Kunstlicht
Dichters en schriftgeleerden werken samen
Tekst dichter bij sobere spraakgebruik van nu
T oneellexikon
Stilistische steun
van Wijdeveld en
Alb. Westelinck
Schillers werken
KATHOLIEKE BIJBELSTICHTING - BOXTEL
vXESfA^S?
DE TIJD
ZATERDAG 25 MAART 1967
2
JAN WILLEM HOFSTRA
KEES FENS
„IN 1947 GAF de toenmalige
aartsbisschop van Utrecht, kardi
naal J. de Jong, zijn goedkeuring
aan het initiatief van het Bijbels
Werkgenootschap Sint Hierony-
mus om een nieuwe vertaling van
de heilige Schrift voor te berei
den. Hij schreef „Wij zien het
als een van haar mooiste taken,
de voorbereiding te verzorgen
van een standaardvertaling
van het Oude en Nieuwe Testa
ment, en deze ter periodieke ver
volmaking steeds min of meer in
studie te houden." Zo begint de
„verantwoording" van de nieuw
ste Nederlandse vertaling van het
Oude Testament.
F. VAN ~RIGT SMA
N. SCHOONDERWOERP
Voor levering van de op
deze bladzijde besproken
nieuwe uitgaven:
Boekhandel H. Coebergh
Haarlem 02500-17511
UITGAVEN VAN DE
alle uitgaven
verkrijgbaar bij de boekhandel
s HET
l oude ir
VORIGE WEEK was Charlotte Kohier
in het nieuws omdat Henk van Ulsen
één van de tien present-exemplaren
van de grammofoonplaat, die hij ge
maakt heeft van Gogol's „Dagboek van
een gek", P12758 L, aan haar heeft ge
geven uit dank voor de inspiratie, die
zij hem had geschonken door één van
de eerste voordrachten in zijn leven
gehoord, namelijk „Frasquita".
Dus niet omdat zij een dag tevoren
haar vijf-en-zeventigste geboortedag
had gevierd. Het is niet te geloven
deze vitale, altijd charmant uitziende
vrouw behoort al tot de zeer ouden.
Wat ieder altijd gezegd heeft: toneel
spelen is een gezond vak, gaat ook
hier weer eens op.
Albert van Dalsum is nu 78 en werkt
nog steeds, niettegenstaande zijn geno
men afscheid. Waarschijnlijk omdat hij
het gewoon prettig vindt om één pf an
der iets voor Radio of Televisie te doen.
Louis de Bree is er net mee opgehou
den. Nou ja, die is dan ook 83, hetgeen
Magda Janssens, net zo oud als De
Bree, niet belet avond aan avond, dag
aan dag in de weer te zijn, op het to
neel, en ook in Hilversum en Bussum
in allerlei gedaanten, maar altijd fit,
altijd stipt, altijd opgewekt, altijd even
energiek. Cor van der Lugt Melsert is
nu 85 en bezoekt de schouwburg alleen
nog, als zoveel jaren reeds, als criti-
kus, fit en wel. Ook al schrijft de
nieuwbenoemde hoogleraar in de Dra
maturgie, De Leeuwe, uit Utrecht, over
hem in de verleden tijd, in zijn boek
„Toneel en Dans", dat zoveel erbar
melijke lacunes heeft, dat men zich af
vraagt of professor De Leeuwe ooit in
Nederland naar de schouwburg is ge
weest. Dat hij dat als leraar Duits, in
Duitsland vaak gedaan heeft, kunnen
we grif aannemen, als men de reeks
Germaanse namen overziet uit ge
noemd werkje. Cor van der Lugt Mel
sert „is", en niet ,,is geweest", de
echtgenoot van de nu reeds 74-jarige An
nie van Ees. Hoe is het mogelijk:
„Boefje" is al 74! Net als Tilly Perrin
Bouwmeester. En zo kunnen we wel
aan het opsommen blijven. De oudjes
doen het niet alleen nog best, maar ze
zijn ook best.
Waarom blijft men zich hen herinne
ren in een wereld die alles steeds meer
nivelleert, zeker ook op het gebied van
de kunstprestaties? Zij waren en zijn
grote persoonlijkheden. Niet te verwis
selen met een ander. Zij waren een
uniek gegeven ên enig. Om de waar
heid gestand te doen: de omstandig
heden leidden er ook toe. Als vroeger
een jonge vrouw bij 'een gezelschap de
buteerde in een hoofdrol, dan was haar
kostje gekocht, zowel in materiële als
in artistieke zin. Als ze een groot suc
ces was tenminste. Dat betekende: aan
slaan bij hef publiek. De directie was
daar zeer blij mee en ging rollen
zoeken voor dat jonge talent dat geld
waard bleek te zijn. Nu ligt de zaak
heel anders.
