r PLUS MINUS ft t KINDERPUZZEL rnrnmam L I ROBBIE DE BEER en de steenbok l/l tel P'eve, DE TIJD ZATERDAG 4 MAART 1967 DE TIJ i ycRVJlCjS; DOOR COKS VAN EYSDEN XIII wreef zich vergenoegd over zijn buik ftOgfttilD0 «ïró'S!£* <3~ „Je moet je erg stevig vasthouden", waarschuwt de Steenbok. „Oh, ik ben niet bang hoor", antwoordt Robbie. „Het kan me niet schelen hoe ruw de zee is, als ik maar terugkom. Wacht even, dan zal ik het de piraten vertellen." De kleine beer gaat op zoek naar Rogier en zijn mannen. De kapitein fronst zijn voorhoofd als hij hoort dat het een moeilijke reis zal worden. „Je kimt beter niet gaan", is zijn mening. Bij de eerste grote golf word je van de Steen bok gesmeten en niemand zal je dan ooit meer kun nen vinden." Maar Robbie schudt vastberaden zijn hoofd. „Ik moét weg", houdt hij vol. „Ik vind het niet erg om in een storm te reizen. Ik moet terug naar mijn vader er moeder." De kapitein kijkt bezorgd. „We zouden het heel erg vinden als er iets met je ge beurde," zegt hij. „Wacht!" roept Ben. „Ik weet al hoe de kleine beer ongedeerd de storm kan door staan. Kom maar mee, ik zal het jullie laten zien." En hij gaat, gevolgd door de anderen, op weg naar de hutten. S GAASl L LANG! lemmi SNEEK SCHIEI tersc OUDEI WORK i ZEILIN zeilsi BORG DROU De kapitein lacht. „De Steenbok is er toch ook nog", legt hij uit. „Die kan het vlot voortduwen, terwijl jij behaaglijk in je huisje zit." „Oh, ja", zegt Robbie opgelucht, en hij helpt mee het ding in het water te duwen. „Het drijft fijn", zegt Ben. „Stap aan boord, dan zullen wij je afduwen." Robbie klau tert op het vlot „Maar ik kan nog niet gaan", zegt hij. „De Steenbok weet niet dat ik hier ben." HOOC Weer worden zijn zorgen weggelachen. „Je drijft gewoon met de stroom mee naar de volgende baai en daar wacht de Steenbok op je", legt Ben uit Nu is Robbie helemaal gerustgesteld en hij instal leert zich aan boord. „Vaarwel allemaal", roept hij. „En heel veel dank voor alles wat jullie voor me hebt gedaan." Ben geeft het vlot nog een flinke duw en langzaam drijft het weg. Aan de oever wuiven de zeerovers Robbie vaarwel. „We zullen je missen, kleine beer", roept de kapitein. Robbie blijft wuiven tot de zeerovers niet meer te zien zijn. Dan kijkt hij speurend uit naar de Steen bok. Opgelucht ziet hij dat het dier bij de volgende baai al cf hem staat te wachten. „Ahoy!" roept hij, en meteen zwemt de Steenbok op hem af. „De pira ten hebben me dit huisje gegeven om me tegen de storm te beschermen", legt Robbie uit. „Kun je het voortduwen?" De Steenbok knikt. „Natuurlijk wel", antwoordt hij. „We gaan meteen op weg." Meppi ORVE Rold WIJS' diepe mari „Hou op me moeder te noemen." „Nu krijgen we de moeilijkheid om dit onder het schilderij te krijgen." „Laten we ze gelijk zetten." „Het spijt me pappa, maar ik begrijp nog steeds niet waar ik vandaan kom." DE RODE SOK Ad kwam stilletjes om het hoekje van Hans' kamerdeur kijken. „Kom er maar in", riep meneer De Boer, „Heb je de koffiepot en de sigaretten niet meegebracht, dan wordt het nog ge zelliger. We blijven maar bij Hans op visite vanavond". Ad had wel iets an ders meegebracht. Hij stond eerst een beetje ongelukkig midden in de ka mer, met z'n handen op de rug. Papa moest er om lachen, maar mama zei: „Heb je soms óók beschuiten met kaas bij je?" Het bleken twee boterham men met pindakaas, die Hans gulzig naar binnen werkte. Toch wel een fijne knul, die broer van hem, al was ie dan soms een beetje saai. „Loop jij even mee naar beneden, Hans dan haal ik echt koffie en wat lekkers en de onmisbare rokertjes voor papa". Hans vloog overeind. Zoiets onver wachts gebeurde niet zo gemakkelijk in hun kalme gezinnetje. Over straf werd niet meer gesproken en die uur tjes met z'n allen op dat kleine kamer tje werden een van de fijnste avonden die de kinderen