v1 *L DE Tijd ZATERDAG 11 MAART 1967 hJ~HRIST0PHER FRY'S TONEEL- iUK „The lady is not for burning" eSmt met een soldaat, die komt vra- *ei\ of hij gehangen mag worden, een moord gepleegd zou ebben. Het misdrijf blijkt per slot in ..et geheel niet door hem begaan te 3h, maar tijdens het gehele stuk blijft b met bitse woede vragen om het oltrekken van de doodstraf. Tenslotte saat hij gelukkig af met een geliefde 'e als heks geboekstaafd stond. Ik moest er aan denken bij het over- nzen van het leven van Picasso. *4. .-wy.m Het Stedelijk Museum bezit zelf een der mooi fel gekleurde stillevens uit 1924. MARIUS VAN BEEK tv'st Metropolitan Museum te New York stond het beroemde portret van Gertrude Het acrobatengezin uit het museum te Gotenburg is een der sterke stukken uit de ®'n (1906) af. Voor dit portret zou de dichteres 88 maal geposeerd hebben. zogenaamde blauwe periode. De zogenaamde classistisohe periode van Pablo Picasso is zeer sterk vertegen woordigd met het doek van de drie vrouwen uit Modern Art te New York. raw *>oekiZenden hebben hem in ziJn leven te besf gezet els de grote vernieler van de d'ties ln de Franse en Europese Se «kunst, de intelligente maar duivel- Voerrt an'. die een kriigsdans heeft opge- lucin (ln de internati°nale musea en de hal- 00 atles van een wereld rond twee wereld- heer^6n 'n de bo^en der mensheid heeft hiwf,?len ,in de tijd heeft hij practisch bij elk uw schilderij gevraagd om gehangen te Rei' 6n met bitse volharding heeft hij To aSn °b be^ voltrekken van het vonnis. c en .de Duitsers na de bezetting van Parijs 1 L ziJn atelier kwamen en hét grote doek HeeftU6rnica" zagen hangen, vroegen ze: j^'ort u dat gemaakt?". Zijn antwoord was Eedaa6" duidelijk: „nee, dat hebben jullie ka„. leder zou voor zo'n antwoord ge- Tenslotf ,6"' Picass° «et. de schild beeft hij zich met zijn geliefde, ruggetrokk"" maar vooral de tekenkunst, te- hij de Mrw nabii Aix en Provence nadat de heiiico u Saint Victoire had opgekocht, ne was i rg' tvaarop zelfs Paul Cézan- heks m ^e'°Pen- De heks blijkt geen te ko„ 6er zhn maar een voor duur geld re H n Pauwestaart. Die lady mocht 3 lang niet meer verbrand worden maar °k Voor Picasso zelf geldt zijn commu- htsme is vergeten, zijn clownerieën zijn gro- !esk> het boek van Frangoise Gilot heeft bem zelfs niet aangetast the gentleman is hot for burning. Er is de laatste tijd stilte rond de 85- j^rige grand old man van de schilderkunst. Pr°f. Jean Leymarie, goed vriend van de feester, kwam bij de opening van'de grote 'oasso-tentoonstelling te Amsterdam, vorige e®k zaterdag, regelrecht uit Zuid-Frank- 'ik. Hij vertelde dat Picasso herstellend was an een vrij zware operatie, weer druk aan el tekenen was, plannen had voor nieuwe ohilderijen en aan vitaliteit nauwelijks had ^geboet. Maar al verschijnt het physionomie van Ie kleine vulkanische man uit Malaga zel- eri meer op de voorpagina van de grote '~ekbladen, zijn naam heeft nog altijd een logische klank. Het zal me niets verwon- li&u6n Wanneer de bezoekers aan het Stede- J* Museum in de rij moeten staan om ,,lnOen te mogen komen. Trok het grote over- °ht de afgelopen wintermaanden te Parijs 8.50.000 bezoekers? h1 de museum-wereld kan men de presta ties van mr. E. de Wilde gerust een stunt noemen. Hij was de eerste, buiten de Fran se regering, die toevallig vernam van de plannen van minister André Malraux om Picasso op grootse wijze te huldigen en di rect zette hij zijn motorische