Wanorde tussen idealisme en tijdelijk belang Klaagzang bij dood van religieuze kunst WERWAARTS BRITTANJE ZATERDAG "8 MAART 1967 5 Bij Het ?rachtige car. Hes te Valencien- s> beton, ruw, ongenadig van ab°^pr°gram opgesteld door Gérard Devred en beeld- ]e°Uwer Pierre Székély (Nouvel- V,S ^mages te Den Haag heeft ^■el Werk van hem), had ik in v ''n vorig artikel een grandioze Hast ter pelgrimage opgesteld, pe aas is dat overtroffen door °ntus Huiten in Stockholm. •'s °n" (She-Zij), een kathedraal er in Moderna Museet gemaakt ^eeën van Tinguely en Per 0i Ultvedt. Wim Beeren ver- e|bt in „Museum Journaal" hoe werd gebouwd in 40 werk- 2°ndagen (dagen en nachten), n enorm liggend wijf op een en skelet in linnen vervaar- i in roden, rosen, blauwen, een. witten met een trap naar jhna, waarin toegangspoort 00 mensen per dag), Bach- ^ziek in haar maag, Coca-cola R r in borst, duivelse machine in in linkerbeen paartjes in p^besnest, vanuit navel trap om- °S naar panorama-plateau nooit vertoond. be71"Journaal). Men°U,den- MARIUS VAN BEEK Het enorme mozaïek van Hugo Brouwer in de Fatima-kerk te Weert. Het nieuwe raam van Marius de Leeuw in de Bossche kathedraal. Quintin Hogg, die eens Lord Hailsham heette. DAAN VAN DER VAT iiMliltlitittöMiiöWi.. GOD ZONDER BAARD w r®actie van het publiek op Gulli- Hoa"Vu°Uw> de g°nz&nde sex-ark van Sp„ c"> was positief of enthousiast (Mu- m„Gulliver-vrouw als gonzende deed mij denken aan Rodin's JPj. eUen over zijn testament en de tjeltnse kathedralen, waarin de roman- her A'an zijn vroegere secretaris Rai- lce r?arla Rilke naklinkt: Schlaftrun- kij leisch, Ruhevoller See. kend ft de kathedralen veel met hur- bi'e <3 °f Eggende vrouwen vergeleken, telt Syihb°]iek was voor Rodin als een Offp11 Van het Universum. Het banale slecLVan p°ntus Huiten is daarentegen beh Voor hygiënische Zweden voor- ïenii'tet echter nooit waar het we- inteJ Van het leven, van religie en en siteit van het leven vandaan komt Vatl aarom de klaagzang bij de dood een 06 religieuze kunst. Het is nog pas Ho t?aar maanden geleden, dat (Prof) tot :'"'neel schreef in „Met betrekking L^burg": 01 wordt hier op officieel niveau en aanb<>Verwoed afdekkende pers de bêttse 5ieUzP°jen dat men zijn achterlijkheid met yer\Va 'rouw en deugdzame palstaander'j slijt P' en zUn nestgeur voor cultuur ver- hes{ p h het risico toe te laten dat het Scheen ae bast pen s gr0ndig worden ver leng en opgefrist. In het zich noemende dioK,zdnder grenzen" geen grensoverschrij- k°hit rIaar als er seen grenzen zijn, hoe een c, het, dan dat men warm loopt voor "laar d'1evo1 reputaties van eigen bodem het n het minst niet bewogen wordt door hletK fk van om maar eens een paar ïegjir1 te roemen die ons werkelijk iets te Of hebben en blijven hebben Picasso Chart?,n-Zales of Brancusi of Hnry of Lynn haivp ?k. Hoe komt het dan dat hier be- Pborri ïe schilders nog nooit iemand ge- k Som 11 van een Francls Bacon? Ja, j m zo maar wat op". w', Sarneel somt inderdaad maar zo lij ,.°P, hij had inderdaad nog vijf de ies kunnen maken, maar waar had 3Vi0 orsnee Limburger die Bacon, die Iti rtï6' die Brancusi moeten gaan zien? hoek6 B°nnefanten? In de reproductie fs J6S? moest hij naar Londen, Pa- sia Amsterdam reizen? Sarneel op ,,z°nder het te weten de spijker Ljm^n kop. Er zijn geen musea in dej UrS die (buiten enkele kunsthan- kim vo°r kort) iets van de moderne tvaj.s naar buiten brachten. Het enige fn de goedbedoelende Limburgse lp a eoaar kon zien dat was de kunst fc0Lke? en dat kwam dan neer op as> Eyck of... noem maar op. kerk was heilig, de kunst was wanneer Eyck 'n gewelf beschil derde dan was hij als Michelangelo. (Ik herinner mij nog het eerste bezoek aa- de fraterskapel in Zeist en dé loftuitingen daarbij). Wanneer Nicolas een raam maakte dan kwam de he- i el majestueus van buiten naar bin nen. Analyseren is moeilijk. Heroproe- pen van ervaringen van destijds is li teratuur en bespelen van sentiment. Le ven ertussendoor is bij de grootste kunst dikwijls bepaald op rancune en naijver. Er is een brok geldverdienen en schuldenmaken bij. Toen Joep Nico las in Amerika kwam stonden ze echter niet klaar op de kade van Manhattan met fanfares. Hij moest opnieuw be ginnen. Een kerkje in Jeantes la Ville (Noord-Frankrijk) noodparochie van een Hollandse pastoor schijnt Eyck voor niets van boven tot onder te hebben beschilderd. Dat weten weinig mensen. Wanneer je in de K.R.O.