A Leendert Scheltema Fundamentele herwaardering van Strindbergs Dodendans Roman, kritiek en geloof »SSkan^be?ServaK<™>'- Laurence Olivier bij National Theatre Bizar Si°ae^detiiel"EnteSS lil DE TIJD ZATERDAG 4 MAART 1967 3 Lïrp E£N aantAL TOEVAL- IGE ONTMOETINGEN met kreeg ik in l om TSWegstaties) grotf gelegenheid een 1 terugblik van hem in Brug. ffc K Zlen' Servaes leefde toen nog oiankpteling in Zwitserland. üf tefSmi. Yeroorzaakten pro- Ktellinp-"s1iGS en de tentoon- kon slechts doorgang vin u j f 9 nadat men een naav chWodrde werken van Gustaaf en De Sadeleer eendonker nevenzaaltje van w G=ge Museum h,a "opbJ l"?"rbee«»*» KortteSl' ^bibliotheek0-Znle^Er isd' openbare vens een vriie rgebracht bene- 1961 z- Laatste religieuze kunstenaar Zelfportret uit 1953. Nieuwe erkenning of kritiek? Overzichtsexpositie in Venlo MARIUS VAN BEEK veertig ja~ren opgevoed" d£m n°g *ijn roemdeneY°Yht..?et Zijn omgeving, Zelfportret van Scheltema. Ia. ffilf! ;i Ir De omstreden gekruiste Christus uit 1921 uit de kruisweg van de abdij van Koningshoeven. HERMAN SERVOTTE DRS. W. BRONZWAAR DE DOODSKLOKKEN VAN ALBERT SERVAES Belgische regerincr rv. - ^®ti© van verstek ter ff Li Was 1945 bb hadien bekroond 00rdeeld) en J EtelVChe kunstbe°efemn£r T amateu" «telhngszaien hadden tentoon- ideale belichting kunn» 6<Ln wat meer Vna onbegrijpelijk dT bben- Het is Platte dak niet aan bot r6n bij het beeft. Met grote dvna^Cht gedach* «en aantal tentoonstel Zijn er al hee[Sdow dePdirS herigs, '"ame'ngttelr- de A1-" Heie-gebied ,,l °ndert je hoe dat Polariteit ver-v een romantische po- wijls sterk m- P668, een vlak en dik" tend vlas kan °°sbg land en het ro- De tocht er binken als de pest. een grote te Antbgde in Knokke, waar Joodse etnivr,°?n^elling van Russisch- gericht. Djel"ant Marc Chagall was in» na een du ee exposities leverden bij- achilders v lngende controverse. Twee den 't boeran Ver in de zeventig, bei- ylochtelir,„lnleven fel beminnend. Twee I?23 aan d 0 (cbagall ontsnapte in Huitsers Soviets en in 1940 aan de bij de beïT arvaes verdween in paniek een tere» r] g VBa 1944), maar welk ting e. nd verschil van levensopvat- bitbundi,,loristisch besef. Chagall de de rtnët, ,vreugdevolle levensgenieter, Servapc 1Ej e dr°mer van schoonheid; de tragische beschrijver van Jden en dood, ombers, bruinen, be grafenissen en stervende mensen. Laatst yond ik een foto, waarop de Belgische schildersgroep in de tuinen van „Mal- Pertuus" aan de Leie staat afgebeeld. Men vindt er Gustaaf de Smet, Frits van den Berghe, Floris Jespers en Ed- 8ar Tijtgat. Bij hen zit Marc Chagall, Haar Albert Servaes ontbreekt, toch *ieem ik aan dat ze elkaar in de ar- Tioedige maar produktieve jaren '20 ontmoet zullen hebben. In die tijd speelde het eigenlijke gro- *e drama in Servaes' leven zich af: "et besluit van het Heilig Officie te °me 130 mei 1921) waarbij de beroem- vn 6? aangrijpende kruiswegstaties w»Yd uythagen uit de kerk geweerd «a n n Slechts éénmaal heeft hij daar- v °g een grote cyclus voor een kerk vooradrdlgd'.. dat was in 1936 toen hij dracht 6, a i van Orval een grote op- vaes toe 6eg' bikt ecbter °f Ser- de clerici81 murw gemaakt was door 'ruit te Pressie. De spanning lijkt teit heeft11' een vlakke monumentali- Vreemd blQ»fe overhand gekregen. Cbagpjj lt dan de controverse met dat deze mèt^i"11166* we constateren, dene katholiek u en wimpel versohei- (Assy en Metz) ken is binnengehaald TERUGZIEN Va., Venlo doet me deft SERVAES ln tuigd raken van d»° treffender over- deze overigens zo levf?1?,berheid van en des te sterker raakt» 6 verteller van de mening