Kunstlicht Dichters en schriftgeleerden werken samen Tekst dichter bij sobere spraakgebruik van nu T oneellexikon Stilistische steun van Wijdeveld en Alb. Westelinck Schillers werken KATHOLIEKE BIJBELSTICHTING - BOXTEL vXESfA^S? DE TIJD ZATERDAG 25 MAART 1967 2 JAN WILLEM HOFSTRA KEES FENS „IN 1947 GAF de toenmalige aartsbisschop van Utrecht, kardi naal J. de Jong, zijn goedkeuring aan het initiatief van het Bijbels Werkgenootschap Sint Hierony- mus om een nieuwe vertaling van de heilige Schrift voor te berei den. Hij schreef „Wij zien het als een van haar mooiste taken, de voorbereiding te verzorgen van een standaardvertaling van het Oude en Nieuwe Testa ment, en deze ter periodieke ver volmaking steeds min of meer in studie te houden." Zo begint de „verantwoording" van de nieuw ste Nederlandse vertaling van het Oude Testament. F. VAN ~RIGT SMA N. SCHOONDERWOERP Voor levering van de op deze bladzijde besproken nieuwe uitgaven: Boekhandel H. Coebergh Haarlem 02500-17511 UITGAVEN VAN DE alle uitgaven verkrijgbaar bij de boekhandel s HET l oude ir VORIGE WEEK was Charlotte Kohier in het nieuws omdat Henk van Ulsen één van de tien present-exemplaren van de grammofoonplaat, die hij ge maakt heeft van Gogol's „Dagboek van een gek", P12758 L, aan haar heeft ge geven uit dank voor de inspiratie, die zij hem had geschonken door één van de eerste voordrachten in zijn leven gehoord, namelijk „Frasquita". Dus niet omdat zij een dag tevoren haar vijf-en-zeventigste geboortedag had gevierd. Het is niet te geloven deze vitale, altijd charmant uitziende vrouw behoort al tot de zeer ouden. Wat ieder altijd gezegd heeft: toneel spelen is een gezond vak, gaat ook hier weer eens op. Albert van Dalsum is nu 78 en werkt nog steeds, niettegenstaande zijn geno men afscheid. Waarschijnlijk omdat hij het gewoon prettig vindt om één pf an der iets voor Radio of Televisie te doen. Louis de Bree is er net mee opgehou den. Nou ja, die is dan ook 83, hetgeen Magda Janssens, net zo oud als De Bree, niet belet avond aan avond, dag aan dag in de weer te zijn, op het to neel, en ook in Hilversum en Bussum in allerlei gedaanten, maar altijd fit, altijd stipt, altijd opgewekt, altijd even energiek. Cor van der Lugt Melsert is nu 85 en bezoekt de schouwburg alleen nog, als zoveel jaren reeds, als criti- kus, fit en wel. Ook al schrijft de nieuwbenoemde hoogleraar in de Dra maturgie, De Leeuwe, uit Utrecht, over hem in de verleden tijd, in zijn boek „Toneel en Dans", dat zoveel erbar melijke lacunes heeft, dat men zich af vraagt of professor De Leeuwe ooit in Nederland naar de schouwburg is ge weest. Dat hij dat als leraar Duits, in Duitsland vaak gedaan heeft, kunnen we grif aannemen, als men de reeks Germaanse namen overziet uit ge noemd werkje. Cor van der Lugt Mel sert „is", en niet ,,is geweest", de echtgenoot van de nu reeds 74-jarige An nie van Ees. Hoe is het mogelijk: „Boefje" is al 74! Net als Tilly Perrin Bouwmeester. En zo kunnen we wel aan het opsommen blijven. De oudjes doen het niet alleen nog best, maar ze zijn ook best. Waarom blijft men zich hen herinne ren in een wereld die alles steeds meer nivelleert, zeker ook op het gebied van de kunstprestaties? Zij waren en zijn grote persoonlijkheden. Niet te verwis selen met een ander. Zij waren een uniek gegeven ên enig. Om de waar heid gestand te doen: de omstandig heden leidden er ook toe. Als vroeger een jonge vrouw bij 'een gezelschap de buteerde in een hoofdrol, dan was haar kostje gekocht, zowel in materiële als in artistieke zin. Als ze een groot suc ces was tenminste. Dat betekende: aan slaan bij hef publiek. De directie was daar zeer blij mee en ging rollen zoeken voor dat jonge talent dat geld waard bleek te zijn. Nu ligt de zaak heel anders. NEEM HET GEVAL van Els van Rooden. Zij debuteert bij „Centrum" als de Eerbiedige Lichtekooi van Jean .