-stu dio in de ontvangst-hal zit te wachten tegen de grote schildering van Char les Eyck aan, dan voel je bijna lijfelijk de datering. Bijna iedereen voelt dat en dus... brandt de kritiek los. SARNEEL moet ik aanvoelen, want bijna heel de religieuze kunst in ons land is gedateerd, vanaf Derkinderen in het Begijnhof, tot Toorop in de St. Bavo, tot Lambert Simon, Eyck, Herry Sterk, Joep Nicolas, ik durf zelfs ver der gaan tot Eugène Laudy, Daan Wilt- schut, Hugo Brouwer, Lataster, Appel... Ik weet dat iedereen elkaar vijandig is en niet met elkaar in één zin genoemd wil worden, ik weet dat generalisering zondig is, en toch speelt dwars door het vreemd patroon van voorstelling, kleurgebruik, materiaal en visie een zelfde gedachte en dat is de wonderlij ke magie van een kerkelijke opdracht. Op dat moment moeten we eigenlijk die rare term van „kunst" maar laten varen. Die hanteren we ook niet bij de Goudse glazen of in de vensters van Chartres. Dan slaat er een soort luik van kunstbeschouwing dicht omdat er iets anders aan de orde komt. Waarom zijn de beelden van Ramses in Abu Simbel minder mooi dan de kolossen te Luxor? Terwijl ze niet als kunst maar als magie bedoeld zijn. Traditie, magische begoocheling, we zijn uitgekeken op de negentiende eeuw- se rimram, maar houden in ons hart toch van de schilderingen in de Nico- laas-kerk te Amsterdam, liever pop art dan Aad de Haas terug in Wahl- willer, zou je zo zeggen. Bepaal nu eens het beste uit de schil derijen der kerken, geef eens het beste der bidprentjes. OVER DRIE GENERATIES is iede re oude idioot die nog hoestend gre goriaans kan zingen een heilige ere miet, dan gaat iedere door nonnen ge borduurde koorkap naar het museum, ■hechten ze om een als kant uitgestanst bidprentje en hangen de fluwelen col lecte-zakjes als bezienswaardigheid in de salons der snobs. Dan wordt de met witkalk overge schilderde kunst der schilders uit de dertiger jaren opnieuw opgedolven en weggekrabd. Zie je wel, daar zit een engel zeggen ze dan en daar zit de typische Eyckse golvende notenbalk op het voorhoofd. De teruggevonden schil deringen van Lataster worden als een super-post-neo-gotische schildering, ge zien met spaghetti zwermen van kleu ren. Nee er is allemaal niets meer aan te doen, een bloeiend rijk gewest kan op koning Arthur (Sproncken) wel in pakken, de zaak gaat te gronde in Limburg, wee degeen die de zaak durft tarten en over religieuze kunst durft praten. In Brabant ligt de kwes tie misschien anders. Daar hebben minder machtige vorsten geregeerd of schoon doctoren soms een gooi naar de macht deden. Goedmoediger wordt er de traditie in de vernieuwing aan gepast en niemand neemt er aanstoot aan sinds mgr. Bekkers is heilig ver klaard omdat er veilinglokalen, biosco pen, rolschaatsbanen en beat-bands (Amsterdam 7500) te wéinig zijn. Er valt dus nog veel voor de kerk te doen. Ik vraag mij toch af wat er ge beurt wanneer een priester met Ons- Heer-op-zak omvergereden wordt door een rolschaatser en een klein meisje bij het kastje van de badminton-rackets aanklopt met de bede: „Jezus, bent U daar?" De St. Jan in Den Bosch (door prof. F. van der Meer boerendochter of verre nicht van de majesteitelijke prinsessen van de vroeg-gothiek genoemd) blijft nog altijd als volumineus dappere dorps-stadskerk de afschuwelijke res tauraties van 1870 doorstaan en nu men de zandstenen pinakels uit die tijd al weer moet vervangen omdat men er ijzeren doken in gemaakt heeft (die uit de vijftiende eeuw zijn nog goed) heeft men de oude glorie weer opge doft met een groot raam aan het Noor dertransept van de glazenier Marius de Leeuw. Thema: De vrouw en de