dat deze schn °V en nieren het wezenlijkevan schap ai gebracht had in w bood- de twintiger jaren. Daa. begin vaY Het enige wat Servaes ten laste schijnt gelegd te zijn is een tentoonstelling in Duitsland in 1941, waarover de Na zi-pers jubelend is geweest. Zelfs kop stukken als Goebbels en Goering heb ben hem brieven van waardering ge schreven en Servaes heeft daar zijn té beleefde dank voor uitgesproken. Dit antwoord is groot opgemaakt in de Belgische kranten verschenen. Beweringen dat hij collega's zou heb ben aangebracht moeten louter op ge ruchten berusten. Waarom iemand ech ter voor een brief aan Goebbels de doodstraf moest, krijgen is mij een raad sel. Mogelijk heeft zijn paniekerige vlucht, have en goed achterlatend, af stand doend van zijn befaamde zelfge bouwde torenhuis te Latem, voedsel aan geruchten gegeven. De eerste na oorlogse jaren kenden immers weinig genade. Wie zal er nu nog aan denken, dat ook Goya gecollaboreerd heeit met de Napoleontische Fransen. Hij heeft zich volledig hersteld in de fusillade van de derde mei 1808. Dat herstel be speur ik bij Servaes niet. Hij blijft echter een grandioos schil- der en mede-grondlegger van het Vlaams expressionisme door zijn vroe ge werk. Ook dat is prachtig op de ten toonstelling te Venlo vertegenwoor digd. Die eerste landschappen, einde loos melancholiek maar prachtig van sfeer uit de tijd toen hij nauwelijks 20 jaar oud was. De taferelen uit het boerenleven, die als volledige cyclus prachtig zijn geëxposeerd. Stilte en rust, bewogenheid met armoede en on machtig deelnemen aan het leven, waar in dood en begrafenis steeds weer op doemen. Hij was niet voor niets in die tijd sterk door Edvard Munch geïnspi reerd, daardoor heeft het ook iets „Nordisch", waarin geen Breugheliaan- se vreugderoes weerklinkt. Een van de mooiste werken wereldberoemd zo langzamerhand zijn de communi cantjes, stille wezentjes in lange witte sluiers gehuld trekken naar de dorps kerk die wit ommuurd is. De kinderen worden vergezeld door zwarte kegel achtige vrouwen en dit geeft de blijheid van die kinderen weer iets spookach tigs, het is doortrokken van de som bere zorgelijkheid, die uit heel het boe renleven spreekt. Vanbeselaere, hoofdconservator van het Koninklijk Museum te Antwerpen, zei zelfs op de opening van de ten toonstelling (zaterdag 25 febr.) „Zijn kunst is als het ware herboren met een driest accent van religieuze waarachtigheid, doordesemd van mense lijk leed en ontegensprekelijke teder heid, die aan de laatste fase van zijn werkdadigheid een ongemeen aaggrij- pende ernst verleent. Onafgebroken is zijn geestkracht gebleven. Maar samen- vattender en kernachtiger is zijn vorm geving geworden, nog donkerder zijn palet, broeieriger de verfmaterie, hallu- cinater het heldonker. We staan voor de laat-stijl van een groot meester, waarbij men onwillekeurig aan de tra giek en de uitdrukkingswijze in het ul tieme werk van Tiziaan, Tintoretto. Rem brandt en Goya denkt." Dit laatste weiger ik eenvoudig te geloven. De expressie-middelen staan namelijk ingeen verband meer tot zijn Inderdaad hortend en kramp- w °rden is' Die exPressie-mid- nmhm f dan alleen nog maar uit S en grijzen, die op een mft witt«e manier worden opgelicht gaans nastlb?611' Zijn dan ook door" gaans pastels en houtskool-tekeningen bmTen hptH+PiCtUrale niet °verhS boven het literaire. Men kan nu wel een geweldig verhaal houden over de beroemde serie naar hef verhaal vaf Ramuz. ..Jean-Luc-persécuté" interes sant voor de zelf-ontgoochellng vafde meester maar meer dan illustratie zijn ze eigenlijk niet. Evenmin geloof