SPAANSE OPPOSITIELEIDERS INTELLECTUELEN IN EUROPA Prachtige duetten uit India Chansons, opnieuw geperst Fats Waller nog steeds in trek TOERENTAAL Economie Erfenis Milde anarchie I tJlJ ZATERDAG" 11 MAART 1967 7 reeds een geruim aan- ri. vT ,.JAREN zijn er in Spanje zuidelijke tekenen waarneembaar, zat land en regering bezig zijn aar een nieuwe bestaanswijze oor te breken. De laatste resten *an de burgeroorlog worden op geruimd. Zeer onlangs werd de trafbaarheid van de politieke euze tijdens de burgeroorlog etmitief opgeheven. De opvol- Smg van generaal Franco komt, °al niet in voorbereiding, dan °ch in bespreking. Talrijke dis cussies worden in de pers gevoerd °ver de opbouw van de Spaanse staatsinrichting bij het eindigen van Franco's regeringsperiode. ku o SATRUSTEGUI monarchist GIL ROBLES christendemocraat RIDRUEJO afvallige ARANGUEREN ontheven Ook de bejegening van Spaanse oppositieleiders door het regiem van generaal Franco vertoont de laatste jaren een enigs zins liberaliserende tendens. Joaquin Satrustegui, een leider van de monarchistische oppositie, en de christen-democraat Gil Robles werden vier jaar geleden, na hun terugkeer van een oppositio neel congres in München, nog door de Spaanse politie gearres teerd. Twee jaar geleden kreeg de „afgevallen- falangist" Dionisio Ridruejo een half jaar gevangenisstraf wegens „illegale propagan da". De ook in ons land bekende professor José Luis López Arangueren, een van de leiders van het universitaire verzet tegen de beperkingen van het regiem, werd vorig jaar „slechts" van zijn ambt ontheven. Drs. Th. G. SINNIGE Er WORDT VEEL over de Oost-W est-betrekkingen gespro ken en geschreven, het wordt JHöeilijk iets nieuws te zeggen. ~e Oostenrijker dr. Wolfgang f^aus is het gelukt en wel in zijn *°rt geleden verschenen en in tussen al veel geprezen boek: '.Eer fünfte Stand. Aufbruch der tntellektuellen in West und Ost" 'Scherz Verlag, Wenen). Het is een verfrissend, onbevooroor deeld en tegelijk scherp oordelend boek dat een reeks verrassende observaties en ervaringen bevat en tot geestige conclusies komt. r«»^raus *s secretaris van de ,,öster- ^bchische Gesellschaft für Literatur". zodanig is hij als weinigen in Dr. K. J. HAHN. TWEE GROOTMEESTERS van de traditionele klassieke muziek van IndiaUstad Vilayat Khan (sitar) en Bismillah Khan shehnai), vooral dank zij hun op treden op het Edinburgh Festival van 1965 tot ver buiten hun land befaamd, spelen drie prachtige duetten op een langspeelplaat van HMV („Music from India, series 1", ALP (stereo ASD) 2295) NANA MOUSKOURI ...op haar best... AMALIA RODRIGUES ...lichtere toets... FATS WALLER ...soms magnifieke solo... SPANJE BREEKT DOOR NAAR NIEUW BESTAAN Deze ontwikkeling wordt niet van bo- enaf opgelegd, maar is reeds lang oorbereid in de mentaliteit van het Paanse politieke denken. Met het weg- len van de oude tegenstellingen komt e baan vrij naar een nieuwe toe- ornst. Noodzakelijkerwijze komt tege- bk daarmee ook een ander inzicht °Pen op de eigen politieke werkelijk- ^d en het eigen verleden. Zoals sinds twee eeuwen reeds te doen gebruikelijk, komen nieuwe inzichten 0ver Spanje het eerst in Engelse publi caties tot formulering. In het afgelopen laar zijn te Londen twee boeken ver benen, die naar hedendaagse maat staven de Spaanse geschiedenis en de Spaanse politiek behandelen. Tot nu t°e was het regel dat overal ter wereld h studies over Spanje de sympathieën antipathieën uit de burgeroorlog in e behandeling van de stof merkbaar gorden. Dat kon ook niet anders, omdat et Spaanse conflict begin en proto- ype van het Europese conflict was Eeweest. Wij waren er allen nog in be rokken. In de nu uitgekomen boeken Is de burgeroorlog historie geworden en at heden heeft er een eigen gestalte Sekregen. Het WERK van Raymond Carr be- andeld in 766 bladz. de geschiedenis 'an Spanje vanaf de bevrijdingsoorlog egen Napoleon