draak volgens het boek der openbarin gen van St. Jan. En er verscheen een groot teken aan de hemel: een vrouw, bekleed met de zon, de maan aan haar Voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren. Zij was in barens nood. Toen verscheen aan de hemel een ander teken: een grote vuurrode draak. Hij had zeven koppen en tien horens, en op elk van de koppen een diadeem. En zijn staart vaagde een derde deel van de sterren des hemels weg en wierp ze op de aarde. En de draak stond voor de vrouw, die baren zou, om zodra zij gebaard had haar kind te verslinden. En zij baarde een kind, een zoon die alle volken zal wei den met een ijzeren staf. En haar kind werd ijlings weggevoerd naar God en zijn troon. En de vrouw vluchtte naar de woestijn, waar zij een plaats heeft door God bereid om daar gespij zigd te worden twaalfhonderd dagen. Toen brak in de hemel een oorlog uit. Michael en zijn engelen moesten oor logen tegen de draak. Ook de draak streed en zijn engelen. Maar zij hielden geen stand en hun plaats werd in de hemelen niet meer gevonden. En de grote draak werd neergeworpen, de oude slang, die duivel en satan heet, die de hele wereld verleidt, neergewor pen werd hij op de aarde en zijn enge len met hem. En ik hoorde een stem in de hemel roepen: „Nu1 is gekomen het heil en de macht en het koning schap van onze God en de heerschappij van zijn gezalfde". Deze heerlijke verwarde hemelse taal, die je de kriebels over de rug doet kruipen, was het uitgangspunt voor het nieuwste werk van Marius de Leeuw. Hij maakte er een apotheose van die de hele kerk mank doet lijken. Het is een raadsel hoe hij een oude glorie wist te herscheppen maar het merk waardige is dat hij spotte met alle maat en schaal-verhoudingen in de kat hedraal. Daar is de nodige kritiek op gekomen. Ton Frenken heeft in het Bra bants Dagblad de kat de bel aange bonden en heeft de Prix de Rome-win naar en geliefd leerling van Campen- donck als een laat bekeerling tot ex pressionisme, Cobra-colorist en action- painter genoemd. Hij vervangt zijn dui ven door draken en zo voegt Franken eraan toe: „Was het atelier en de schil dersezel niet een passender plaats ge weest voor deze persoonlijke kracht patserij". Met deze terminologie sluit Frenken zich aan bij de theorieën van Sarneel en nu is het merkwaardige dat juist voor schilders die wel „monumentalen" (bijna een scheldwoord) worden ge noemd, atelier en ezel nu juist geen broedplaats zijn voor artistieke afdwa lingen. Voor hen is de opdracht de enige oplossing en dan staat hun ar tistieke caricatuur of grootse betekenis direct vele strekkende meters groot af getekend. Binnen een kader van een of twee meter en een lijst eromheen kan men minder snel tot blunders komen dan op een grote wand. Iedereen die gewroet heeft met vergrotingen van een schets weet dat! Ik ben het echter in het geheel niet eens met de kritiek op dit project want De Leeuw heeft juist aangetoond een groot en onafhankelijk meester der glazenierskunst te zijn. De ellende is echter dat men er met dit raam alleen niet is. Vooral bij helder licht wordt het namelijk volledig overstraald door de witte ramen die de dwarskanten van het transept hebben. Coloriet en te kening worden dan totaal mismaakt. De persoonlijke aanpak van De Leeuw maakt eigenlijk mijn sombere klaag zang over de religieuze kunst goed. Eindelijk zijn we van de God met de baard af. Ik meen dat De Leeuw de kans zou moeten krijgen om het ge hele koor opnieuw te beglazen, dat zou een levenswerk zijn en uiteraard zal ook het Westelijk transept voor de val bijl moeten (dat krijgt vooral in de middag meer licht) wil men de mank heid van de kerk voorkomen. Frenken biedt als enige mogelijkheid aan om De Leeuw weer zijn vlucht van witte sierduiven te laten hernemen, tenzij men een man als Bissière of Léon Zack durft vragen. Laten we blij zijn dat een kunstenaar van zijn „duiffies" óf is. Het wonder van de Brabantse boe rendochter zou alleen maar vergroot kunnen worden. Omdat ik Hugo Brouwer toch wel een talentvol kunstenaar