ik iS de grootheid van de grote seri» i Zwitserse Mariatafel en het Marialevef die bizarre opstapeling van en het dat weergaloos clair-obscurWan»i i van Rembrandt, de man waarmee Mj wordt vergeleken. De vermorzelde Chris tus is uiteraard nog zeer aangriinenH maar niet heviger dan de Christus vaf de kruisweg uit de abdij Koningshoeve De pinkelende sterretjes die men veel vuldig door de ramen buiten ziet staan zijn symptomen voor de illustratieve visie. In de God-de-vader (toch nog met baard) zie ik hinderlijk veel een zelfportret. DE SAMENSTELLERS van de ten toonstelling zijn zwaar gehandicapt geweest bij de pogingen om een groot overzicht van het laatste werk te ge ven door de toch nog plotselinge dood van de meester. Hangende de erfenis deling werd het atelier te Luzern verze geld. Pas enige dagen geleden werd het oeuvre vrijgegeven, te laat om nog bladen en doeken voor de tentoonstel ling te reserveren. De tentoonstelling te Brugge bood een groter overzicht van het Zwitserse werk. Dat gaf niet bijzonder veel vertrouwen, maar wie weet wat er nog gevonden wordt. Wat mij treft is dat in de uitgebreide catalogus van Venlo de affaires die tot de terdoodveroordeling geleid heb ben, niet uit de doeken gedaan wor den. Evenmin worden de redenen van de gratie-verlening aangestipt. Zo lang zamerhand heeft men, om een beter oordeel over de man te vormen, daar toch wel recht op. Oorspronkelijk meen de ik dat Servaes een actieve rol ge speeld heeft in de beweging van het Vlaams Activisme. Dit schijnt niet het geval te zijn geweest. Hij zou dit niet meer dan emotioneel beleefd hebben en dit zal ook wel verwijdering heb ben gegeven met mannen als Cantré en Frits van den Berghe, die in de jaren dertig duidelijk hun socialistische en bewust anti-fascistische mentaliteit gedemonstreerd hebben. TOCH ZIJN DE KUNSTENAARS uit die tijd innerlijk mogelijk zeer bevrijd geweest, want langzamerhand begin ik te geloven dat de status van „peintre maudit" niets slachtofferachtigs had maar gedragen werd door een eerlijke levensopvatting. Men leefde uit idea lisme van ieder comfort verstoken en de welstand van latere tijden werd als een onwennig element gevoeld. De intensiteit van het leven groeide bij Servaes naar zijn religieuze verin nerlijking ofschoon gezegd moet wor den dat de eerste tekeningen bij het lijdensverhaal van Cyriel Verschaeve (daar is het heilig Officie over in op stand geraakt ook bij Aad de Haas begon het met een paar tekeningen) nog iets modieus hebben. Een jaar la ter komt pas dat schokkende, dat ons nog steeds omver werpt omdat het ons doet denken dat de verschrikkingen der Duitse concentratie-kampen moge lijk niet treffender uitgebeeld hadden kunnen worden dan Servaes in 1921 al gedaan heeft. Zijn ter dood veroor deelde Christus uit die jaren is eigen lijk de ter dood veroordeelde Jood uit 1943.... Men kan zelfs zeggen dat de laatste grote religieus-bewogen schilderingen door hem gemaakt zijn. Of hij geput heeft uit Grünewald, doet daarbij niet ter zake. Sedert 1921 ken ik geen we zenlijk groter bezielde religieuze voor stellingswereld. Servaes ontsteeg toen ook aan de „monumentaliteit" waar aan zo velen ten offer vielen. Maar hij ontkwam er in Orval ook niet meer aan. Op het ogenblik zou ik hem slechts met Rouault, meer nog met de Span jaard Antonio Saura kunnen vergelij ken of met zijn tegenspeler Chagall. van een schier of hii in verbanning. Het is als- het lanrkcli zel*s vecht met hii do aP' een kreet schildert vikt ic £ge? en waar die kreet het he- tali+oi+ berknjgt zijn oeuvre weer vi- bereH 1S dan als gevangene