tot en met de burger oorlog van 1936-1939. Deze laatste ja- g^n gorden slechts in samenvatting be is r°hin' °mdat de auteur van mening deli Z dat een uitvoerige behan- vcrT'S gHeen oooolusies zou kunnen ople- het Ito i6 niet reeds vervat lagen in The ardwerk van Hugh Thomas, de van len»5,oCiVil War' °ver de pe"°" boek d=t 8"1936 bestond tot nu toe een het °m z'jn originaliteit ook naast Het o Van Carr onmisbaar blijft: U Spaanse labyrinth" van Gerald enan. Carr haalt zijn voorganger lo- 'end aan, maar overtreft hjem tegelijk. Het werk is breed en systematisch op- Sezet en in de behandeling van de ^Paanse geschiedenis zijn enkele mo- derne methoden ingevoerd. De nieuwe technieken liggen vooral op het gebied van de economie en van de sociologie. De afzonderlijke behandeling van de- Ze gebieden is in de Spaanse historio grafie tot nu toe niet gebruikelijk ge feest. Een handboek dat te Barcelona verscheen in 1963 was de eerste Spaan- Se studie die dit gebrek trachtte te ge- Pezen. (Ubieto-ReglA-Jover, Introduc tion a la Historia de Espana, ed. Jeide). Duidelijker dkn in andere lan- den blijkt in Spanje de determinerende Placht van de economie over alles wat geprobeerd of ondernomen wordt. Carr d°et aan dit inzicht volledig recht we dervaren. Hij opent met een lang hoofd ruk over „the economie structure of the ®Pcien régime", en komt in de loop Van zijn werk telkens op het onderwerp terug, wanneer achtergronden van c'Paalde ontwikkelingen worden ge schetst. in het tiende hoofdstuk over e fundamenten voor een moderne economie" neemt hij het opnieuw zelf- standig in behandeling. Ook de sociologie heeft een eigen ?laats gekregen binnen het grote ge- "eeL Gedetailleerde uiteenzettingen ko- fP®n er in voor over de groei van de evolking, het ontstaan van het Spaan- fe socialisme, de opkomst van de ar- ,eidersbeweging. Het elfde hoofdstuk k°et. behalve dit alles, ook goed uit kien welke betekenis de katholieke efopleving vanaf 1870 voor het Spaan- e staatkundige leven heeft gehad. Men .°u de term integralisme daarvoor PPen hanteren, ware 't niet dat deze alle progressiviteit uit vrees voor re volutie en aantasting van het bezit. Het zeer omvangrijke werk van Carr is te gedifferentieerd dan dat het met één benaming zou kunnen gekarakte riseerd worden. Niettemin kan door het hele boek heen telkens weer één onderwerp worden teruggevonden, dat min of meer de weg van de historische ontwikkeling markeert, namelijk de geschiedenis van het Spaanse libera lisme. Daarin is geen persoonlijke voorkeur van de schrijver gelegen, want de geschiedenis van de Spaanse staatkunde is van 1812 tot heden in alle fasen tegelijk de geschiedenis van het Spaanse liberalisme geweest. Even- verlichte despotisme, dat de liberalen voorstonden, werd door Ferdinand VII na 1812 terstond gereduceerd tot des potisme zonder meer. Omwille van de vrijheid van de burger verzetten de liberalen zich daartegen en dit had ten gevolge dat zij als ketters werden vervolgd en gewantrouwd. Omwille van een grotere welvaart wensten zij een centrale bureaucratie, maar dit riep het verzet wakker van de provincies, die zich in hun privileges bedreigd voelden. Om voor Spaans gebruik de toestand wat ingewikkelder te maken, kwamen daar nog enkele factoren bij de Kerk verzette zich tegen alle ver lichte ideeën; het patriottisch verzet erm op het Spaanse schouwtoneel °°r het Carlisme gereserveerd is ge loven. De theoretische achtergronden ateresseren Carr trouwens veel min er dan de sociale organisaties die in C®Ze katholieke heropleving ontwikkeld ™erden. Hij laat heel nuchter uitko- en dat dit conservatieve katholicis- e °P de welvaart van een rijk ge werden klasse van burgers steunde. ez® bourgoisie keerde zich tegen als bij ons, werd in Spanje de eerste proeve ener grondwet nog tijdens de Franse bezetting opgesteld. Deze grond wet werd in 1812 in het belegerde Cadiz