vind, ben i'k naar zijn gigantisch mozaiek in Weert gaan kijken. Hij is een doldrieste door douwer. Bij hem speelt altijd een sterk element van handigheid door de begeestering waarmee hij zijn gezin weet hoog te tillen boven de contra prestatie. In Weert speelt mees-teT- drukker Smeets een grote rol als mae- cenas. Zolang de wereldvermaarde kunstdruk-persen draaien weet maece- nas Smeets wel een dappere religieuze poot aan de grond te geven. In het koor van de Fatima-kerk staat dan ook een verbluffend werkstuk op gericht, grijs, wit, zilver, een zeer een voudige voorstelling maar toch zeer in dringend, ofschoon niet overal even sterk. Het is wel een goéd werkstuk lijkt me en wanneer de reformatorische beulen van deze tijd hier nog aan het witkal ken gaan dan hebben de komende gene raties minder moeite de zaak weer los te weken, alleen dan snappen ze er he lemaal niets meer van. Waarmee nog altijd té weinig is ge zegd van de „hedendaagse kerken bouw en de jammerklacht over de re ligieuze kunst". Daartoe moeten we waarschijnlijk eerst door de vagina van de Hon-She-zij-kathedraal heen. (Van onze correspondent) LONDEN, maart QUINTIN HOGG is een vooraan staand jurist. Hij is ex-minister en lid van de conservatieve fractie in het La gerhuis. Voorheen heette hij Lord Hails ham, maar hij Liet zich ontadelen even als Sir Alex Douglas-Home (voorheen Lord Home) in de hoop eerste minis ter te worden als opvolger van Mac- millan. Het offer was vergeefs en Sir Alec won om op zijn beurt gewipt te worden als leider van de conservatieve partij. Op 25 juni van het vorige jaar hield Quintin Hogg een redevoering in West-Flint. Hij verklaarde dat hij de rede hield met enige tegenzin, maar hij achtte het nodig Brittannië te waar schuwen dat het tijd werd dat de natie haar zelf-respect herwon. „Is er ie-- mand die er aan kan twijfelen dat wij een volk zijn dat de weg kwijt geraakt is? Is er iemand die met enig begrip waarneemt wat er bezig is te gebeuren en die kan ontkennen dat het Britse /olk bezig is zichzelf te vernietigen en dit zeker zal doen als wij voortgaan op de huidige weg... Waar zien wij van daag een besef van nationale saam horigheid? Overal zien wij een ver zwakking van juist die dingen welke een natie groot maken. Waar is onze nationale trots? Waar is ons zelfres pect? Wij leven op krediet van ge leend geld en het schijnt ons niet te kunnen schelen... Ik vertel u dat een natie of een partij zonder idealen van dienstbaarheid, trouw, eerlijkheid, vak bekwaamheid, patriottisme, spaarzaam heid en kuisheid zal moeten betalen in de harde valuta van tranen en bloed tot de tijd komt wanneer de ouderen in het land wederom dromen kunnen dromen en de jongeren vizioenen zul len zien. Kort voordat de brave conservatieve ex-minister zijn sombere rede hield had een brave socialist, de heer Desmond Connelly, eveneens lid van het lager huis en zo onafhankelijk dat hij nooit minister zal worden, eveneens een som- Dere reden gehouden. De rede was ge deeltelijk een verholen aanval op de eer ste minister, Harold Wilson. Hij zei dat de natie leiderschap nodig had. „De waarheid is dat wij behoefte hebben aan een Cromwell. Maar hij moet meer gezond verstand bezitten en minder ar rogantie... Brittannië ziet zich geplaatst voor een ernstige leiderschapscrisis Dit eens zo grote land is op drift. Er is een gemene stank van nationale de cadentie in de lucht. Zowel de politieke leiders als het volk in het algemeen lopen de belangrijke zaken uit de weg." Op 2 april vorig jaar verscheen er op de hoofdpagina van een conservatief dagblad een artikel van Anthony Le- jeune onder de titel: „De tekenen van Britse decadentie." Hij vertelde dat hij een jongedame ontmoet had die, na in Amerika gewerkt te hebben, te ruggekeerd was naar haar Britse va derland Ze verklaarde dat ze diep ge schokt was door wat ze in haar land had gezien. „Ik geloof werkelijk," zei ze, „dat Brittannië het meest decadente land in de westerse wereld is gewor den." Lejeune wijst op de lange haren en de zonderlinge