-
v °g een grote cyclus voor een kerk
vooradrdlgd'.. dat was in 1936 toen hij
dracht 6, a i van Orval een grote op-
vaes toe 6eg' bikt ecbter °f Ser-
de clerici81 murw gemaakt was door
'ruit te Pressie. De spanning lijkt
teit heeft11' een vlakke monumentali-
Vreemd blQ»fe overhand gekregen.
Cbagpjj lt dan de controverse met
dat deze mèt^i"11166* we constateren,
dene katholiek u en wimpel versohei-
(Assy en Metz) ken is binnengehaald
TERUGZIEN Va.,
Venlo doet me deft SERVAES ln
tuigd raken van d»° treffender over-
deze overigens zo levf?1?,berheid van
en des te sterker raakt» 6 verteller
van de mening dat deze schn °V
en nieren het wezenlijkevan
schap ai gebracht had in w bood-
de twintiger jaren. Daa. begin vaY
Het enige wat Servaes ten laste schijnt
gelegd te zijn is een tentoonstelling
in Duitsland in 1941, waarover de Na
zi-pers jubelend is geweest. Zelfs kop
stukken als Goebbels en Goering heb
ben hem brieven van waardering ge
schreven en Servaes heeft daar zijn té
beleefde dank voor uitgesproken. Dit
antwoord is groot opgemaakt in de
Belgische kranten verschenen.
Beweringen dat hij collega's zou heb
ben aangebracht moeten louter op ge
ruchten berusten. Waarom iemand ech
ter voor een brief aan Goebbels de
doodstraf moest, krijgen is mij een raad
sel. Mogelijk heeft zijn paniekerige
vlucht, have en goed achterlatend, af
stand doend van zijn befaamde zelfge
bouwde torenhuis te Latem, voedsel
aan geruchten gegeven. De eerste na
oorlogse jaren kenden immers weinig
genade. Wie zal er nu nog aan denken,
dat ook Goya gecollaboreerd heeit met
de Napoleontische Fransen. Hij heeft
zich volledig hersteld in de fusillade
van de derde mei 1808. Dat herstel be
speur ik bij Servaes niet.
Hij blijft echter een grandioos schil-
der en mede-grondlegger van het
Vlaams expressionisme door zijn vroe
ge werk. Ook dat is prachtig op de ten
toonstelling te Venlo vertegenwoor
digd. Die eerste landschappen, einde
loos melancholiek maar prachtig van
sfeer uit de tijd toen hij nauwelijks
20 jaar oud was. De taferelen uit het
boerenleven, die als volledige cyclus
prachtig zijn geëxposeerd. Stilte en
rust, bewogenheid met armoede en on
machtig deelnemen aan het leven, waar
in dood en begrafenis steeds weer op
doemen. Hij was niet voor niets in die
tijd sterk door Edvard Munch geïnspi
reerd, daardoor heeft het ook iets
„Nordisch", waarin geen Breugheliaan-
se vreugderoes weerklinkt. Een van de
mooiste werken wereldberoemd zo
langzamerhand zijn de communi
cantjes, stille wezentjes in lange witte
sluiers gehuld trekken naar de dorps
kerk die wit ommuurd is. De kinderen
worden vergezeld door zwarte kegel
achtige vrouwen en dit geeft de blijheid
van die kinderen weer iets spookach
tigs, het is doortrokken van de som
bere zorgelijkheid, die uit heel het boe
renleven spreekt.
Vanbeselaere, hoofdconservator van
het Koninklijk Museum te Antwerpen,
zei zelfs op de opening van de ten
toonstelling (zaterdag 25 febr.)
„Zijn kunst is als het ware herboren
met een driest accent van religieuze
waarachtigheid, doordesemd van mense
lijk leed en ontegensprekelijke teder
heid, die aan de laatste fase van zijn
werkdadigheid een ongemeen aaggrij-
pende ernst verleent. Onafgebroken is
zijn geestkracht gebleven. Maar samen-
vattender en kernachtiger is zijn vorm
geving geworden, nog donkerder zijn
palet, broeieriger de verfmaterie, hallu-
cinater het heldonker. We staan voor
de laat-stijl van een groot meester,
waarbij men onwillekeurig aan de tra
giek en de uitdrukkingswijze in het ul
tieme werk van Tiziaan, Tintoretto. Rem
brandt en Goya denkt."