afgekondigd. De opstellers er van waren liberalen, gevormd in de school van de Verlichting, die ook in Spanje een korte bloei had gekend aan het einde van de achttiende eeuw. Zij waren echter tegelijk de erfgenamen van de Franse idealen van burgerlijke vrijheid, al hebben ze het nooit tot ja- cobinisme gebracht, eenvoudig bij' ge brek aan weerklank onder de massa's. De verpauperde massa reageerde nog bij lange niet als een drom belang hebbende proletariërs, maar veeleer als toejuichende onderdanen van de adel en hun absolute vorst. De grondwet van 1812 is het uit gangspunt geworden van de eindeloze serie burgeroorlógen, die tot in onze dagen zich hebben voortgezet. Het tegen Frankrijk bracht argwaan mee tegen de aanhangers van Franse idea len; adel en koning intrigeerden op hoog niveau, en generaals meenden van tijd tot tijd dat machtsgrepen orde konden scheppen in de verwarring der geesten. DE PRETENTIE van generaals de staat te willen regeren, noemt Carr de meest duurzame erfenis van de be vrijdingsoorlogen tegen Napoleon. Hij wijst er op, dat zich in 1814 voor het eerst het verschijnsel van Spanjaarden in ballingschap op grote schaal voor deed, een sindsdien karakteristiek Spaans verschijnsel. Ook de militaire revolte van Riego in 1820 vertoonde trekken, die alle latere staatsgrepen hebben gehad. Het was alleen de laat ste opstand die nog vanuit progressieve idealen werd ondernomen. Een zekere erkenning kreeg het li beralisme, toen in de eerste carlisten- oorlog (1833—1840) bleek, dat het een opbouwend programma te stellen had tegenover het toen reeds ongeneeslijk ouderwetse Carlisme. Tegenstand van meer betekenis ondervond het later weer van de reeds genoemde katho lieke heropleving. De trieste lijn van ontwikkeling, die van dit katholicisme naar allerlei vormen van fascisme in de twintigste eeuw loopt, is voor meer landen dan Spanje alleen thans bekend genoeg. Aan deze ideologische ontwik keling geeft Carr geen brede behan deling, omdat hij trouw blijft aan zijn uiterst onpartijdige wijze van nuchtere geschiedschrijving. De aard daarvan tekent hij onbewust zelf, wanneer hij signaleert dat „rond 1860 althans een zekere sector van de Spaanse maatschappij in staat was tot politiek oordelen in termen van economie". Rond 1860 werden, met Engels geld, de Spaanse spoorwegen gebouwd, mij nen werden ontgonnen, chemische fa brieken en cementfabrieken opgericht. Het was toen als nu nog: buitenlands kapitaal was nodig voor elke grote on derneming, er was onvoldoende inves tering voor de fabrieken en met eigen Spaans kapitaal kon slechts 10 procent van de natuurlijke rijkdom van de bo dem worden geëxploiteerd. Het landbe zit lag ofwel versplinterd ofwel in feo dale handen. De irrigatie was verwaar loosd, en de Spaanse economie steunde merkbaar op de inkomens van de emigranten. Het boek van Carr heeft de ontwij felbare allure van 'n meesterwerk. De omvangrijke bronnenstudies waar het op berust, de grondige documentatie, de doorwrochte behandeling maken het voor de eerste decennia tot een funda menteel handboek. NAAST HET BOEK van Carr over het onmiddellijke verleden, staat het werk van Benjamin Welles over 't he dendaagse Spanje. Het draagt de titel: Spanje, de milde anarchie". De schrij ver is de zoon van wijlen Sumner Wel les, de bekende Amerikaanse diplo maat. Zo geleerd als het boek van Carr is, zo gemoedelijk is dat van Welles. Het leest als een plezierig geschreven, zij het weldoortimmerd verhaald, waar uit de lezer alles te weten komt -over de molenaar, zijn ezel en de wiekslag. Als de regering, de Kerk, het leger en het Opus Dei met hun hele inventaris beschreven zijn, komen in hetzelfde ritme de oppositie, de studentenbewe ging, en de geheimen van de monar chale opvolging opdraven. De goed ge- informeerde auteur beschrijft al deze zaken met dezelfde opgewekte openhar tigheid. Het is alsof niemand er last