«Paul Sartre. Zij heeft daar een enorm en welverdiend succes mee. Iedereen is er over uit en verwacht haar in het I volgende seizoen in een andere grote rol. En nu gebeurt er iets dat men de directie niet kwalijk kan nemen. Zij zou best de jonge actrice voort wil len stuwen op het pad van het grote succes, maar... op een gegeven tijd komt, laten we voor het gemak zeggen, de Overheid en die vraagt een lijst van acteurs aan het gezelschap verbon den met de rollen die ze gespeeld heb ben, èn hoeveel keer, èn wat ze ver dienen, èn dit, èn dat. Niet als con trole om te zien of er toneelspelers bij dat gezelschap rondlopen, die wei nig of niks doen voor hun geld, dat mede door de Overheid wordt opge bracht, maar om te zien of er daar bij die troep zinnig wordt omgegaan met materiaal en materieel. Dan denkt de directie in het geval van de jonge ac trice: „Alles, goed en wel, maar juf frouw zus en zo heb ik óók aan de zaak, en dat meisje heeft nog niets of heel weinig gedaan, en het is best mo-i gelijk dat ik haar, een paar stukken of een seizoen verder, dringend nodig heb, dus kan ik haar nu niet laten rond lopen. Ik lanceer haar alvast in een grote rol, lukt het niet zo heel wel, nou ja, dat is ook niet erg. Met die vele uitkopen gaat het stuk toch een be hoorlijk aantal keren en dan brengt ze het geld wel op." De veel talent vollere andere toneelspeelster wordt dus geplaatst in een kleine rol en is geen hoofdrolspeelster meer. Totdat het gesternte haar -gunstig is, en de kans herhaald wordt. TUSSEN TWEE HAAKJES, wist u dat Paul Steenbergen zopas zestig is ge worden? Hij behoort ook tot de reeks die hierboven genoemd werd. Steen bergen is eigenlijk altijd dezelfde op het toneel, met dien verstande, dat hij, ronder noemenswaardige grime, in iede re rol een totaal ander mens kan be lichamen. Die éndere mens breekt door de fysieke begrenzing, aldus gesteld door het vlees en de beenderen van de acteur heen, zoals bij Charlotte Kohier tien mensen heenkeken door een twee ledig hulsel namelijk dat van mevrouw Kohier zelf, en door dat van Frasquita. De magie van de „persona", van het „masker", van deze kunstenaars is nog altijd voelbaar bij Charlotte Kohier, en tot een grandioze hoogte gestegen bij Steenbergen. Beiden, bij deze gedenk dagen, een welgemeend „proficiat!" toegewenst. VIJFTIG EEN GELOOF dat uit het gehoor is,- dat het woord centraal stelt en waarvoor een verzameling, in ver schillende eeuwen ontstane, boeken hei lige schriften zijn, heeft het moeilijk in een tijd waarin in de taal de ga ten gevallen zijn door analyse van de gemakzucht waarmee veel verdoezeld is. Tijdens de bombardementen op de taal wordt dóór de gelovigen van het boek doorvertaald, in eigen taal door gegeven wat van heel ver wordt aan gereikt, omdat men gelooft tegen veler weten in dat wat eens ge schreven is, opnieuw gelezen moet en kan worden, gehoor verdient, het oor kan ingaan om daar verwoestend en opbouwend werk te verrichten. De ver talers worden niet moe: in Frankrijk wordt op werkelijk grootse wijze ge werkt aan een oecumenische vertaling van de hele Schrift, het eerste re sultaat is een twee maanden geleden verschenen vertaling van de Brief aan de Romeinen; in Nederland zijn, op bescheidener wijze, enkele proefverta- lingen gemaakt voor wat eens een on verdeelde bijbel zal moeten worden; de Katholieke Bijbelstichting liet vorig jaar een herziene vertaling van het nieuwe testament verschijnen, met name aan de brieven van Paulus is doorgewerkt en doorvertaald met een energie onverklaarbaar voor wie niet zijn leven aan de kracht van het origineel verloren heeft; van een nieu we vertaling van het gehele oude tes tament is bij de Katholieke Bijbelstich ting het eerste deel verschenen. En wie ooit het Bijbelhuis, centrum van het Nederlands Bijbelgenootschap be zocht heeft, weef hoe het vertalen daar altijd doorgaat en nieuwe, verta lingen uit de hele wereld binnenko men, uitingen van woordgeloof dat voor buitenstaanders woordfetisjisme moet zijn. Met deze keeT mee maar