Dit laatste weiger ik eenvoudig te
geloven. De expressie-middelen staan
namelijk ingeen verband meer tot zijn
Inderdaad hortend en kramp-
w °rden is' Die exPressie-mid-
nmhm f dan alleen nog maar uit
S en grijzen, die op een
mft witt«e manier worden opgelicht
gaans nastlb?611' Zijn dan ook door"
gaans pastels en houtskool-tekeningen
bmTen hptH+PiCtUrale niet °verhS
boven het literaire. Men kan nu wel
een geweldig verhaal houden over de
beroemde serie naar hef verhaal vaf
Ramuz. ..Jean-Luc-persécuté" interes
sant voor de zelf-ontgoochellng vafde
meester maar meer dan illustratie zijn
ze eigenlijk niet. Evenmin geloof ik iS
de grootheid van de grote seri» i
Zwitserse Mariatafel en het Marialevef
die bizarre opstapeling van
en het
dat weergaloos clair-obscurWan»i i
van Rembrandt, de man waarmee Mj
wordt vergeleken. De vermorzelde Chris
tus is uiteraard nog zeer aangriinenH
maar niet heviger dan de Christus vaf
de kruisweg uit de abdij Koningshoeve
De pinkelende sterretjes die men veel
vuldig door de ramen buiten ziet staan
zijn symptomen voor de illustratieve
visie. In de God-de-vader (toch nog
met baard) zie ik hinderlijk veel een
zelfportret.
DE SAMENSTELLERS van de ten
toonstelling zijn zwaar gehandicapt
geweest bij de pogingen om een groot
overzicht van het laatste werk te ge
ven door de toch nog plotselinge dood
van de meester. Hangende de erfenis
deling werd het atelier te Luzern verze
geld. Pas enige dagen geleden werd het
oeuvre vrijgegeven, te laat om nog
bladen en doeken voor de tentoonstel
ling te reserveren. De tentoonstelling
te Brugge bood een groter overzicht
van het Zwitserse werk. Dat gaf niet
bijzonder veel vertrouwen, maar wie
weet wat er nog gevonden wordt.
Wat mij treft is dat in de uitgebreide
catalogus van Venlo de affaires die tot
de terdoodveroordeling geleid heb
ben, niet uit de doeken gedaan wor
den. Evenmin worden de redenen van
de gratie-verlening aangestipt. Zo lang
zamerhand heeft men, om een beter
oordeel over de man te vormen, daar
toch wel recht op. Oorspronkelijk meen
de ik dat Servaes een actieve rol ge
speeld heeft in de beweging van het
Vlaams Activisme. Dit schijnt niet het
geval te zijn geweest. Hij zou dit niet
meer dan emotioneel beleefd hebben
en dit zal ook wel verwijdering heb
ben gegeven met mannen als Cantré
en Frits van den Berghe, die in de
jaren dertig duidelijk hun socialistische
en bewust anti-fascistische mentaliteit
gedemonstreerd hebben.
TOCH ZIJN DE KUNSTENAARS uit
die tijd innerlijk mogelijk zeer bevrijd
geweest, want langzamerhand begin ik
te geloven dat de status van „peintre
maudit" niets slachtofferachtigs had
maar gedragen werd door een eerlijke
levensopvatting. Men leefde uit idea
lisme van ieder comfort verstoken en
de welstand van latere tijden werd als
een onwennig element gevoeld.
De intensiteit van het leven groeide
bij Servaes naar zijn religieuze verin
nerlijking ofschoon gezegd moet wor
den dat de eerste tekeningen bij het
lijdensverhaal van Cyriel Verschaeve
(daar is het heilig Officie over in op
stand geraakt ook bij Aad de Haas
begon het met een paar tekeningen)
nog iets modieus hebben. Een jaar la
ter komt pas dat schokkende, dat ons
nog steeds omver werpt omdat het ons
doet denken dat de verschrikkingen
der Duitse concentratie-kampen moge
lijk niet treffender uitgebeeld hadden
kunnen worden dan Servaes in 1921
al gedaan heeft. Zijn ter dood veroor
deelde Christus uit die jaren is eigen
lijk de ter dood veroordeelde Jood uit
1943....