NEEM HET GEVAL van Els van
Rooden. Zij debuteert bij „Centrum"
als de Eerbiedige Lichtekooi van Jean
.«Paul Sartre. Zij heeft daar een enorm
en welverdiend succes mee. Iedereen
is er over uit en verwacht haar in het
I volgende seizoen in een andere grote
rol. En nu gebeurt er iets dat men
de directie niet kwalijk kan nemen.
Zij zou best de jonge actrice voort wil
len stuwen op het pad van het grote
succes, maar... op een gegeven tijd
komt, laten we voor het gemak zeggen,
de Overheid en die vraagt een lijst
van acteurs aan het gezelschap verbon
den met de rollen die ze gespeeld heb
ben, èn hoeveel keer, èn wat ze ver
dienen, èn dit, èn dat. Niet als con
trole om te zien of er toneelspelers
bij dat gezelschap rondlopen, die wei
nig of niks doen voor hun geld, dat
mede door de Overheid wordt opge
bracht, maar om te zien of er daar bij
die troep zinnig wordt omgegaan met
materiaal en materieel. Dan denkt de
directie in het geval van de jonge ac
trice: „Alles, goed en wel, maar juf
frouw zus en zo heb ik óók aan de
zaak, en dat meisje heeft nog niets of
heel weinig gedaan, en het is best mo-i
gelijk dat ik haar, een paar stukken of
een seizoen verder, dringend nodig heb,
dus kan ik haar nu niet laten rond
lopen. Ik lanceer haar alvast in een
grote rol, lukt het niet zo heel wel, nou
ja, dat is ook niet erg. Met die vele
uitkopen gaat het stuk toch een be
hoorlijk aantal keren en dan brengt
ze het geld wel op." De veel talent
vollere andere toneelspeelster wordt
dus geplaatst in een kleine rol en is
geen hoofdrolspeelster meer. Totdat het
gesternte haar -gunstig is, en de kans
herhaald wordt.
TUSSEN TWEE HAAKJES, wist u
dat Paul Steenbergen zopas zestig is ge
worden? Hij behoort ook tot de reeks
die hierboven genoemd werd. Steen
bergen is eigenlijk altijd dezelfde op
het toneel, met dien verstande, dat hij,
ronder noemenswaardige grime, in iede
re rol een totaal ander mens kan be
lichamen. Die éndere mens breekt door
de fysieke begrenzing, aldus gesteld
door het vlees en de beenderen van de
acteur heen, zoals bij Charlotte Kohier
tien mensen heenkeken door een twee
ledig hulsel namelijk dat van mevrouw
Kohier zelf, en door dat van Frasquita.
De magie van de „persona", van het
„masker", van deze kunstenaars is nog
altijd voelbaar bij Charlotte Kohier, en
tot een grandioze hoogte gestegen bij
Steenbergen. Beiden, bij deze gedenk
dagen, een welgemeend „proficiat!"
toegewenst.
VIJFTIG
EEN GELOOF dat uit het gehoor
is,- dat het woord centraal stelt en
waarvoor een verzameling, in ver
schillende eeuwen ontstane, boeken hei
lige schriften zijn, heeft het moeilijk
in een tijd waarin in de taal de ga
ten gevallen zijn door analyse van de
gemakzucht waarmee veel verdoezeld
is. Tijdens de bombardementen op de
taal wordt dóór de gelovigen van het
boek doorvertaald, in eigen taal door
gegeven wat van heel ver wordt aan
gereikt, omdat men gelooft tegen
veler weten in dat wat eens ge
schreven is, opnieuw gelezen moet en
kan worden, gehoor verdient, het oor
kan ingaan om daar verwoestend en
opbouwend werk te verrichten. De ver
talers worden niet moe: in Frankrijk
wordt op werkelijk grootse wijze ge
werkt aan een oecumenische vertaling
van de hele Schrift, het eerste re
sultaat is een twee maanden geleden
verschenen vertaling van de Brief aan
de Romeinen; in Nederland zijn, op
bescheidener wijze, enkele proefverta-
lingen gemaakt voor wat eens een on
verdeelde bijbel zal moeten worden;
de Katholieke Bijbelstichting liet vorig
jaar een herziene vertaling van het
nieuwe testament verschijnen, met
name aan de brieven van Paulus is
doorgewerkt en doorvertaald met een
energie onverklaarbaar voor wie niet
zijn leven aan de kracht van het
origineel verloren heeft; van een nieu
we vertaling van het gehele oude tes
tament is bij de Katholieke Bijbelstich
ting het eerste deel verschenen. En
wie ooit het Bijbelhuis, centrum van
het Nederlands Bijbelgenootschap be
zocht heeft, weef hoe het vertalen
daar altijd doorgaat en nieuwe, verta
lingen uit de hele wereld binnenko
men, uitingen van woordgeloof dat voor
buitenstaanders woordfetisjisme moet
zijn.