in de Hoe yan Vextal en de Santis. «oewel velen met Dr. W. Vanbeselae- „.j an mening zijn dat de Zwitserse Periode van Servaes de uiteindelijke Kjping van zijn talent gebracht heeft, meen ik dit toch in twijfel te moeten IN HET RIJKSMUSEUM Huis Lam bert van Meerten aan de Oude Delft te Delft is een herdenkingstentoonstel ling ingericht van het werk van de Wateringse schilder Leendert Schelte ma, die bijna negentig jaar oud in 1966 stierf. Met zorg en liefde is een keuze ge daan uit schilderijen en tekeningen uit Scheltema's nalatenschap, die ziin fa milielid prof. J. Milatz toeviel en uit particulier bezit. In drie zaaltjes han gen achtenvijftig nummers, een vitrine toont schetsen, studies en enkele brie ven. De expositie aan de Delftse gracht is een oase van rust. Scheltema's le vensverwerkelijking is het schilderen geweest. Een revolutionair pionierschap daarin was hem vreemd, maar steeds observerende bleef hij zonder rust zoe ken naar nieuwe inzichten en bleef experimenteren. Het goede, ware en de plaats, waar aan geografisch ~w::nr:-rrrrr-w: kiarwk s-s; (Van een correspondent) LONDEN, 4 maart Met een op voering van Strindbergs „Dodendans" heeft het National Theatre opnieuw zijn vermogen bewezen om fundamen tele. herwaarderingen door te zetten. In Engeland, en een groot deel van Europa evenzo, is Strindberg eigenlijk alleen maar bekend als een naturalis tisch auteur van stukken als „De va der" en Freule Julie"; voor het ove rige lijdt hij onder zijn reputatie van „krankzinnig genie" en wordt zoveel mogelijk vermeden als een geobsedeerd neuroticus. In de opvoering echter heeft Glen Byam Shaw het moedige besluit geno men de auteur te vertrouwen en hem op zijn eigen terrein tegemoet te tre den. Door dit te doen heeft hij de ge meenlijk fatale vooronderstelling ver meden dat „ernstige" thema's „ern stig" behandeld moeten worden. Wat nu te voorschijn treedt is een Strind berg, die zijn toeschouwers aan het lachen brengt en hen, langs zijn eigen smalle spoor tot een universeel mense lijk inzicht voert. Het resultaat is ge lijkwaardig aan wat de Royal Shake speare Company onlangs bereikt heeft met de herontdekking van Marlowe in „The Jew of Malta". „Dodendans" is geschreven toen Strindberg vijftig jaar was, na zijn „Inferno"-periode en de schipbreuk van zijn beide huwelijken. Het is een uitgesponnen en genadeloos sexueel duel, dat gevoerd wordt in de opgeslo tenheid van een eilandvesting tussen een legerkapitein en zijn vrouw, die tien jaar jonger is. Beiden zijn emo tionele kannibalen; in het begin van het stuk bij het naderen yan hun zilveren bruiloft hebben zij elkaar reeds teruggebracht tot uitgepikte kar kassen. Hun dialoog is een wapenstil stand door uitputting, als tussen wan delende lijken gevoerd. Zij leven weer op door de terugkomst van een oude vriend (Kurt) die als quarantaine-officier naar het eiland komt. Hij wordt op slag een pion in de echtelijke oorlog en een hulpeloze prooi die ze niet loslaten voor zij hem be roofd hebben van zijn betrekking, zijn zoon en zijn zelfrespect. Er is een opvallende onevenwichtig heid tussen de benepenheid van dit wereldje en de geweldigheid van de hartstocht die daarin woedt, als de veldslag van mieren om het bezit van twee grassprietjes. Dit is juist een van Strindbergs belangrijkste punten. In echtelijke oorlogvoering krimpt de we reld in tot een enkele hellekamer waaruit geen ontsnapping mogelijk is. Gewoonlijk toont het theater zulk een situatie ofwel als een klucht ofwel met een krakende plechtstatigheid. De ze opvoering echter brengt de passie en de komedie samen