kleren van de jonge ren, op het lage peil van sommige te levisieprogramma's waarin obscenitei ten geduld worden, op het stijgend aan tal misdaden en het toenemend gebruik van bedwelmende middelen, op de ge degenereerde „pop-culture" en op het gevaarlijke verschijnsel dat degenen die bezorgd of zelfs verbitterd zijn over de decadentieverschijnselen de strijd heb ben opgegeven en hun schouders opha len. Lejeune noemt Brittannië „een natie welke haar trots en zelfvertrou wen heeft verloren maar niet haar zelfgenoegzaamheid; een natie welke de wii heeft verloren om een krachtige rol te spelen in de wereld, een natie waarin afgunst en massa-omkoperij de valuta vormen van de binnenlandse po litiek, een natie, welke blijvend in de schulden steekt en' welke leeft achter verkruimelde gevels welke zij niet langer kan herstellen." Lejeune verge lijkt Brittannië met Rome in de jaren van verval. WAT MOET MEN DENKEN van dit gejammer? Het is zeker waar dat Groot-Brittannië nog steeds lijdt aan de grote na-oorlogse verbijstering dat een zo imperiale natie, welke in betrekke lijk korte tijd het grootste wereldrijk in de geschiedenis was geworden, in veel kortere tijd haar macht zag tanen. Maar het is voornamelijk de oudere ge neratie welke lijdt aan pijnlijke herin neringen. De jongeren hebben nooit ge dacht in imperiale termen. Het zijn de ouderen die diep ontsteld zijn over wat zij beschouwen als de frivoliteit van het leven in het Brittannië van heden. Zij zijn geschokt door de schunnighe den op hun televisieschermen, door de pornografie welke openlijk te kijk ligt in de boekwinkels, de lakse moraal, de werkschuwheid, de uitdagende kledij van Engelands jonge meisjes. Maar is het werkelijk allemaal zo erg? Wij willen hier wijzen op een merkwaardig verschijnsel in de Engelse maatschappij van heden, waaraan veel te weinig aandacht besteed wordt. Er is sprake van een krachtig streven on der de jongeren om te voorzien in da maatschappelijke noden. Het aantal jongens en meisjes dat vrijwillig hun diensten aanbiedt om hulp te bieden aan ouden van dagen, voor hen te win kelen, hun kamers te verven en te be hangen, hen gezelschap te houden en geregeld te bezoeken is zo groot, dat in een aantal gemeentes van Enge land de instanties geen raad weten, wat ze moeten beginnen met een zo groot aantal aanbiedingen van hulp. HET MOGE WAAR ZIJN en het is hoogstwaarschijnlijk waar dat er nog steeds een na-oorlogse verbijste ring heerst in Brittannië. Maar hoe uit gelaten zich de tieners ook mogen tonen (in tegenstelling met het Britse ver leden) wij hebben de indruk dat de jeugd van Brittannië veelbelovend is. Er wordt op de universiteit veel har der gewerkt dan voorheen. Veel meer tieners blijven vrijwillig langer op de gymnasia en andere middelbare scho len. Wij hebben een sterk vermoeden dat de vlotheid waarmee de ouderen spreken over nationale decadentie voor namelijk het gevolg Is van een ver schijnsel dat niet typisch Brits is maar internationaal, de grote kloof tussen de generaties. In Brittannië heerst, evenals elders, een diep gebrek aan respect voor. de oudere generatie. Zoals een Engels student tegen ons zei: „Om welke reden moeten wij respect tonen tegenover een generatie die ons niet anders heeft kunnen nalaten dan de we reld waarin wij gedwongen zijn te le ven." Wij hebben met talrijke jonge anarchisten gesproken en met Jonge Socialisten (verboden door de Labour- partij). Ze hebben allen met elkaar en met hun buitenlandse leeftijdgenoten gemeen dat zij geen respect bezitten voor het gezag, uitgeoefend door de ou deren. Maar ze zijn bereid de keuken vloeren te boenen van ouden van da gen. „Mods" en „rockers" zijn nieuws, doch ze vormen slechts een kleine min derheid. De overgrote meerderheid gaat bijna geruisloos hun goede gang en de jongeren zijn in zo groten getale be reid om hun vrijwillige diensten aan te bieden dat de organisatoren van deze dienstverlening met de han den in de haren zitten.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1967 | | pagina 19