Met deze keeT mee maar tegen een
meer algemene keer in het woord
God blijft de lezer geen bladzijde be
spaard hebben Huub Oosterhuis en
Michel van der Plas vijftig psalmen
(men zou kunnen zeggen: de romp,
de stam van het psalmenboek) ver
taald in samenwerking met de exege
ten Pius Drijvers, die een inleiding tot
de psalmen publiceerde, en Han Ren-
ckens, auteur van o.m. „Israëls visie
op het verleden" en „De godsdienst
van Israël". Dichters en schriftge
leerden samen dus, de enig mogelijke
.combinatie bij de vertaling van een
dergelijk boek: de psalmen zijn poëzie
en als zodanig spreken ze over alle
scheidslijnen heen, zoals Job, Jesa-
ja en ook Lucas dat doen; ze zijn
eeuwenoude poëzie uit verre taal en
cultuur en als zodanig alleen voor vak
geleerden toegankelijk. Maar de pure
filoloog komt krachten te kort. De
psalmen zijn ook het lyrische compi
latiewerk van de hele Schrift: de psal
men vertalend, vertaalt men vele boe
ken mee, hetgeen ook wil zeggen vele
woordgeschiedenissen mee, want meer
dan een ander boek is de Schrift een
woorden-boek; woorden keren terug,
ontwikkelen zich, worden dieper van
betekenis, schrijven geschiedenis. Wie
het deel wil vertalen, moet het geheel
overzien, omdat het geheel meespreekt
in de delen. Vandaar de noodzakelijke
aanwezigheid van schriftgeleerden. Te
zeer hebben vroeger dichters-alleen de
vrijheid genomen en schriftgeleerden
eveneens, alsof kennen en kunnen niet
twee verschillende zaken zijn. De in
1963 verschenen vertaling van de Nij
meegse hoogleraar J. van der Ploeg
bewees, hoe een groot kenner als
„kunner" kan mislukken: de vertaling
is voor wie Nederlandse oren heeft
om te horen, niet om aan te horen.
(Weten en kunnen gingen samen in
Martin Buber; voor een waagstuk als
zijn „Buch der Preisungen" is, moet
eigenzinnigheid wel geniale trekken
hebben).
In zijn „Ter inleiding" tot zijn be
rijming van de psalmen schreef Ga-
briël Smit „Met een werk als dit kan
men een heel leven (en een lang le
ven) ononderbroken bezig blijven zon
der het waarlijk naar eigen wens en
aandrift te voltooien. Menselijkerwijs
gesproken ligt de voltooiing van een
psalmenbewerking ook niet op papier.
Zij ligt in een bereik buiten de tijd;
zij zal nooit meer dan een benadering
kunnen zijn." In dat getuigenis van
fascinatie én erkenning van onvermo
gen staat Smit niet alleen. Wie de
psalmen in de grondtekst kennen, ra
ken er niet over uitgepraat, oorzaak
waardoor ze ook niet uitvertaald ra
ken. Mijn ervaring is, dat élke ver
taling nieuwe gezichtspunten opent:
je zou het totaal van al die verta
lingen in je hoofd willen hebben, een
onmogelijke wens die iets laat door
komen van de onmogelijke taak waar
voor de vertalers staan. Vijftig psal
men lijkt weinig voor wie denkt in
het gemak van de vlotte vertaling. Er
is enkele jaren in'een vaak heel moei
zaam proces aan gewerkt: de schrift
geleerden gaven een grondvertaling
met commentaar en verantwoording,
de dichters gingen aan het werk, in
een vaak heel traag tempo, want een
enkel woord kan de hele zaak ophou
den. Hun tekst ging terug naar de exe
geten, waarna er vaak nog heel wat
heen en weer geschoven werd, want
„wat" en „hoe" zijn soms heel moei
lijk te verzoenen.
„VIJFTIG PSALMEN" is uitgege
ven zonder enige verantwoording, het
geen ik jammer vind. Men begint een
psalmenvertaling niet om het geeste
lijk of taalkundig avontuur alleen. Dat
het hier om een vertaling gaat, die
allereerst liturgisch wil functioneren
en wat hef gebed van de kerk heet
weer tot een levend gebed van die
kerk wil maken, wordt niet vermeld.
Naar de gevolgde werkwijze die in
juist deze vertaling resulteert, moet
men raden. Uit lezing en vergelijking
heb ik getracht iets van de opzet te
reconstrueren. Duidelijk is, dat gepoogd
is, elke bijbeltaal, hebraïsmen die ver
trouwd kunnen klinken al zeggen ze
bij nader toezien niets, te vermijden.