Men kan zelfs zeggen dat de laatste
grote religieus-bewogen schilderingen
door hem gemaakt zijn. Of hij geput
heeft uit Grünewald, doet daarbij niet
ter zake. Sedert 1921 ken ik geen we
zenlijk groter bezielde religieuze voor
stellingswereld. Servaes ontsteeg toen
ook aan de „monumentaliteit" waar
aan zo velen ten offer vielen. Maar
hij ontkwam er in Orval ook niet meer
aan. Op het ogenblik zou ik hem slechts
met Rouault, meer nog met de Span
jaard Antonio Saura kunnen vergelij
ken of met zijn tegenspeler Chagall.
van een schier
of hii in verbanning. Het is als-
het lanrkcli zel*s vecht met
hii do aP' een kreet schildert
vikt ic £ge? en waar die kreet het he-
tali+oi+ berknjgt zijn oeuvre weer vi-
bereH 1S dan als gevangene in de
Hoe yan Vextal en de Santis.
«oewel velen met Dr. W. Vanbeselae-
„.j an mening zijn dat de Zwitserse
Periode van Servaes de uiteindelijke
Kjping van zijn talent gebracht heeft,
meen ik dit toch in twijfel te moeten
IN HET RIJKSMUSEUM Huis Lam
bert van Meerten aan de Oude Delft
te Delft is een herdenkingstentoonstel
ling ingericht van het werk van de
Wateringse schilder Leendert Schelte
ma, die bijna negentig jaar oud in
1966 stierf.
Met zorg en liefde is een keuze ge
daan uit schilderijen en tekeningen uit
Scheltema's nalatenschap, die ziin fa
milielid prof. J. Milatz toeviel en uit
particulier bezit. In drie zaaltjes han
gen achtenvijftig nummers, een vitrine
toont schetsen, studies en enkele brie
ven.
De expositie aan de Delftse gracht
is een oase van rust. Scheltema's le
vensverwerkelijking is het schilderen
geweest. Een revolutionair pionierschap
daarin was hem vreemd, maar steeds
observerende bleef hij zonder rust zoe
ken naar nieuwe inzichten en bleef
experimenteren. Het goede, ware en
de plaats, waar
aan geografisch
~w::nr:-rrrrr-w:
kiarwk
s-s;
(Van een correspondent)
LONDEN, 4 maart Met een op
voering van Strindbergs „Dodendans"
heeft het National Theatre opnieuw
zijn vermogen bewezen om fundamen
tele. herwaarderingen door te zetten.
In Engeland, en een groot deel van
Europa evenzo, is Strindberg eigenlijk
alleen maar bekend als een naturalis
tisch auteur van stukken als „De va
der" en Freule Julie"; voor het ove
rige lijdt hij onder zijn reputatie van
„krankzinnig genie" en wordt zoveel
mogelijk vermeden als een geobsedeerd
neuroticus.
In de opvoering echter heeft Glen
Byam Shaw het moedige besluit geno
men de auteur te vertrouwen en hem
op zijn eigen terrein tegemoet te tre
den. Door dit te doen heeft hij de ge
meenlijk fatale vooronderstelling ver
meden dat „ernstige" thema's „ern
stig" behandeld moeten worden. Wat
nu te voorschijn treedt is een Strind
berg, die zijn toeschouwers aan het
lachen brengt en hen, langs zijn eigen
smalle spoor tot een universeel mense
lijk inzicht voert. Het resultaat is ge
lijkwaardig aan wat de Royal Shake
speare Company onlangs bereikt heeft
met de herontdekking van Marlowe in
„The Jew of Malta".
„Dodendans" is geschreven toen
Strindberg vijftig jaar was, na zijn
„Inferno"-periode en de schipbreuk
van zijn beide huwelijken. Het is een
uitgesponnen en genadeloos sexueel
duel, dat gevoerd wordt in de opgeslo
tenheid van een eilandvesting tussen
een legerkapitein en zijn vrouw, die
tien jaar jonger is. Beiden zijn emo
tionele kannibalen; in het begin van
het stuk bij het naderen yan hun
zilveren bruiloft hebben zij elkaar
reeds teruggebracht tot uitgepikte kar
kassen. Hun dialoog is een wapenstil
stand door uitputting, als tussen wan
delende lijken gevoerd.
Zij leven weer op door de terugkomst
van een oude vriend (Kurt) die als
quarantaine-officier naar het eiland
komt. Hij wordt op slag een pion in de
echtelijke oorlog en een hulpeloze prooi
die ze niet loslaten voor zij hem be
roofd hebben van zijn betrekking, zijn
zoon en zijn zelfrespect.