tegen een meer algemene keer in het woord God blijft de lezer geen bladzijde be spaard hebben Huub Oosterhuis en Michel van der Plas vijftig psalmen (men zou kunnen zeggen: de romp, de stam van het psalmenboek) ver taald in samenwerking met de exege ten Pius Drijvers, die een inleiding tot de psalmen publiceerde, en Han Ren- ckens, auteur van o.m. „Israëls visie op het verleden" en „De godsdienst van Israël". Dichters en schriftge leerden samen dus, de enig mogelijke .combinatie bij de vertaling van een dergelijk boek: de psalmen zijn poëzie en als zodanig spreken ze over alle scheidslijnen heen, zoals Job, Jesa- ja en ook Lucas dat doen; ze zijn eeuwenoude poëzie uit verre taal en cultuur en als zodanig alleen voor vak geleerden toegankelijk. Maar de pure filoloog komt krachten te kort. De psalmen zijn ook het lyrische compi latiewerk van de hele Schrift: de psal men vertalend, vertaalt men vele boe ken mee, hetgeen ook wil zeggen vele woordgeschiedenissen mee, want meer dan een ander boek is de Schrift een woorden-boek; woorden keren terug, ontwikkelen zich, worden dieper van betekenis, schrijven geschiedenis. Wie het deel wil vertalen, moet het geheel overzien, omdat het geheel meespreekt in de delen. Vandaar de noodzakelijke aanwezigheid van schriftgeleerden. Te zeer hebben vroeger dichters-alleen de vrijheid genomen en schriftgeleerden eveneens, alsof kennen en kunnen niet twee verschillende zaken zijn. De in 1963 verschenen vertaling van de Nij meegse hoogleraar J. van der Ploeg bewees, hoe een groot kenner als „kunner" kan mislukken: de vertaling is voor wie Nederlandse oren heeft om te horen, niet om aan te horen. (Weten en kunnen gingen samen in Martin Buber; voor een waagstuk als zijn „Buch der Preisungen" is, moet eigenzinnigheid wel geniale trekken hebben). In zijn „Ter inleiding" tot zijn be rijming van de psalmen schreef Ga- briël Smit „Met een werk als dit kan men een heel leven (en een lang le ven) ononderbroken bezig blijven zon der het waarlijk naar eigen wens en aandrift te voltooien. Menselijkerwijs gesproken ligt de voltooiing van een psalmenbewerking ook niet op papier. Zij ligt in een bereik buiten de tijd; zij zal nooit meer dan een benadering kunnen zijn." In dat getuigenis van fascinatie én erkenning van onvermo gen staat Smit niet alleen. Wie de psalmen in de grondtekst kennen, ra ken er niet over uitgepraat, oorzaak waardoor ze ook niet uitvertaald ra ken. Mijn ervaring is, dat élke ver taling nieuwe gezichtspunten opent: je zou het totaal van al die verta lingen in je hoofd willen hebben, een onmogelijke wens die iets laat door komen van de onmogelijke taak waar voor de vertalers staan. Vijftig psal men lijkt weinig voor wie denkt in het gemak van de vlotte vertaling. Er is enkele jaren in'een vaak heel moei zaam proces aan gewerkt: de schrift geleerden gaven een grondvertaling met commentaar en verantwoording, de dichters gingen aan het werk, in een vaak heel traag tempo, want een enkel woord kan de hele zaak ophou den. Hun tekst ging terug naar de exe geten, waarna er vaak nog heel wat heen en weer geschoven werd, want „wat" en „hoe" zijn soms heel moei lijk te verzoenen. „VIJFTIG PSALMEN" is uitgege ven zonder enige verantwoording, het geen ik jammer vind. Men begint een psalmenvertaling niet om het geeste lijk of taalkundig avontuur alleen. Dat het hier om een vertaling gaat, die allereerst liturgisch wil functioneren en wat hef gebed van de kerk heet weer tot een levend gebed van die kerk wil maken, wordt niet vermeld. Naar de gevolgde werkwijze die in juist deze vertaling resulteert, moet men raden. Uit lezing en vergelijking heb ik getracht iets van de opzet te reconstrueren. Duidelijk is, dat gepoogd is, elke bijbeltaal, hebraïsmen die ver trouwd kunnen klinken al zeggen ze bij nader toezien niets, te vermijden. Dit impliceert, dat ook gewilde ver hevenheid, bijbeltaal vaak eigen, ont breekt. De psalmen zijn op niveau