werklust in beweging om de tentoonstelling ook voor Amsterdam te reserveren. Toen de toestem ming van Picasso zélf er eenmaal was, waarbij de werken uit eigen bezit doorge- leend mochten worden naar Nederland, volg de een deel der andere bruikleengevers, zij het soms schoorvoetend. Ik noem het bewust „stunt", want al eni ge tijd is Picasso gecanoniseerd, opgenomen onder de pilaar-heiligen van de Westeurope- se kunst en daarmee een onbetwistbaar markt-object, waarmee weinig speculaties zijn uit te halen. Hij past eigenlijk nauwe lijks meer in de reeks van tentoonstellingen omtrent de nieuwste ontwikkelingen in de moderne kunst. Appel en de Cobra-jongens had hij twintig jaar geleden al niet veel te bieden, laat staan dat hij past in de „hard- edge" en de happening-kunst van onze da gen. En toch werpt Picasso ons omver, door de hoogtepunten uit zijn oeuvre en door zijn schokkende wispelturigheid. Ik bedoel niet zijn persoonlijke wispelturigheid (die kunt u tot in alle persoonlijke details lezen in Fran goise Gilot's leven met „il furioso", maar zijn voorliefde om voortdurend zijn stijl te vernieuwen en QP een totaal andere manier de problematiek van vormen in de ruimte aan te pakken, zodat elke met moeite gefor muleerde kunstkritische theorie weer aan barrels lag. Die stijlveranderingen zijn ove rigens in werkelijkheid nooit zo schokkend verlopen als op een tentoonstelling wordt ge suggereerd. Daar zijn soms jaren tussen van beeldhouwkunstige of ceramische werkzaam heid maar vooral zijn bijna alle leemtes op gevuld met enorme hoeveelheden tekeningen en bladen grafiek. Om de schilderkunst van Picasso goect te leren kennen moet men de hele „Werdegang" eigenlijk vergezeld doen gaan van de tekeningen, etsen en litho's. IN HET PRENTENKABINET hangen wel iswaar vijftig prachtige tekeningen bij de 130 schilderijen nog juist voldoende om re delijk op een dag te verwerken maar een zuiver inzicht in het talent van Picasso wordt er niet mee weergegeven. Ook moet men zich realiseren, dat deze duivels-kunste- naar zo ontzaglijk veel heeft geproduceerd (lang niet altijd in zijn voordeel), dat men wel vijf tentoonstellingen als die in Amster dam zou kunnen samenstellen, zonder dat de kwaliteit door de bank genomen noemens waard vermindert. Om een paar voorbeelden te noemen: Van het roem-ruchte meisje met de paardestaart (tot in dissertaties doorgedrongen) is er op de expositie één schilderij aanwezig. In 1954 zag ik er in het Maison de la pensée Frangaise liefst dertien en dat was nog een keuze. Op de tentoonstelling is het befaam de schilderij naar de Meninas van Velas quez. Destijds in Londen (Tate-Gallery 1960) waren er liefst 43 voorstudies van. Op de tentoonstelling van La Guernica in het Stedelijk Museum 1956 waren er 68 stuk- De „duivelse" kunstenaar gecanoniseerd ken die het grote doek vergezelden. Zo kan men doorgaan om de krankzinnige werk zaamheid van deze man te beklemtonen en dan komt men altijd weer tot tegenstrijdige antwoorden. -Men heeft gezegd, dat de paro die op Velasquez een nieuwe fase in het oeuvre van Picasso markeerde, dat zal wel zo zijn, tot men hoort, dat hij reeds op zijn achttiende jaar zo door het schilderij geboeid was, dat hij er tekeningen van maakte. Heel bekend is de ets, die Picasso' maak te naar een van de zelfportretten van Rem brandt. Het is eigenlijk een duivels intelli gente synthese van tal van zelfportretten. Jan Heyligers vertelt in het boekje dat Gale rie d'Eendt