Dit impliceert, dat ook gewilde ver
hevenheid, bijbeltaal vaak eigen, ont
breekt. De psalmen zijn op niveau
vertaald, maar niet boven hun niveau
uitgetild. Wat bij eerste lezing dan
ook treft, is een zekere eenvoud, die
aan sommige psalmen een althans mij
nog onbekende innigheid geeft. Ik ci
teer hier enkele regels uit het begin
van psalm 42, een klaagpsalm waarin
het verlangen naar Jeruzalem wordt
uitgesproken:
Ik moet er steeds aan denken, en
dan schiet mijn hart weer vol,
hoe ik meeliep in het gedrang,
naar het huis van onze God, en
dan hoor ik ze weer zingen, heel
die feestelijke stoet.
Ter confrontatie dezelfde verzen in
de vertaling van Van der Ploeg:
Hieraan moet ik denken en bij
mijzelf
mijn hart uitstorten:
hoe ik in het gedrang voorop ging
naar het huis van God,
bij luid gejuich en lofgezang
en feestende menigte.
Soms hangt die innigheid, tederheid
aan een enkel woord, dat leed, vreug
de of verongelijking of verwardheid
heel dicht bij de lezer brengt, zoals
in de derde regel van het volgende
citaat het woordje „toch":
Zie uit uw hemel neer
op deze wijnstok,
zoek hem weer op, en
koester het stekje
dat Gij toch eigenhandig
geplant hebt.
Wanneer ik het woord „eenvoud"
gebruik, doe ik dat in de zin van
Nijhoff. Ook de vertalers van de psal
men slagen erin, de levende taal vi
brerend te maken, in het gewone
woord of de bekende uitdrukking zicht
te openen op het ongewone of onbe
kende. Wie zulke uitdrukkingen of
woorden vindt, is met werkelijk ver
talen bezig. Het is zonder meer een
vondst in de bedevaartspsalm 122 de
pelgrim, die vóór de poorten staat,
te laten zeggen „Stad van mijn hart,
Jeruzalèm". Op zo'n moment gaat
die uitdrukking in een nieuw verband
op verrassend nieuwe wijze functione
ren. Iets gelijks heeft plaats wanneer
in psalm 105 die als geheel een
meesterwerk van vertaalkunst is, zo
als psalm 104 voor mijn gevoel het
lyrisch hoogtepunt van deze bundel
is gesproken wordt over (de exo
dus wordt herdacht):
Het was maar een handjevol
[mensen
een kleine groep vreemdelingen,
ontheemd temidden van de
[heidenen
zwervend, nu hier en dan daar.
EEN VERTALING IS OOK een in
terpretatie: voor het een heeft de ene
vertaler meer oog dan de ander. Geen
vertaling is dan ook de definitieve,
alle vertalingen samen zeggen veel
over het oorspronkelijke. Ik weet niet
of mijn indruk juist is, maar van de
in alle commentaren altijd genoemde
rauwheid en barbaarsheid van de
psalmen komt in deze vertaling wei
nig over. Het kan aan het procédé lig
gen. Wie kiest voor het eenvoudige,
loopt gevaar het kleurloze te kiezen
wanneer het eenvoudige of bekende
niet gaat werken. „Verteerd" in „De
hartstocht voor uw huis heeft mij
verteerd" is zo'n woord dat weinig
zeggend is en weinig zeggend blijft,
(laat ik er tegenover zetten een bij
zonder geslaagde regel als: „Al wat
ik ben is dorst naar U"). In dezelfde
psalm waaruit de regel met verteerd
werd gelicht staan trouwens enkele
vervloekingen waar de taal er niet
om liegt en elke gladstrijking zeker
is vermeden.
De moeilijkheid bij het bespreken
van vertalingen (zeker dan, wanneer
alleen door vergelijking iets van
de grondtekst gereconstrueerd kan wor
den) is, dat je zelden door een ge
heel maar altijd door delen wordt ge
troffen: bepaalde stukken uit beken
de psalmen beginnen ineens te lich
ten, tot dan dode plekken worden le
vend, daar staat dan een gelijk blij
ven van de indruk van de andere de
len vaak tegenover. Op al die ver
schillende delen kan en hoeft niet in
gegaan te worden; hun kracht^ kan
trouwens liggen in een zwak van de
bepaalde lezer. Dat behoeft de be
wondering voor het geheel van deze
„Vijftig psalmen" niet uit te sluiten.
Ik vind het, laat ik het zo maar zeg
gen, een heel mooi boek geworden, dat
bij herlezing en herlezing, per psalm
of per gelijkgetoonde psalm, de re
sultaten van het vertaalwerk pas he
lemaal op de lezer zal gaan overbren
gen. Want dit wonderlijke boek, ge
condenseerde neerslag maar ook op
veel punten kiemcel van de hele
Schrift, is er ook voor de „meditatio"
en dat in de oorspronkelijke krachtige
zin van dat woord: het voor zichzelf
wegzeggen, steeds opnieuw, waarbij
zich steeds nieuwe verbanden, nieuwe
associaties, nieuwe perspectieven zul
len voordoen. En in verband met die
„meditatio" vind ik het jammer, dat
een enkele regel in het eerste deel
van de eerste psalm nogal vlak ver
taald is. In de vertaling van Ooster
huis en Van der Plas staat er:
hij zoekt met heel zijn hart
het woord des Heren
en proeft de diepe wijsheid
dag en nacht.