vertaald, maar niet boven hun niveau uitgetild. Wat bij eerste lezing dan ook treft, is een zekere eenvoud, die aan sommige psalmen een althans mij nog onbekende innigheid geeft. Ik ci teer hier enkele regels uit het begin van psalm 42, een klaagpsalm waarin het verlangen naar Jeruzalem wordt uitgesproken: Ik moet er steeds aan denken, en dan schiet mijn hart weer vol, hoe ik meeliep in het gedrang, naar het huis van onze God, en dan hoor ik ze weer zingen, heel die feestelijke stoet. Ter confrontatie dezelfde verzen in de vertaling van Van der Ploeg: Hieraan moet ik denken en bij mijzelf mijn hart uitstorten: hoe ik in het gedrang voorop ging naar het huis van God, bij luid gejuich en lofgezang en feestende menigte. Soms hangt die innigheid, tederheid aan een enkel woord, dat leed, vreug de of verongelijking of verwardheid heel dicht bij de lezer brengt, zoals in de derde regel van het volgende citaat het woordje „toch": Zie uit uw hemel neer op deze wijnstok, zoek hem weer op, en koester het stekje dat Gij toch eigenhandig geplant hebt. Wanneer ik het woord „eenvoud" gebruik, doe ik dat in de zin van Nijhoff. Ook de vertalers van de psal men slagen erin, de levende taal vi brerend te maken, in het gewone woord of de bekende uitdrukking zicht te openen op het ongewone of onbe kende. Wie zulke uitdrukkingen of woorden vindt, is met werkelijk ver talen bezig. Het is zonder meer een vondst in de bedevaartspsalm 122 de pelgrim, die vóór de poorten staat, te laten zeggen „Stad van mijn hart, Jeruzalèm". Op zo'n moment gaat die uitdrukking in een nieuw verband op verrassend nieuwe wijze functione ren. Iets gelijks heeft plaats wanneer in psalm 105 die als geheel een meesterwerk van vertaalkunst is, zo als psalm 104 voor mijn gevoel het lyrisch hoogtepunt van deze bundel is gesproken wordt over (de exo dus wordt herdacht): Het was maar een handjevol [mensen een kleine groep vreemdelingen, ontheemd temidden van de [heidenen zwervend, nu hier en dan daar. EEN VERTALING IS OOK een in terpretatie: voor het een heeft de ene vertaler meer oog dan de ander. Geen vertaling is dan ook de definitieve, alle vertalingen samen zeggen veel over het oorspronkelijke. Ik weet niet of mijn indruk juist is, maar van de in alle commentaren altijd genoemde rauwheid en barbaarsheid van de psalmen komt in deze vertaling wei nig over. Het kan aan het procédé lig gen. Wie kiest voor het eenvoudige, loopt gevaar het kleurloze te kiezen wanneer het eenvoudige of bekende niet gaat werken. „Verteerd" in „De hartstocht voor uw huis heeft mij verteerd" is zo'n woord dat weinig zeggend is en weinig zeggend blijft, (laat ik er tegenover zetten een bij zonder geslaagde regel als: „Al wat ik ben is dorst naar U"). In dezelfde psalm waaruit de regel met verteerd werd gelicht staan trouwens enkele vervloekingen waar de taal er niet om liegt en elke gladstrijking zeker is vermeden. De moeilijkheid bij het bespreken van vertalingen (zeker dan, wanneer alleen door vergelijking iets van de grondtekst gereconstrueerd kan wor den) is, dat je zelden door een ge heel maar altijd door delen wordt ge troffen: bepaalde stukken uit beken de psalmen beginnen ineens te lich ten, tot dan dode plekken worden le vend, daar staat dan een gelijk blij ven van de indruk van de andere de len vaak tegenover. Op al die ver schillende delen kan en hoeft niet in gegaan te worden; hun kracht^ kan trouwens liggen in een zwak van de bepaalde lezer. Dat behoeft de be wondering voor het geheel van deze „Vijftig psalmen" niet uit te sluiten. Ik vind het, laat ik het zo maar zeg gen, een heel mooi boek geworden, dat bij herlezing en herlezing, per psalm of per gelijkgetoonde psalm, de re sultaten van het vertaalwerk pas he lemaal op de lezer zal gaan overbren gen. Want dit wonderlijke boek, ge condenseerde neerslag maar ook op veel punten kiemcel van de hele Schrift, is er ook voor de „meditatio" en dat in de oorspronkelijke krachtige