in een emotione le continuïteit: telkens weer rijst de loutere hevigheid der gevoelens tot een farcicale climax, die altijd nieuwe perspectieven van onder druk gesteld menselijk gedrag opent. In vergelij king met dit stuk lijken O'Neill en Al- bee leerjongens. De opvoering zal waarschijnlijk door Laurence Olivier historie maken. Zijn kapitein is een meesterstuk. Hi. velerlei aspecten van dit karal tyrannieke dienstklopper, een gezellige vulgaire kerel, een twinkelende oude heer maar daaronder huist de ran cune van een man die zich voelt ge passeerd, en de angst voor de dood die hij doet doorschijnen met de huilerige afweer van een ziek kind. Zijn masker is dat van een wolfsmuil die zich op trekt in de aanzet tot een grauw. Met een verbazende intensiteit brengt hij uit dit gezicht alles te voorschijn. En in een korte zin kan hij moduleren van een blaffende schreeuw tot een vrien delijk verzoek om medelijden. Geraldine McEwan als de vrouw en Robert Stephens als de weke, sensuele Kurt hebben daar minder gewicht te gen in te brengen, maar zijn toch aan zienlijk meer dan bijlopers. En Geral dine McEwans finale aanval op de ver lamde, in zijn stoel stervende kapitein, is een van de grootste momenten van een avond van volgehouden theatrale grootheid. ij opent ikter schone vond hij op hij stond; behoefte verre horizonten had hij niet. Zijn leven heeft zich in zijn prille jeugd afgespeeld op Ameland bij zijn grootvader, die kapitein van een driemaster was, later te Delft, in Katwijk, als leerling van Jan Toorop, in Haarlem en Waterin gen. In Wateringen heeft hij het over grote deel van zijn lange leven door gebracht, niet in het grote notarishuis van zijn vader, maar bij het Oosteinde in een woninkje, dat hem herinnerde aan het commandeurshuis op Ameland. Zijn vrienden beschrijven Scheltema als een wijs en mild man. De kleine verzameling, die thans in Delft van hem hangt, spreekt van de gang van de kunstenaar door het leven, van de ontwikkeling van deze typisch „Hollandse Tachtiger", maar het meest van een zeldzaam geluk, dat zijn muze hem moet hebben geschonken. De ten toonstelling, een oud kleinood in sobe re zetting, blijft geopend tot 10 maart. J. S. IN EEN BUNDEL met de wat on bevredigende titel „Literatuur als le venskunst" heeft Dr. Herman Servotte een aantal artikelen verzameld die de laatste tien jaar in diverse tijdschrif ten, maar voornamelijk in „Dietsche Warande en Belfort" verschenen zijn. Hij heeft ze doen voorafgaan door twee stukken van meer algemene aard: „Roman en kritiek" en „Roman en geloof". De titels daarvan geven al aan op welk terrein Servotte zich beweegt: enerzijds schrijft hij als een theoretisch voortreffelijk geschoold kri- tikus, die de ideeën van zulke autori teiten als Lubbock, Stanzel en Wellek- Warren tot uitgangspunt neemt; ander zijds vraagt hij, als moderne gelovige en „gesitueerde", steeds naar de hou ding die een roman ten opzichte van de wereld inneemt. Deze laatste vraag opent een perspectief van waaruit ook over het probleem van „Literatuur en geloof" gedacht kan worden: het ge loof is immers ook een houding ten opzichte van de wereld. Uitgaande van een artikel van Schil- lebeekx komt Servotte tot de conclusie dat de moderne roman zich op drie voudige wijze tot net geloof verhoudt als beschrijving van de werkelijkheid houdt de roman een impliciete gods bevestiging in, daardoor aanleiding ge vend tot wat Schillebeekx noemt „het natuurlijk geloof"; op psychologisch vlak vergemakkelijkt de moderne ro man de geloofshouding doordat hij de ker is dan elke intellectuele construc tie; door