Afgaande op andere vertalingen,
moet ik vaststellen, dat die „hij" zijn
vreugde vindt in de wet van de Heer,
dat is de Thora en dat hij dag en
nacht die wet voor zich „uit murmelt";
„murmelt", vertaalt Buber „murmu-
re", de Bible de Jérusalem", „me-
ditabitur", terecht de ten onrechte zo
gesmade Vulgaat (die een voorbeeld
van een gekerstende vertaling genoemd
kan worden).
Dat alles weten de vertalers ook en
waarschijnlijk beter, maar juist daar
om begrijp ik hun vertaling, die ik
een aanpassing en daardoor ook een
onteigening en daarom een verzwak
king vind, niet.
HOE MEER JE IN DE PSALMEN
LEEST, hoe meer je ze als existen
tieel ervaart: altijd vanuit een be
paalde zeer concrete situatie gezegd,
tot een God die niet statisch, maar
dynamisch is, ik zou bijna zeggen
evenveel gestalten heeft als er situ
aties zijn. En hoe vaak is hij ook
niet de God op wie gewacht wordt,
die zich niet vertoont, die afwezig is,
maar tot wie, paradoxaal genoeg, toch
gebeden wordt. (Ik begrijp eerlijk ge
zegd niet, dat William Hamilton, de
Amerikaanse dood-van-God-theoloog in
zijn samen met Thomas J. J. Altizer
geschreven „Radicale theologie en de
dood van God" zojuist verscheen
de Nederlandse vertaling kan ver
klaren, dat voor de soort theoloog die
hij is, de Bijbel een vreemd boek blijft,
dat niet voor hem gaat leven. Zijn en-at-
tendant Godot-religie vindt ook hier
soms verwoording). De aanspreekbaar
heid van de psalmen ligt geloof ik
hierin: zij bespiegelen niet, redene
ren niet naar een oplossing, maar
stellen situaties, feiten, daden, zij spre
ken vanuit de eigen bepaalde momen
tele geschiedenis met een beroep op
de geschiedenis, die geen verleden
tijd is. Zij theologiseren niet, maar
maken een theologie ter plaatse en nu.
En voor God blijken dan heel wat
theologieën mogelijk. Hoe kan het an
ders als hij in de psalmen „onze"
God is.
„Vijftig psalmen, proeve van een nieuwe
vertaling" door Huub Oosterhuis, Michel
van' der Plas in samenwerking met Pius
Drijvers en Han Renckens, uitg. Ambo te
Utrecht.
Rectificatie. - Met meer drift dan
bezinning heb ik in mijn bespreking
van Van Oudshoorns „Achter groene
horren" diens in 1950 verschenen ver
zamelbundel „Doolhof der zinnen"
„Drift en bezinning" genoemd; titel
van- een literair overzicht van W. L.
M. E. van Leeuwen.
HET OUDE TESTAMENT VERTAALD
De tekorten van de zogenaamde
P(etrus) C(anisius)-vertaling wat be
treft de tekst, verklarende voetnoten
en het gemakzuchtig hanteren van de
Griekse Septuagint bij tekstmoeilijkhe
den waren zo manifest en zo menig
vuldig, dat de exegeten van het Bijbels
Werkgenootschap St. Hieronymus zich
genoodzaakt voelden op korte termijn
een nieuwe vertaling te verzorgen.
Vertalen is echter een moeilijke er
moeizame zaak en eerst dertien jaai
na de goedkeuring van kardinaal De
Jong verscheen in 1960 de vertaling
van het Nieuwe Testament: de Willi-
brordvertaling, onder auspiciën van de
Sint Willibrordvereniging tot stand ge
komen. De Katholieke Bijbelstichting
verzorgde uitgave en verspreiding van
de nieuwe vertaling.
Het jaar daarop, in 1961, werd on
der leiding van prof. dr. J. van der
Ploeg een commissie in het leven ge
roepen ter voorbereiding van een ver
taling van het Oude Testament en het
eerste resultaat van de werkzaamhe
den van die commissie verscheen eind
1966, een handzaam boekje, dat de
vertaling van de boeken Genesis, Exo
dus, Leviticus, Numeri en Deuterono-
mium, de zogenaamde Pentateuch, be
vat. De vertalers zijn dezelfde die voor
de serie: De Boeken van het Oude Tes
tament (uitg. Romen en Zonen Roer
mond) vertaling en commentaar had
den verzorgd. Hun „leestekst" werd in
wekelijkse bijeenkomsten door verta
lers en vertalingscommissie woord voor
woord besproken, verdere verbeterin
gen in tekst en stijl werden aange
bracht door dr. Gerard Wijdeveld. Ge
bruik werd gemaakt van de waarde
volle adviezen van de Vlaamse litera
tor prof. Albert Westélinck.