mee zal krijgen, wanneer hij van zijn ge sprekken met oppositieleiders verslag uitbrengt, en namen, adressen, func ties en foto's erbij publiceert. Dat deze openhartigheid mogelijk is, is een gevolg van het veranderde Spaanse politieke klimaat. De voor aanstaande Spanjaarden durven zich te uiten tegenover buitenlanders. Mede dank zij toerisme en Europese werk gelegenheid is het tot het bewustzijn van de Spanjaarden doorgedrongen hoe dwaas de stilte en de stilstand was, die er in hun binnenland heersten. Van dit veranderde politieke klimaat tekent Benjamin Welles voor het eerst een samenhangend en volledig beeld. Daarbij gaat hij geen onderwerp uit de weg, terwijl hij recht doet weder varen aan rechts en aan links. Aan zijn afkeuring geeft hij ronduit lucht, wanneer hij schrijft over de censuur en over de praktijken van de politie maar hij is ook in staat, vanuit het Spaanse perspectief de mensen en hun daden weer te geven, en aan ieder de eigen Spaanse motiveringen te gunnen. Bij het verzamelen van zijn informatie genoot hij 't voorrecht van zijn positie en zijn relaties. Het boek is de vrucht van zes jaar reizen en trekken in Span je als correspondent van de New York Times. Uit de behandeling van de studenten rellen is de datum van voltooiing van het manuscript af te leiden. De eerste successen van voorjaar 1965 worden erin beschreven, maar niet meer de repres sieve regeringsdecreten van juli en au gustus van dat jaar. Het is niet te veel gezegd, dat in de eerstkomende jaren negen van de tien onthullende artikelen over Spanje waarschijnlijk geschreven zullen zijn met hulp van het boek van Benjamin Welles. Raymond Carr, Spain 1808-1939. (Oxtord History of Modern Europe). Clarendon Press: Oxford University Press, 1966, 63 sh. Benjamin Welles, Spain, the Gentle An archy Pall Mall Press, London, '65 55 sh. De in het artikel genoemde werken van Thomas en Brenan zijn de laatste ja ren weer als paperback verkrijgbaar resp. in de Penguin-editie en als Cam bridge Paperback. staat tot het trekken van een verge lijking tussen de intellectuelen, en in wijder verband, de culturen van West en Oost Europa. Kraus heeft in de laatste jaren veel vuldige ontmoetingen van vooraan staande schrijvers en geleerden uit West en Oost in Wenen georganiseerd. Hij heeft vele reizen in Oost-Europa ondernomen, ook naar de Sowjet-Unie en hij neemt dus rechtstreeks deel aan het bouwen van een brug tussen de Westeuropese en Oosteuropese volke ren, een taak die Oostenrijk in de geest van zijn oude traditie nu weer opneemt. In oktober wilde Kraus een Oost- West-ontmoeting organiseren van schrij vers met het onderwerp „Revolutie in dichtkunst en literatuur" maar alle Oosteuropese schrijvers waren plot seling om telkens verschillende redenen verhinderd. Kraus had over het hoofd gezien dat in oktober 1966 met commu nisten over „revolutie" spreken natuur lijk de gebeurtenissen van 1956 weer in herinnering zou roepen. En dat wil den de regeringen van Oosteuropa lie ver niet! OMGEKEERD beleven ook de intel lectuelen uit het Westen in de Oost europese landen hun verrassing. Ner gens wordt over revolutie gesproken, maar wel veel over cultuur, geestes leven, wijsbegeerte, enzovoort. Vaak tegen de koers van de partij in. Het meest echter verrast de zorgvuldig heid waarmee feodaal-burgerlijke over blijfselen bewaard, ja met een bijna religieuze eerbied verzorgd worden: de militaire parades, het ceremonieel in de openbare administratie, de hiërarchie in de staat en in de partij, de ge hoorzaamheid tegenover de autoriteiten, „arabesken van 'n ingewikkelde curia- le stijl", de feodale voorrangspositie van de prominenten dit alles schept tegenstellingen die in een communisti sche maatschappij absurd lijken. Bij het enorme gebrek aan wonin gen verbaast de verkwisting aan ruimte in de openbare gebouwen, cafés en banken, die met aristocratische luxe worden