het gebruik van symbolen, tenslotte, scherpt de moderne roman one gevoeligheid voor het metafysieke. In de volgende vijf hoofdstukken, welke handelen over individuele roman schrijvers (Graham Greene, Lawrence Durrell, Evelyn Waugh en William Golding) gaat de schrijver vanuit deze critische stellingen een aantal romans te lijf. Hij geeft blijk zijn methodes uitermate scherpzinnig te kunnen han teren; met name de manier waarop hij het begrip „gezichtspunt" hanteert levert meestal verrassende resultaten op. Tegelijk blijkt echter dat de twee benaderingswijzen zoals die in de be- ginhoofdstukken zijn uiteengezet, mis schien toch minder eenvoudig met el kaar in verband te brengen zijn dan Servotte meent. Bij zijn analyse van Waugh's „Brideshead Revisited", bij voorbeeld, legt hij uit dat Waugh, blij kens de bepaalde manier waarop hij de verteller hanteert, het scheppen van sen romanwerkelijkheid belangrijker vindt dan de werkelijkheid zelf. Dit is voor Servotte ethisch afkeurenswaar dig. Maar als deze houding tegen over de werkelijkheid nu precies is wat Waugh heeft willen beschrijven, hoe kan zij dan afkeurenswaardig zijn op gronden die niet aan de roman zijn ontleend? Servotte verwisselt de hou ding van Charles Ryder tot zijn wereld met die van Waugh tot de onze, en zondigt daarmee tegen een van zijn eigen kritische stellingen. De grond va- deze moeilijkheid ligt in de op vatting die Servotte heeft aangaande het begrip „romanwerkelijkheid". De roman stelt zijns inziens een eigen we reld tegenwoordig, die onafhankelijk van de onze bestaat, maar er niet temin een interpretatie, een „model" van is. Zo'n theorie maakt de roman tot een per definitieve paradoxaal, on zuiver genre, en we mogen ons niet verbazen als de romankritiek dan ook onzuiver uitvalt. Overigens ga ik op deze problematiek in, niét om af te knibbelen op Servotte's buitengewoon goede boek, maar slechts om op de zaak zelf te attenderen. Servotte's boek zou niet zo goed geweest zijn als het probleem er niet zo in knelde; het is namelijk een probleem dat 'de hele moderne romankritiek karakteriseert, en dat nog lang niet is opgelost. In middels zal het duidelijk zijn, dat Ser votte's boek mede hierdoor beslist niet alleen voor kenners van de moderne Engelse letteren van belang is. DE HOOFDSTUKKEN over Golding en Durrell zijn werkelijk bijzonder knap; ik durf te beweren dat er ook in het Engels niets wezenlijkers over deze auteurs geschreven is. De stuk ken over Greene en Waugh zijn minder gaaf en minder oorspronkelijk, wat bij deze vooral door katholieke critici druk beschreven auteurs ook niet verbaast. De laatste twee hoofdstukken vallen min of meer buiten de hoofdproble- matiek van het boek: het zijn inleidin gen op het werk van Yeats en Eliot. Maar alweer valt op dat er hier zeer wezenlijke dingen gezegd worden; voor al het stuk over Yeats is een enorme prestatie, terwijl dat over Eliot op zijn minst zeer bevredigend is. Alles bij elkaar genomen is dit een boek van uitzonderlijk niveau. Ik heb de laatste jaren heel wat op dit terrein gelezen, en zou, als mij dit gevraagd werd, ad viseren dit boek in het Engels te laten vertalen. In dit verband is het wel veel zeggend, dat Servotte's oorspronke lijk i het Engels geschreven dissertatie, twee jaar geleden in het Nederlands is vertaald (De verteller in de Engel se roman). Herman Servotte: Litteratuur als Le venskunst; essay's over hedendaagse En gelse literatuur. Uitg. De Nederlandse boekhandel, Antwerpen 1966, 136 pag.; prijs f 8.25.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1967 | | pagina 19