DE EERSTE INDRUK van die nieuw
ste vertaling van de Pentateuch is, dat
de tekst leesbaarder is geworden en
beter in het gehoor ligt dan de zeer ze
ker verdienstelijke maar in vele op
zichten verouderde P.C.-vertaling. Die
grotere leesbaarheid werd verkregen
door de veelal langademige zinnen van
de oudere vertaling in hun zinsdelen
uiteen te leggen; die zinsdelen een zelf
standige functie te geven en ze soms
anders te combineren. De tekst ligt be
ter in het gehoorvan de moderne lezer
door vermijding van subjonctieven.
van plechtige, „deftige" en in onbruik
geraakte woorden. En hoewel vele ei
genaardigheden van het bijbels idioom
en de bijbelse beeldspraak de couleur
locale van de bijbel blijven bepalen is
de tekst minder plechtstatig geworden,
conversationeler, in tamelijk korte zin
nen dichter gebracht bij het nuchtere
en sobere spraakgebruik van deze tijd.
Dat is de grote winst van de nieuwste
vertaling.
Of een kritische vergelijking met de
oudere tekst altijd ten gunste van de
nieuwere zal uitvallen zal een nauw
gezette lezing van de gehele tekst moe-
ten uitmaken. Er zijn nu al enkele op
merkingen te plaatsen. Men zal zich
bijvoorbeeld afvragen of de allereerste
zin van Genesis: „In het begin schiep
God de hWnel en de aarde" zo vloei
end „loopt" als: „In het begin schiep
God hemel en aarde" van de P.C.-ver-
taling. Waarom heeft de vertaler het
Hebreeuwse lidwoord gehandhaafd
waar toch „hemel en aarde" een geslo
ten eenheid vormen ter weergave van
..universum" (heelal), waarvoor het
Hebreeuws geen apart woord kent.
Men kan toegeven dat het Hebreeuwse
hinneh", door de P.C.-vertaUng uniform
eergegeven met „zie", genuanceerder kan
worden verwoord. Maar als Farao in Exodus
1.9 tot zijn volk zegt: ..Luister eens" (hin
neh), dan heeft dat de gevoelswaarde van:
„Zeg, moet Je eens horen", wat in de situa
tie van de eontekst toch wel wat al te con-
ersationee! klinkt In tiet begin van het
overigens knap vertaalde boek Leviticus
wordt stelselmatig het werkwoord „aan
bieden" gebruikt, in Leviticus 1.10 zelfs
tweemaal vlak achter elkaar, waarbij een
wat genuanceerder woordgebruik aangena
mer voor het gehoor kon zijn. Dat geldt
weer niet voor de lijsten van de met „als"
beginnende casuïstische wetten, waar nu
juist de verandering van „als" in „wan
neer" overbodig lijkt. Het gebruik van u,
gij (ge), jullie lijkt weinig consequent. De
vertaling van Gen. 2,6 berustend op het
bekende exegetische „trucje" van E. Sach-
se mocht hier wel een verklarende voet
noot hebben. De „lendenschort" van Ge
nesis 3,7b is een neologisme; bet Neder
lands kent lendedoek. sehaamgordel,
schaamschortje, maar lendenschort is er
niet bij. „Benadrukken" (in voetnoten) zal
men nog steeds vergeefs zoeken in een
woordenboek van de Nederlandse Taal,
men zou hier liever het goed Nederlandse
„beklemtonen" zien. Kleinigheden mis
schien, maar die met vele andere zijn aan
te vullen en die erop wijzen, dat men toch
niet overal altijd even attent is geweest.