zin van dat woord: het voor zichzelf wegzeggen, steeds opnieuw, waarbij zich steeds nieuwe verbanden, nieuwe associaties, nieuwe perspectieven zul len voordoen. En in verband met die „meditatio" vind ik het jammer, dat een enkele regel in het eerste deel van de eerste psalm nogal vlak ver taald is. In de vertaling van Ooster huis en Van der Plas staat er: hij zoekt met heel zijn hart het woord des Heren en proeft de diepe wijsheid dag en nacht. Afgaande op andere vertalingen, moet ik vaststellen, dat die „hij" zijn vreugde vindt in de wet van de Heer, dat is de Thora en dat hij dag en nacht die wet voor zich „uit murmelt"; „murmelt", vertaalt Buber „murmu- re", de Bible de Jérusalem", „me- ditabitur", terecht de ten onrechte zo gesmade Vulgaat (die een voorbeeld van een gekerstende vertaling genoemd kan worden). Dat alles weten de vertalers ook en waarschijnlijk beter, maar juist daar om begrijp ik hun vertaling, die ik een aanpassing en daardoor ook een onteigening en daarom een verzwak king vind, niet. HOE MEER JE IN DE PSALMEN LEEST, hoe meer je ze als existen tieel ervaart: altijd vanuit een be paalde zeer concrete situatie gezegd, tot een God die niet statisch, maar dynamisch is, ik zou bijna zeggen evenveel gestalten heeft als er situ aties zijn. En hoe vaak is hij ook niet de God op wie gewacht wordt, die zich niet vertoont, die afwezig is, maar tot wie, paradoxaal genoeg, toch gebeden wordt. (Ik begrijp eerlijk ge zegd niet, dat William Hamilton, de Amerikaanse dood-van-God-theoloog in zijn samen met Thomas J. J. Altizer geschreven „Radicale theologie en de dood van God" zojuist verscheen de Nederlandse vertaling kan ver klaren, dat voor de soort theoloog die hij is, de Bijbel een vreemd boek blijft, dat niet voor hem gaat leven. Zijn en-at- tendant Godot-religie vindt ook hier soms verwoording). De aanspreekbaar heid van de psalmen ligt geloof ik hierin: zij bespiegelen niet, redene ren niet naar een oplossing, maar stellen situaties, feiten, daden, zij spre ken vanuit de eigen bepaalde momen tele geschiedenis met een beroep op de geschiedenis, die geen verleden tijd is. Zij theologiseren niet, maar maken een theologie ter plaatse en nu. En voor God blijken dan heel wat theologieën mogelijk. Hoe kan het an ders als hij in de psalmen „onze" God is. „Vijftig psalmen, proeve van een nieuwe vertaling" door Huub Oosterhuis, Michel van' der Plas in samenwerking met Pius Drijvers en Han Renckens, uitg. Ambo te Utrecht. Rectificatie. - Met meer drift dan bezinning heb ik in mijn bespreking van Van Oudshoorns „Achter groene horren" diens in 1950 verschenen ver zamelbundel „Doolhof der zinnen" „Drift en bezinning" genoemd; titel van- een literair overzicht van W. L. M. E. van Leeuwen. HET OUDE TESTAMENT VERTAALD De tekorten van de zogenaamde P(etrus) C(anisius)-vertaling wat be treft de tekst, verklarende voetnoten en het gemakzuchtig hanteren van de Griekse Septuagint bij tekstmoeilijkhe den waren zo manifest en zo menig vuldig, dat de exegeten van het Bijbels Werkgenootschap St. Hieronymus zich genoodzaakt voelden op korte termijn een nieuwe vertaling te verzorgen. Vertalen is echter een moeilijke er moeizame zaak en eerst dertien jaai na de goedkeuring van kardinaal De Jong verscheen in 1960 de vertaling van het Nieuwe Testament: de Willi- brordvertaling, onder auspiciën van de Sint Willibrordvereniging tot stand ge komen. De Katholieke Bijbelstichting verzorgde uitgave en verspreiding van de nieuwe vertaling. Het jaar daarop, in 1961, werd on der leiding van prof. dr. J. van der Ploeg een commissie in het leven ge roepen ter voorbereiding van een ver taling van het Oude Testament en het eerste resultaat van de werkzaamhe den van die commissie verscheen eind 1966, een handzaam boekje, dat de vertaling van de boeken Genesis, Exo dus, Leviticus, Numeri en Deuterono- mium, de zogenaamde Pentateuch, be vat. De vertalers zijn dezelfde die voor de serie: De