Er is een opvallende onevenwichtig
heid tussen de benepenheid van dit
wereldje en de geweldigheid van de
hartstocht die daarin woedt, als de
veldslag van mieren om het bezit van
twee grassprietjes. Dit is juist een van
Strindbergs belangrijkste punten. In
echtelijke oorlogvoering krimpt de we
reld in tot een enkele hellekamer
waaruit geen ontsnapping mogelijk is.
Gewoonlijk toont het theater zulk een
situatie ofwel als een klucht ofwel
met een krakende plechtstatigheid. De
ze opvoering echter brengt de passie
en de komedie samen in een emotione
le continuïteit: telkens weer rijst de
loutere hevigheid der gevoelens tot
een farcicale climax, die altijd nieuwe
perspectieven van onder druk gesteld
menselijk gedrag opent. In vergelij
king met dit stuk lijken O'Neill en Al-
bee leerjongens.
De opvoering zal waarschijnlijk door
Laurence Olivier historie maken. Zijn
kapitein is een meesterstuk. Hi.
velerlei aspecten van dit karal
tyrannieke dienstklopper, een gezellige
vulgaire kerel, een twinkelende oude
heer maar daaronder huist de ran
cune van een man die zich voelt ge
passeerd, en de angst voor de dood die
hij doet doorschijnen met de huilerige
afweer van een ziek kind. Zijn masker
is dat van een wolfsmuil die zich op
trekt in de aanzet tot een grauw. Met
een verbazende intensiteit brengt hij
uit dit gezicht alles te voorschijn. En
in een korte zin kan hij moduleren van
een blaffende schreeuw tot een vrien
delijk verzoek om medelijden.
Geraldine McEwan als de vrouw en
Robert Stephens als de weke, sensuele
Kurt hebben daar minder gewicht te
gen in te brengen, maar zijn toch aan
zienlijk meer dan bijlopers. En Geral
dine McEwans finale aanval op de ver
lamde, in zijn stoel stervende kapitein,
is een van de grootste momenten van
een avond van volgehouden theatrale
grootheid.
ij opent
ikter
schone vond hij op
hij stond; behoefte
verre horizonten had hij niet. Zijn leven
heeft zich in zijn prille jeugd afgespeeld
op Ameland bij zijn grootvader, die
kapitein van een driemaster was, later
te Delft, in Katwijk, als leerling van
Jan Toorop, in Haarlem en Waterin
gen. In Wateringen heeft hij het over
grote deel van zijn lange leven door
gebracht, niet in het grote notarishuis
van zijn vader, maar bij het Oosteinde
in een woninkje, dat hem herinnerde
aan het commandeurshuis op Ameland.
Zijn vrienden beschrijven Scheltema
als een wijs en mild man.
De kleine verzameling, die thans in
Delft van hem hangt, spreekt van de
gang van de kunstenaar door het leven,
van de ontwikkeling van deze typisch
„Hollandse Tachtiger", maar het meest
van een zeldzaam geluk, dat zijn muze
hem moet hebben geschonken. De ten
toonstelling, een oud kleinood in sobe
re zetting, blijft geopend tot 10 maart.
J. S.
IN EEN BUNDEL met de wat on
bevredigende titel „Literatuur als le
venskunst" heeft Dr. Herman Servotte
een aantal artikelen verzameld die de
laatste tien jaar in diverse tijdschrif
ten, maar voornamelijk in „Dietsche
Warande en Belfort" verschenen zijn.
Hij heeft ze doen voorafgaan door twee
stukken van meer algemene aard:
„Roman en kritiek" en „Roman en
geloof". De titels daarvan geven al
aan op welk terrein Servotte zich
beweegt: enerzijds schrijft hij als een
theoretisch voortreffelijk geschoold kri-
tikus, die de ideeën van zulke autori
teiten als Lubbock, Stanzel en Wellek-
Warren tot uitgangspunt neemt; ander
zijds vraagt hij, als moderne gelovige
en „gesitueerde", steeds naar de hou
ding die een roman ten opzichte van
de wereld inneemt. Deze laatste vraag
opent een perspectief van waaruit ook
over het probleem van „Literatuur en
geloof" gedacht kan worden: het ge
loof is immers ook een houding ten
opzichte van de wereld.