De Boer zich van hun jeugd zouden herinneren. Een hond, konijnen of vogels, het kwam er allemaal niet. Hans was achteraf blij. Er werden plannen gé- maakt om in de zomervakantie drie weken naar het buitenland te gaan. En wie zou dan voor z'n vee moeten zor gen? Meneer De Boer was al een paar keer wezen proefrijden met de cara van van de buren. Want ze zouden zelf zo'n caravan kopen en die in Joe goslavië op een kampeerterrein zetten. De jongens hingen boven uit het slaap kamerraam, toen hun vader op straat uitreed met het huisje op wielen aan z'n auto gekoppeld. „Wat een slakke- gangetje", spotte Ad, „zo komen we in drie weken nog niet aan de grens". Hans keek bedenkelijk naar de heen en weer slingerende caravan. „Zouden wij onderweg daarin moeten zitten, in dat zwieberende ding? Dan ga ik niet mee, hoor, ik word al misselijk als ik er naar kijk." Hans kon niet zo best tegen autorijden. Hij werd aitijd met tabletjes fit gehouden en leefde pas weer op, zodra ze konden uitstappen. Mevrouw De Boer sloeg uit het keu kenraam met gemengde gevoelens de capriolen van haar man gade. Toen hun vader de straat uit was en de jon gens beneden verslag wilden gaan uit brengen, werden ze begroet met een hartgrondig: „Griezelig gezicht, hè?" En het drietal, dat aan de rijkunsten van hun echtgenoot en vader overgele verd zou zijn, smeedde een komplot stiekem het aantal proefritten te tur ven. Alleen bij tien of meer streepjes zouden zij zich met hun chauffeur op vakantie wagen. Het viel best mee. Na vijf keer een half uurtje oefenen, had meneer De Boer de auto plus caravan in z'n macht. De zesde keer wist hij door z'n feilloos wegrijden bij de start het ver trouwen van z'n gezin te wekken. Het turflijstje belandde in snippers in de prullenbak. Een week later stond er een mooie caravan voor de deur. Met een piepklein keukentje, een opklapbare tafel, en zitbanken die als bedden dienst moesten doen. „Eigenlijk snap ik niet, dat we zo'n groot huis hebben, als je met z'n vie ren ook in die kleine ruimte kunt le ven," peinsde Ad. Hans keek z'n broeT bewonderend aan. Dat was me even een steengoeie opmerking, daarop zou hij, Hans, nooit gekomen zijn. „Mis schien kan het ook wel niet. Moeten we niet eens een keertje proefslapen ook?" Mevrouw De Boer, die helemaal enthousiast was bij het vooruitzicht op een interessante vakantie, werd roeke loos. Anders ging ze nogal bedacht zaam te werk, maar nu zei ze gewoon: „Welnee, voor één nacht ga ik al die heisa niet op m'n hals halen. Duizen den mensen brengen hun vakantie door in zo'n ding, soms nog wel kleiner dan de onze, dus waarom zouden wij er niet in passen." Ze pasten met z'n vieren in de ca ravan, ze konden er in slapen, eten en drinken, sp&len en ook lezen. Maar toen ze een week Joegoslavië achter de rug hadden, begreep Ad heel goed, dat voor het normale leven van alle dag een gewoon huis verre te verkie zen was boven de beperkte vakantie ruimte. Je moest in e'en caravan voor al niet alles hetzelfde willen doen als thuis, dan kon je beter inpakken. Mevr. De Boer dacht niet over inpakken, ze vond het veel te plezierig in haar keu kentje, dat niet veel groter was dan Vreemde dieren namen. Ze worden echter gewoon als de na men, die je hier ziet staan, in een andere letter-volg- orde gezet worden. Schrijf de oplos sing op een brief kaart en stuur de ze vóór 11 maart aan het bureau van De Tijd in Amster dam, N.Z. Voor burgwal 67. Links bovenaan moet je schrijven: Kinder puzzel. OPLOSSING: Puzzel van 18 fe bruari: Juul, Hein, Mina, Leo, Trui, Piet, Jaap. De prijzen zijn gewonnen door: Bep van Veen, Noorderakerweg 213, Amsterdam-West; Riny Bodifée, Port- hoslaan 22, Maastricht; Wendeline van Gestel, Mendelssohnlaan 37, Arnhem; ingnd Stumpers, Elzenlaan 11, Eindho ven; Ellen Looijs, Hoogstraat 103c, Rot- terdam-Z. een flinke