Boeken van het Oude Tes tament (uitg. Romen en Zonen Roer mond) vertaling en commentaar had den verzorgd. Hun „leestekst" werd in wekelijkse bijeenkomsten door verta lers en vertalingscommissie woord voor woord besproken, verdere verbeterin gen in tekst en stijl werden aange bracht door dr. Gerard Wijdeveld. Ge bruik werd gemaakt van de waarde volle adviezen van de Vlaamse litera tor prof. Albert Westélinck. DE EERSTE INDRUK van die nieuw ste vertaling van de Pentateuch is, dat de tekst leesbaarder is geworden en beter in het gehoor ligt dan de zeer ze ker verdienstelijke maar in vele op zichten verouderde P.C.-vertaling. Die grotere leesbaarheid werd verkregen door de veelal langademige zinnen van de oudere vertaling in hun zinsdelen uiteen te leggen; die zinsdelen een zelf standige functie te geven en ze soms anders te combineren. De tekst ligt be ter in het gehoorvan de moderne lezer door vermijding van subjonctieven. van plechtige, „deftige" en in onbruik geraakte woorden. En hoewel vele ei genaardigheden van het bijbels idioom en de bijbelse beeldspraak de couleur locale van de bijbel blijven bepalen is de tekst minder plechtstatig geworden, conversationeler, in tamelijk korte zin nen dichter gebracht bij het nuchtere en sobere spraakgebruik van deze tijd. Dat is de grote winst van de nieuwste vertaling. Of een kritische vergelijking met de oudere tekst altijd ten gunste van de nieuwere zal uitvallen zal een nauw gezette lezing van de gehele tekst moe- ten uitmaken. Er zijn nu al enkele op merkingen te plaatsen. Men zal zich bijvoorbeeld afvragen of de allereerste zin van Genesis: „In het begin schiep God de hWnel en de aarde" zo vloei end „loopt" als: „In het begin schiep God hemel en aarde" van de P.C.-ver- taling. Waarom heeft de vertaler het Hebreeuwse lidwoord gehandhaafd waar toch „hemel en aarde" een geslo ten eenheid vormen ter weergave van ..universum" (heelal), waarvoor het Hebreeuws geen apart woord kent. Men kan toegeven dat het Hebreeuwse hinneh", door de P.C.-vertaUng uniform eergegeven met „zie", genuanceerder kan worden verwoord. Maar als Farao in Exodus 1.9 tot zijn volk zegt: ..Luister eens" (hin neh), dan heeft dat de gevoelswaarde van: „Zeg, moet Je eens horen", wat in de situa tie van de eontekst toch wel wat al te con- ersationee! klinkt In tiet begin van het overigens knap vertaalde boek Leviticus wordt stelselmatig het werkwoord „aan bieden" gebruikt, in Leviticus 1.10 zelfs tweemaal vlak achter elkaar, waarbij een wat genuanceerder woordgebruik aangena mer voor het gehoor kon zijn. Dat geldt weer niet voor de lijsten van de met „als" beginnende casuïstische wetten, waar nu juist de verandering van „als" in „wan neer" overbodig lijkt. Het gebruik van u, gij (ge), jullie lijkt weinig consequent. De vertaling van Gen. 2,6 berustend op het bekende exegetische „trucje" van E. Sach- se mocht hier wel een verklarende voet noot hebben. De „lendenschort" van Ge nesis 3,7b is een neologisme; bet Neder lands kent lendedoek. sehaamgordel, schaamschortje, maar lendenschort is er niet bij. „Benadrukken" (in voetnoten) zal men nog steeds vergeefs zoeken in een woordenboek van de Nederlandse Taal, men zou hier liever het goed Nederlandse „beklemtonen" zien. Kleinigheden mis schien, maar die met vele andere zijn aan te vullen en die erop wijzen, dat men toch niet overal altijd even attent is geweest. De vergelijking van de nieuwe voet noten met de oude van de P.C.