opgezet. Er bestaat daarbij een oppositionele onderstroming om deze oude burgerlijk-feodale vormen te be waren, vooral ook in het gedrag. De westelijke intellectuelen hebben de am bitie, zich „klasseloos" te tonen, joviaal onburgerlijk en zeker niet feodaal, soms zelfs wat padvinderachtig noncha lant. Zij zijn, zoals men in Amerika zegt, „the new bohemians", de nieuwe zigeuners. In- Der fünfte Stand. Aufbruch der tellektuellen in West und Ost, door dr. Wolfgang Kraus. De sitar, notabene via de popmu ziek naar het Westen doorgedrongen, behoort tot dezelfde instrumentenfa milie als de gitaar; de shehnai ver toont in uiterlijk en klank gelijkenis met de hobo, al heeft het in heel India zeer geliefde blaasinstrument geen kleppen maar uitsluitend gaten als die van een blokfluit. De beide solisten, in artistiek en technisch opzicht behorend tot de besten waarover India kan be schikken, zijn achtereenvolgend te ho ren in een fraai gevarieerde rouwmu ziek, een levendige ,,chaiti"-melodie die vooral in de eerste maand van het Hindoe-jaar overal in het land te horen is, en een zeer melodieus, romantisch stuk waarmee vrijwel elke uitvoering van Indiase muziek wordt besloten. De ,,tabla"-begeleiding wordt verzorgd door de veelgevraagde slagwerker Pan dit Shanta Prasad. Een plaat vol mys terieuze oosterse schoonheid, die toch onmiddellijk steTk aanspreekt. OP TAL VAN PLATEN toont Nana Mouskouri zich een zangeres die niet alleen met de muziek van haar eigen Griekenland volledig vertrouwd is, maar ook met de eisen die de inter nationale showwereld stelt. Dat leidt nogal eens tot concessies en daarmee tot teleurstellend vlakke vertolkingen, want op haar best is zij toch in het Griekse repertoire. Dit laatste blijkt weer uit de „Chants de mon pays" die zij met het orkest van Georges Petsilas opnam voor Philips (885.521 TY, stereo). Hoogtepunten zijn de lie deren waarvoor Hadjidakis de muziek en Nicos Gatsos de tekst schreef, met name Itan kamari tis avgis (de ver taling van een deel uit Lorca's Bloed bruiloft) en 1 ballada tou stratioti, het soldatenlied uit Brechts Kaukasische Krijtkring. EEN ANDERE PLAAT vol Griek se populaire muziek: „Opa, opa let's dance all together" (London Globe-serie, GLB 1033). Ook hier weer frappeert telkens weer het be roep dat de Griekse componisten van lichte muziek blijven doen op de na tionale muzikale erfenis; mannen als Zambetas, Kogos en Xarhakos lopen daarbij naast de over de hele wereld al bekende Theodorakis en Hadjidakis in de kopgroep. Ook op deze schijf de hoeveelste al uit de overvloed van de afgelopen jaren? parade ren succesnummers als Kritikos horos (weer eens een andere naam voor de Dans van Zorba), Ta dakria mou ine kafta en Doxa to theo naast liedjes die we hier nog niet zo goed kennen. Onder de solisten zijn Pan Foskolos en Kiki Pandelaki, wel niet de beste stemmen die de Grieken voor dit soort muziek in voorraad hebben maar, met de anderen, toch nog al tijd goed voor een opwekkende plaat. Het orkest van Petridis speelt het al lemaal fris van de lever weg. IN DEZELFDE REEKS verscheen ook Chants Russes" (GLB 1039), met twaalf liederen die op twee na alle uit de Russische traditie stam men en over de hele wereld gemeen goed zijn geworden. Ze worden uitge voerd door een min of meer folkloris tisch geaard orkest onder leiding van Leo Alfassy, die ook het koor aan voert en de bewerkingen schreef. Bij dit laatste is hij vakkundig maar vrij fantasieloos tewerk gegaan, terwijl hij voor het meest onbeschaamde effect bejag niet terugdeinst. Ook omdat de bas in zijn talrijke soli telkens weer de vereiste stemkwaliteiten blijkt te missen, draait de plaat uit op een gro te teleurstelling, Ms hem al de kans tot uitdraaien wordt gegund. OOK JOEGOSLAVISCHE MUZIEK staat nog steeds in de belangstelling. CNR doet een goede gooi met de langspeler SKLP 4213 (mono/stereo), die geheel werd