naar aanleiding van de Picasso- tentoonstelling in 1965 heeft uitgegeven, van een bezoek dat hij eens aan de meester ge bracht heeft, Pablo toont hem een schrift, dat vol staat met schetsen naar schilde rijen van Rembrandt. Maar bij die veelheid aan werken zullen er toch altijd een aantal topstukken nodig zijn om een tentoonstelling een onvergete lijke indruk te doen maken. Welnu het mag snobisme heten, allé het mag ook aan het schokeffect te danken zijn maar vorige tentoonstellingen hebben mij toch meer uit het zadel geworpen, dan het hui dig overzicht te Amsterdam. Dat komt waar schijnlijk toch door de toppen, die in het Stedelijk Museum jammer genoeg gemist worden. Nog altijd blijft dat beeld mij bij van de half-blinde Célestine uit de blauwe periode, een onvergelijkbaar hoogtepunt; het nuvere maar heerlijk zuiver staande naakte jonge meisje met het bouquet, De dames van Avignon en de drie muzikanten, het cubis- tische portret van Vollard en het synthe tisch stilleven tegen de blauwe zee van St. Raphael. De geweldige kat die vogels ver scheurt en de vrouw met de blauwe corsage (coll Dotremont) dat zo'n prachtige pendant is van de vrouw met de vishoed uithet Stedelijk Museum. Men mag daar echter niet te veel naar haken, want het maken van een dergelijke tentoonstelling betekent toch altijd nog het nastreven van praktisch te realiseren zaken. Wanneer bepaalde topstukken uit Modern Art te New York (dit museum stond toch nog enkele zeer belangrijke doeken af) en die van de Ermitage te Leningrad wegval len, dan moet men gaan zoeken naar ver vanging en dat kost eindeloos overleg. Mr. de Wilde komt de eer toe dit overleg met tact en doorzetting te hebben gevoerd want weinigen beseffen wat er aan problematiek schuilt achter een expositie als deze. Welnu, het is fijn weer eens hernieuwd kennis te maken met de familie Soler, dat wonderlijk familie-portret uit de blauwe pe riode, waarvan de achtergrond door Picasso later geheel werd dichtgeschilderd; de zelf portretten uit 1901 en 1906 met elkaar te vergelijken (vergeet het conterfeitsel uit het prentenkabinet hierbij niet), het heel bijzon dere portret van Gertrude Stein weer te zien en te beseffen dat de aankoop van het cubis- tische portret van de vrouw in het groen door het Van Abbe-museum te Eindhoven destijds een schot in de roos is geweest. Uit die tijd zijn er een groot aantal stil levens, die de kunst en de toekomst van Picasso schenen te bepalen. Het coloriet wordt dan teruggedrongen tot heel beschei den tonen in grijs, oker, zacht blauw en zwart. Tot de kleur het wint in veel fellere stillevens, waarvan Amsterdam een mooi exemplaar bezit. Juist uit die tijd is een prachtige collectie aanwezig. Dan wint ook een nieuw classicisme terrein met zware vrouwen-figuren, waarvan het kleine doek van twee vrouwen hollend op het strand een hoogtepunt betekent. Vóór Picasso's kunst zich meer lineair gaat bepalen teneinde vast te haken op de verschrikkingen van uiteengeslagen gezich ten die zowel en face als en profil kenbaar zijn, bloeit in een korte periode een stijl op met uiterst plastische vormen, losse vormen die weer verenigd worden en zowel aan de beeldhouwer Laurens als aan diens collega Moore doen denken. De wreedaardige ver scheuring worijt soms nog in aanminnige kleurtjes afgezwakt om het geheel lieflijk te doen schijnen maar de sluimerende strijd is niet alleen in de wereld maar ook in het gemoed van Picasso al weer opgelaaid. Als