-verta- ling valt bijna over de hele linie uit ten gunste van de nieuwe. Hier geluk kig geen „apologetische" verklaringen meer, geen kunstgrepen ten opzichte van exegetische en historische moei lijkheden, maar een spitse gevoelig heid voor de eigen „waarheid" van de verschillende literaire genres en de re ligieuze bedoelingen van de bijbelse schrijvers. Toch ook weer een gevoe ligheid voor de historische kernen van een openbaring die zich in en door de historie van Israël voltrekt, opmerke lijke gevoeligheid in een tijd van mo dieus a-historisch bijbels denken. De voetnoten helpen de lezer uitstekend bepalen, hoe hij de tekst moet verstaan Dat gebeurt wel het minst otj het boek Numeri. Daar zijn de voetnoten qua hoe veelheid en qua inhoud nogal magertjes uit gevallen. In Numeri had de vertaler wat meer aandacht kunnen schenken aan de overdreven getallen en de religieuze beteke nis van de bijbelse getallensymboliek; in Numeri 2-4 had het liturgisch karakter van de kampementen enige aandacht kunnen krijgen, vooral- in de na-exilische priester lijke opvattingen over het liturgische leger en de hiërarchische samenstelling van de Joodse gemeente. Naar aanleiding van de opstand van Korach, Datan en Abiram (Numeri 16-17) zou men over de ontwikke lingen in de verhouding van Levieten en Aaronieden enige voetnoten hebben ver wacht. Hier werd een kans gemist. Men is in de voetnoten niet altijd even attent geweest; op blz 84 bijv wekt de voet noot bij Genesis 32,25 de Indruk, dat het gevecht met Jakob hij de Jabbok niet histo risch is, de voetnoot bij Genesis 32,33 wekt de Indruk van het tegendeel. Dat vaktermen als aetiologie (aetiologisch), gematrie e.d., niet worden verklaard is een overschat ting van het begripsvermogen van de door snee lezer. DE INLEIDINGEN op de afzonder lijke boeken zijn vervangen door een algemene inleiding over naam, inde ling, inhoud en karakter van de vijf zogenaamde Mozes' boeken; over de door de schrijvers gebruikte bronnen, de betrekkelijke historiciteit v/d ver halen, de ontwikkeling van de wet geving, de religieuze inhoud (God, be lofte, uitverkiezing, verbond, geloof), de mogelijkheid om de teksten te le zen in dubbel perspectief. Die inleiding geeft in meesterlijk kort bestek de hui dige stand van het Pentateuch-onder^ zoek weer. Het begin van een aangepaste verta ling van het Oude Testament is ge maakt; het is een prettig leesbare, over de hele linie verantwoorde ver taling geworden; men mag wensen, dat de vier resterende deleri spoedig zullen volgen ter vervanging van de P.C.-vertaling die zijn grote verdienste en ook zijn tijd heeft gehad. Het tweede gedeelte van de opdracht van wijlen kardinaal De Jong blijft on verminderd van kracht: „en deze (standaardvertaling) ter periodieke vervolmaking steeds min of meer in studie te houden". Naast Das Atlantisbuch der ^usiuC)i nu ook verschenen Das Atlantis des Theaters, een toneellexikon, en kijkboek van 1038 bladzijden groot formaat. Het is geen f?e iJt, lexikon en het vlug opzoeken van formatie is dan ook niet altijd evenffr8* makkelijk. Het bestaat uit 44 m<®°® gj fieën, variërend in lengte van 4 jj9, bladzijden, geschreven door sPecl® f) ten als Siegfried en Ulrich Melchin» Margret Dietrich, Heinz Kinder®3^, Hans Sahl, Harry Beard en vele deren. Het eerste deel behandelt a mene begrippen en de meer tech®s kant van toneel: theater, 1 regie, men van toneel =Bühne) en ^r ^e. muziek en dans, maskers, costuu®. cor, schouwburgbouw, -administr® toneelopleiding, toneelwetenschap e Het ontbreken van een stuk over jjfii acteur en acteren wordt in de inle' verontschuldigd. De hiervoor 6eVT8?ijif de acteur-schrijver wist er uiteinde geen raad mee. ie- Het tweede deel behandelt de gesC% denis van het toneel in de verschill®11^ landen en tijden. Tenslotte is er..'Ljt een bijna 100 dichtbedrukte bladzü lange Index. Deze is het eigenlijke T aterlexikon en bevat daarom bio- bibliografische aanvullingen en o°k ,e( men van personen en zaken die in de tekst voorkomen. ,j. Het boek biedt een bijna onvoor®1 bare hoeveelheid van betrouwbare formatie, zij het zonder veel uitsc"1^ ters van oorspronkelijkheid, voor va T- .1 1 nOT man en liefhebber, maar hoe meer in een lexikon staat, des te meer ver wacht men er van en des te grijpt men mis. Als altijd is de leiding dan ook groot te vallen °v,t alles wat er niet in staat en over selectie die de samenstellers hel® gemaakt. Maar ik heb twee