gereserveerd voor het Beograd-Orkest dat onder meer bekend is van zijn optreden in het Amsterdamse Joegoslavië-huis. Dertien banden met liederen en dan sen die alle authentiek zijn of, in een enkel geval, toch van begin tot eind op de rijke muzikale folklore van het land zijn gebaseerd. Er wordt door het kleine, „modern" bezette ensem ble heel levendig gespeeld en gezon gen, met een kennelijk plezier en ge loof in een muziek die nog overeind blijft als er met een wat al te gladde bewerking wordt gelonkt naar de allang niet meer typisch-westerse commercie. Dat is overigens op deze plaat nauwelijks het geval. IN DE DECCA-SERIE Grand Gala Populair, die al heel wat goedkope herpersingen telt, is nu ook de enkele jaren geleden verschenen LP „Csar- das!" van Pali La katos opnieuw uit gebracht. Zijn „zigeunerorkest" is bezet met de viool van de primas, een tweede viool, klarinet, contrabas, piano en cimbaal. Lakatos gebo ren in het Poolse Gleiwitz en als vijf tienjarige al Stehgeiger van zijn eigen orkest is in grootse vorm. Hij speelt de stukken die nu al zo lang het ijzeren repertoire van dit soort orkesten uitmaken: Szép a rozsém en Az a szép uit Hongarije, de Roemeen se Hora muntilor en Sanie cu zurga- lai, de Russische Twee gitaren en nog zoveel meer. Liefhebbers van het nog altijd stand houdende genre zullen ze bijna alle herkennen, maar ze wor den zelden zo trefzeker gespeeld. (825.389 QY mono/stereo). BARCLAY GAAT VOORT met het op nieuw uitbrengen van de belangrijkste opnamen die zijn chanson-artisten de afgelopen jaren hebben gemaakt. Al weer verschijnt zo Léo Ferré in de se rie „Vedettes", waarin nu op nr. 80.343 zijn „Chansons d'Aragon" zijn herperst: de negen van de 25 cm. LP T 80138 met Les fourreurs tot een 30 cm schijf, aangevuld. Men kent ze be halve van Ferré ook door de vertol kingen van anderen, vooral van Sau- vage, de beurtelings lyrische en „re volutionaire" gedichten van Aragon door Ferré zo gaaf op muziek gezet als in Tu n'en reviendras pas, Blues, Elsa, Je t'aime tant, L'affiche rouge en Est-ce ainsi que les hommes vi- vent; de componist ze zelf te horen zingen is toch telkens weer een bele venis, ook al omdat deze opnamen be horen tot zijn beste uit een lange reeks van jaren. Waarom II n'aurait fallu hier op hoes en etiket plotseling II m'aurait fallu heet wordt niet dui delijk; Ferré zingt het zo in elk ge val niet. Franck Ausmanns orkest be geleidt zeer fraai. OOK HET WERK waarmee Anne Sylvestre destijds het chanson zo'n be langrijke verjongings-injectie gaf al greep zij dikwijls terug op het tradi tionele Franse volkslied wordt ten dele opnieuw uitgebracht. Uit haar oudere 25 cm-platen zijn er nu dertien gekozen voor de grote LP „Anne Syl vestre No. 1" (Philips P 77.867 L). Achterop de hoes getuigt Brassens weer eens van zijn bewondering voor deze vrouw en de voorname plaats die zij in korte tijd tussen de werkelijk groten van het chanson kon gaan inne men. Enkele titels: J'ai le coeur a l'ombre, Les punaises, Je ne suis pas si béte, La payse en het meest be kend maar nog niet eens haar Aller beste Mon mari est parti. Opval lend zijn nog steeds de ragfijne bege leidingen, of ze nu door alleen maar drie, vier man, of de volle orkesten van Franqois Rauber en Alain Gora- guer worden gespeeld. NOG EEN HERPERSING: „Les plus grands succes" van Adamo, op Elec- trola SME 74.181 (mono-stereo). Je kunt ervan houden of niet en voor het echte chanson mag het allemaal meest al weinig te betekenen hebben, tóch kan de jonge zanger altijd wel weer verrassen met iets dat in elk geval eigen en oorspronkelijk is, zonder wel ke pretentie dan ook. Vous permettez, monsieur?, Du soleil, du boulot, Tom be la neige en La complainte des élus waren er met een aantal andere lied jes de bewijzen van. En is het niet ontwapenend dat hij een liedje Dolce Paola schrijft voor een prinses die zijn platen verzamelt? Overigens