De vergelijking van de nieuwe voet
noten met de oude van de P.C.-verta-
ling valt bijna over de hele linie uit
ten gunste van de nieuwe. Hier geluk
kig geen „apologetische" verklaringen
meer, geen kunstgrepen ten opzichte
van exegetische en historische moei
lijkheden, maar een spitse gevoelig
heid voor de eigen „waarheid" van de
verschillende literaire genres en de re
ligieuze bedoelingen van de bijbelse
schrijvers. Toch ook weer een gevoe
ligheid voor de historische kernen van
een openbaring die zich in en door de
historie van Israël voltrekt, opmerke
lijke gevoeligheid in een tijd van mo
dieus a-historisch bijbels denken. De
voetnoten helpen de lezer uitstekend
bepalen, hoe hij de tekst moet verstaan
Dat gebeurt wel het minst otj het boek
Numeri. Daar zijn de voetnoten qua hoe
veelheid en qua inhoud nogal magertjes uit
gevallen. In Numeri had de vertaler wat
meer aandacht kunnen schenken aan de
overdreven getallen en de religieuze beteke
nis van de bijbelse getallensymboliek; in
Numeri 2-4 had het liturgisch karakter van
de kampementen enige aandacht kunnen
krijgen, vooral- in de na-exilische priester
lijke opvattingen over het liturgische leger
en de hiërarchische samenstelling van de
Joodse gemeente. Naar aanleiding van de
opstand van Korach, Datan en Abiram
(Numeri 16-17) zou men over de ontwikke
lingen in de verhouding van Levieten en
Aaronieden enige voetnoten hebben ver
wacht. Hier werd een kans gemist. Men
is in de voetnoten niet altijd even attent
geweest; op blz 84 bijv wekt de voet
noot bij Genesis 32,25 de Indruk, dat het
gevecht met Jakob hij de Jabbok niet histo
risch is, de voetnoot bij Genesis 32,33 wekt
de Indruk van het tegendeel. Dat vaktermen
als aetiologie (aetiologisch), gematrie e.d.,
niet worden verklaard is een overschat
ting van het begripsvermogen van de door
snee lezer.
DE INLEIDINGEN op de afzonder
lijke boeken zijn vervangen door een
algemene inleiding over naam, inde
ling, inhoud en karakter van de vijf
zogenaamde Mozes' boeken; over de
door de schrijvers gebruikte bronnen,
de betrekkelijke historiciteit v/d ver
halen, de ontwikkeling van de wet
geving, de religieuze inhoud (God, be
lofte, uitverkiezing, verbond, geloof),
de mogelijkheid om de teksten te le
zen in dubbel perspectief. Die inleiding
geeft in meesterlijk kort bestek de hui
dige stand van het Pentateuch-onder^
zoek weer.
Het begin van een aangepaste verta
ling van het Oude Testament is ge
maakt; het is een prettig leesbare,
over de hele linie verantwoorde ver
taling geworden; men mag wensen,
dat de vier resterende deleri spoedig
zullen volgen ter vervanging van de
P.C.-vertaling die zijn grote verdienste
en ook zijn tijd heeft gehad.
Het tweede gedeelte van de opdracht
van wijlen kardinaal De Jong blijft on
verminderd van kracht: „en deze
(standaardvertaling) ter periodieke
vervolmaking steeds min of meer in
studie te houden".
Naast Das Atlantisbuch der ^usiuC)i
nu ook verschenen Das Atlantis
des Theaters, een toneellexikon,
en kijkboek van 1038 bladzijden
groot formaat. Het is geen f?e iJt,
lexikon en het vlug opzoeken van
formatie is dan ook niet altijd evenffr8*
makkelijk. Het bestaat uit 44 m<®°® gj
fieën, variërend in lengte van 4 jj9,
bladzijden, geschreven door sPecl® f)
ten als Siegfried en Ulrich Melchin»
Margret Dietrich, Heinz Kinder®3^,
Hans Sahl, Harry Beard en vele
deren. Het eerste deel behandelt a
mene begrippen en de meer tech®s
kant van toneel: theater, 1 regie,
men van toneel =Bühne) en ^r ^e.
muziek en dans, maskers, costuu®.
cor, schouwburgbouw, -administr®
toneelopleiding, toneelwetenschap e
Het ontbreken van een stuk over
jjfii
acteur en acteren wordt in de inle'
verontschuldigd. De hiervoor 6eVT8?ijif
de acteur-schrijver wist er uiteinde
geen raad mee. ie-
Het tweede deel behandelt de gesC%
denis van het toneel in de verschill®11^
landen en tijden. Tenslotte is er..'Ljt
een bijna 100 dichtbedrukte bladzü
lange Index. Deze is het eigenlijke T
aterlexikon en bevat daarom bio-
bibliografische aanvullingen en o°k ,e(
men van personen en zaken die
in de tekst voorkomen. ,j.
Het boek biedt een bijna onvoor®1
bare hoeveelheid van betrouwbare
formatie, zij het zonder veel uitsc"1^
ters van oorspronkelijkheid, voor va
T- .1 1 nOT
man en liefhebber, maar hoe meer
in een lexikon staat, des te meer
ver
wacht men er van en des te
grijpt men mis. Als altijd is de
leiding dan ook groot te vallen °v,t
alles wat er niet in staat en over
selectie die de samenstellers hel®
gemaakt. Maar ik heb twee ernsti»
bezwaren: de literatuuropgave is j
voldoende en onsystematisclf en h
moderne (absurd, avant-garde) '0lVLt
krijgt te weinig aandacht. Voor
eerste deel moeten we het doen 1,1
en®'
nog geen drie bladzijden alge®-.,
vrijwel geen specialistische en ho°:1
zakelijk Duitse literatuur (plus en^fet
Duitse toneelverzamelingen). In -
tweede deel zijn er twee blz. literal® f
voor oudheid en ME, maar niets vo
Frankrijk, Duitsland, Engeland, No°r°
en Zuid-Amerika, Polen en Israël,
veel te weinig voor Hongarije,
menië, Turkije, India, Japan, n®u^
Grieks toneel, marionettentoneel
Afgezien van voor de hand liggen
verschillen in benadering, geeft de
oo
eendelige Oxford Companion to tö
Theatre, naast een zeer goede bib''
grafie, meer, compactere en gemak''
lijker vindbare informatie. De Co®Pa*
nion is ook niet het sterkste waar
om modern toneel gaat, maar
wordt misschien verholpen in de ni®
we (derde) druk die elk ogenblik
verschijnen.