hoogtepunt het prachtige doek, de aubade geheten, geschenk van de kunste naar aan Art Moderne te Parijs. Teken achtig ligt een vrouw op een gestreepte divan, een andere figuur zit erbij, een gui taar in de hand. Het geheel is in sonore bruinen geschilderd waartegen een bleekgrijs van de figuren. Felle kleuren doorsnijden het geheel. Met dit sonore gamma is direct het portret naar El Greco te vergelijken. Dit is eveneens een hoogtepunt op de ten toonstelling, evenals het spel van de pages. Het tekenachtig effect wordt voortgezet in de haardos van mevr. H.P. (Pignon-Parijs) en wordt doorgetrokken naar de Meninas, de doldrieste analyse. Niet alleen Velasquez en Greco zijn mikpunten, ook het „Dejeuner sur l'herbe" van Manet (deze had het the ma weer van Giorgione) en de slapers van Courbet vallen binnen de beschouwing, tel kens weer even brillant. De laatste werken, komen mij geenszins als een inzinking voor. Er schijnen bijzon der erotische, zelfs stuitende scènes bij te zijn (zoiets staat meestal omgekeerd even redig tot de potentie van de maker) maar bij de hier geëxposeerde werken treft mij een verruimd kleurgevoel, vergroeiend ln ruimte en compositie. Onder de tekeningen zijn juwelen, fel en genadeloos, zowel in de simpele lijnvoering (conterfeitsel van Igor Strawinsky) als in de uitgewerkte volumen van de ontvoering door de centaur. Bijna alle stijlen demon streert Picasso hier tot de vervloeiende se- pia-penseelstreek bij de zittende naakte vrou wen. Er is een verrassende herinnering aan Cranach en een bordeelscène van courtisa nes en stierenyechters, feller dan Toulouse Lautrec geschetst zou kunnen hebben. Jac queline doemt steeds weer op in een stille beslotenheid. Wie nog een beeld van de etsen van Pi casso wil zien, kan terecht bij Galerie Krik haar aan de Spuistraat te Amsterdam. Er zijn prachtige bladen uit de suite Vollard van 1932 en een serie ongelooflijk knap ge drukte litho's naar collages en cubistische schetsontwerpen door meester-drukker Mour- lot vervaardigd. Deze kleine expositie biedt een exquise aanvulling van de grote show in het Stedelijk Museum. Ofschoon Picasso nog steeds de Spaanse nationaliteit geniet (Franco is zelfs zo met de revolutionair verzoend, dat hij toestem ming heeft gegeven tot het aankopen van zijn werk) was het de Franse ambassadeur die de expositie opende. Praktisch heel het rusteloze werk is ontstaan op Franse bo dem. Dat werk is al meer dan een legende, over enkele decennia zal het de algemeen aanvaarde spiegel zijn van de tijd der Euro pese catastrofes, waarin oorlog en vred» slechts afwisselende aspecten waren. Zijn oeuvre blijft nauw verbonden met maat schappelijke ellende, mobilisaties en slacht partijen en mogelijk stijgt zijn ster als re presentant van een tijd hoger dan die van Clemenceau, Churchill of Eisenhower omdat hij een hallucinaire wereld niet met wapens bedwong maar een ander aanschijn gaf. Picasso zei zelf ervan: „Wij weten allen dat kunst niet de waarheid geeft. Kunst is een leugen, die ons de waarheid leert, ten minste de waarheid, die wij mensen kunnen begrijpen. Ik gebruik in mijn schilderijen al le dingen waar ik van houd, hoe het daarbij met die dingen vergaat kan mij niets sche len. Een schilderij moet de som van alle belevenissen zijn. Voor mij is een schilderij de som van alle vergetelheden en toch is bij mij niets verloren gegaan." -*■

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1967 | | pagina 21