ernsti» bezwaren: de literatuuropgave is j voldoende en onsystematisclf en h moderne (absurd, avant-garde) '0lVLt krijgt te weinig aandacht. Voor eerste deel moeten we het doen 1,1 en®' nog geen drie bladzijden alge®-., vrijwel geen specialistische en ho°:1 zakelijk Duitse literatuur (plus en^fet Duitse toneelverzamelingen). In - tweede deel zijn er twee blz. literal® f voor oudheid en ME, maar niets vo Frankrijk, Duitsland, Engeland, No°r° en Zuid-Amerika, Polen en Israël, veel te weinig voor Hongarije, menië, Turkije, India, Japan, n®u^ Grieks toneel, marionettentoneel Afgezien van voor de hand liggen verschillen in benadering, geeft de oo eendelige Oxford Companion to tö Theatre, naast een zeer goede bib'' grafie, meer, compactere en gemak'' lijker vindbare informatie. De Co®Pa* nion is ook niet het sterkste waar om modern toneel gaat, maar wordt misschien verholpen in de ni® we (derde) druk die elk ogenblik verschijnen. Das Atlantisbuch des Theaters, Atl®® tis Verlag, Zilrich. Imp. Meulenhoff. 1 76,55. ADVERTENTIE DE UITGAVE van Schillers werf*!! in vier delen van de Insel Ver*L, heeft het vorig jaar een kleine rel v \l oorzaakt. Naast Hans Mayer (dra®3 Emil Staiger (verhalend proza) en lo Mann (historische geschriften) de jonge Hans Magnus Enzensberê^ een van de uitgevers, verantwoord®1*1.,, voor de keuze uit de lyriek. Enz®7> berger ging eigenzinnig te werk eajj o.a. het „Lied von der Glocke'' ®%o voudig weg. De protesten waren talrijk en hevig dat de uitgeverij genoodzaakt ziet volgende maand e aanvullende band met lyriek te i® ej verschijnen. Ook bovenvermeld e geeft een aanvulling maar dan m a®^, re zin. Het opent met een opstel Emil Staiger „Schillers Grosse". D®®jej) is afgedrukt „über -Schiller und d Gang seiner Geistesentwicklung" ,v Wilhelm von Humboldt. Een same®^ ting van Cero von Wilperts bekejij) boek (Kröners Taschenausgaben nr j?,j» is hier opgenomen, „Chronik von S®" Iers Leben und Schaffen" niet der dan 150 blz. omvattend. BernhfL Zeiler en Walter Scheffler verzorg® ,y het deel „Die Bilder' 432 afbeelding beginnend met Weckherlins veifT° 0jf die portret en eindigend met een kOH.e van de versregels uit „Demetrius" men na Schillers dood op diens schr tafel aantrof. ,e. Zij die de Schilleruitgave in vier ,5 len van Insel bezitten kunnen „Schil' ,1 Leben und Werk in Daten und Bild®L8 tegen inwisseling van een bon uit werkuitgave met een zeer belang™ reduktie aanschaffen. Voor an"®' feldt deze gunst niet, maar desondaLj evelen wij ook hun dit boek van h®-. aan. Schillers Leben und Werk ten und Bildern"Uitg. door p hard Zeiler, Insel Verlag, Fr(l furt am Main, 1966, 548 blz. ADVERTENTIE STANDAARDUITGAVE met uitgebreide inleidingen en aantekeningen, linnen band. Formaat 19.5 x 12.5 cm, 784 pagina's 12,90 GEZINSUITGAVE volledige tekst met korte Inleidingen en beknopte aantekeningen, kunstlederen band. Formaat 18 x 12 cm, 718 pagina's f 6,50 KERKBOEKUITGAVE volledige tekst met korte inleidingen en beknopte aantekeningen. Bijlage met vaste gebeden H. Mis. Leeslint en soepele plastic band. Formaat 15 x 9 cm, 718 pagina's f 6,90 HET OUDE TESTAMENT Deel I (Pentateuch) Indeling, omvang en intekenprijs zijn als volgt vastgesteld 1. De Pentateuch 438 pag. f 13,90 2. lozué - Koningen 358 pag. 12,25 3. Kronieken - Esther 394 pag. 12,75 4. lob - Ecclesiastlcus 602 pag. ƒ19,90 5. De Profeten 706 pag. 21,20 Samen ongeveer 2.500 pagina's, totale intekenprijs 80, Prijs deel I afzonderlijk ƒ15,50 „LEZENAAR"-UITGAVE volledige tekst Nieuwe Testament, als voorleesboek bij Eucharistieviering, speciale tekstindeling, grote duidelijke letter, gebonden In kunstleder, goud op snee. Formaat 30 x 22 x 4.5 cm, 800 pagina's f 69,50 BIJBELGEDEELTEN In geheel nieuwe bewerking door prof. dr W. Grossouw. De Eerste Brief van Johannes, 36 pagina's f Ir— De Brief van Paulus aan de Galaten, 70 pagina's r i,8o

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1967 | | pagina 18