Das Atlantisbuch des Theaters, Atl®®
tis Verlag, Zilrich. Imp. Meulenhoff.
1 76,55.
ADVERTENTIE
DE UITGAVE van Schillers werf*!!
in vier delen van de Insel Ver*L,
heeft het vorig jaar een kleine rel v \l
oorzaakt. Naast Hans Mayer (dra®3
Emil Staiger (verhalend proza) en
lo Mann (historische geschriften)
de jonge Hans Magnus Enzensberê^
een van de uitgevers, verantwoord®1*1.,,
voor de keuze uit de lyriek. Enz®7>
berger ging eigenzinnig te werk eajj
o.a. het „Lied von der Glocke'' ®%o
voudig weg. De protesten waren
talrijk en hevig dat de uitgeverij
genoodzaakt ziet volgende maand e
aanvullende band met lyriek te i® ej
verschijnen. Ook bovenvermeld e
geeft een aanvulling maar dan m a®^,
re zin. Het opent met een opstel
Emil Staiger „Schillers Grosse". D®®jej)
is afgedrukt „über -Schiller und d
Gang seiner Geistesentwicklung" ,v
Wilhelm von Humboldt. Een same®^
ting van Cero von Wilperts bekejij)
boek (Kröners Taschenausgaben nr j?,j»
is hier opgenomen, „Chronik von S®"
Iers Leben und Schaffen" niet
der dan 150 blz. omvattend. BernhfL
Zeiler en Walter Scheffler verzorg® ,y
het deel „Die Bilder' 432 afbeelding
beginnend met Weckherlins veifT° 0jf
die portret en eindigend met een kOH.e
van de versregels uit „Demetrius"
men na Schillers dood op diens schr
tafel aantrof. ,e.
Zij die de Schilleruitgave in vier ,5
len van Insel bezitten kunnen „Schil' ,1
Leben und Werk in Daten und Bild®L8
tegen inwisseling van een bon uit
werkuitgave met een zeer belang™
reduktie aanschaffen. Voor an"®'
feldt deze gunst niet, maar desondaLj
evelen wij ook hun dit boek van h®-.
aan.
Schillers Leben und Werk
ten und Bildern"Uitg. door p
hard Zeiler, Insel Verlag, Fr(l
furt am Main, 1966, 548 blz.
ADVERTENTIE
STANDAARDUITGAVE
met uitgebreide
inleidingen
en aantekeningen,
linnen band.
Formaat 19.5 x 12.5 cm,
784 pagina's
12,90
GEZINSUITGAVE
volledige tekst
met korte Inleidingen
en beknopte
aantekeningen,
kunstlederen band.
Formaat 18 x 12 cm,
718 pagina's
f 6,50
KERKBOEKUITGAVE
volledige tekst
met korte inleidingen
en beknopte
aantekeningen.
Bijlage met vaste
gebeden H. Mis.
Leeslint en soepele
plastic band.
Formaat 15 x 9 cm,
718 pagina's
f 6,90
HET OUDE TESTAMENT
Deel I (Pentateuch)
Indeling, omvang en intekenprijs zijn als volgt
vastgesteld
1. De Pentateuch 438 pag. f 13,90
2. lozué - Koningen 358 pag. 12,25
3. Kronieken - Esther 394 pag. 12,75
4. lob - Ecclesiastlcus 602 pag. ƒ19,90
5. De Profeten 706 pag. 21,20
Samen ongeveer 2.500 pagina's,
totale intekenprijs 80,
Prijs deel I afzonderlijk ƒ15,50
„LEZENAAR"-UITGAVE
volledige tekst
Nieuwe Testament, als
voorleesboek bij
Eucharistieviering,
speciale tekstindeling,
grote duidelijke letter,
gebonden In kunstleder,
goud op snee.
Formaat 30 x 22 x 4.5 cm,
800 pagina's
f 69,50
BIJBELGEDEELTEN
In geheel nieuwe
bewerking door
prof. dr W. Grossouw.
De Eerste Brief van
Johannes, 36 pagina's
f Ir—
De Brief van Paulus aan
de Galaten, 70 pagina's
r i,8o