Uitgaande van een artikel van Schil-
lebeekx komt Servotte tot de conclusie
dat de moderne roman zich op drie
voudige wijze tot net geloof verhoudt
als beschrijving van de werkelijkheid
houdt de roman een impliciete gods
bevestiging in, daardoor aanleiding ge
vend tot wat Schillebeekx noemt „het
natuurlijk geloof"; op psychologisch
vlak vergemakkelijkt de moderne ro
man de geloofshouding doordat hij de
ker is dan elke intellectuele construc
tie; door het gebruik van symbolen,
tenslotte, scherpt de moderne roman
one gevoeligheid voor het metafysieke.
In de volgende vijf hoofdstukken,
welke handelen over individuele roman
schrijvers (Graham Greene, Lawrence
Durrell, Evelyn Waugh en William
Golding) gaat de schrijver vanuit deze
critische stellingen een aantal romans
te lijf. Hij geeft blijk zijn methodes
uitermate scherpzinnig te kunnen han
teren; met name de manier waarop
hij het begrip „gezichtspunt" hanteert
levert meestal verrassende resultaten
op. Tegelijk blijkt echter dat de twee
benaderingswijzen zoals die in de be-
ginhoofdstukken zijn uiteengezet, mis
schien toch minder eenvoudig met el
kaar in verband te brengen zijn dan
Servotte meent. Bij zijn analyse van
Waugh's „Brideshead Revisited", bij
voorbeeld, legt hij uit dat Waugh, blij
kens de bepaalde manier waarop hij
de verteller hanteert, het scheppen van
sen romanwerkelijkheid belangrijker
vindt dan de werkelijkheid zelf. Dit is
voor Servotte ethisch afkeurenswaar
dig. Maar als deze houding tegen
over de werkelijkheid nu precies is wat
Waugh heeft willen beschrijven, hoe
kan zij dan afkeurenswaardig zijn
op gronden die niet aan de roman zijn
ontleend? Servotte verwisselt de hou
ding van Charles Ryder tot zijn wereld
met die van Waugh tot de onze, en
zondigt daarmee tegen een van zijn
eigen kritische stellingen. De grond
va- deze moeilijkheid ligt in de op
vatting die Servotte heeft aangaande
het begrip „romanwerkelijkheid". De
roman stelt zijns inziens een eigen we
reld tegenwoordig, die onafhankelijk
van de onze bestaat, maar er niet
temin een interpretatie, een „model"
van is. Zo'n theorie maakt de roman
tot een per definitieve paradoxaal, on
zuiver genre, en we mogen ons niet
verbazen als de romankritiek dan ook
onzuiver uitvalt. Overigens ga ik op
deze problematiek in, niét om af te
knibbelen op Servotte's buitengewoon
goede boek, maar slechts om op de
zaak zelf te attenderen. Servotte's boek
zou niet zo goed geweest zijn als het
probleem er niet zo in knelde; het is
namelijk een probleem dat 'de hele
moderne romankritiek karakteriseert,
en dat nog lang niet is opgelost. In
middels zal het duidelijk zijn, dat Ser
votte's boek mede hierdoor beslist niet
alleen voor kenners van de moderne
Engelse letteren van belang is.
DE HOOFDSTUKKEN over Golding
en Durrell zijn werkelijk bijzonder
knap; ik durf te beweren dat er ook
in het Engels niets wezenlijkers over
deze auteurs geschreven is. De stuk
ken over Greene en Waugh zijn minder
gaaf en minder oorspronkelijk, wat bij
deze vooral door katholieke critici druk
beschreven auteurs ook niet verbaast.
De laatste twee hoofdstukken vallen
min of meer buiten de hoofdproble-
matiek van het boek: het zijn inleidin
gen op het werk van Yeats en Eliot.
Maar alweer valt op dat er hier zeer
wezenlijke dingen gezegd worden; voor
al het stuk over Yeats is een enorme
prestatie, terwijl dat over Eliot op zijn
minst zeer bevredigend is. Alles bij
elkaar genomen is dit een boek van
uitzonderlijk niveau. Ik heb de laatste
jaren heel wat op dit terrein gelezen,
en zou, als mij dit gevraagd werd, ad
viseren dit boek in het Engels te laten
vertalen. In dit verband is het wel veel
zeggend, dat Servotte's oorspronke
lijk i het Engels geschreven dissertatie,
twee jaar geleden in het Nederlands
is vertaald (De verteller in de Engel
se roman).
Herman Servotte: Litteratuur als Le
venskunst; essay's over hedendaagse En
gelse literatuur. Uitg. De Nederlandse
boekhandel, Antwerpen 1966, 136 pag.;
prijs f 8.25.