kast. En ze voelde zich heer lijk op haar gemak in de kamer, die tegelijk als zitkamer, eetkamer en slaapkamer diende. „Ella, wat zouden de buren wel zeg gen, als ze jou hier zo bezig zagen", spotte haar man. Ze hadden bruine bo nen uit blik gegeten, appelmoes van de zelfde borden om afwas uit te sparen en nu waren ze allemaal een grote si naasappel aan het verorberen. Van aparte schaaltjes of speciale fruitmes jes was geen sprake. Hans genoot van dit leven. Het zou natuurlijk nóg mooier zijn, als hun on derdak een echte tent was geweest en als ze eten hadden moeten koken boven een houtvuurtje. Maar dit was toch heel wat fijner dan een opgeprikte vakantie in een hotel, zoals vorig jaar. Zijn va der en Ad dachten er anders over. Ze begrepen best, dat ze geen diner van vijf gangen mochten verwachten op porseleinen borden met een glanzend gesteven damasten servet er naast. Maar het moest niet al te ver gaan, vonden zij. Ad haalde zich zijn moeders wrevel op de hals door te mopperen over het brood. „Wat u 's middags en 's avonds klaar maakt, dat gaat wel. Maar dat brood, dat we hier moeten eten, brrr... wat is dat vies". „Eten is nooit vies, dat weet je. Het is alleen de ene keer wel eens lekkerder dan de andere. Wanneer al die mensen hier dat brood eten, kunnen wij het er best een paar weken mee doen, vind je niet, verwend jonge tje?" Hans gnoof. Hij had toch eigenlijk een moord-moeder. Ze zouden volgend jaar vast weer met de caravan weg gaan, daar zou mama wel voor zorgen. Ze ging zo stilletjes haar gang, dat je eigenlijk nooit besefte wat ze allemaal voor elkaar bracht. Maar nu hier op vakantie, merkte je dat mamma voor een groot deel de dienst uitmaakte in het gezin. De omgeving van het kampeerterrein verborg al gauw voor Ad en Hans geen geheimen meer. Ze gingen soms met de auto weg naar de bergen of naar een stad in de buurt, maar meestal zochten ze het dichter bij honk. De allereerste dag al had Hans een eindje van het kampeerterrein vandaan een grasveld ontdekt, waar een geit in alle eenzaamheid aan een boom stond vastgebonden. Het dier deed eerst wat schuw. Maar toen Hans hem met een zachte stem bleef verzekeren, dat-ie een „best beest" en een „brave jon gen was, liet de geit zich op het laatst gewillig over de stugge haren strijken. De volgende dag ging Hans even z'n geit inspecteren. Hij had wat overge bleven brood meegenomen. De geit liet het zich best smaken. Opeens stond een jongen achter Hans, kennelijk de eige naar van het beest. Hij duidde op de geit, maakte kauwende bewegingen, wreef zich vergenoegd over z'n buik en wees met allebei z'n handen, hoe dik je wel kon worden. Toen liet hij zich lachend in het gras vallen. (Wordt vervolgd) Scffvfz^-- WAAROM DOOD VRIEZEN AIS HET NIET HOEFT? UEVEHEMUX NUREGENT'T HALLO, HULP DIENST? !KHEB EEN PROBLEEM.. JrC'i 1 ff) xrtvrtwv Daar aangekomen legt Ben uit wat hij bedoelt. „Zien jullie die kleine hut, die we voor Robbie ge maakt hadden?" vraagt hij. „Ik denk dat we die kunnen gebruiken als een soort vlot." „Dat is het", zegt Rogier. „Daarin zal hij veilig en droog de thuisreis kunnen maken. Kom mannen, we laten het huisje te water!" Robbie kijkt een tikje onzeker toe, als de piraten aan het werk gaan. „Maar hoe kan ik hiermee vooruitkomen?" vraagt hij. „Het huisje heeft geen zeilen en zelfs geen roeispaan. Ik ben bang dat ik hier niet ver mee kom." jugustus ^ater. 05147 Nederlan Woudfen; febied. ™ot, car; ISP1, reel vijver, z, ster. Er wate Koop. Vr; telefoon bU Lang Set zijn Vraag p peren: o we kamj vergrote IJsselme meren. Kap. s. eept. ij «620 «oede a< Voor- en gtan G.I Pension zeist, «elsch. 1 e'efo0t landhui rein va voorzie, Verwar (DrJ. t 12,6Slbi Soli «en pr tot 8 j Nieuw Jn bogr Jtandp] «lef s «hes. J Sn!? ei bidder

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1967 | | pagina 26