staan er op deze plaat ook vier van zijn Italiaanse liedjes, merkwaardigerwijs (ook) in muzikaal opzicht minder sterk. OUDE OPNAMEN van Amalia Rodrigues zijn er onderhand vol doende om er meer dan één lang speelplaat in de goedkope prijsklasse mee te vullen. Enkele weken gele den kwam hier zo'n LP ter sprake; het ging toen om opnamen met een orkest, zo groot als de teleurstelling die het resultaat van de overdadig* begeleiding was. Artone heeft nu „Amalia Rodrigues chante le Portu gal" uitgebracht (Festival, PRT 204) en daarmee zijn we weer terug bij de vertrouwde fado-begeleiding van gitaar (Jaime Santos) en viola (San tos Moreira) en dus bij een Ama lia wier stem geheel tot haar recht kan komen. Onder de twaalf fados zijn er deze keer nogal wat met een lichtere toets: „La porque tens cinco pedras" is daar een heerlijk voorbeeld van. Sommige opnamen laten een meer dan normale ruis horen; zij zijn waarschijnlijk overgenomen van 78- toeren platen van Portugese makelij, die hier nog niet eerder waren door- gedrongen. NOG ALTIJD leeft de al ruim 23 jaar geleden gestorven Thomas „Fats" Waller in de herinnering voort als een uniek entertainer; dat wAs hij ook op de eerste plaats. De meer dan vijf honderd plaatopnamen die hij maakte leveren ook nu nog keer op keer mate riaal voor alweer nieuwe her-uitgaven- op-LP, waaruit hij voornamelijk te voorschijn komt als de befaamde vita le, bruisende mukikale grappenmaker. Zijn betekenis voor de jazz wordt in tussen onder- en overschat: hu is toch eens de begeleider van een Bessie Smith geweest en ook in latere jaren was de pianist Waller nog wel goed voor een magnifieke, sprankelende so lo al gebeurde dat te zelden temid den van het muzikale lach-of-ik-schiet- geweld dat hij met zijn begeleiders meestal placht te produceren. De laag geprijsde langspeler „The reM Fats Waller" (RCA-Camden CAL 473) geeft de verhouding wel ongeveer juist weer: één solo (Carolina shout) en verder de gebruikelijke opnamen met Waller's Rhythm en af en toe het orgel: The sheik of Araby, Ain't misbehavin', Rosetta het is allemaal tóch nog wel amusant, en Harlem Fuss (een vermaarde opna me met Eddie Condon) biedt in muzi kaal opzicht zelfs nog wel wat meer. LIEFHEBBERS van een Nederlandse pianiste, die er ook al een respecta bel aantal jaren als entertainer op heeft zitten en in haar geboorteland nog al tijd haar publiek heeft, al is zij dan vertrokken naar een zonniger oord, zijn waarschijnlijk wel blij te maken met een nieuwe LP uit CNR's Hartewens- serie: „Fly me to the moon" van Pia Beek. Begeleid door bas en drums, met Ted Powders strijkers op de ach tergrond, speelt (en soms: zingt) ze onder meer Misty, Miss Otis regrets, The man I love en Dark eyes. Pianis tisch nog steeds niet erg interessant maar voor onder een borrel heel wel bruikbaar. That's all heet het laatste nummer. (CNR GA 5053). ENKELE MAANDEN geleden stierf de grote Braziliaanse gitarist Baden Po well de tragische dood van de in korte tijd volkomen versukkelde alcoholist. Zijn opvolger stond al klaar: een op volgster dan van Rosinha de Va- lenga een, eveneens uit Brazilië afkomstige, vrouwelijke gitaarvirtuoos. Een LP uit de Barclay-serie „Ve dettes" (XBLY 080.339, mono/stereo) bevestigt dat zij Powell ten volle ver vangen kan, zij het niet als componist. Van diens Consolacao, Jobims Ela ca- rioca en Blanco's Estrada do nada bijvoorbeeld maakt zij met begelei ding van fluit, trombone en ritme prachtige soli, vol trekken uit de Brazi liaanse volksmuziek. Binnenkort verschijnt Rosinha de Va- lenga in een TV-programma van de KRO, als zomaar een lid van een ge zelschap Braziliaanse bossa nova-musi ci: toen enkele maanden geleden de opnamen in Bussum werden gemaakt realiseerde niemand zich wie men in dit jonge (25) Roosje uit Valenga ei genlijk vóór zich had.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1967 | | pagina 23